Regeling vervallen per 04-11-2010

Monumentenverordening

Geldend van 21-04-1994 t/m 03-11-2010

Intitulé

Monumentenverordening

Gemeenteblad 1994, nr. 56, A9.

VROM nr. 2014.

De Raad der gemeente Brunssum;

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 10 februari 1994, BJC nr. 2014;

gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en artikel 15 van de Rijksmonumentenwet;

b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende Monumentenverordening:

Hoofdstuk 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen.

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    monumenten:

    • a.

      alle vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

    • b.

      terreinen, welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder a;

  • 2.

    gemeentelijke monumentenlijst:

    de lijst, waarop zijn vermeld de van gemeentewege beschermde monumenten;

  • 3.

    beschermde gemeentelijke monumenten:

    onroerende monumenten, welke zijn vermeld op de gemeentelijke monumentenlijst;

  • 4.

    beschermde rijksmonumenten:

    onroerende monumenten, welke zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet vastgestelde registers;

  • 5.

    kerkelijke monumenten:

    onroerende monumenten, welke eigendom zijn van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en welke uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

  • 6.

    eigenaren en zakelijk gerechtigden:

    degenen, die in de kadastrale registers als eigenaren en zakelijk gerechtigden van een monument zijn ingeschreven;

  • 7.

    Monumentencommissie:

    de door de gemeenteraad ingestelde commissie, tot wier taak behoort Burgemeester en Wethouders op verzoek of eigener beweging van voorlichting en advies te dienen ter zake van de toepassing van deze verordening, de toepassing van de Monumentenwet, alsmede andere zaken betreffende de monumentenzorg.

Artikel 2 Gebruik monument.

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk 2: DE MONUMENTENCOMMISSIE

Artikel 3 Samenstelling Monumentencommissie.

  • 1. De leden van de Monumentencommissie worden door de gemeenteraad benoemd, op voorstel van Burgemeester en Wethouders, gehoord de raadscommissie Welzijn en Ruimte en Techniek.

  • 2. Bij de opstelling van het voorstel houden Burgemeester en Wethouders rekening met de deskundigheid van de kandidaten op het gebied van de monumentenzorg.

  • 3. Burgemeester en Wethouders benoemen een secretaris en een plaatsvervangend secretaris en op voorstel van de Monumentencommissie een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter.

  • 4. De leden hebben zitting voor een periode van vier jaar en zijn onmiddellijk herbenoembaar voor nog één zittingsperiode.

  • 5. De eerste maal wordt een helft van het aantal leden voor een periode van twee jaar en een helft van het aantal leden voor een periode van vier jaar benoemd.

  • 6. Een lid dat aftreedt of ontslag neemt, blijft lid totdat zijn opvolger de benoeming heeft aanvaard.

  • 7. Een lid, dat anders dan tengevolge van een periodieke aftreding ter vervulling van een opengevallen plaats wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, moest aftreden.

  • 8. De vergaderingen van de commissie zijn openbaar.

Hoofdstuk 3: DE BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

§ 1 De samenstelling van de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 4 Vaststelling monumentenlijst en mutaties.

  • 1. Burgemeester en Wethouders stellen een gemeentelijke monumentenlijst vast en kunnen daarin uit eigener beweging op aanvraag van belanghebbenden wijzigingen aanbrengen.

  • 2. Inhoud lijst.

    De gemeentelijke monumentenlijst geeft de plaatselijke aanduiding aan, de kadastrale aanduiding en tenaamstelling en een beschrijving van het monument waarbij zonodig de onderdelen worden genoemd waarop de bescherming met name is gericht.

  • 3. Overleg met betrekking tot kerkelijk monument.

    Burgemeester en Wethouders nemen met betrekking tot een kerkelijk monument geen beslissing ingevolge deze verordening dan na overleg met de eigenaar.

Artikel 5 Rangorde monumentenlijsten.

  • 1. Monumenten, welke zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet of welke zijn geplaatst op een lijst van monumenten, op grond van een monumentenverordening van de provincie Limburg, worden door Burgemeester en Wethouders niet op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

  • 2. Monumenten, welke na plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst worden ingeschreven in het monumentenregister als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet, worden door Burgemeester en Wethouders van de monumentenlijst afgevoerd.

    Monumenten welke worden geplaatst op een lijst van monumenten op grond van een monumentenverordening van de provincie Limburg worden door Burgemeester en Wethouders van de lijst afgevoerd zodra vaststaat dat deze plaatsing onherroepelijk is geworden.

Artikel 6 Besluit omtrent plaatsing en mededeling.

  • 1. Burgemeester en Wethouders delen hun besluit -de Monumentencommissie, behoudens spoedeisende gevallen gehoord- omtrent plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst mede aan de eigenaren en andere zakelijk gerechtigden en aan de aanvrager.

Artikel 7 Besluit omtrent afvoeren en mededeling.

  • 1. Burgemeester en Wethouders besluiten niet omtrent het afvoeren van een monument van de gemeentelijke monumentenlijst dan na de Monumentencommissie te hebben gehoord, tenzij de afvoering plaatsvindt ingevolge het bepaalde in artikel 5, tweede lid danwel tenzij de afvoering noodzakelijk is als uitvloeisel van een geldend bestemmingsplan of van een beslissing van het bevoegd bestuursorgaan om geheel of gedeeltelijk goedkeuring aan een bestemmingsplan te onthouden.

    Zij delen het afvoeren van een monument van de gemeentelijke monumentenlijst onverwijld mede aan de eigenaren en de andere zakelijk gerechtigden en zenden een afschrift van de mededeling aan de Monumentencommissie.

  • 2. Artikel 6, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing, tenzij de afvoering plaatsvindt ingevolge het bepaalde in artikel 5, tweede lid, danwel tenzij de afvoering noodzakelijk is als een uitvloeisel van een geldend bestemmingsplan of van een beslissing van het bevoegd bestuursorgaan om geheel of ten dele goedkeuring aan een bestemmingsplan te onthouden.

Artikel 8 Terinzagelegging

De gemeentelijke monumentenlijst ligt voor eenieder ter inzage.

§ 2 Vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van gemeentelijke monumenten

Artikel 9 Toepasbaarheid van vergunningsvereiste

  • 1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op beschermde gemeentelijke monumenten.

  • 2. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op beschermde gemeentelijke monumenten ten aanzien waarvan de minister, belast met de monumentenzorg, heeft bekend gemaakt van zijn voornemen tot aanwijzing als beschermd rijksmonument als bedoeld in het derde lid van artikel 3 van de Monumentenwet totdat onherroepelijk vaststaat dat inschrijving in het register als bedoeld in artikel 6, eerste lid van de Monumentenwet, niet zal plaatsvinden.

  • 3. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op beschermde gemeentelijke monumenten die op grond van een monumentenverordening van de provincie Limburg in bescherming zijn genomen, totdat onherroepelijk vaststaat dat plaatsing op de provinciale monumentenlijst niet zal plaatsvinden.

Artikel 10 Algemene verbodsbepaling

  • 1. Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Vergunning vereist voor bepaalde handelingen

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van Burgemeester en Wethouders:

    • a.

      een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 11 Beslissing op de aanvraag

  • 1. Burgemeester en Wethouders beslissen binnen zesentwintig weken op de aanvraag.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 3. De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Artikel 12 Beslissing met betrekking tot kerkelijk monument

Burgemeester en Wethouders nemen met betrekking tot een kerkelijk monument geen belissing ingevolge de bepalingen van dit hoofdstuk dan na overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het betreft een beslissing, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstoefeningen in dat monument in het geding zijn.

Artikel 13 Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door Burgemeester en Wethouders worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften, bedoeld in artikel 12, derde lid, niet naleeft;

  • b.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

Artikel 14 Openbaar register van verleende vergunningen

  • 1. Burgemeester en Wethouders houden een openbaar register aan, waarin aantekening wordt gehouden van de ingevolge artikel 11 verleende vergunningen;

  • 2. In het in het eerste lid bedoelde register worden voorts aangetekend:

    • a.

      de datum van de vergunning;

    • b.

      het nummer van de vergunning;

    • c.

      de plaats van het monument waarop de vergunning betrekking heeft, alsmede de van belang zijnde kadastrale gegevens daarvan;

    • d.

      de aard van de werkzaamheden.

  • 3. Aantekening als bedoeld in het tweede lid vindt plaats binnen een week na de dag waarop:

    • a.

      een vergunning, in het eerste lid bedoeld, is verleend;

Hoofdstuk 5: VERGUNNINGEN TOT WIJZIGING, AFBRAAK OF VERWIJDERING VAN RIJKSMONUMENTEN

Artikel 15 Procedure wijziging rijksmonument

  • 1. De artikelen 11 t/m 21 van de Monumentenwet 1988 worden hier van overeenkomstige toepassing verklaard.

  • 2. De aanvraag om vergunning en de daar tegen ingebrachte bedenkingen worden na afloop van de in artikel 12, achtste lid van de Monumentenwet 1988 gestelde termijn zo spoedig mogelijk ter kennis van de Monumentencommissie gebracht.

  • 3. De Monumentencommissie brengt haar advies binnen acht weken na afloop van de bezwarentermijn uit aan Burgemeester en Wethouders.

Hoofdstuk 6: SCHADEVERGOEDING

Artikel 16 Schadevergoeding

  • 1. Voor zover blijkt dat een beschermd gemeentelijk monument, ondanks een daartoe ingediende aanvraag, niet van de gemeentelijke monumentenlijst wordt afgevoerd, of de belanghebbende van een vergunning als bedoeld in artikel 10 tengevolge van de weigering daarvan of van de aan de vergunning verbonden voorschriften schade lijdt, welke redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

Hoofdstuk 7: STRAFBEPALINGEN

Artikel 17 Straf op overtreding

  • 1. Hij die handelt in strijd met artikel 10 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste twee maanden.

  • 2. Overtreding van artikel 10 van deze verordening kan bovendien worden bestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 18 Aanwijzing opsporingsambtenaren

  • 1. Met de opsporing van overtredingen als bedoeld in artikel 17 zijn, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen, belast de door Burgemeester en Wethouders aangewezen ambtenaren, ieder voor zoveel het zaken betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

  • 2. Zo dikwijls de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast of daaraan moeten meewerken, de last verstrekt al dan niet afgesloten ruimten of plaatsen, met uitzondering van woningen, te betreden of binnen te treden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende of de bewoner.

Artikel 19

Deze verordening kan worden aangehaald als "Monumentenverordening".

Artikel 20

  • 1. De verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van haar bekendmaking.

  • 2. Alsdan vervalt de "Monumentenverordening", zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 4 juni 1991.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 maart 1994.

De Raad voornoemd,

voorzitter
secretaris