Verordening externe klachtbehandeling (ombudsman)

Geldend van 01-01-2006 t/m heden

Intitulé

Verordening externe klachtbehandeling (ombudsman)

De raad van de gemeente Bunnik;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 juli 2005, nr. 05-78;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

verklaart titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht onverminderd van toepassing;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

"Verordening externe klachtbehandeling (ombudsman)"

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    verzoekschrift: een schriftelijke uiting van ongenoegen over de wijze waarop een bestuursorgaan of een persoon, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan, zich in een bepaalde aangelegenheid jegens een natuurlijk persoon of een rechtspersoon heeft gedragen;

  • b.

    ombudsman: de gemeentelijke Ombudsman, gevestigd in Utrecht;

  • c.

    plaatsvervanger: plaatsvervangend ombudsman, als zodanig aangewezen door de raad,

  • d.

    verzoeker: degene die het verzoekschrift indient;

Artikel 2 instelling ombudsman

  • 1. Er is een ombudsman.

  • 2. De ombudsman is niet ondergeschikt aan enig bestuursorgaan.

  • 3. De ombudsman ontvangt ter zake van de uitoefening van zijn werkzaamheden geen instructies in het algemeen of voor een enkel geval.

Artikel 3 Samenstelling ombudsman

  • 1. De ombudsman wordt benoemd, geschorst en ontslagen door de raad.

  • 2. Bij verhindering van de ombudsman wordt deze vervangen door een door hem aan te wijzen plaatsvervanger.

  • 3. Deze verordening is van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervanger.

Artikel 4 Onverenigbare betrekkingen

  • 1. Tot ombudsman zijn niet benoembaar:

    • a.

      burgemeester en wethouders;

    • b.

      leden van de raad en leden van commissies waaraan bevoegdheden van een gemeentelijk bestuursorgaan zijn toegekend;

    • c.

      zij die een openbare betrekking hebben waaraan een vaste beloning of toelage is verbonden bij het bestuursorgaan ten aanzien waarvan de ombudsman bevoegd is;

    • d.

      bestuurders en personeelsleden van enig publiekrechtelijk samenwerkingsverband waarin de gemeente deelneemt;

  • 2. De ombudsman vervult geen betrekkingen en verricht geen werkzaamheden waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van de functie op de handhaving van de onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin.

Artikel 5 Eed of belofte

Alvorens zijn ambt te aanvaarden legt de ombudsman in de handen van de voorzitter van de

gemeenteraad af:

  • a.

    de eed of de verklaring en belofte dat hij tot het verkrijgen van zijn benoeming rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of onder welk voorwendsel ook, aan iemand iets heeft gegeven of beloofd, alsmede dat hij om iets in zijn ambt te doen of te laten rechtstreeks noch middellijk van iemand enig geschenk of enige belofte heeft aangenomen of zal aannemen;

  • b.

    de eed of belofte van trouw aan de Grondwet en de wetten, en dat hij zijn plichten als ombudsman naar eer en geweten zal vervullen.

Artikel 6 Geheimhoudingsplicht

De ombudsman is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem bij de uitoefening van zijn

taak bekend is geworden, voor zover dat uit de aard der zaak volgt.

Artikel 7 Zittingsduur en vergoeding

  • 1. De ombudsman wordt benoemd voor een periode van zes jaar.

  • 2. Hij kan steeds voor eenzelfde periode worden herbenoemd.

  • 3. De aftredende ombudsman blijft zijn functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders treft met de Ombudsman een regeling voor de vergoeding van zijn werkzaamheden. Deze regeling valt binnen het door de raad hiervoor toegekende budget.

Artikel 8 Ontslag

  • 1. De ombudsman kan worden ontslagen:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      wanneer hij door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is zijn functie te vervullen;

    • c.

      bij de aanvaarding van een ambt of betrekking als bedoeld in artikel 81 r;

    • d.

      wanneer hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • e.

      indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, hij surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;

    • f.

      wanneer hij naar het oordeel van de raad door handelen of nalaten ernstig nadeel toebrengt aan het in hem gestelde vertrouwen;

    • g.

      wegens opheffing van de ombudsman.

Artikel 9 Non- actief stelling

  • 1. De raad stelt de ombudsman op non»actief indien:

    • a.

      hij zich in voorlopige hechtenis bevindt;

    • b.

      hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zo'n uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • c.

      hij onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, hij surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld ingevolge een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak.

Artikel 10 Taak

  • 1. De ombudsman onderzoekt verzoekschriften en beoordeelt of het bestuursorgaan zich in een bepaalde kwestie behoorlijk heeft gedragen.

  • 2. De ombudsman kan gedurende een onderzoek de klager en het bestuursorgaan of de personen werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid voorstellen doen teneinde onderling tot een oplossing van de klacht te komen.

  • 3. De ombudsman is bevoegd uit eigen beweging een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde gelegenheid heeft gedragen.

  • 4. Ter afsluiting van het onderzoek stelt de ombudsman een rapport op.

Hoofdstuk 2 Werkwijze

Artikel 11 Recht indiening verzoekschrift

Eenieder heeft het recht de ombudsman schriftelijk te verzoeken een onderzoek in stellen naar de wijze waarop een bestuursorgaan van de gemeente zich in een bepaalde aangelegenheid jegens een natuurlijk persoon of een rechtspersoon heeft gedragen.

Artikel 12 Verplichte voorprocedure

  • 1. Uitgangspunt is dat klager, voordat hij een klacht bij de ombudsman indient, deze klacht eerst kenbaar maakt bij het gemeentelijk bestuursorgaan; indien een klacht toch in eerste instantie bij de ombudsman terecht komt verwijst de ombudsman door naar de gemeente Bunnik.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet wanneer de ombudsman van oordeel is dat het niet van klager kan worden gevergd om de klacht in eerste instantie bij de gemeente in te dienen.

  • 3. Indien de ombudsman van oordeel is dat sprake is van een situatie als bedoeld in het tweede lid, dient de gemeente daarover onverwijld te worden geïnformeerd.

  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing indien het verzoek betrekking heeft op de wijze van klachtbehandeling door het betrokken bestuursorgaan.

Artikel 13 Verzoekschrift aan ombudsman

De kennisgeving aan klager over de klachtbehandeling door de gemeentelijke ombudsman

bevat tenminste:

  • 1.

    de mededeling dat klager zich binnen een jaar na ontvangst van de kennisgeving van de klachtbehandeling in eerste instantie tot de gemeentelijke ombudsman kan wenden middels een verzoekschrift;

  • 2.

    Het verzoekschrift dient in ieder geval de volgende gegevens te bevatten;

De naam, het adres van de verzoeker, de dagtekening, de gedraging waartegen het verzoek is gericht, de gronden van het verzoek en de ondertekening;

  • 3.

    De gemeente vermeldt in haar correspondentie de adresgegevens, alsmede het telefoonnummer en de spreekuurtijden van de ombudsman.

  • 4.

    In overleg met de gemeente en de ombudsman kan de toelichting op het verzoek ook plaatsvinden in de gemeente Bunnik op het gemeentehuis.

Artikel 14 Indienen verzoekschrift

Artikel 9:4, tweede en derde lid van de Awb zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15 Ontvangstbevestiging en toezending verzoekschrift

Artikelen 9:6 en 9:9 van de Awb zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Niet bevoegd tot instellen onderzoek

De ombudsman is niet bevoegd een onderzoek in te stellen of voort te zetten naar een klacht

die betrekking heeft op:

  • a.

    een aangelegenheid die behoort tot het algemeen regeringsbeleid, daaronder begrepen het algemeen beleid ter handhaving van de rechtsorde, of tot het algemeen beleid van het betrokken bestuursorgaan;

  • b.

    een algemeen verbindend voorschrift;

  • c.

    een gedraging waartegen beklag kan worden gedaan of beroep kan worden ingesteld, tenzij die gedraging bestaat uit het niet tijdig nemen van een besluit, of waartegen een beklag- of beroepsprocedure aanhangig is;

  • d.

    een gedraging ten aanzien waarvan door een administratieve rechter uitspraak is gedaan;

  • e.

    een gedraging ten aanzien waarvan een procedure bij een andere rechterlijke instantie dan een administratieve rechter aanhangig is, dan wel beroep openstaat tegen een uitspraak die in een zodanige procedure is gedaan

  • f.

    gedragingen waarop de rechterlijke macht toeziet.

Artikel 17 Niet verplicht tot instellen onderzoek

  • 1.

    De ombudsman is niet verplicht een onderzoek in te stellen of voort te zetten indien:

    • a.

      het verzoekschrift niet voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 14;

    • b.

      het verzoek kennelijk ongegrond is;

    • c.

      het belang van de verzoeker dan wel het gewicht van de gedraging kennelijk onvoldoende is;

    • d.

      de verzoeker een ander is dan degene jegens wie de gedraging heeft plaatsgevonden;

    • e.

      het verzoek betrekking heeft op een gedraging waartegen door de verzoeker bezwaar kan worden gemaakt, tenzij die gedraging bestaat uit het niet tijdig nemen van een besluit of waartegen een bezwaarprocedure aanhangig is;

    • f.

      het verzoek betrekking heeft op een gedraging waartegen door de verzoeker bezwaar had kunnen worden gemaakt, beroep had kunnen worden ingesteld of beklag had kunnen worden gedaan;

    • g.

      het verzoek betrekking heeft op een gedraging ten aanzien waarvan door een andere rechterlijke instantie dan een administratieve rechter uitspraak is gedaan;

    • h.

      niet voldaan is aan het vereiste van artikel 12;

    • i.

      een verzoek, die dezelfde gedraging betreft, bij hem in behandeling is of - behalve alser een nieuw feit of een nieuwe omstandigheid bekend is geworden en dit tot eenander oordeel over de bedoelde gedraging had kunnen leiden - door hem isafgedaan;

    • j.

      zolang over een gedraging van het bestuursorgaan die nauw samenhangt met hetonderwerp van het verzoekschrift een procedure aanhangig is bij een rechterlijkeinstantie, dan wel ingevolge bezwaar, administratief beroep of beklag bij een andereinstantie;

    • k.

      zolang het verzoek betrekking heeft op een gedraging die nauw samenhangt met eenonderwerp dat door het instellen van een procedure aan het oordeel van een andererechterlijke instantie dan een administratieve rechter onderworpen is;

    • l.

      het verzoek betrekking heeft op een gedraging naar aanleiding waarvan deombudsman heeft bevorderd dat alsnog naar behoren aan de klacht tegemoet isgekomen.

    • m.

      het verzoek, die dezelfde gedraging betreft, ingevolge een wettelijk geregeldeklachtvoorziening bij een onafhankelijke klachtinstantie niet zijnde een ombudsman inbehandeling is of daardoor is afgedaan.

  • 2.

    Voorts is de ombudsman niet verplicht een onderzoek in te stellen indien het verzoek later dan een jaar na het betreffende incident wordt ingediend:

    • a.

      na de kennisgeving door het bestuursorgaan van de bevindingen van het onderzoek van de intern ingediende klacht;

    • b.

      nadat deze klachtbehandeling op andere wijze is geëindigd;

    • c.

      nadat deze klachtbehandeling ingevolge artikel 9:11 Awb beëindigd had moeten zijn.

Artikel 18 Mededeling bij niet in behandeling nemen of voortzetten onderzoek

  • 1. Indien de ombudsman geen onderzoek instelt of voortzet, doet hij daarvan zo spoedig mogelijk en onder vermelding van de redenen schriftelijk mededeling aan de verzoeker, het bestuursorgaan en degene op wiens gedraging het verzoekschrift betrekking heeft.

  • 2. Indien een andere instantie bevoegd is ten aanzien van het verzoekschrift, zendt de ombudsman het verzoekschrift, na aantekening van de ontvangstdatum daarop, door aan de bevoegde instantie, onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de verzoeker.

Artikel 19 Horen

  • 1. De ombudsman stelt het bestuursorgaan, degene op wiens gedraging het verzoek betrekking heeft, eventueel andere onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen en getuigen, evenals de verzoeker in de gelegenheid om schriftelijk of mondeling en al dan niet in tegenwoordigheid van elkaar hun standpunt toe te lichten.

  • 2. De ombudsman kan ook anderen, indien hij dit noodzakelijk acht voor het onderzoek, in de gelegenheid stellen om van een klacht kennis te nemen en daarover mondeling of schriftelijk verklaringen af te leggen.

  • 3. Indien een onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan werkzaam persoon geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid ais bedoeld in het eerste en het tweede lid, kan de ombudsman deze persoon, conform artikel 31 Algemene wet bestuursrecht, daartoe verplichten. Indien de ombudsman van deze bevoegdheid gebruik maakt stelt hij de gemeente hiervan onverwijld in kennis.

Artikel 20 Verstrekking inlichtingen

Het bestuursorgaan, onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen -ook na het beëindigen van de werkzaamheden, getuigen alsmede de verzoeker verstrekken de ombudsman desgevraagd alle inlichtingen die voor de afhandeling van het verzoekschrift nodig zijn, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten.

Artikel 21 Bevindingen

In het rapport, genoemd in artikel 10, geeft de ombudsman gemotiveerd zijn bevindingen en zijn oordeel weer. De ombudsman kan tevens aan het bestuursorgaan zijn zienswijze kenbaar maken over eventueel te nemen maatregelen.

Artikel 22 Mededeling bevindingen

  • 1. De ombudsman zendt zijn rapport aan het betrokken bestuursorgaan, alsmede aan de verzoeker en aan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft.

  • 2. Binnen een redelijke termijn na ontvangst van het rapport van de ombudsman bericht de klachtcoördinator aan de ombudsman of de gemeente de aanbeveling(en) uit het rapport van de ombudsman overneemt en op welke wijze dat geschiedt.

  • 3. Een anonieme versie van een rapport van de ombudsman kan door geïnteresseerden worden opgevraagd bij de Ombudsman.

Artikel 23 Evaluatie en jaarverslag

  • 1. Jaarlijks vindt een evaluatiegesprek plaats over het voorgaande jaar met de voorzitter van de raad en het seniorenconvent.

  • 2. De ombudsman brengt jaarlijks aan de raad schriftelijk verslag uit van zijn werkzaamheden. Dit verslag wordt algemeen verkrijgbaar gesteld.

Artikel 24 Taken klachtcoördinator

  • 1. De klachtcoördinator is verantwoordelijk voor een tijdige gemeentelijke reactie op correspondentie van de Ombudsman.

  • 2. De klachtcoördinator draagt er zorg voor dat het standpunt van degene op wiens gedrag het verzoek betrekking heeft, wordt meegenomen in de reactie van de gemeente op vragen van de Ombudsman

  • 3. De klachtcoördinator draagt er zorg voor dat het standpunt van de gemeente wordt meegenomen in de reactie op het verslag van bevindingen.

  • 4. De klachtcoördinator draagt er zorg voor dat degene op wiens gedrag het verzoek betrekking heeft kennis neemt van het rapport van de gemeentelijke ombudsman.

  • 5. De klachtcoördinator zorgt ervoor dat aan geïnteresseerden een anonieme versie van het rapport van de ombudsman beschikbaar wordt gesteld

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 25 Bekendmaking

Het college van burgemeester en wethouders maakt de inhoud van deze verordening op de

gebruikelijke wijze binnen de gemeentelijke organisatie bekend.

Artikel 26 Citeertitel

Deze verordening worden aangehaald als: "Verordening externe klachtbehandeling (ombudsman)".

Artikel 27 inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2006.

Met de inwerkingtreding van de bovenstaande regeling vervalt de "Verordening externe klachtbehandeling" (Ombudsman) d.d. 27 juni 2002.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 27 oktober 2005
De raad voornoemd,
De griffier,
de voorzitter,