Regeling vervallen per 01-01-2017

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING Gemeente Bunnik 2008

Geldend van 22-04-2010 t/m 31-12-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-09-2008

Intitulé

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING Gemeente Bunnik 2008

De raad van de gemeente Bunnik;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 mei 2008;

gelet op artikel 108 en 149 van de Gemeentewet, hoofdstuk 4, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht

overwegende dat het wenselijk is om de Subsidieverordening Welzijn Bunnik 2000 te herzien en te vervangen door een Algemene subsidieverordening;

besluit:

A. Algemene bepalingen.

Begripsomschrijvingen.

Artikel 1.

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.Activiteit:

De activiteit die door de instelling zal worden uitgevoerd en die door het gemeentebestuur kan worden gesubsidieerd.

b.Activiteitenplan:

Een overzicht van de activiteiten overeenkomstig artikel 4:62 van de wet.

c.Beleidsterrein:

Een door de gemeenteraad als zodanig aangemerkt geheel van samenhangende activiteiten.

d.Bestemmingsreserve:

Bestanddeel uit eigen vermogen dat bestemd is om in de toekomst beoogde specifieke activiteiten te kunnen bekostigen.

e.College:

Het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Bunnik.

f.Deelterrein:

Een door de raad als zodanig aangemerkt geheel van activiteiten binnen een bepaald beleidsterrein.

g.Egalisatiereserve:

Vermogensbestanddelen die worden opgenomen om in de toekomst fluctuaties in de(exploitatie)kosten op te vangen.

h. Gemeente:

De gemeente Bunnik.

i. Instelling:

Een rechtspersoon zonder winstoogmerk, die zich de behartiging van de belangen vanideële en / of materiële aard van (een deel van) de bevolking van de gemeente Bunnikten doel stelt.

j. Prestatie:

Het vooraf omschreven doel van het subsidie, zo mogelijk in meetbare eenhedenomschreven.

k. Professionele instelling:

Een instelling wier taken voornamelijk worden uitgevoerd door één of meer personen indienst op grond van een landelijke CAO of een anderszins centraal dan wel decentraalgereguleerde arbeidsovereenkomst, of als zodanig door het college is aangewezen.

I. Niet professionele instelling:

Een instelling wier taken voornamelijk uitgevoerd worden door één of meer vrijwilligersof als zodanig door het college is aangewezen.

m. Raad:

De gemeenteraad van de gemeente Bunnik.

n. Rechtspersoon:

Een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid als bedoeld in Boek 2 van hetBurgerlijk Wetboek

o. Reserve:

Vermogensbestanddelen die, onverminderd het bepaalde in artikel 4:72 van de wet(egalisatiereserve), als eigen vermogen zijn aan te merken en die bedrijfseconomischgezien vrij te besteden zijn. De reserves moeten blijken uit de balans van de instelling.

p. Structurele subsidies: meerjarige subsidies ofwel als waarderingssubsidies ofwel alsbudgetsubsidies.

q. Subsidiebeschikking:

Een schriftelijk besluit tot vaststelling, verlening of weigering van subsidie. Zo nodigbevat dit besluit een omschrijving van te leveren prestaties, de maximale hoogte eneventuele subsidieverplichtingen.

r. Subsidieontvanger:

Elke rechtspersoon, al dan niet met volledige rechtsbevoegdheid, of groep vannatuurlijke personen, die, zonder winstoogmerk, van de gemeente Bunnik subsidieontvangt.

s. Subsidieperiode:

Het in de beschikking tot subsidieverlening bepaalde tijdvak waarvoor subsidie wordt verleend. Dit tijdvak ismet betrekking tot subsidies van structurele aard, zoals genoemd in artikel 4:32Awb, gelijk aan een kalenderjaar.

t. Subsidieplafond:

Het door de raad, conform afdeling 4.2.2. van de wet, na het door haar vaststellen vande begroting, vastgestelde subsidieplafond.

u. Subsidieprogramma:

Het door het college, binnen het subsidieplafond vastgestelde overzicht van subsidiabelemaxima per beleidsterrein, dan wel deelterrein, en de verdeling naar de professionele enniet-professionele instellingen, een en ander in samenhang met de ingediendeactiviteitenplannen. Dit subsidieprogramma verschijnt jaarlijks onder de titel'Subsidieprogramma gemeente Bunnik'.

v. Subsidievaststelling:

De beschikking waarin wordt vastgesteld in hoeverre de voorwaarden die eventueel bijde subsidieverlening zijn gesteld, zijn vervuld en hoeveel het exacte subsidiebedrag

w. Subsidieverlening:

De beschikking die voorafgaand aan de (voltooiing van de) te subsidiëren activiteitwordt gegeven.

x. Uitvoeringsovereenkomst:

De overeenkomst die in de zin van artikel 4:36 van de Wet tussen de instelling en hetgemeentebestuur kan worden gesloten ter uitwerking van de beschikking totsubsidieverlening. In een uitvoeringsovereenkomst worden in ieder geval aangegeven:

  • 1.

    De looptijd van de subsidie

  • 2.

    De beoogde prestaties

  • 3.

    De doelgroep(en) met betrekking tot de te ontwikkeien activiteiten en te verrichten prestaties.

y. Voorziening:

Vermogensbestanddelen die worden gevormd voor toekomstige kosten die een periodevan twee of meerjaren omvatten en die niet binnen de jaarlijkse exploitatie opgevangenkunnen worden, nu reeds te voorzien zijn, onvermijdelijk zijn, hun oorzaak in hetverleden hebben en kwantificeerbaar en / of berekenbaar zijn.

z. Vrijwilliger:

Een persoon die niet op grond van een arbeidsovereenkomst en die anders danberoepsmatig actief is ten behoeve van een instelling.

aa.Wet:

Algemene wet bestuursrecht.

Reikwijdte van de verordening/bevoegdheid.

Artikel 2.

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op alle subsidieaanvragen van instellingen en groepen van natuurlijke personen met uitzondering van de in lid 3 genoemde beleidsterreinen

  • 2.

    Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 3.

    Deze verordening geldt niet voor subsidies, bijdragen of bekostiging op het gebied van:

    • a.

      Onderwijshuisvesting;

    • b.

      Sociale zaken en werkgelegenheid;

    • c.

      Volkshuisvesting en ruimtelijke ordening;

    • d.

      Leerlingenvervoer;

    • e.

      Investeringen in gebouwen en/of accommodaties.

Algemene bepalingen.

Artikel 3.

  • 1. Subsidie kan in beginsel slechts worden verstrekt aan rechtspersonen met een volledige rechtsbevoegdheid en een ideële doelstelling of in ieder geval het behalen van winst niet tot doel hebben.

  • 2. In bijzondere gevallen kan het college, in afwijking van het gestelde in het eerste lid, incidentele subsidie verlenen aan rechtspersonen zonder volledige rechtsbevoegdheid of (een groep van) natuurlijke personen.

  • 3. De in deze verordening opgenomen bepalingen vinden, voor zover mogelijk, overeenkomstige toepassing op de in lid 2 genoemde rechtspersonen en natuurlijke personen.

  • 4. Een aanvraag door een niet volledige rechtsbevoegdheid bezittende rechtspersoon dient ondertekend te zijn door ten minste twee, van deze rechtspersoon deel uitmakende, natuurlijke personen.

  • 5. Een aanvraag door een groep natuurlijke personen dient ondertekend te zijn door ten minste twee natuurlijke personen die deel uitmaken van deze groep.

  • 6. De beslissing op de aanvraag zoals genoemd in lid 4 en 5, wordt te naam gesteld van de personen die de aanvraag om subsidie hebben ondertekend.

Artikel 4.

Het college stelt beleidsregels vast waarin de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader worden bepaald en waarin criteria worden gegeven die voor die verstrekking geiden.

Artikel 5.

  • 1. Subsidiëring van activiteiten vindt slechts plaats voor zover deze naar de mening van het college in voldoende mate van een direct aanwijsbaar belang voor de gemeente en / of haar inwoners zijn, en die op basis van de beleidsregels als subsidiabel worden aangemerkt.

  • 2. Niet subsidiabel zijn in ieder geval activiteiten die partijpolitiek, godsdienstig en / of levensbeschouwelijk van aard zijn, voortvloeien vanuit partijpolitieke, godsdienstige en / of levensbeschouwelijke motieven dan wel een vorming en / of een verspreiding ter zake tot doel hebben.

  • 3. Subsidiëring van activiteiten vindt in ieder geval niet plaats indien de instelling zelf in de kosten daarvan kan voorzien, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden of een combinatie daarvan.

  • 4. Ten aanzien van subsidies van zowel structurele als incidentele aard worden jaarlijks door de raad, aansluitend aan de vaststelling van de begroting, per functie / product subsidieplafonds vastgesteld.

  • 5. Het niet volledig compenseren van loon- en prijsontwikkelingen, op de totstandkoming waarvan de gemeente geen directe invloed heeft, wordt niet beschouwd als vermindering van subsidie.

  • 6. Artikel 4:24 van de wet is niet van toepassing.

Artikel 6.

  • 1. De subsidieontvanger dient:

    • a.

      Zich te onthouden van handelingen die in strijd zijn met de wet of de beleidsregels van de gemeente.

    • b.

      Geen winst te beogen met betrekking tot activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt.

  • 2. Subsidie wordt slechts verstrekt indien de instelling kan aantonen dat er behoefte is aan de door de instelling georganiseerde dan wel voorgenomen activiteiten. Met betrekking tot deze voorwaarden kan door het college ontheffing worden verleend ten aanzien van incidentele subsidies ais bedoeld in artikel 11, eerste Nd onder c.

Artikel 7.

  • 1.

    Subsidieverlening kan, naast op de in artikel 4:35 van de wet genoemde gronden, geweigerd worden als er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      De activiteiten van de aanvrager niet passen binnen de beleidsregels genoemd in artikel 4;

    • b.

      De gelden niet of in onvoldoende mate besteed zuilen worden aan het doel waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

    • c.

      De aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang en / of de openbare orde.

    • d.

      Door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

  • 2.

    Voorts kan subsidieverlening worden geweigerd in de gevallen genoemd in artikel 5 lid i, 2 of 3.

Vaststelling subsidieplafonds

Artikel 8.

  • 1.

    De raad stelt bij het vaststellen van de begroting de subsidieplafonds vast conform afdeling 4.2.2. van de wet.

  • 2.

    De raad kan de in lid 1 genoemde subsidieplafonds wijzigen indien voor de desbetreffende begrotingspost of het voor het desbetreffende beleidsterrein of deelterrein beschikbare budget tussentijds wordt aangepast.

  • 3.

    Het college maakt jaarlijks, in het kader van de voorbereiding van de begrotingsbehandelingen, zo mogelijk voor 1april voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvragen betrekking hebben, het op de subsidieverstrekking te hanteren indexpercentage bekend. Een en ander onder begrotingsvoorbehoud en voorbehoud betreffende de vaststelling van de subsidieplafonds door de raad.

  • 4.

    De, onder begrotingsvoorbehoud, maximaal te verstrekken subsidies gaan uit van:

    • a.

      De beleidsregels die krachtens artikel 4 zijn vastgesteld.

    • b.

      De doelstellingen zoals opgenomen in de activiteitenplannen van de instellingen die betrekking hebben op de lopende subsidieperiode.

    • c.

      De in de meerjarenbegroting opgenomen financiële middelen per beleidsterrein.

  • 5.

    De instellingen dienen de inhoud van hun activiteitenplan, genoemd in artikel 15 lid ionder d, en het daaruit voortvloeiende subsidiebedrag af te stemmen op het gestelde in lid 3.

Vaststelling Subsidieprogramma.

Artikel 9.

  • 1.

    Het college stelt, na vaststelling van de begroting en de subsidieplafonds door de raad, het Subsidieprogramma vast voor het desbetreffende begrotingsjaar.

  • 2.

    Dit onder lid 1 genoemde programma bevat een overzicht van:

    • a.

      De beleidsvoornemens van de gemeente, met uitzondering van die genoemd onder artikel 2 lid 3.

    • b.

      De activiteiten die in dat jaar voor subsidie in aanmerking komen en het daarvoor maximaal ter beschikking staande subsidiebudget per instelling.

    • c.

      De doelen die door middel van de subsidie dienen te worden nagestreefd.

    • d.

      De doelgroepen waarop de activiteiten gericht zijn.

  • 3.

    Het Subsidieprogramma wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de door het college krachtens artikel 4 vastgestelde beleidsregels, de door de instellingen ingediende activiteitenprogramma's en begrotingen, de door de raad vastgestelde subsidieplafonds en de door het college vastgestelde subsidiebudgetten op instellingsniveau.

  • 4.

    Het subsidieprogramma wordt gepubliceerd in de gemeenterubriek van het huis-aan-huisblad en bekendgemaakt aan de betrokken instellingen en subsidieontvangers.

Beëindiging of verlaging van het subsidie

Artikel 10.

  • 1.

    De structurele subsidieverstrekking aan een instelling en aan een groep van natuurlijke personen kan op grond van algemene financiële en / of beleidsinhoudelijke overwegingen worden beëindigd of verminderd op grond van een door het college te nemen besluit bij vaststelling van het subsidieprogramma.

  • 2.

    Het college stelt de instelling schriftelijk in kennis van het voornemen zoals genoemd in artikel 8 lid 3, tenminste vier maanden voorafgaand aan het jaar waarop de beschikking betrekking heeft.

  • 3.

    De subsidieverstrekking aan een instelling wordt in ieder geval beëindigd wanneer:

    • a.

      De instelling bij rechterlijk vonnis wordt ontbonden.

    • b.

      Bij de instelling conservatoir beslag is gelegd op het vermogen of een deel ervan.

    • c.

      Aan de instelling surséance van betaling is verleend.

    • d.

      Het faillissement over de instelling is uitgesproken.

Soorten subsidie

Artikel 11.

  • 1.

    Als soorten van subsidie worden onderscheiden

    a. Waarderingssubsidie:Een subsidie die mede gericht is op het in stand houden van de subsidieontvanger door middel van een nader te bepalen genormeerd subsidiebedrag. Dit ten behoeve van het uitvoeren van in het gemeentelijke beleid passende activiteiten. De normbedragen worden jaarlijks door het college vastgesteld op basis van het Subsidieprogramma en hoeven qua hoogte geen relatie te hebben met de aard en omvang van de activiteiten.

    b. Budgetsubsidie:Een subsidie waarbij de subsidieontvanger een bedrag krijgt toegewezen om een tevoren overeengekomen activiteitenplan uit te voeren.

    c. Incidentele activiteitensubsidie:Een subsidie om activiteiten van eenmalige, incidentele aard uit te voeren. Tot incidentele activiteiten behoren projecten.

  • 2.

    Ten behoeve van het uitvoeren van activiteiten waarvoor een waarderingssubsidie of een budgetsubsidie is verstrekt kan een uitvoeringsovereenkomst worden gesloten.

  • 3.

    De voorwaarden waaronder, en de vorm waarin, met betrekking tot de verschillende subsidiesoorten subsidie wordt verleend, zijn opgenomen in de BeleidsregelsSubsidieverstrekking gemeente Bunnik 2008

  • 4.

    Het college bepaalt welke subsidiesoort op een aanvraag tot subsidieverlening betrekking heeft en kan per subsidiesoort te hanteren subsidieaanvraagformulieren vaststellen.

Subsidiabele kosten.

Artikel 12.

  • 1.

    Met betrekking tot de waarderingssubsidies en de budgetsubsidies worden de volgende subsidiabele kosten onderscheiden:

    • a.

      Personeelskosten.

    • b.

      Huisvestingskosten.

    • c.

      Organisatie- / materiële kosten.

    • d.

      Activiteitenkosten, niet zijnde kosten van consumpties en traktaties.

    • e.

      Afschrijvingskosten.

    • f.

      Gemeentelijke belastingen en heffingen.

    • g.

      Accountantskosten.

  • 2.

    Geen subsidiabele kosten zijn:

    • a.

      Kosten van acties en dergelijke ter verwerving van inkomsten.

    • b.

      Kosten van consumpties, traktaties.

    • c.

      Kosten van geschenken en attenties voor zover deze geen directe relatie hebben met de organisatie van de instellingen en hun activiteiten.

    • d.

      Materiële en financiële ondersteuning van derden.

    • e.

      Kosten van barexploitatie inclusief het doen van de daarvoor benodigde investeringen.

    • f.

      Kosten van levering van goederen en diensten aan derden, tenzij het college hiervoor vooraf toestemming heeft verleend en het derden betreft voor wie de gesubsidieerde activiteiten bestemd zijn.

  • 3.

    Op de subsidiabele kosten als bedoeld in het eerste lid worden de volgende baten in mindering gebracht:

    • a.

      Eigen bijdragen van leden / deelnemers.

    • b.

      Ontvangsten van renten van beleggingen.

    • c.

      Ontvangsten van derden voor verrichte diensten.

    • d.

      Uitkeringen van verzekeringen.

    • e.

      Andere inkomsten waaronder sponsoring en donaties van gelieerde organisaties en instellingen.

De baten worden in mindering gebracht op de kostensoorten waarop zij betrekking hebben.

  • 4.

    Niet in mindering gebracht worden de baten van incidentele acties die er specifiek op zijn gericht inkomsten te verwerven (fondsenwerving). Dat met in achtneming van het gestelde in de artikelen 19 en 20 betreffende de egalisatie- / risicoreserve.

Van toepassingverklaring afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 13.

  • 1.

    Afdeling 4.2.8 van de wet is van toepassing op budgetsubsidies.

  • 2.

    De subsidieontvangers van een structurele subsidie, anders dan een waarderingssubsidie, behoeven de toestemming van het college voor de handelingen, bedoeld in artikel 4:71 van de wet.

  • 3.

    Artikel 4:76 is van toepassing op het financiële verslag van de ontvangers van een budgetsubsidie.

  • 4.

    Bij het onderzoek, bedoeld In artikel 4:78 van de wet, onderzoekt de accountant tevens de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen alsmede in hoeverre de beoogde doelmatigheid, doeltreffendheid en de effecten betreffende de subsidies in de praktijk zijn gerealiseerd.

  • 5.

    Bij beleidsregels kan het college krachtens artikel 4:79 een aanwijzing vaststellen over de reikwijdte en de intensiteit van de controle, als bedoeld in artikel 4:78, eerste lid van de wet.

B, De aanvraag tot subsidieverlening.

Tijdstip indiening aanvraag.

Artikel 14.

  • 1.
    • a.

      Een aanvraag tot verlening van een waarderingssubsidie wordt ingediend vóór 1 aprilvoorafgaand aan het boekjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

    • b.

      Een aanvraag tot verlening van een budgetsubsidie wordt ingediend vóór 1 april voorafgaand aan het boekjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

    • c.

      Een aanvraag tot verlening van een incidentele activiteitensubsidie wordt ten minste 12 weken vóór de activiteiten beginnen ingediend.

  • 2.

    Indien een aanvraag tot subsidieverlening niet op de in lid 1 genoemde tijdstippen isingediend besluit het college deze aanvraag buiten behandeling te laten.

  • 3.

    Indien een aanvraag tijdig maar niet volledig is ingediend, geeft het college de aanvrager een termijn van 4 weken waarbinnen men het verzuim kan herstellen. Indien daaraanbinnen de gestelde termijn niet is voldaan, besluit het college op grond van artikel 4:5 van de wet de aanvraag niet in behandeling te nemen.

Vereisten aanvraag.

Artikel 15.

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie bevat in ieder geval:

    • a.

      Naam en adres van de instelling.

    • b.

      Samenstelling van het bestuur.

    • c.

      Indien van toepassing de voorgenomen en doorgevoerde wijzigingen van de statuten.

    • d.

      Een activiteitenplan.

    • e.

      Een raming van de met de in het activiteitenplan vermelde activiteiten, samenhangende inkomsten en uitgaven.

    • f.

      Een inhoudelijk en financieel verslag van het boekjaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend waarin de aard en omvang van het eigen vermogen is opgenomen.

  • 2.

    Extra gegevens aanvraag waarderingssubsidie:

Naast de in het eerste lid genoemde gegevens bevat een aanvraag om een

waarderingssubsidie een beschrijving van bestuurlijke, organisatorische dan welandersoortige verhoudingen met andere instellingen.

Het in het eerste lid onder f. bedoelde verslag bevat een verslag van het meest recenteboekjaar.

Dit verslag bevat ten minste een door het bestuur van de instelling gewaarmerktejaarrekening. De jaarrekening bestaat uit een balans, een staat van baten en lasten eneen toelichting daarop.

  • 3.

    Extra gegevens aanvraag budgetsubsidie:

Naast de in het eerste lid genoemde gegevens bevat een aanvraag om een budgetsubsidie tevens:

  • a.

    Een beschrijving van de beoogde resultaten en effecten van de activiteiten in relatie tot de gestelde doelen, uitgedrukt in meetbare prestaties.

  • b.

    Een begroting van de baten en lasten van het lopende boekjaar, het volgende boekjaar en een toelichting daarop.

  • c.

    Een globaal inhoudelijk en financieel plan voor de volgende drie boekjaren.

  • d.

    Een beschrijving van bestuurlijke, organisatorische dan wel andersoortige verhoudingen met andere instellingen en de wijze van samenwerking daarbij.

  • e.

    Een opgave van de subsidiemogelijkheden die de instelling bij de gemeente of bij derden heeft openstaan en van de mate waarin hiervan gebruik is of zal worden gemaakt.

  • f.

    Een opgave van de met de instelling gelieerde instellingen, alsmede van de aard van die betrekkingen met die instellingen, waarbij onder gelieerde instellingen in ieder geval wordt verstaan:

  • f.1. Instellingen waaraan de instelling die subsidie aanvraagt in het verleden omniet een bedrag van meer dan € 450 ter beschikking heeft gesteld enwaarover de instelling op enig moment weer de beschikking kan krijgen.

    f.2. Instellingen ten aanzien waarvan de instelling die subsidie aanvraagt eenbeslissende invloed heeft op de besteding van middelen dan wel invloed opde benoeming van één of meer bestuursleden.

    f.3. Instellingen die statutaire bepalingen kennen op grand waarvanliquidatiegelden aan de instelling die subsidie aanvraagt kunnen toevloeien.

    f.4. Instellingen ten aanzien waarvan statutair is bepaald dat deze (mede) tot doelhebben de instelling die subsidie aanvraagt financieel te ondersteunen.

    f.5. Instellingen waaraan de instelling die subsidie aanvraagt diensten beschikbaarstelt.

  • 4.

    Extra gegevens aanvraag incidentele activiteitensubsidie: Naast genoemde gegevens bevat deze aanvraag tevens:

    • a.

      Een uitgewerkt inzicht in de baten vanuit entreegelden, deelnemersbijdragen, sponsoring en andere vormen van inkomsten niet zijnde vanuit subsidie.

    • b.

      Een risicoanalyse betreffende de inkomsten en uitgaven.

    • c.

      De mate waarin de organisatie is verzekerd tegen calamiteiten die een effect kunnen hebben op het doorgang vinden de activiteit op zich en de inkomsten daaruit.

  • 5.

    Eerste subsidieaanvraag:

Indien een instelling voor de eerste keer subsidie aanvraagt, wordt naast de gegevens die worden genoemd in het eerste en - voor zover van toepassing - tweede tot en met derde lid, een exemplaar van de oprichtingsakte, statuten of reglement overgelegd.

  • 6.

    Instellingen die een incidenteel activiteitensubsidie ontvangen kunnen volstaan met een globale omschrijving van de activiteiten en een eenvoudig ingerichte begroting, exploitatierekening en balans.

  • 7.

    Het college kan met betrekking tot de subsidieaanvraag aanvraagformulieren vaststellen. Deze aanvraagformulieren worden verplicht gesteld bij het indienen van aanvragen voor een subsidie,

  • 8.

    het college kan met betrekking tot de subsidieaanvraag nadere regels vaststellen.

C. Verplichtingen van de subsidieontvanger.

Administratie en verzekering.

Artikel 16.

  • 1.

    Ais verplichtingen als bedoeld in artikel 4:37 van de wet legt het college de subsidieontvanger de volgende verplichtingen op:

    • a.

      De subsidieontvanger verleent aan het college, of de door hem aangewezen personen, desgevraagd inzage in de administratie. Daarnaast verstrekt de subsidieontvanger inlichtingen die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie en / of voor het naleven van de voorschriften die aan de subsidieverstrekking zijn verbonden.

    • b.

      De subsidieontvanger volgt de aanwijzingen op die het college in het belang van een doelmatig beheer en goede administratie kan geven.

  • 2.

    De administratie van de subsidieontvanger wordt op een overzichtelijke wijze gevoerd en is zodanig ingericht dat op eenvoudige wijze inzicht wordt verkregen in de bezittingen, reserves, voorzieningen, vorderingen, schulden en exploitatieresultaten van de subsidieontvanger.

  • 3.

    De aanvrager is verplicht de navolgende verzekeringen af te sluiten:

    • a.

      Een aanvullende verzekering tegen het risico van aansprakelijkheid ten aanzien van derden.

    • b.

      Een opstalverzekering, op basis van herbouwwaarde, ten aanzien van gebouwen die eigendom zijn van de aanvrager.

    • c.

      Een inboedelverzekering, op basis van vervangingswaarde, ten aanzien van roerende goederen die eigendom zijn van de aanvrager.

    • d.

      Een aanvullende ongevallenverzekering, betrekking hebben op de vrijwilligers, stagiairs en professionele krachten die betrokken zijn bij de uitvoering van door de gemeente gesubsidieerde activiteiten indien en voor zover de aard van de activiteiten dat noodzakelijk maakt.

    • e.

      Andere door het college aan te wijzen verzekeringen.

Overige verplichtingen.

Artikel 17.

Als verplichtingen als bedoeld in artikel 4:38 van de wet legt het college subsidieontvangers in ieder geval de volgende verplichtingen op:

  • 1.

    Een ruimtelijke voorziening dient naar aard, omvang, inrichting, situering, tariefstelling en openstellingsuren regelmatig en doelmatig gebruikt te kunnen worden voor het laten plaatsvinden van subsidiabele activiteiten.

  • 2.

    De subsidieontvanger dient er zorg voor te dragen, dat waar de activiteiten plaatsvinden in een ruimtelijke voorziening:

    • a.

      Deze waar mogelijk en nodig geschikt is voor de in zijn bewegingen beperkte mens.

    • b.

      De openstellingen zo veel mogelijk afgestemd zijn op de wensen, behoeften en / of mogelijkheden van de doelgroep(en), de organisatoren en deelnemers van gesubsidieerde activiteiten.

  • 3.

    Opheffing en liquidatie:

    • a.

      Indien een instelling wordt opgeheven dient het bestuur daarvan onmiddellijk schriftelijk kennis te geven aan het college. Hetzelfde geldt bij het door de instellinggeheel of gedeeltelijk staken van door de gemeente te subsidiëren dan wel gesubsidieerde activiteiten.

    • b.

      Bij liquidatie zijn de voorschriften omtrent de verantwoording alsmede die betreffende de vaststelling van de subsidie van overeenkomstige toepassing.

    • c.

      Een met subsidie verworven batig liquidatiesaldo dient, met toepassing van het bepaalde in artikel 4:41 van de wet, zo spoedig mogelijk aan de gemeente te worden terugbetaald tot maximaal het bedrag dat in totaliteit over de laatste vijfjaren aan subsidie is verstrekt.

    • d.

      Indien gesubsidieerde activiteiten gestaakt worden dient het daarvoor verleend subsidie terugbetaald te worden. Indien er reeds kosten gemaakt zijn ter voorbereiding van de activiteit, kan het college besluiten dat deze kosten niet terugbetaald hoeven te worden.

Goedkeuring.

Artikel 18.

Instellingen waarbij de personeelsformatie een van de subsidiegrondslagen is, hebben voor de subsidiabele personeelsformatie, alsmede wijziging daarin, vooraf schriftelijke goedkeuring van het college nodig. Dit zonder daarbij als college te treden in de rechten en verplichtingen van de desbetreffende werkgever.

D. Reserves, voorzieningen en afschrijvingen.

Egalisatie- / risicoreserve.

Artikel 19.

Artikel 4:41 van de wet is van toepassing. De hoogte van de vergoeding als bedoeld in artikel 4:41 lid 1 sub b. wordt met toepassing van de artikelen 3:2 en 3:4 van de wet door het college vastgesteld.

Artikel 20.

  • 1.

    Een instelling die in structurele zin subsidie ontvangt kan, wanneer het college daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming heeft verleend, onder voorwaarden een egalisatiereserve vormen die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden. Het college geeft bij de schriftelijke toestemming bedoeld in de vorige volzin ook aan welke vermogensbestanddelen tot de egalisatiereserve gerekend worden.

  • 2.

    Het vormen dan wel het voeden van een egalisatiereserve met gemeentelijke subsidiegelden, is uitsluitend mogelijk wanneer er bij de structureel gesubsidieerde instelling sprake is van een positief jaarresultaat. Dit voor zover dat niet wordt veroorzaakt door het niet, of slechts gedeeltelijk uitvoeren van activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3.

    De maximale hoogte van de egalisatiereserve bedraagt:

    • a.

      Bij instellingen die waarderingssubsidie ontvangen maximaal 10% van de structurele subsidiegelden die de instelling in het betreffende boekjaar van de gemeente heeft ontvangen, vermeerderd met dat deel van de egalisatiereserve dat gevormd is door andere inkomsten.

    • b.

      Bij instellingen die een budgetsubsidie ontvangen een door het college vast te stellen percentage. Dit percentage is mede gerelateerd aan de hoogte van andere inkomsten dan subsidie, doch bedraagt nooit meer dan 50% van de structurele subsidiegelden. 4. Indien op enig moment een instelling een egalisatiereserve heeft die hoger is dan de onder lid 3 onder a of b genoemde percentages, leidt dit tot terugvordering van het meerdere, eventueel verrekend met dat deel van de egalisatiereserve dat gevormd is door andere inkomsten.

Bestemmingsreserve.

Artikel 21.

  • 1.

    Artikel 4:41 van de wet is van toepassing. Een instelling die in structurele zin subsidie ontvangt kan, wanneer het college daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming heeft verleend, onder voorwaarden een bestemmingsreserve vormen die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden.

  • 2.

    Het verzoek om toestemming voor het vormen van een in lid 1 genoemde reserve bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      Het doel van de reserve.

    • b.

      Een onderbouwing van de noodzakelijke maximale hoogte van de reserve.

    • c.

      Een motivering van het tijdstip waarop de organisatie de middelen nodig heeft. Het college kan daarnaast aanvullende gegevens verlangen.

  • 3.

    Het vormen van, dan wel het doen van toevoegingen aan, een bestemmingsreserve met gemeentelijke subsidiegelden is uitsluitend mogelijk wanneer er bij de structureel gesubsidieerde instelling sprake is van een positief jaarresultaat, voor zover dat niet wordt veroorzaakt door het niet, of slechts gedeeltelijk uitvoeren van activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt.

  • 4.

    Voor het toevoegen van subsidiegelden of de onttrekking van subsidiegelden aan de bestemmingsreserve, anders dan voor dit doel bestemd, is voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van het college.

Voorzieningen.

Artikel 22.

  • 1.

    Een instelling die verplichtingen heeft ten aanzien van het groot planmatig onderhoud van gebouwen, kan, wanneer het college daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming heeft verleend, onder voorwaarden een voorziening vormen die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden.

  • 2.

    Artikel 4:41 van de wet is van toepassing. De hoogte van de vergoeding als bedoeld in artikel 4:41 lid 1 sub b. wordt met toepassing van de artikelen 3:2 en 3:4 van de wet door het college vastgesteld.

  • 3.

    Een voorziening kan gevormd worden voor toekomstige kosten die een periode van tenminste twee jaar omvatten en:

    • a.

      Niet binnen de jaarlijkse exploitatie of via de egalisatiereserve opgevangen kunnen worden, en

    • b.

      Nu reeds te voorzien zijn, en

    • c.

      Onvermijdelijk zijn, en

    • d.

      Hun oorzaak in het verleden hebben, en

    • e.

      Kwantificeerbaar / berekenbaar zijn.

  • 4.

    Een voorziening kan in ieder geval niet worden gevormd voor:

    • a.

      De kosten samenhangend met ziekte van werknemers.

    • b.

      Reeds ontvangen maar nog niet volledig bestede subsidiegelden.

  • 5.

    Het verzoek om toestemming voor het vormen van een voorziening bevat een plan waarin in ieder gevai de volgende gegevens zijn opgenomen:

    • a.

      Het doel van de voorziening.

    • b.

      De onderbouwing van de noodzakelijke maximale hoogte van de voorziening.

    • c.

      Een planmatige onderbouwing van de meerjarige opbouw van en onttrekkingen uit de voorziening.

Het college kan daarnaast aanvullende gegevens verlangen.

  • 6.

    Het toestaan van het vormen van een voorziening, die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiemiddelen, gebeurt onder de voorwaarde dat het onderliggende plan, zoals bedoeld in Nd 5, is goedgekeurd.

  • 7.

    Voor het in afwijking van het goedgekeurde plan toevoegen van subsidiegelden of het in afwijking van het goedgekeurde plan onttrekken van subsidiegelden aan de voorziening, is voorafgaand schriftelijke toestemming nodig van het college.

Afschrijvingen.

Artikel 23.

  • 1.

    Dit artikel is uitsluitend van toepassing op instellingen die een budgetsubsidie ontvangen

  • 2.

    Het algemeen door gesubsidieerde instellingen te hanteren uitgangspunt is het gemeentelijk afschrijvingsbeleid.

  • 3.

    Investeringen / aankopen met een individuele aanschafwaarde van € 2.500 of hoger moeten worden geactiveerd en over meerdere jaren afgeschreven.

  • 4.

    Investeringen / aankopen van minder dan € 2.500 moeten rechtstreeks ten laste van het resultaat van het jaar van aanschaf worden gebracht.

  • 5.

    De vaste activa worden gewaardeerd op de aanschafwaarde.

  • 6.

    Afgeschreven wordt er over de aanschafwaarde van goederen, verminderd met de nog te verwachten restwaarde.

  • 7.

    Voor het afwijken van de richtlijnen vermeld in lid 1 tot en met 6, is voorafgaand schriftelijke toestemming nodig van het college.

E. Subsidieverlening.

Subsidieperiode.

Artikel 24.

  • 1.

    Het college kan voor een periode van één kalenderjaar subsidie verlenen.

  • 2.

    Het college kan het voornemen kenbaar maken tot verlening van een meerjarige subsidie.

  • 3.

    Dit voorgenomen besluit geschiedt met toepassing van begrotingsvoorbehoud.

  • 4.

    Indien het college gebruik maakt van de in het tweede lid bedoelde bevoegdheid , is artikel 11 lid 2 van toepassing.

  • 5.

    Van een uitvoeringsovereenkomst kan slechts sprake zijn bij structurele subsidies.

  • 6.

    Het college kan ter zake nadere regels stellen.

Subsidiebeschikking

Artikel 25.

  • 1.

    Het college beslist op de aanvraag om subsidieverlening in het kader vanwaarderingssubsidie en budgetsubsidie voor 1 januari van het jaar waarin de activiteitenworden uitgevoerd. De beslissing wordt uiterlijk 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft bekendgemaakt.

  • 2.

    In de beschikking tot subsidieverlening kan door het college worden aangegeven welk (deel van het) budget verbonden is aan welke activiteiten en voor welk tijdvak.

  • 3.

    Het college beslist op de aanvraag voor subsidieverlening in het kader van incidentele activiteitensubsidie vóór de activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd wordt uitgevoerd.

Voorschotten.

Artikel 26.

Het college kan met toepassing van artikel 4:54 van de wet voorschotten verlenen. In de beschikking tot subsidieverlening wordt opgenomen of en hoe dit gebeurt.

F. Vaststelling van de subsidie.

Aanvraag tot subsidievaststelling.

Artikel 27.

  • 1.

    Ten aanzien van de aanvraag tot subsidievaststelling legt het college, met toepassing van de artikelen 4:37 eerste lid sub f. en 4:44 lid 2 van de wet, subsidieontvangende instellingen de volgende verplichtingen op:

    • a.

      Instellingen die een incidenteel activiteitensubsidie ontvangen, dienen binnen twaalf weken na afloop van de activiteit een aanvraag tot subsidievaststelling in bij het college, voorzien van een financieel en inhoudelijk verslag van de activiteit.

    • b.

      Instellingen die een waarderingssubsidie ontvangen, dienen vóór 1 april volgend op het boekjaar een aanvraag tot subsidievaststelling in bij het college, voorzien van een financieel en inhoudelijk verslag van de uitgevoerde activiteiten of van de uitvoering van de geldende uitvoeringsovereenkomst.

    • c.

      Instellingen die een budgetsubsidie ontvangen dienen vóór 1 april volgend op het boekjaar een aanvraag tot subsidievaststelling in bij het college, voorzien van een financieel en inhoudelijk verslag van de uitgevoerde activiteiten of van de uitvoering van de geldende uitvoeringsovereenkomst.

  • 2.

    In het geval dat de subsidie een bedrag van € 25.000 te boven gaat bevat het in het eerste lid onder b en c genoemde financieel verslag een beoordelingsverklaring uitgebracht door een accountant naar aanleiding van diens onderzoek van de jaarstukken en van de administratie van de organisatie, waarvan expliciet is vermeld of de verstrekte voorschotten zijn besteed overeenkomstig het bepaalde in of krachtens de Algemene Subsidieverordening Bunnik 2008 en waarin aandacht wordt besteed aan de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van de middelen in relatie tot de uitgevoerde activiteiten.

  • 3.

    Indien de begrote kosten van de gesubsidieerde activiteiten minder bedragen dan€ 25.000 bepaalt het college in de beschikking tot subsidieverlening de controle die in de plaats van de accountantscontrole komt.

  • 4.

    De financiële verantwoording c.q. de jaarrekening wordt op dezelfde wijze ingericht als de begroting.

  • 5.

    In het inhoudelijk jaarverslag wordt, naast een weergave van de activiteiten en prestaties, verslag gedaan van de gevolgde werkwijze.

  • 6.

    Het college beslist binnen 6 maanden op een aanvraag om subsidievaststelling.

  • 7.

    Het college kan met betrekking tot de aanvraag voor subsidievaststelling nadere regels stellen.

Hersteltermijn.

Artikel 28.

Wanneer de aanvraag tot vaststelling qua verslaglegging niet voldoet aan de vereisten zoals die gesteld zijn in de wet en het bepaalde in artikel 27 van deze verordening, wordt een hersteltermijn gehanteerd van vier weken na dagtekening van het verzoek om de aanvraag aan te vullen.

Vaststelling subsidie.

Artikel 29.

Indien na afloop van de termijn zoals genoemd in artikel 28 de aanvraag tot vaststelling nog steeds niet volledig is, stelt het college de subsidie ambtshalve vast.

Artikel 30.

Het college kan incidentele activiteitensubsidies vaststellen zonder voorafgaande subsidieverlening.

G. Betaling.

Betaling.

Artikel 31.

  • 1.

    Indien feiten of omstandigheden ais bedoeld in artikel 4:46 lid 2 van de wet aanleiding geven tot een lagere vaststelling van de subsidie over het betreffende jaar, vindt verrekening zo mogelijk plaats door inhouding op de voorschotbetalingen in het jaar waarin het besluit tot subsidievaststelling wordt genomen. In de beschikking tot voorschotbetaling wordt steeds een voorbehoud gemaakt dat een terugvorderingbesluit als bedoeld in dit artikellid kan worden genomen.

  • 2.

    Incidentele activiteitensubsidies worden ineens betaald op een nader door het college te bepalen tijdstip.

  • 3.

    Incidentele activiteitensubsidies worden binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald, tenzij in de beschikking tot verlening anders is bepaald.

Betaling in gedeelten.

Artikel 32.

  • 1.

    De subsidie wordt in gedeelten betaald indien dat door het college bij beschikking is bepaald

  • 2.

    Verleende subsidiebedragen betreffende structurele subsidie en budgetsubsidie die de € 10.000 te boven gaan, worden in vier termijnen, één termijn in iedere eerste maand van ieder kwartaal, bevoorschot.

H. Slotbepalingen.

Ontheffing, buiten toepassing laten van (delen van) de verordening.

Artikel 33.

Het college is bevoegd om in individuele gevallen ontheffing te verlenen van een of meer bepalingen in deze verordening en krachtens deze verordening gegeven voorschriften.

Hardheidsclausule.

Artikel 34.

Het college kan de artikelen die op de aanvraag en de verlening van het subsidie betrekking hebben buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing hiervan, gelet op de belangen die worden gediend, naar zijn oordeel leidt tot een bijzondere hardheid voor de aanvrager. In dergelijke gevallen besluit het college conform de bepalingen van titel 4.2. van de wet.

Inwerkingtreding fovergangsbepalingen.

Artikel 35.

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 september 2008.

  • 2.

    Uitsluitend op aanvragen voor incidentele activiteitensubsidies over 2008 blijft deSubsidieverordening Welzijn Bunnik 2000 van toepassing tot 1 januari 2009.

  • 3.

    De Subsidieverordening Welzijn Bunnik 2000 wordt per 1 januari 2009 ingetrokken.

  • 4.

    Op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend blijven de bepalingen van toepassing zoals die zijn opgenomen Subsidieverordening Welzijn Bunnik 2000.

Citeertitel.

Artikel 36.

Deze verordening kan aangehaald worden als 'Algemene Subsidieverordening Bunnik 2008'.

Ondertekening

Bunnik, 15 mei 2008

De raad vernoemd,

De griffier
Drs. B.M.A. van Asperdt
De voorzitter
H. van Rijnbach - de Groot