Regeling vervallen per 20-12-2012

Veror­dening op het gebruik en het beheer van de Algemene Begraafplaats van de gemeente Bunnik

Geldend van 08-07-1986 t/m 19-12-2012

Intitulé

VERORDENING OP HET GEBRUIK EN HET BEHEER VAN DE ALGEMENE BEGRAAFPLAATS VAN DE GEMEENTE BUNNIK

De raad van de gemeente Bunnik;

overwegende dat het wenselijk is nieuwe voorschriften vast te stellen omtrent het gebruik en het beheer van de Algemene Begraafplaats te Bunnik;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 juni 1986;nr. RV 86-114

gelet op de Wet op de Lijkbezorging alsmede op de gemeentewet:

besluit :

vast te stellen de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte "Veror­dening op het gebruik en het beheer van de Algemene Begraafplaats van de gemeenteBunnik".

Aldus besloten in de openbare vergadering van 30 juni 1986.

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

- begraafplaats: de algemene begraafplaats te Bunnik (Provincialeweg 63 )

- wet: de Wet op de lijkbezorging

- directeur: de directeur Gemeentewerken

- personeel: de door burgemeester en wethouders ten behoeve van de algemene begraafplaats aangewezen personeelsleden

- recht: het uitsluitend recht tot begraven in een bepaalde grafruimte

- rechthebbende: degene, aan wie het hiervoor bedoelde recht is verleend of die dat recht door overschrijving heeft verkregen

- eigen graf: grafruimte ten aanzien waarvan het recht is verleend voor de tijd van 30 jaren, behoudens verlenging, plaats biedende aan tenminste twee stoffelijke overschotten

- algemeen graf: grafruimte, bestaande uit twee lagen, ten aanzien waarvan de gemeente per laag bepaalt wie erin begraven wordt; stoffelijke overschotten blijven hierin gedurende 20 jaar begraven

- gebruiker: degene die een stoffelijk overschot heeft laten begraven in een algemeen graf

- grafkelder: bouwwerk in de grond, waarin stoffelijke overschotten kunnen worden bijgezet

- gedenkteken: een gedenksteen, grafbeplanting of anderszins als bedoeld in artikel 21 van de wet, welke op het graf is of wordt aangebracht

- vergunninghouder:de houder van een vergunning tot het hebben en aanbrengen van een gedenkteken

- heffingsverordening: Verordening regelende de heffing en invordering van rechten voor het gebruik der Algemene Begraafplaats van de gemeente Bunnik.

  • 2.

    Onder begraven wordt in deze verordening mede verstaan het bijzetten van urnen.

BEHEER

Artikel 2

Het beheer van de begraafplaats wordt gevoerd door burgemeester en wethouders.

OPENSTELLING BEGRAAFPLAATS

Artikel 3

  • 1.

    De begraafplaats is dagelijks voor bezoekers opengesteld van 09.00 uur tot 19.00 uur.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de begraafplaats tijdelijk gesloten verklaren, wanneer zij dit wegens werkzaamheden nodig achten.

ORDEMAATREGELEN

Artikel 4

  • 1.

    Bezoekers en personen die werkzaamheden voor derden op de begraafplaats hebben te verrichten zijn verplicht zich te houden aan aanwijzingen van het personeel.

  • 2.

    Het is verboden op de begraafplaats

    • a.

      (brom-)fietsen of onaangelijnde honden mee te voeren;

    • b.

      waren te koop aan te bieden of te verkopen;

    • c.

      op de graven te lopen;

    • d.

      afval achter te laten, anders dan in de daarvoor bestemde container (kliko).

ONDERSCHEID IN GRAVEN

Artikel 5

  • 1.

    De graven worden onderscheiden in:

    • a.

      Eigen graven, ten aanzien waarvan vóór 1 juli 1986 aan de rechtheb bende het uitsluitend recht is verleend, daarin lijken te doen be graven voor onbepaalde tijd;

    • b.

      Eigen graven, ten aanzien waarvan aan de rechthebbende het uitslui tend recht is verleend, daarin lijken te doen begraven voor een periode van 30 jaar. Deze termijn kan, indien een doelmatig beheer van de begraafplaats zich daartegen niet verzet, telkens met een periode van 10 jaar worden verlengd;

    • c.

      Algemene graven, ten aanzien waarvan de gemeente bepaalt wie erin begraven wordt. Een algemeen graf biedt plaats aan twee stoffelijke overschotten die daarin gedurende 20 jaar begraven blijven.

    • d.

      Eigen graven, ten aanzien waarvan aan de rechthebbende het uitsluitend recht is verleend, daarin urnen te doen begraven voor een periode van 30 jaar. Deze termijn kan, indien een doelmatig beheer van de begraafplaats zich daartegen niet verzet, telkens met een periode van 10 jaar worden verlengd.

  • 2.

    Het recht op een eigen graf, als bedoeld in lid 1 sub a wordt niet meer verleend.

AANLEG EN GEBRUIK VAN GRAVEN

Artikel 6

  • 1.

    Het inachtneming van het daaromtrent in de wet bepaalde, wordt maximaal in twee lagen boven elkaar begraven.

  • 2.

    De eigen graven en de algemene graven hebben de volgende afmetingen: 2,10 m lang en 1,20 m breed.

  • 3.

    Eigen graven als bedoeld in art. 5 lid ld hebben de volgende afmeting: 0,5 m. lang en 0,5 m. breed.

  • 4.

    Grafkelders mogen maximaal de volgende afmetingen hebben:

    • -

      enkele grafkelder : 2,75 m lang en 1,50 m breed;

    • -

      dubbele grafkelder : 2,75 m lang en 2,50 m breed.

  • 5.

    De graven worden vanwege de directeur gemerkt met opeenvolgende nummers.

  • 6.

    In een graf als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a en b, mag niet opnieuw worden begraven, zolang de wettelijke termijn waarbinnen een graf niet mag worden geroerd niet is verstreken.

  • 7.

    De graven worden uitgegeven volgens een door burgemeester en wethouders bepaalde terreinindeling, zoveel mogelijk met inachtneming van een aansluitende volgorde.

  • 8.

    Eigen graven voor urnen worden zonder tussenruimte aaneengesloten aangelegd.

Artikel 7

  • 1.

    Lijkkisten mogen buitenwerks geen grotere lengte hebben dan 2,10 m en geen grotere breedte dan 0,70 m.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen afwijking van het bepaalde in het eerste lid toestaan.

ADMINISTRATIE

Artikel 8

Burgemeester en wethouders bepalen welke registers, kaarten, plattegronden enz. moeten worden bijgehouden en geven voorschriften omtrent de inrichting van een en ander.

VERKRIJGING VAN HET RECHT OP EEN EIGEN GRAF

Artikel 9

  • 1.

    Het recht op een eigen graf wordt toegekend c.q. kan door burgemeester en wethouders worden verlengd met 10 jaar tegen betaling van de hiervoor in de heffingsverordening vastgestelde bedragen.

  • 2.

    De aanvraag ter verkrijging c.q. verlenging van dit recht dient schriftelijk bij burgemeester en wethouders te worden gedaan. Een verzoek om verlenging kan door de rechthebbende slechts binnen 2 jaar voor het verstrijken van de periode van het recht worden gedaan.

  • 3.

    Het recht wordt toegekend aan één natuurlijk persoon door de aanvrager te noemen.

  • 4.

    Van het verlenen van het recht wordt een schriftelijk bewijs opgemaakt dat de naam grafakte draagt.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen een verzoek om verlenging van het recht op een eigen graf weigeren op beheerstechnische gronden.

  • 6.

    Het recht vervalt

    • a.

      door het verstrijken van de termijn waarvoor het recht, eventueel na verlenging, is verleend;

    • b.

      bij verzuim van een verzoek om overboeking van het recht als bedoeld in artikel 14;

    • c.

      op het tijdstip waarop de begraafplaats, met inachtneming van de wet telijke voorschriften, is gesloten verklaard.

      VERGUNNING TOT HET BOUWEN EN HEBBEN VAN EEN GRAFKELDER

Artikel 10

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen, tegen betaling van het in de heffingsverordening daarvoor vastgestelde recht, aan de rechthebbende op een eigen graf vergunning verlenen tot het bouwen en hebben van een grafkelder in die grafruimte.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen toestemming verlenen op nader aan te wijzen plaatsen in twee naast elkaar gelegen eigen graven een dubbele grafkelder te bouwen en te hebben tegen betaling van tweemaal het in de heffingsverordening daarvoor vastgestelde tarief voor een enkele grafkelder.

  • 3.

    De aanvraag van de vergunning tot het stichten van een grafkelder moet schriftelijk worden ingediend bij burgemeester en wethouders en moet bestaan uit een tekening in tweevoud, waarop de constructie van de grafkelder duidelijk moet zijn aangegeven met vermelding van de afmetingen en de te gebruiken materialen.

  • 4.

    Grafkelders moeten worden vervaardigd van solide materiaal en moeten een dekplaat hebben van tenminste 10 cm dikte.

  • 5.

    Het aanleggen van de grafkelder geschiedt geheel door of vanwege de aanvrager, die tevens zorg moet dragen voor de afvoer van de overtollige grond met inachtneming van artikel 4, lid 1.

  • 6.

    De vergunning bedoeld in het 1e lid wordt verleend voor de tijd gedurende het recht op het graf bestaat.

  • 7.

    Bij overboeking van het recht op een eigen graf met een grafkelder wordt de vergunning geacht van de datum van overboeking af te zijn verleend aan de nieuwe rechthebbende.

  • 8.

    Indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders enige herstelling van een grafkelder nodig is, geven zij hiervan schriftelijk kennis aande rechthebbende op dat graf, die verplicht is binnen de door burgemeester en wethouders gestelde termijn aan de aanschrijving te voldoen.

  • 9.

    Wordt geen gevolg aan de aanschrijving gegeven, dan zal deze niet vol doening, zonder verder rechtsmiddel, als een ontbindende voorwaarde gel den in de overeenkomst van uitgifte van het eigen graf zodat uit krachte daarvan de eigendomsrechten van het graf met de grafkelder op de gemeente overgaan en hierover naar bevind van zaken zal kunnen worden beschikt.

GEBRUIK VAN EEN ALGEMEEN GRAF

Artikel 11

  • 1.

    Het begraven van een stoffelijk overschot in een algemeen graf geschiedt tegen betaling van het daarvoor in de heffingsverordening vastgestelde bedrag.

  • 2.

    Reservering van een algemeen graf ten behoeve van begraving van personen die nog niet zijn overleden is niet mogelijk.

  • 3.

    Degene die de begraving heeft aangevraagd, zijnde de gebruiker van het graf,is verplicht van iedere adreswijziging kennis te geven aan burgemeester en wethouders.

  • 4.

    De gebruiker ontvangt een schriftelijke bevestiging van het gebruik van het graf.

  • 5.

    De gebruiker kan het gebruiksbewijs en een eventuele vergunning voor het plaatsen van een gedenkteken overdragen aan een ander en is verplicht dit schriftelijk mede te delen aan burgemeester en wethouders.

  • 6.

    De gebruikstermijn eindigt

    • a.

      20 jaar na de datum van begraving; verlenging is niet mogelijk;

    • b.

      op het tijdstip waarop de begraafplaats met inachtneming van de wettelijke voorschriften is gesloten verklaard.

V00RSCHRIETEN VOOR LIJKBEZORGING

Artikel 12

  • 1.

    Van het voornemen tot begraving wordt tenminste 36 uur tevoren, tenzij met inachtneming van de bepalingen van de wet een kortere termijn voor de lijkbezorging is gesteld, kennis gegeven aan de directeur gemeentewerken.

  • 2.

    Met inachtname van de Wet mag het openen, sluiten en ruimen van graven, niet zijnde een grafkelder, alsmede het opgraven van lijken en het herbegraven, uitsluitend geschieden vanwege de gemeente door of onder toezicht van het personeel.

  • 3.

    Geen begraving geschiedt zonder overlegging van het schriftelijk verlof tot begraven.

  • 3.

    Bij begraving in een eigen graf, kunnen burgemeester en wethouders overlegging vorderen van een verklaring van geen bezwaar, afgegeven door de rechthebbende op dat graf.

  • 4.

    Indien zich op een eigen graf een gedenkteken bevindt dan is degene die wil doen begraven of ruimen verplicht op zijn kosten zorg te dragen voor het wegnemen en weer herplaatsen danwel afvoeren van het gedenkteken.

  • 6.

    Wanneer een rechthebbende op een grafkelder een lijkkist wenst bij te zetten of te ruimen is hij verplicht op zijn kosten zorg te dragen voor het openen en het sluiten van de grafkelder, alsmede voor het wegnemen van de hierop gestelde voorwerpen, voor zover deze de toegankelijkheid zouden belemmeren.

  • 7.

    Grafkelders mogen alleen op de dag van bijzetting of ruiming wordengeopend en moeten binnen één uur na bijzetting of ruiming weer gesloten worden.

TIJDEN VAN BEGRAVEN

Artikel 13

  • 1.

    De gewone uren van begraven zijn van maandag tot en met vrijdag, uitgezonderd de algemeen erkende feestdagen, van 09.00 uur tot 15.00 uur. Een begraving die aanvangt om 15.00 uur wordt nog gerekend tot de gewone uren van begraven.

  • 2.

    Tot de gewone uren van begraven behoren eveneens begravingen op zaterdag, voor zover die valt op 23 of 27 december, van 09.00 uur tot 12.00 uur (aanvang begraving).

  • 3.

    De buitengewone uren van begraven zijn op zaterdag, behoudens de in lid 2 genoemde data, van 09.00 uur tot 12.00 uur (aanvang begraving).

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen van het bepaalde in de leden 1 en 3 van dit artikel afwijken. In dat geval wordt de tijd van begraven aangemerkt als buitengewoon uur.

  • 5.

    Op hetzelfde tijdstip mag niet meer dan één begraving plaatshebben. De volgorde van de begravingen wordt geregeld door de directeur gemeentewerken.

OVERBOEKING VAN HET RECHT OP EEN EIGEN GRAF

Artikel 14

  • 1.

    Na overlijden van de rechthebbende kunnen burgemeester en wethouders, op verzoek van één der erfgenamen het op het graf rustende recht overboeken ten name van één hunner.

  • 2.

    Indien binnen een jaar na het overlijden van de rechthebbende geen verzoek als in het 1e lid bedoeld is ingekomen, vervalt het recht tothet uitsluitend begraven in het betreffende graf en komt het graf weer ter beschikking van de gemeente.

  • 3.

    Buiten de gevallen, bedoeld in het eerste lid, kunnen burgemeester en wethouders de grafrechten ten name van derden overboeken.

  • 4.

    De rechthebbende op een graf is verplicht van iedere adreswijziging kennis te geven aan burgemeester en wethouders.

  • 5.

    Indien een rechthebbende op een graf onbekend is, kunnen burgemeester en wethouders een oproep doen in een plaatselijk verschijnend blad.

  • 6.

    Heeft de rechthebbende zich binnen een termijn van 1 maand na de oproep niet gemeld, dan verklaren burgemeester en wethouders het recht op dat graf vervallen.

AFSTAND DOEN VAN HET RECHT OP EEN GRAF

Artikel 15

De rechthebbende op een graf kan te allen tijde van zijn rechten op het graf afstand doen, uitsluitend ten behoeve van de gemeente door middel van een schriftelijke verklaring.

GEDENKTEKENS OP GRAVEN

Artikel 16

  • 1.

    Voor het plaatsen en hebben van een gedenkteken, alsmede voor het aanbrengen van beplanting op een graf is een vergunning van burgemeester en wethouders nodig, die door of namens de rechthebbende voor wat .betreft een eigen graf of de gebruiker voor wat betreft een algemeen graf, moet worden aangevraagd bij burgemeester en wethouders onder opgaaf van;

    • a.

      het graf, waarvoor de vergunning wordt gevraagd;

    • b.

      welk gedenkteken zal worden geplaatst;

    • c.

      een omschrijving van de beplanting.

  • 2.

    Bij het verzoek om vergunning moet voorts worden overgelegd een tekening in tweevoud waarop plattegrond en het voor- en zij- aanzicht van het gedenkteken, alsmede de fundering duidelijk moeten zijn aangegeven, terwijl hoogte-, breedte- en diktematen moeten zijn vermeld.Voorts dient te zijn aangegeven een omschrijving van het toe te passen materiaal en de bewerking daarvan.

Artikel 17

  • 1.

    De gedenktekens mogen de volgende afmetingen niet overschrijden:

    • A.

      op eigen graven als bedoeld in art. 5 lid a en b:

      • a.

        staande steen hoog maximaal 100 cm en breed maximaal 80 cm;

      • b.

        liggende steen, zerk of stenen omrandingen, lang maximaal 200 cm, breed maximaal 100 cm en hoog maximaal 30 cm;

      • c.

        vak met grafbeplanting, lang maximaal 200 cm en breed maximaal 100 cm.

    • B.

      op algemene graven:

      • a.

        liggende steen, lang maximaal 80 cm, breed maximaal 80 cm en hoog maximaal 20 cm;

      • b.

        vak met grafbeplanting, lang maximaal 100 cm en breed maximaal 100 cm.

    • C.

      op eigen graven als bedoeld in art. 5 lid ld

      • a.

        staande steen of zerk, hoog maximaal 50 cm en breed maximaal 50 cm. De dikte dient dient tenminste 1/12 deel van de hoogte te zijn.

      • b.

        vak met grafbeplanting, maximaal 50 cm lang en 50 cm breed.

  • 2.

    Geen vergunning zal worden verleend voor:

    • a.

      stenen met bloemen of foto's, kunstbloemen of kransen, geëmailleerde of porceleinen schilden met foto's, trommels, dozen, glasplaten en dergelijke:

    • b.

      wit marmer en gietijzer of geëmailleerde grafwerken of gipsafgietsels;

    • c.

      ijzeren hekwerken, kettingen, stangen of palen;

    • d.

      steenhouwerswerk waarop of waarin verfstof of enig ander preparaat is aangebracht; deze bepaling is niet van toepassing op het aanbrengen van verfstof in of op de letters;

    • e.

      grafbeplanting die in volgroeide toestand de hoogte van 50 cm over schrijdt of een groter oppervlak begroeit dan het graf;

    • f.

      gedenktekens die niet voldoen aan redelijke eisen van duurzaamheid en welstand.

  • 3.

    Het plaatsen van een firmanaam of enige andere reclame op het gedenkteken is verboden.

  • 4.

    Het voor een gedenksteen te gebruiken materiaal moet van goede en weervaste kwaliteit zijn en mag geen gebreken vertonen.

  • 5.

    De gedenksteen, uitgezonderd vrij in de grond staande stenen, welke minstens voor 1/4 van hun lengte in de grond moeten staan, moet worden geplaatst op een doelmatige onderbouw.

  • 6.

    Staande gedenktekens moeten geheel aan het achtereinde van een graf worden geplaatst en moeten een dikte hebben tenminste gelijk aan 1/12 deel van de hoogte.

  • 7.

    Een liggende steen moet een dikte hebben tenminste gelijk aan 1/20 van de lengte met een minimum van 6 cm.

  • 8.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorschriften geven waaraan te plaatsen gedenktekens moeten voldoen.

  • 9.

    Alle sporen van afval, ontstaan door of tengevolge van werkzaamheden, moeten onmiddellijk worden opgeruimd.

Artikel 18

Op een algemeen graf is de achterste helft van de grafoppervlakte beschikbaar voor het plaatsen van een gedenkteken ten behoeve van de eerste begraving. De voorste helft is beschikbaar voor het plaatsen van een gedenkteken ten behoeve van de tweede (latere) begraving.

Artikel 19

  • 1.

    De vergunning bedoeld in artikel 16 wordt verleend tegen betaling van het hiervoor in de heffingsverordening vastgestelde bedrag:

    • a.

      voor wat de eigen graven betreft, voor de tijd gedurende welke het recht op het graf bestaat;

    • b.

      voor wat de algemene graven betreft, uiterlijk tot aan het tijd stip waarop het graf overeenkomstig artikel 25, lid 4 zal worden geruimd.

  • 2.

    Bij overboeking van het recht op een eigen graf ten name van een andere rechthebbende wordt de vergunning als boven bedoeld, geacht van de datum van overboeking af te zijn verleend aan de nieuwe rechthebbende.

Artikel 20

  • 1.

    De vergunninghouder moet gedogen dat door het personeel, zonder voorafgaande waarschuwing, een gedenkteken wordt weggenomen of verplaatst, of dat grond of voorwerpen tijdelijk op zijn/haar graf worden neergelegd, indien dit ter begraving van lijken in de nabijheid van het graf of om andere redenen noodzakelijk is.

  • 2.

    Na het verrichten van de werkzaamheden als bedoeld in het 1e lid is de gemeente verplicht de graven te herstellen in de oude toestand.

Artikel 21

  • 1.

    De op de graven geplaatste gedenktekens en aanqebrachte beplantingen moeten op eerste aanschrijving van burgemeester en wethouders door en voor rekening van de vergunninghouder onmiddellijk worden verwijderd, indien zij zijn aangebracht of geplant in strijd met deze verordening of de verleende vergunning.

  • 2.

    Bij nalatigheid vindt verwijdering van gemeentewege plaats. Het verwijderde gedenkteken vervalt alsdan aan de gemeente.

ONDERHOUD GEDENKTEKENS

Artikel 22

  • 1.

    De op de graven geplaatste gedenktekens en aangebrachte beplantingen moeten door de vergunninghouder behoorlijk warden onderhouden. Hiertoe behoort het schoonhouden en verzorgen, alsmede het zonodig herstellen, vernieuwen of vervangen van het gedenkteken, de grafbeplanting of onderdelen daarvan.

  • 2.

    Wanneer burgemeester en wethouders blijkt dat de vergunninghouder de in het 1e lid opgelegde verplichting niet naar behoren nakomt, brengen zij hem/haar schriftelijk hiervan op de hoogte en stellen hem/haar in de gelegenheid binnen een door hen te bepalen termijn voor beter onderhoud zorg te dragen. Indien binnen de gestelde termijn hieraan niet wordt voldaan ofwel indien naderhand opnieuw nalatigheid wordt geconstateerd, trekken burgemeester en wethouders de verleende vergunning in.

  • 3.

    De voormalige vergunninghouder is alsdan verplicht binnen één maand, nadat hem het besluit van burgemeester en wethouders schriftelijk is medegedeeld, zorg te dragen voor verwijdering van het gedenkteken of van de grafbeplanting.Wordt hieraan niet voldaan, dan vindt verwijdering plaats van gemeentewege en vervalt het verwijderde aan de gemeente.

  • 4.

    Losse bloemen, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door het personeel, zonder voorafgaande waarschuwing, worden verwijderd.

AANSPRAKELIJKHEID VOOR GEDENKTEKENS

Artikel 23

De gemeente is niet aansprakelijk voor de zich op de graven bevindende

gedenktekens of grafbeplantingen of voor schade daaraan.

OPHEFFEN VAN GRAVEN

Artikel 24

  • 1.

    Voorafgaand aan het verstrijken van de termijn van het recht op een eigen graf c.q. de gebruikstermijn van een algemeen graf, of bij het vervallen van het recht op een eigen graf, wordt de rechthebbende c.q. de gebruiker ingelicht door burgemeester en wethouders,

  • 2.

    Gedenktekens op graven blijven gedurende 3 maanden na het eindigen of vervallen van het recht op een eigen graf of na het verstrijken van de gebruikstermijn van een algemeen graf, ter beschikking van de rechthebbende c.q. de gebruiker van het graf.

  • 3.

    Na afloop van de in het 2e lid genoemde termijn vervallen de gedenktekens aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 4.

    Grafkelders blijven gedurende 3 maanden na het eindigen of vervallen van het recht op het graf ter beschikking van de rechthebbende. Daarna vervalt de grafkelder aan de gemeente zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

RUIMING

Artikel 25

  • 1.

    Met inachtneming van de daarvoor bij of krachtens de wet gestelde regels en onverminderd het bepaalde in artikel 12, lid 5, kunnen burgemeester en wethouders een eigen graf op verzoek van de rechthebbende en na betaling van het daarvoor krachtens de heffingsverordening verschuldigde recht, laten ruimen.

  • 2.

    Rechthebbende zijn in geval van toepassing van het 1e lid bevoegd de verzamelde resten wederom in dezelfde grafruimte te doen plaatsen, mits de omstandigheden het toelaten.

  • 3.

    Wanneer het recht op een bepaalde grafruimte is vervallen, zijn burgemeester en wethouders bevoegd, met inachtneming van de bij of krachtens de wet gestelde regels, dat graf te ruimen.

  • 4.

    De ruiming van algemene graven geschiedt met inachtneming van de bijof krachtens de wet gestelde regels, na een daartoe genomen besluit van burgemeester en wethouders.

  • 5.

    De overblijfselen van lijken en kisten, die bij ruiming aangetroffen worden, worden herbegraven.

  • 6.

    Tot ruiming van een graf als bedoeld in het 1e, 3e en 4e lid van dit artikel zal niet eerder worden overgegaan dan dat 20 jaar is verstreken na de datum van de laatste begraving in dat graf.

AFWIJKINGSBEVOEGDHEID

Artikel 26

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, alsmede in alle geschillen, wordt beslist door burgemeester en wethouders, behoudens beroep op de gemeenteraad.

Artikel 27

Alle aanspraken en rechten, welke voor de datum van inwerkingtreding van

deze verordening zijn verkregen, worden gehandhaafd.

STRAF- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 28

  • 1.

    Het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze verordening is opgedragen aan de directeur en aan het personeel onverminderd het bepaalde in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering.

  • 2.

    Overtreding van enig voorschrift gesteld bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van tenminste twee maanden.

Artikel 29

  • 1.

    Deze verordening treedt één dag na afkondiging in werking, per die datum vervalt de "Beheersverordening Algemene Begraafplaats", zoals vastgesteld bij besluit van 1 april 1957 alsmede de per 20 juni 1966 vastgestelde en nadien gewijzigde "Verordening houdende voorschriften en ver boden voor het aanbrengen van steenhouwerswerk en grafbeplantingen opde Algemene Begraafplaats van de gemeente Bunnik".

  • 2.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Beheersverordening Algemene Begraafplaats Bunnik".

Behoort bij besluit van de raad van de gemeente Bunnik van 30 juni 1986

nr. RB 86- 114

De secretaris van Bunnik

C.Barmentlo