Regeling vervallen per 01-01-2014

Verordening op de heffing en invordering van Rioolheffing 2013

Geldend van 17-01-2013 t/m 31-12-2013

Intitulé

De raad van de gemeente Bunnik

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 09 oktober 2012;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet;

b e s l u i t vast te stellen de:

De verordening op de heffing en invordering van Rioolheffing 2013.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt:

  • a.

    onder gemeentelijke riolering mede de randvoorzieningen zoals gemalen en pompen, wadi’s en het voor openbare dienst bestemde gemeentewater begrepen;

  • b.

    onder afvalwater verstaan water en stoffen die worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering;

  • c.

    onder eigendom verstaan een roerende of een onroerende zaak;

  • d.

    onder niet-woning verstaan een roerende of onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient;

  • e.

    onder bedrijf aan huis verstaan een bedrijf met minder dan 10 werknemers, dat staat op hetzelfde of het naburige kadastrale perceel als een woning, en waarbij het bedrijf wordt gevoerd door de gebruiker van de woning;

  • f.

    onder heffingseenheid verstaan de gemiddelde hoeveelheid afvalwater die uit een eigendom via de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. Onder de naam “rioolheffing” wordt geheven een heffing van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

  • 2. Met betrekking tot de heffing als bedoeld in het eerste lid, wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt heffing of persoonlijk heffing gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een eigendom –niet een gedeelte als bedoeld in artikel 3- ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

Artikel 3 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de heffingen geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als een eigendom worden aangemerkt

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1. De heffing als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt geheven naar een vast bedrag per heffingseenheid.

  • 2. Het aantal heffingseenheden per belastingjaar bedraagt:

    • a.

      voor het gebruik van een woning, alsmede voor gebruik van een woning met bedrijf aan huis, één heffingseenheid;

    • b.

      voor het gebruik van een bedrijf met minder dan 10 werknemers, één heffingseenheid;

    • c.

      voor het gebruik van een bedrijf met 10 tot en met 25 werknemers, twee heffingseenheden;

    • d.

      voor het gebruik van een bedrijf met 26 tot en met 50 werknemers, drie heffingseenheden;

    • e.

      voor het gebruik van een bedrijf met 51 tot en met 75 werknemers, vier heffingseenheden;

    • f.

      voor het gebruik van een bedrijf met 76 tot en met 100 werknemers, vijf heffingseenheden;

    • g.

      voor het gebruik van een bedrijf met meer dan 100 werknemers, acht heffingseenheden.

  • 3. Voor het vaststellen van het aantal verschuldigde heffingseenheden als bedoeld in lid 2, wordt uitgegaan van het aantal werknemers op de eerste dag van het belastingjaar.

Artikel 5 Belastingtarief

De heffing als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt per heffingseenheid € 175,80.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar

Artikel 7 Wijze van heffing

De heffingen worden bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De heffing als bedoeld in artikel 2 eerste lid, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor de heffing als bedoeld in artikel 2 eerste lid, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de heffing verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor de heffing als bedoeld in artikel 2 eerste lid, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander eigendom in gebruik neemt.

Artikel 9 Termijn van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 200,- doch minder is dan € 2.500,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslag moet worden betaald in acht termijnen, waarvan zeven gelijke termijnen en een achtste termijn waarin de compensatiebetaling plaats zal hebben. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elke van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffingen.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Indien door bijzondere omstandigheden de strikte toepassing van deze verordening naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders zou leiden tot een niet gerechtvaardigde uitkomst, kan het college van burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in deze verordening door te besluiten, geheel of gedeeltelijk, geen rioolheffing te heffen.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De “Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2012” van 15 december 2011 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening Rioolheffing 2013".

    Aldus besloten in de openbare vergadering van 13 december 2012.

    De raad voornoemd,

    De griffier de voorzitter