Regeling vervallen per 01-01-2017

Beleidsregels Subsidieverstrekking gemeente Bunnik 2008

Geldend van 01-09-2008 t/m 31-12-2016

Intitulé

Beleidsregels Subsidieverstrekking gemeente Bunnik 2008

Beleidsregels Subsidieverstrekking gemeente Bunnik 2008

Algemeen

Deze beleidsregels vormen samen met de Algemene Subsidieverordening Bunnik 2008 (de ASV) het kader voor de beoordeling van aanvragen voor subsidie in de gemeente Bunnik. De Algemene Subsidieverordening bevat de algemeen verbindende voorschriften en is daardoor een wettelijk kader. Het vormt een administratief ‘spoorboekje’ voor de aanvragers van subsidie. In artikel 4 van de ASV is bepaald dat het college beleidsregels vaststelt waarin de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader worden bepaald en waarin criteria worden aangegeven die voor die verstrekking gelden. Deze beleidsregels zijn op basis van artikel 4 van de ASV vastgesteld. Het zijn de regels die het college hanteert bij de uitoefening van zijn bevoegdheid om de subsidiegelden te verdelen.

In deel I van de beleidsregels worden de structurele subsidies beschreven. Voor de structurele subsidies worden de door de raad vastgestelde subsidieplafonds ingesteld voor de volgende producten:

  • 1.

    Sportbeleid;

  • 2.

    Dorp- en buurtbeleid;

  • 3.

    Beleid voor kwetsbare burgers;

  • 4.

    Integraal jeugdbeleid.

Binnen deze subsidieplafonds kunnen met enkele grotere instellingen/stichtingen (waarmee een budgetsubsidie wordt aangegaan) uitvoeringsovereenkomsten worden afgesloten. Hiervoor worden binnen de subsidieplafonds afzonderlijke bedragen geoormerkt. Het resterende deel van het betreffende subsidieplafond is beschikbaar voor de overige aanvragen voor subsidie binnen dit subsidieplafond. Als in een bepaald jaar het bedrag aan aanvragen voor subsidie hoger is dan het beschikbare bedrag binnen het subsidieplafond, dan vindt rangschikking plaats op basis van rangordecriteria. Hiervoor zijn per product criteria opgenomen. Als aanvragen op basis van de rangordecriteria als gelijk worden beoordeeld, beslist het college van burgemeester en wethouders over de toewijzing van subsidie. Aan elk subsidieproduct voor structurele subsidies is een apart hoofdstuk gewijd.

Deel II van de beleidsregels gaat over de incidentele activiteitensubsidies en de subsidies voor jubilea. Voor deze subsidies worden door de raad twee subsidieplafonds ingesteld; het subsidieplafond incidentele activiteitensubsidies en het subsidieplafond voor jubilea.

Voor het subsidieplafond incidentele activiteitensubsidies geldt dat deze subsidie maximaal € 500,- bedraagt per jaar, gedurende maximaal twee jaar. Om de hoogte van de incidentele subsidie te bepalen is een subsidiescore systeem opgesteld. Aan de hand van objectieve criteria wordt de hoogte van de eenmalige subsidie bepaald, onder voorwaarde dat aan de subsidievoorwaarden is voldaan. Dit, op volgorde van binnenkomst en tot het subsidieplafond is bereikt.

Ten aanzien van het subsidieplafond voor jubilea geldt dat een vast bedrag voor een jubileum wordt verleend.

Tot slot zijn in deel III de overgangsbepalingen en de inwerkingtreding opgenomen.

De Algemene Subsidieverordening en de beleidsregels samen geven aan de subsidieaanvrager duidelijkheid of deze voor subsidie in aanmerking komt, en als het subsidieplafond zou worden overschreden geven zij de regels aan welke aanvragen de hoogste prioriteit krijgen. Deze regels zorgen voor een doelmatige toetsing en indien nodig prioritering. Het niet voldoen aan één of meerdere criteria houdt een weigeringsgrond in (artikel 5.1 van de Algemene Subsidieverordening Bunnik 2008).

Deel I STRUCTURELE SUBSIDIES – SPECIFIEKE BEPALINGEN

Hoofdstuk 1: Sportbeleid

Artikel 1.1 Inleiding sportbeleid

Op het sportbeleid is de Nota Breedtesportstimuleringsbeleid 2007 – 2009 van toepassing. Het gelegenheid geven tot sportbeoefening en stimuleren van deelname aan sport en beweging heeft als beoogde effecten de ontwikkeling en behoud van een actieve levensstijl, het behoud c.q. toename van deelname aan sport en bewegen. Dit door middel van sportstimuleringsactiviteiten voor met name de doelgroepen jeugd (8 tot 12 jaar), jongeren (12 tot 18 jaar), senioren (vanaf 50 jaar) en vrijwilligers in de sport. Daarnaast breedtesportstimulering door goed functionerende organisaties voor sport en bewegen en het beschikbaar zijn van basisvoorzieningen door subsidiëring van het Sportplatform Bunnik.

Artikel 1.2 Nadere begripsomschrijving sportbeleid

De beleidsregels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de instellingen, die groepen burgers in Bunnik stimuleren tot deelname aan sport en bewegen.

Artikel 1.3 Subsidie voor het Sportplatform Bunnik

Een deel van de sportsubsidies verstrekt de gemeente aan de stichting Sportplatform gemeente Bunnik. Het Sportplatform heeft een belangrijke rol in de uitvoering van sportstimuleringsactiviteiten. Het Sportpatform voert projecten uit en activeert hierbij het onderwijs, de sportverenigingen en het bedrijfsleven als partners. Daarnaast kan de gemeente ook in beperkte mate aan aanvragers voor subsidie sportsubsidies verstrekken. Leidend hierbij is de Nota Breedtesportstimuleringsbeleid 2007 – 2009. Subsidie in dit kader kan incidenteel van aard zijn.

Artikel 1.4 Bijzondere subsidievoorwaarden sportbeleid

  • 1. Algemeen

    • a.

      per kern wordt in principe één gelijksoortige activiteit per doelgroep gesubsidieerd;

    • b.

      om voor een subsidie in aanmerking te komen heeft een instelling minimaal 10 deelnemers en/of leden. Met het aantal deelnemers of leden wordt bedoeld het aantal leden/deelnemers, woonachtig in Bunnik, per 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar, waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • c.

      bij de vaststelling van de hoogte van het subsidiebedrag wordt rekening gehouden met de reële hoogte van de subsidiabele kosten in relatie tot de doelmatigheid (de mate waarin uitvoering wordt gegeven aan het gemeentelijk beleid) en de effectiviteit (de mate waarin daadwerkelijk wordt bijgedragen aan de realisatie van het gemeentelijke beleid);

    • d.

      de hoogte van het subsidiebedrag kan lager worden vastgesteld dan de hoogte van de aanvraag voor subsidie.

Artikel 1.5 Rangordecriteria sportbeleid

  • 1.

    Algemeen

Als de aangevraagde subsidies tezamen het subsidieplafond te boven gaan, dan vindt prioritering plaats op basis van rangordecriteria. Een te lage rangschikking leidt derhalve tot afwijzing van de aanvraag voor subsidie. Als aanvragen voor subsidie op basis van de rangordecriteria als gelijk worden beoordeeld, beslist het college van burgemeester en wethouders over de desbetreffende aanvragen voor subsidie. Deze beslissing kan ook inhouden dat een voorstel aan de raad wordt voorgelegd.

  • 2.

    Rangordecriteria sportbeleid (de activiteiten onder a) krijgen de hoogste prioriteit, gevolgd door deze onder b), vervolgens c) enz.):

    • a.

      Activiteiten voor de doelgroepen jeugd (8 tot 12 jaar), jongeren (12 tot 18 jaar), senioren (vanaf 50 jaar) en vrijwilligers in de sport komen als eerste in aanmerking voor subsidie;

    • b.

      Activiteiten met een grotere reële geschatte omvang van de doelgroep/publiek gaan daarna voor activiteiten met een kleinere geschatte omvang van de doelgroep/publiek;

    • c.

      Activiteiten met een vernieuwend karakter en/of nieuwe activiteiten krijgen vervolgens een hogere prioriteit dan activiteiten zonder vernieuwend karakter en/of bestaande activiteiten, het vernieuwend karakter moet met steekhoudende argumenten worden onderbouwd;

    • d.

      Ten slotte krijgen activiteiten waarbij het percentage inkomsten ten opzichte van de uitgaven hoger is een hogere prioriteit dan activiteiten waarbij dit percentage lager is.

Met de stichting Sportplatform Bunnik wordt een uitvoeringsovereenkomst afgesloten.

Hoofdstuk 2: Dorp- en buurtbeleid.

Artikel 2.1 Inleiding

Van toepassing zijn de Cultuurnota gemeente Bunnik en het WMO-beleidsplan 2008 - 2011.‘Dorp- en buurtbeleid’ heeft als beoogde effecten het bevorderen van sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten. Specifiek worden hierbij als middel genoemd de uitvoering van:

  • -

    Cultuurbeleid inclusief bibliotheekbeleid;

  • -

    Algemeen WMO-beleid.

Artikel 2.2 Nadere begripsomschrijving cultuurbeleid

De beleidsregels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de instellingen die gericht zijn op de inwoners van Bunnik die de bevordering van de culturele (zelf)ontplooiing behartigen, alsmede de oranje- en de scoutingverenigingen en wel in het bijzonder door het beoefenen van instrumentale en vocale muziek, kunst, toneel, dans, cultuurhistorie en cultuureducatie. Het cultuurbeleid is een faciliterend beleid met speciale accenten op enerzijds jeugd en jongeren en anderzijds participatie van zoveel mogelijk burgers.

De bibliotheek is een belangrijke basisvoorziening en voert de volgende vijf kernfuncties uit; ‘kennis en informatie’, ‘ontwikkeling en educatie’, ‘kunst en cultuur’, ‘lezen en literatuur’ en ‘ontmoeting en debat’. Zoveel mogelijk wordt de gehele bevolking van Bunnik door de bibliotheek worden bereikt. De muziekschool “De Kromme Rijn” is eveneens een vaste pijler van onze culturele infrastructuur.

Artikel 2.3 Subsidie voor de bibliotheek

De bibliotheek in Bunnik is onderdeel van de Stichting Bibliotheek Zeist en maakt deel uit van de Regiobibliotheek Utrecht Midden (RUM). Met de stichting wordt een uitvoeringsovereenkomst afgesloten.

Artikel 2.4 Subsidie voor de muziekschool

De muziekschool “De Kromme Rijn” verzorgt in Bunnik, Werkhoven en in Odijk instrumentale en vocale lessen met bijbehorende ensembles en daarnaast kortere cursussen. De gemeentelijke subsidie gaat naar de Stichting Muziekonderwijs Gemeente Bunnik voor de coördinatie en administratie en accommodatie van de muziekschool voor de lessen. Ook maakt de subsidie het ensemblespel en de voorspeelavonden mogelijk. Het subsidiebedrag betreft een vast bedrag dat jaarlijks wordt geïndexeerd. Met de stichting wordt een uitvoeringsovereenkomst afgesloten.

Artikel 2.5 Bijzondere subsidievoorwaarden overig cultuurbeleid

  • 1. Algemeen

    • a.

      per kern wordt in principe één gelijksoortige activiteit per doelgroep gesubsidieerd;

    • b.

      om voor een subsidie in aanmerking te komen heeft een instelling minimaal 10 deelnemers en/of leden. Met het aantal deelnemers en/of leden wordt bedoeld het aantal deelnemers en/of leden, woonachtig in Bunnik, per 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar, waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

    • c.

      bij de vaststelling van de hoogte van het subsidiebedrag wordt rekening gehouden met de reële hoogte van de subsidiabele kosten in relatie tot de doelmatigheid (de mate waarin uitvoering wordt gegeven aan het gemeentelijk beleid) en de effectiviteit (de mate waarin daadwerkelijk wordt bijgedragen aan de realisatie van het gemeentelijke beleid);

    • d.

      de hoogte van het subsidiebedrag kan lager worden vastgesteld dan de hoogte van de aanvraag voor subsidie;

    • e.

      in de beschikking tot subsidieverlening aan harmonieën, fanfares, brassbands en zangverenigingen wordt opgenomen dat deze op verzoek van het college kosteloos meewerken aan de viering van verjaardagen van leden van het koninklijk huis, nationale feestdagen en/of andere gelegenheden;

  • 2. In de beschikking tot subsidieverlening aan harmonie-, fanfarekorpsen en brassbands wordt de verplichting opgenomen om minstens éénmaal per vijf aaneengesloten jaren deel te nemen aan een onder auspiciën en reglementering van de landelijke en/of provinciale bond of federatie, waarbij de betreffende instelling is aangesloten, te houden concours.

Artikel 2.6 Rangordecriteria overig cultuurbeleid

  • 1.

    Algemeen

Als de aangevraagde subsidies tezamen het subsidieplafond te boven gaan, dan vindt prioritering plaats op basis van rangordecriteria. Een te lage rangschikking leidt derhalve tot afwijzing van de aanvraag voor subsidie. Als aanvragen voor subsidie op basis van de rangordecriteria als gelijk worden beoordeeld, beslist het college van burgemeester en wethouders over de desbetreffende aanvragen voor subsidie. Deze beslissing kan ook inhouden dat een voorstel aan de raad wordt voorgelegd.

  • 2.

    Rangordecriteria overig cultuurbeleid (de activiteiten onder a) krijgen de hoogste prioriteit gevolgd door deze onder b), vervolgens c) enz.):

    • a.

      Activiteiten voor de doelgroepen jeugd (8 tot 12 jaar) en jongeren (12 tot 18 jaar) en activiteiten waarbij zoveel mogelijk burgers aan deelnemen komen als eerste in aanmerking voor subsidie;

    • b.

      Vervolgens komen educatie-activiteiten aan de beurt, gevolgd door activiteiten ter ontplooiing en dan recreatieve activiteiten;

    • c.

      Daarna komen activiteiten met een grotere reële geschatte omvang van bezoekersaantallen eerder aan bod voor subsidie dan activiteiten met een minder grote reële geschatte omvang van bezoekersaantallen;

    • d.

      Activiteiten met een vernieuwend karakter en/of nieuwe activiteiten krijgen vervolgens een hogere prioriteit dan activiteiten zonder een vernieuwend karakter en/of bestaande activiteiten, het vernieuwend karakter wordt op steekhoudende argumenten gebaseerd;

    • e.

      Aansluitend krijgen activiteiten waarbij het percentage inkomsten ten opzichte van de uitgaven hoger is een hogere prioriteit dan activiteiten waarbij dit percentage lager is.

Artikel 2.7 Nadere begripsomschrijving algemeen WMO-beleid

De beleidsregels zijn van toepassing op de instellingen die gericht zijn op de leefbaarheid en sociale samenhang van ingezetenen van de gemeente Bunnik. De doelstelling is dat inwoners zich kunnen ontwikkelen op sociaal cultureel gebied en het welzijn. Het daartoe in stand houden en, waar mogelijk met extra impulsen voor bestaande of nieuwe organisaties, versterken van een gevarieerd en evenwichtig aanbod van sociaal culturele en welzijnsvoorzieningen.

Hieronder vallen onder andere verenigingen van dorpsgemeenschappen, EHBO-verenigingen en vrouwenverenigingen. Ook vrijwilligersinitiatieven en de ondersteuning van vrijwilligers worden hiertoe gerekend.

Artikel 2.8 Bijzondere subsidievoorwaarden algemeen WMO-beleid

  • 1. Algemeen

    • a.

      per kern wordt in principe één gelijksoortige activiteit per doelgroep gesubsidieerd;

    • b.

      om voor een subsidie in aanmerking te komen heeft een instelling minimaal 10 deelnemers en/of leden. Met het deelnemers en/of aantal leden wordt bedoeld het aantal deelnemers en/of leden, woonachtig in Bunnik, per 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar, waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • c.

      bij de vaststelling van de hoogte van het subsidiebedrag wordt rekening gehouden met de reële hoogte van de subsidiabele kosten in relatie tot de doelmatigheid (de mate waarin uitvoering wordt gegeven aan het gemeentelijk beleid) en de effectiviteit (de mate waarin daadwerkelijk wordt bijgedragen aan de realisatie van het gemeentelijke beleid);

    • d.

      de hoogte van het subsidiebedrag kan lager worden vastgesteld dan de hoogte van de aanvraag voor subsidie.

Artikel 2.9 Rangordecriteria algemeen WMO-beleid

  • 1.

    Algemeen

Als de aangevraagde subsidies tezamen het subsidieplafond te boven gaan, dan vindt prioritering plaats op basis van rangordecriteria. Een te lage rangschikking leidt derhalve tot afwijzing van de aanvraag voor subsidie. Als aanvragen voor subsidie op basis van de rangordecriteria als gelijk worden beoordeeld, beslist het college van burgemeester en wethouders over de desbetreffende aanvragen voor subsidie. Deze beslissing kan ook inhouden dat een voorstel aan de raad wordt voorgelegd.

  • 2.

    Rangordecriteria algemeen WMO-beleid (de activiteiten onder a) krijgen de hoogste prioriteit gevolgd door deze onder b), vervolgens c) enz.):

    • a.

      Algemene sociaal culturele en welzijnsactiviteiten die er op zijn gericht dat zoveel mogelijk burgers zich kunnen ontwikkelen komen als eerste aan bod voor subsidie;

    • b.

      Daarna volgen activiteiten die een actieve betrokkenheid van de deelnemers bij de samenleving blijvend stimuleren;

    • c.

      Integrale activiteiten die de participatie bevorderen gaan voor categorale activiteiten die de participatie bevorderen;

    • d.

      Activiteiten met een grotere reële geschatte omvang van de doelgroep/publiek gaan daarna voor activiteiten met een kleinere reële geschatte omvang van de doelgroep/publiek;

    • e.

      Activiteiten met een vernieuwend karakter en/of nieuwe activiteiten krijgen vervolgens een hogere prioriteit dan activiteiten zonder vernieuwend karakter en/of bestaande activiteiten, het vernieuwend karakter wordt op steekhoudende argumenten gebaseerd;

    • f.

      Aansluitend krijgen activiteiten waarbij het percentage inkomsten ten opzichte van de uitgaven hoger is een hogere prioriteit dan activiteiten waarbij dit percentage lager is.

Hoofdstuk 3: Beleid voor kwetsbare burgers

Artikel 3.1 Inleiding

Van toepassing is het WMO beleidsplan 2008 – 2011. De beoogde effecten van het beleid voor kwetsbare burgers zijn dat groepen kwetsbare burgers in staat worden gesteld zo zelfstandig mogelijk deel te nemen aan het maatschappelijke verkeer. De doelgroepen in dit kader zijn vooral de zogenaamde WMO-doelgroepen; mensen met een beperking, mensen met een chronisch psychisch probleem, mensen met een psychosociaal probleem, verslaafden, mensen met een chronisch psychiatrisch ziektebeeld, dak- & thuislozen, zorg gerelateerde mantelzorgers en zorg gerelateerde vrijwilligers. Specifiek behoren het Vluchtelingenwerk en het Algemeen Maatschappelijk Werk tot dit beleid.

Artikel 3.2 Nadere begripsomschrijving beleid voor kwetsbare burgers

De beleidsregels zijn van toepassing op de instellingen, die groepen burgers of individuele burgers in Bunnik ondersteunt in het zelfstandig functioneren en deelnemen aan het maatschappelijke verkeer.

Artikel 3.3 Subsidie voor Vluchtelingenwerk

De Stichting Vluchtelingenwerk Bunnik verzorgt de begeleiding en ondersteuning van vluchtelingen op het gebied van huisvesting, inkomen, werk, welzijn en integratie.Met de stichting wordt een uitvoeringsovereenkomst afgesloten.

Artikel 3.4 Subsidie voor het Algemeen Maatschappelijk Werk

Het Algemeen Maatschappelijk Werk voor de gemeente Bunnik wordt uitgevoerd door de stichting Vitras gebaseerd op een inzet van 1,8 Fte. Met de stichting wordt een uitvoeringsovereenkomst afgesloten, tezamen met tien andere gemeenten.

Artikel 3.5 Bijzondere subsidievoorwaarden beleid voor kwetsbare burgers

  • 1. Algemeen

    • a.

      per kern wordt maximaal één gelijksoortige activiteit gesubsidieerd;

    • b.

      instellingen komen alleen voor subsidie in aanmerking indien zij zijn aangesloten bij een landelijke en/of provinciale bond of federatie als die mogelijkheid bestaat;

    • c.

      bij de vaststelling van de hoogte van het subsidiebedrag wordt rekening gehouden met de reële hoogte van de subsidiabele kosten in relatie tot de doelmatigheid (de mate waarin uitvoering wordt gegeven aan het gemeentelijk beleid) en de effectiviteit (de mate waarin daadwerkelijk wordt bijgedragen aan de realisatie van het gemeentelijke beleid);

    • d.

      de hoogte van het subsidiebedrag kan lager worden vastgesteld dan de hoogte van de aanvraag voor subsidie.

Artikel 3.6 Rangordecriteria beleid voor kwetsbare burgers

  • 1.

    Algemeen

Als de aangevraagde subsidies tezamen het subsidieplafond te boven gaan, dan vindt prioritering plaats op basis van rangordecriteria. Een te lage rangschikking leidt derhalve tot afwijzing van de aanvraag voor subsidie. Als aanvragen voor subsidie op basis van de rangordecriteria als gelijk worden beoordeeld, beslist het college van burgemeester en wethouders over de desbetreffende aanvragen voor subsidie. Deze beslissing kan ook inhouden dat een voorstel aan de raad wordt voorgelegd.

  • 2.

    Rangordecriteria beleid voor kwetsbare burgers (de activiteiten onder a) krijgen de hoogste prioriteit gevolgd door deze onder b), vervolgens c) enz.):

    • a.

      Activiteiten die er op gericht zijn zoveel mogelijk burgers te ondersteunen in het zelfstandig functioneren en deel te nemen aan het maatschappelijke verkeer komen als eerste aan bod voor subsidie;

    • b.

      Daarna volgen activiteiten die aantoonbaar inspelen op de optimalisering van het leefklimaat van kwetsbare burgers;

    • c.

      Vervolgens worden integrale activiteiten eerder gesubsidieerd dan categorale activiteiten;

    • d.

      Activiteiten die er op gericht zijn de eigen kracht van de kwetsbare groepen blijvend te versterken gaan voor activiteiten die dit element niet hebben.

Hoofdstuk 4: Integraal jeugdbeleid.

Artikel 4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komen de beleidsregels aan de orde die als beoogd effect hebben: ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en ouders met problemen met opvoeden en de ontplooiing van jeugd en jongeren. Integraal jeugdbeleid gaat onder meer over peuters, leerplichtige kinderen van 5 tot en met 17 jaar, jongeren tot 23 jaar zonder startkwalificatie en hun ouders. In de loop van 2008 zal een nota integraal jeugdbeleid worden ontwikkeld, waarbij nadrukkelijk de verbanden tussen de jeugd en het onderwijs, de zorg, de peuterspeelzalen, de openbare ruimte, het jeugdwerk etc. worden behandeld.

Artikel 4.2 Nadere begripsomschrijving integraal jeugdbeleid

De beleidsregels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de instellingen, die het jeugd- en jongerenwerk in Bunnik behartigen. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het geheel van werkvormen en structuren, die gericht zijn op educatieve, sociale, creatieve, motorische en recreatieve ontplooiing van jeugdigen en jongeren in de leeftijd tot en met 20 jaar. Daarnaast behoren voor- en vroegschoolse educatie, het peuterspeelzaalwerk, onderwijsachterstandenbeleid, kunsteducatie en natuur- en milieu-educatie tot het integraal jeugdbeleid.

Artikel 4.3 Subsidie voor peuterspeelzaalwerk

De peuterspeelzalen in Bunnik worden met ingang van 1 januari 2008 geëxploiteerd door Kindercentra Midden Nederland, Kind & Co (KMN Kind & Co). De “Verordening Peuterspeelzalen Bunnik 2005” is van toepassing op het peuterspeelzaalwerk. Met KMN, Kind & Co wordt een uitvoeringsovereenkomst afgesloten.

Artikel 4.4 Nadere subsidievoorwaarden peuterspeelzaalwerk

Indien peuterspeelzalen ten behoeve van hun werkzaamheden zijn ondergebracht in gebouwen ten aanzien waarvan reeds uit anderen hoofde subsidie wordt genoten in de huisvestingskosten, kan in die kosten op grond van deze regeling geen subsidie worden toegekend, welke hoger is of gelijk aan een eventueel aanwezige andere subsidie in de huisvestingskosten.

Artikel 4.5 Bijzondere subsidievoorwaarden integraal jeugdbeleid

  • 1. Algemeen

    • a.

      per kern wordt in principe één gelijksoortige activiteit per doelgroep gesubsidieerd;

    • b.

      om voor een subsidie in aanmerking te komen heeft een instelling minimaal 10 deelnemers en/of leden. Met het aantal deelnemers en/of leden wordt bedoeld het aantal deelnemers en/of leden, woonachtig in Bunnik, per 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar, waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • c.

      bij de vaststelling van de hoogte van het subsidiebedrag wordt rekening gehouden met de reële hoogte van de subsidiabele kosten in relatie tot de doelmatigheid (de mate waarin uitvoering wordt gegeven aan het gemeentelijk beleid) en de effectiviteit (de mate waarin daadwerkelijk wordt bijgedragen aan de realisatie van het gemeentelijke beleid);

    • d.

      de hoogte van het subsidiebedrag kan lager worden vastgesteld dan de hoogte van de aanvraag voor subsidie.

Artikel 4.6 Rangordecriteria integraal jeugdbeleid

  • 1.

    Algemeen

Als de aangevraagde subsidies tezamen het subsidieplafond te boven gaan, dan vindt prioritering plaats op basis van rangordecriteria. Een te lage rangschikking leidt derhalve tot afwijzing van de aanvraag voor subsidie. Als aanvragen voor subsidie op basis van de rangordecriteria als gelijk worden beoordeeld, beslist het college van burgemeester en wethouders over de desbetreffende aanvragen voor subsidie. Deze beslissing kan ook inhouden dat een voorstel aan de raad wordt voorgelegd.

  • 2.

    Rangordecriteria integraal jeugdbeleid (de activiteiten onder a) krijgen de hoogste prioriteit gevolgd door deze onder b), vervolgens c) enz.):

    • a.

      Activiteiten die er op gericht zijn zoveel mogelijk jeugdigen te ondersteunen met problemen met opgroeien en ouders met problemen met opvoeden en de ontplooiing van jeugd en jongeren, alsmede educatie-activiteiten die er op gericht zijn zoveel mogelijk jeugdigen adequaat voor te bereiden op de schoolloopbaan dan wel door te leiden naar een startkwalificatie, komen als eerste aan bod voor subsidie;

    • b.

      Ten tweede volgen activiteiten die een actieve betrokkenheid van de deelnemers vragen bij de uitvoering en de evaluatie van de activiteit. Deze gaan voor op activiteiten waarbij de betrokkenheid van de deelnemers op een lager niveau ligt;

    • c.

      Activiteiten met een vernieuwend karakter en/of nieuwe activiteiten krijgen vervolgens een hogere prioriteit dan activiteiten zonder vernieuwend karakter en/of bestaande activiteiten, het vernieuwend karakter wordt gebaseerd op steekhoudende argumenten;

    • d.

      Activiteiten met een grotere reële geschatte omvang van de doelgroep/publiek gaan daarna voor activiteiten met een kleinere reële geschatte omvang van de doelgroep/publiek;

    • e.

      Aansluitend krijgen activiteiten waarbij het percentage inkomsten ten opzichte van de uitgaven hoger is een hogere prioriteit dan activiteiten waarbij dit percentage lager is.

Deel II – INCIDENTELE SUBSIDIES- SPECIFIEKE BEPALINGEN

Hoofdstuk 5: Incidentele activiteitensubsidies

Artikel 5.1 Algemene bepalingen

De bepalingen in dit hoofdstuk zijn volledig van toepassing op de plaatselijke instellingen die activiteiten organiseren op de terreinen welzijn en sport (met uitzondering van incidentele activiteiten in het kader van de Nota Breedtesportstimuleringsbeleid 2007 – 2009), onderwijs en leefomgeving of internationale samenwerking.

Voor de bepaling van de hoogte van een incidentele activiteitensubsidie wordt het subsidiescore systeem toegepast, waarin grotendeels vaste gegevens worden meegewogen.

Deze toetsing leidt tot een bepaalde score, welk wordt vermenigvuldigd met het vastgestelde bedrag aan euro’s.

Artikel 5.2 Inleiding

Een incidentele activiteitensubsidie kan slechts eenmaal per jaar worden toegekend aan dezelfde aanvrager c.q. diens rechtsopvolger voor gelijksoortige/ gelijkwaardige activiteiten en/of investeringen. Het betreft activiteiten en/of investeringen die niet jaarlijks terugkeren.

Gelet op de omvang van de activiteiten en/of investeringen, heeft de subsidiënt daarvoor in evenredigheid gereserveerd dan wel extra inkomsten verworven.

Artikel 5.3 Bijzondere subsidievoorwaarden

  • 1. Om voor een subsidie in aanmerking te komen heeft een instelling minimaal 10 leden en/of nemen minimaal 10 deelnemers aan de activiteit deel.

  • 2. Voor evenementen geldt als aanvullende voorwaarde dat subsidiëring alleen mogelijk is, wanneer men over de noodzakelijke vergunningen beschikt.

  • 3. Een bijdrage op de aanvraag bedraagt maximaal € 500,-, te verdubbelen bij meerjarige projecten.

  • 4. De hoogte van de eenmalige subsidie die kan worden toegekend, wordt bepaald op grond van het subsidiescore systeem ingevolge artikel 5.4.

Artikel 5.4 Toepassing eenmalige subsidiescore systeem (zie schema blz. 14)

  • 1. De onder A, B, C, D, E en F objectief vast te stellen gegevens leveren een evenzo vast te stellen maximale puntenscore op van 10.

  • 2. De onder B gevraagde geschatte reële omvang van het publiek kan worden bepaald aan de hand van de omzetresultaten van voorgaande jaren, verhoogd met een aannemelijke marge.

  • 3. De onder F vast te stellen beoordeling moet met steekhoudende argumenten worden onderbouwd.

  • 4. Het totaal van de score wordt vermenigvuldigd met € 50,-- en resulteert in een totaal subsidiebedrag.

    Score-opbouw eenmalige subsidie

    Pt

    A

    Bovenlokale uitstraling/effect

    0,5

    B

    Geschatte omvang doelgroep/publiek:

    ·10 t/m 50

    ·51 t/m 200

    ·meer dan 201

    1

    1,5

    2

    C

    Omvang begroting subsidiabele kosten (organisatie-, materiële, activiteiten- en indirecte kosten):

    ·t/m € 500,--

    ·€ 501,-- t/m € 2.500,--

    ·meer dan € 2.500,--

    0,5

    1

    1,5

    D

    Het percentage inkomsten (exclusief eventuele subsidie van de gemeente Bunnik) ten opzichte van de uitgaven in % van de exploitatiebegroting:

    ·10 t/m 20%

    ·21 t/m 30%

    ·meer dan 30%

    1

    1,5

    2

    E

    Het aantal instellingen waar aantoonbaar mee wordt samengewerkt:

    ·1 of 2

    ·meer dan 2

    1

    2

    F

    Vernieuwend karakter en/of nieuwe activiteit :

    ·wel

    ·niet

    2

    0

    Totaalscore

Hoofdstuk 6: Subsidies voor jubilea

Artikel 6.1 Nadere begripsomschrijving

De bepalingen in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de plaatselijke instellingen, die in het kader van een eigen jubileumviering activiteiten ontplooien.

Artikel 6.2 Subsidie voor jubilea

  • 1. Ter gelegenheid van de officiële viering van een plaatselijke jubilerende instelling kunnen de volgende eenmalige subsidies worden verleend, te weten bij:

    • a.

      10-jarig jubileum: € 50,--

    • b.

      25-jarig jubileum: € 125,--

    • c.

      40-jarig jubileum: € 200,--

    • d.

      50-jarig jubileum: € 250,--

    • e.

      75-jarig jubileum: € 375,--

    • f.

      100-jarig jubileum: € 500,--

    • g.

      voor ieder volgend 25-jarig jubileum: € 125,--

  • 2. Plaatselijke jubilerende instellingen met tussen de 10 en 19 contributiebetalende leden of bijdragende deelnemers komen slechts in aanmerking voor de helft van de hiervoor genoemde jubileumbedragen.

  • 3. Wanneer gebruik gemaakt wordt van een jubileumsubsidie, dan kan geen gebruik gemaakt worden van een andere eenmalige subsidie voor activiteiten in het kader van dit jubileum.

  • 4. Voor evenementen in het kader van jubilea geldt als aanvullende voorwaarde dat subsidiëring alleen mogelijk is, wanneer men over de noodzakelijke vergunningen beschikt.

Deel III - INWERKINGTREDING EN OVERGANGSRECHT

Hoofdstuk 7: Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van het subsidiejaar 2009;

  • 2.

    Instellingen die er door deze regeling 10% of meer dan 10% op achteruitgaan ontvangen op basis van de overgangsregeling (een eventuele jubileumsubsidie of incidentele subsidie wordt hierin niet meeberekend):

    • a.

      in 2009 als extra subsidie 2/3 deel van het verschil tussen 2009 en 2008;

    • b.

      in 2010 als extra subsidie 1/3 deel van het verschil tussen 2009 en 2008;

  • 3.

    Instellingen die er door deze regeling 10% of meer dan 10% op vooruitgaan ontvangen op basis van de overgangsregeling (een eventuele jubileumsubsidie of incidentele subsidie wordt hierin niet meeberekend):

    • a.

      in 2009 2/3 deel van het verschil tussen 2009 en 2008 in mindering gebracht op de berekende subsidie;

    • b.

      in 2010 1/3 deel van het verschil tussen 2009 en 2008 in mindering gebracht op de berekende subsidie;

  • 4

    Deze beleidsregels zijn vastgesteld op grond van artikel 4 van de Algemene Subsidie-verordening Bunnik 2008.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunnik in de vergadering van 24 juni 2008.
de secretaris, de burgemeester,
G.Veenhof H.M. Ostendorp