Regeling vervallen per 13-07-2018

Beleidsregels jeugdhulp gemeente Bunnik 2015

Geldend van 13-03-2015 t/m 12-07-2018 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Beleidsregels jeugdhulp gemeente Bunnik 2015

INHOUD

ONDERWERP: BELEIDSREGELS JEUGDHULP 1

1. ALGEMEEN 3

1.1 Definities en begrippen 3

1.2 Inleiding 3

1.3 Positionering beleidsregels 3

2. VORMEN VAN JEUGDHULP 5

2.1 Algemene voorzieningen 5

2.2 Individuele voorzieningen 5

2.2.1 Behandeling & Hulp 6

2.2.2 Begeleiding 6

2.2.3 JeugdzorgPlus 6

2.2.4 Pleegzorg 7

2.2.5 Zeer specialistische functies 7

2.3 Landelijke voorzieningen 9

3. PROCEDURE JEUGDHULP 10

3.1 Toeleiding naar jeugdhulp 10

3.1.1 Melding 10

3.1.2 Uitvoeren vooronderzoek 10

3.1.3 Voeren gesprek 10

3.1.4 Opstellen ondersteuningsplan 10

3.1.5 Indienen aanvraag 11

3.1.6 Organiseren ondersteuning 11

3.1.7 Uitvoeren ondersteuning 12

3.2 Veiligheid 12

3.2.1 Ontvangen van zorgen en veiligheidsproblematiek 12

3.3 Beoordelen van zorgen en veiligheidsproblematiek 13

3.4 Afstemming en samenwerking binnen het sociaal domein 13

3.4.1 Wmo 13

3.4.2 Huisartsen en jeugdartsen 13

3.4.3 Regionaal Expertteam 13

3.4.4 Regionale Sociale Dienst (RSD) 14

3.4.5 Veiligheidshuis 14

3.4.6 Onderwijs 14

4. WIJZE VAN VERSTREKKEN 15

4.1 Algemeen 15

4.2 Keuzemogelijkheid 15

4.2.1 Combineren 15

4.3 In natura 15

4.4 Persoonsgebonden budget 16

4.4.1 Trekkingsrecht 16

4.4.2 Welke ondersteuning kan met een Pgb worden ingekocht? 16

4.4.3 Pgb afnemen vanuit sociaal netwerk 17

4.4.4 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor pgb 17

4.4.5 Hoogte van het pgb 18

4.4.6 Beschikking 18

4.4.7 Controle 19

5. OUDERBIJDRAGE 20

5.1 Voor welke jeugdhulp? 20

6 POSITIE VAN JEUGDIGEN EN OUDERS 21

6.1 Inwonerparticipatie 21

6.2 Cliëntondersteuning 21

6.3 Medezeggenschap 21

6.4 Vertrouwenspersoon 21

6.5 Klachtafhandeling 22

6.5.1 Bij de jeugdhulpaanbieder 22

6.5.2 Bij het Centrum voor Elkaar 22

6.6 Premediation, bezwaar en beroep 23

6.6.1 Premediation en bezwaar 23

6.6.2 Voorlopige voorziening 23

6.6.3 Beroep 23

6.6.4 Aanvulling 23

7 KWALITEIT 24

7.1 Kwaliteit van voorzieningen 24

7.2 Klanttevredenheid 24

7.3 Calamiteiten 24

7.4 Privacy 24

1.ALGEMEEN

1.1 Definities en begrippen

Alle definities die in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de wet en de verordening.

1.2 Inleiding

De verordening jeugdhulp gemeente Bunnik 2015 geeft uitvoering aan de Jeugdwet. Deze wet maakt onderdeel uit van de bestuurlijke en financiële decentralisatie naar gemeenten van de jeugdzorg, de jeugd-ggz, de zorg voor verstandelijk beperkte jeugdigen en de begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen. Daarnaast wordt met deze wet een omslag gemaakt van een stelsel gebaseerd op een wettelijk recht op zorg (aanspraak), naar een stelsel op basis van een voorzieningenplicht voor gemeenten (voorziening). Dit vindt plaats op een wijze zoals eerder is gebeurd met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het wettelijke recht op jeugdzorg en individuele aanspraken op jeugdzorg worden hierbij vervangen door een voorzieningenplicht waarvan de aard en omvang in beginsel door de gemeente worden bepaald (maatwerk). Het doel van het jeugdzorgstelsel blijft echter onverminderd overeind: jeugdigen en ouders krijgen waar nodig tijdig bij hun situatie passende hulp, met als beoogd doel ervoor te zorgen de eigen kracht van de jongere en het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin te versterken.

1.3 Positionering beleidsregels

Beleidsregels zijn regels waarin wordt vastgelegd hoe het college van B&W omgaat met haar bevoegdheden in de uitvoering van de Jeugdwet. Het college gaat handelen volgens deze beleidsregels, behalve in bijzondere omstandigheden. Maatwerk is hierbij het sleutelwoord.

Beleidsregels zijn immers geen algemeen verbindende voorschriften (harde regels). De hulpvraag en de hierbij bevonden passende hulp voor de specifieke situatie zijn richtinggevend. Aangezien het veel nieuwe taken betreft, en de uitvoering nog in ontwikkeling is, kan het nodig zijn dat de beleidsregels op basis van opgedane ervaring moeten worden aangepast.

Om uitvoering te geven aan de taken op het gebied van Jeugdhulp heeft de gemeenteraad hiervoor een verordening vastgesteld. De beleidsregels in dit document vormen een uitwerking van de verordening en een toelichting op deze regels. Tevens wordt een aantal besluiten genomen over vormen van jeugdhulp en de wijze van verstrekken van jeugdhulp.

In de verordening wordt in artikel 2,9 15 en 16 verwezen naar nadere regels over de vormen van jeugdhulp, pgb, inspraak, medezeggenschap en evaluatie. In de nu voorliggende beleidsregels zijn onder meer deze artikelen nader uitgewerkt.

2.VORMEN VAN JEUGDHULP

2.1 Algemene voorzieningen

De volgende algemene voorzieningen zijn beschikbaar op basis van het eerste lid van artikel 2 van de verordening jeugdhulp en artikel 1.1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Bunnik 2015.

  • -

    Algemene preventie;

  • -

    Gerichte preventie;

  • -

    Lichte ondersteuning.

Algemene voorzieningen zijn een aanbod van diensten of activiteiten dat toegankelijk is, zonder voorafgaand uitgebreid onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, en dat is gericht op jeugdhulp.

Algemene voorzieningen zijn voor iedere inwoner met een hulp of ondersteuningsvraag beschikbaar in de vorm van lichte ondersteuning. Ouders en jeugdigen kunnen zich rechtstreeks tot de instellingen wenden die deze vormen van jeugdhulp bieden.

Er vindt geen toets plaats of jeugdigen en/of hun ouders hier voor in aanmerking komen en het is voor alle inwoners. Er is geen verwijzing of beschikking nodig om er gebruik van te mogen maken.

2.2 Individuele voorzieningen

De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar op basis van het tweede lid van artikel 2 van de verordening jeugdhulp. De keuze zoals benoemd hieronder (en in artikel 1.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Bunnik 2015) is gebaseerd op de regionale aanbesteding middels deze vijf categorieën van zorg. Zie de deelovereenkomsten van de inkoop regio ZOU voor een uitgebreide uitwerking van de individuele voorzieningen en een lijst met activiteiten die hier binnen vallen.

  • -

    Behandeling & Hulp;

  • -

    Begeleiding;

  • -

    JeugdzorgPlus;

  • -

    Pleegzorg;

  • -

    Zeer specialistische functies

Individuele voorzieningen zijn een aanbod van diensten of activiteiten dat, alleen na zorgvuldig onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op jeugdhulp. Deze voorzieningen zijn beschikbaar via een beschikking.

Voor deze voorzieningen is maatwerk belangrijk. De voorziening wordt aangepast aan de persoonlijke omstandigheden. Individuele voorzieningen zijn beschikbaar in de vorm van intensieve, specialistische en/of niet vrij toegankelijke ondersteuning waarbij het kind/de jongere binnen dan wel buiten de gezinssituatie wordt geholpen.

Het doorverwijzen naar individuele voorzieningen is bij de wet geregeld voor de volgende professionals:

• Gemandateerde medewerkers van Veilig Thuis

• Huisartsen

• Jeugdartsen

• Medisch specialisten, zoals kinderartsen

• Gecertificeerde instelling, wanneer er sprake is van dwang

Daarnaast is het college van burgemeester en wethouders bij wet bevoegd om door te verwijzen naar individuele voorzieningen. De gemeente Bunnik mandateert hiervoor medewerkers van het Centrum voor Elkaar Bunnik.

2.2.1 Behandeling & Hulp

De individuele voorziening is gericht op:

  • -

    behandeling van hulp en zorg, niet zijnde preventie en begeleiding, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de Jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie-gerelateerde problemen;

  • -

    behandeling/hulp voor de bevordering van de deelname aan het maatschappelijk verkeer, niet zijnde preventie en begeleiding, van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem.

  • -

    Het herstellen van de veiligheid van de jeugdige en/of de samenleving.

Wat valt hier onder

  • 1.

    Het stellen van diagnose al dan niet inclusief een advies voor begeleiding en/of behandeling voor Jeugdige met psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking.

  • 2.

    Het bieden van behandeling/hulp bij een Jeugdige met psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de Jeugdige, opvoedingsproblemen van de Ouders of adoptie-gerelateerde problemen, zodat een Jeugdige zo maximaal mogelijk kan deelnemen aan het maatschappelijk verkeer in een zo veilig mogelijke omgeving.

2.2.2 Begeleiding

De Individuele voorziening is gericht op:

  • -

    het begeleiden van een jeugdige bij zijn verslechterende zelfredzaamheid en/of participatie; of

  • -

    het stabiliseren van de zelfredzaamheid en/of participatie van een jeugdige; of

  • -

    het verbeteren van de zelfredzaamheid en/of participatie van een jeugdige.

Wat valt hier onder

  • 1.

    ondersteunen bij en opbouwen van sociaal netwerk jeugdige;

  • 2.

    ondersteunen van de thuisadministratie;

  • 3.

    ondersteuning bij (arbeidsmatige)dagbesteding;

  • 4.

    persoonlijke verzorging voor jeugdige;

  • 5.

    mantelzorgondersteuning;

  • 6.

    ondersteuning bij zelfredzaamheid/zelfregie;

  • 7.

    ondersteuning bij het invullen van het ouderschap.

2.2.3 JeugdzorgPlus

Jeugdzorgplus is voor jongeren met ernstige (gedrags)problemen. Zij kunnen in instellingen voor jeugdzorgplus worden geplaatst (gesloten jeugdzorg). Daar krijgen zij hulp in een gesloten omgeving.

Zij hebben bescherming nodig tegen zichzelf of tegen anderen. Het is in het belang van de jongeren zelf dat zij een behandeling krijgen in geslotenheid. Dit voorkomt dat zij zich onttrekken aan de zorg die ze nodig hebben. Of door anderen worden onttrokken aan de zorg.

Doel is enerzijds veiligheid en bescherming bieden en anderzijds jeugdigen te stabiliseren en zodanig hulp te bieden dat het uiteindelijk bestendig op het

perspectief van het traject (thuis, residentiële voorziening, pleeggezin) kan verblijven, waarbij hij/zij een dagbesteding (onderwijs) heeft.

Het kenmerk van de Individuele voorziening JeugdzorgPlus is dat er beperkende maatregelen kunnen worden toegepast. De behandeling jeugdhulp bij Aanbieder is erop gericht om de impact van de beperkende maatregelen zo passend mogelijk te laten zijn, en de Jeugdige voor te bereiden op een tijd waarin er geen noodzaak maar ook geen mogelijkheid meer is voor beperkende maatregelen.

De Jeugdige wordt geleerd om met een aantal chronisch aanwezige condities om te gaan. Deze condities kunnen gelegen zijn in de Jeugdige (stoornissen, gedrag etc.), in het systeem van de Jeugdige (disfunctionele gezinssystemen) of in de bredere omgeving (vatbaarheid voor vriendengroepen, loverboys). Doel is om de Jeugdige en het gezin vaardigheden bij te brengen die ervoor zorgen dat de Jeugdige voldoende normaal kan participeren.

Wat valt hier onder

  • 1.

    behandeling in geslotenheid (buiten de thuisomgeving)

  • 2.

    veiligheid en bescherming bieden

  • 3.

    stabiliseren en perspectief bieden

  • 4.

    dagbesteding (onderwijs)

  • 5.

    zo nodig beperkende maatregelen

  • 6.

    leren om met chronisch aanwezige condities om te gaan

  • 7.

    vaardigheden bijbrengen die er voor zorgen dat de jeugdige voldoende normaal kan participeren

2.2.4 Pleegzorg

Pleegzorg is plaatsing in gezinsverband als hulp thuis niet meer mogelijk is en een jeugdige voor korte of langere tijd uit huis moet worden geplaatst. Het gaat om een combinatie van ‘zo gewoon mogelijk opgroeien’ en professionele hulp. Het uitgangspunt van pleegzorg is dat een jeugdige zoveel mogelijk gewoon opgroeit in een gezinsomgeving.

De jeugdhulpaanbieder die pleegzorg aanbiedt, draagt zorg voor de samenwerking tussen alle partijen rond de jeugdige en biedt, waar nodig professionele hulp aan de jeugdige, de pleegouders en eventueel de ouders. De pleegzorg kan ook heel kleinschalig zijn.

Wat valt hier onder

  • 1.

    Het kan gaan om een voltijdverblijf in een pleeggezin of een deeltijdverblijf.

  • 2.

    De zorg richt zich op terugkeer naar huis of stabilisering van de plaatsing in het pleeggezin.

  • 3.

    Behandeling en begeleiding wordt op maat bepaald.

  • 4.

    er kan hulp op maat worden ingezet voor niet alleen de jeugdige, maar ook voor de ouders en/of pleegouders.

2.2.5 Zeer specialistische functies

Er is een aantal zeer specialistische functies, waarover op landelijk niveau afspraken zijn gemaakt. Indien nodig zullen deze lokaal worden ingezet.

Wat valt hier onder

  • 1.

    Huidige landelijke specialismen JeugdzorgPlus;

  • 2.

    GGZ met een landelijke functie;

  • 3.

    Expertise en behandelcentrum op het terrein van geweld in afhankelijkheidsrelaties onder 18 jaar;

  • 4.

    Jeugd sterk gedragsgestoord licht verstandelijk gehandicapt (j-sglvg);

  • 5.

    Gespecialiseerde diagnostiek, observatie en exploratieve behandeling aan (L)VB jeugd GGZ met bijkomende complexe problematiek;

  • 6.

    Forensische jeugdzorg: inzet van erkende gedragsinterventies gericht op het verminderen van de recidive bij schorsing voorlopige hechtenis, voorwaardelijke veroordeling of gedragsmaatregel.

2.3 Landelijke voorzieningen

Landelijk zijn er een viertal landelijke functies op het gebied van jeugdhulp beschikbaar. Het gaat om voorzieningen die landelijk beschikbaar moeten blijven. Over deze functies zijn namens de gemeenten op landelijke schaal afspraken gemaakt.

Wat valt hier onder

1.Nazorg van Stichting Adoptievoorzieningen,

Deze organisatie houdt zich bezig met de nazorg en opvoedingsondersteuning aan adoptieouders. Alleen als ouders geen opvoedingsondersteuning aanvragen, kunnen gemeenten worden ingeseind.

2.Stichting Opvoeden.nl,

Een keurmerk over opvoedinformatie verschaft ouders en opvoeders de zekerheid dat de informatie betrouwbaar is. Bijna alle 403 gemeenten zijn aangesloten op de content van Stichting Opvoeden.nl.

3.Stichting Kindertelefoon

Stichting Kindertelefoon adviseert jongeren gratis over hun (anonieme) vragen of problemen. Voor kinderen is de Kindertelefoon vaak het eerste contact met de Jeugdzorg.

4.Het vertrouwenswerk.

Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ)

3.PROCEDURE JEUGDHULP

3.1 Toeleiding naar jeugdhulp

3.1.1 Melding

Als een inwoner een vraag heeft kan hijzelf en/of de ouder contact opnemen. Dit kan bij een ketenpartner van het Centrum voor Elkaar of bij het Centrum voor Elkaar zelf plaatsvinden. Als een inwoner bij het Centrum voor Elkaar komt met een vraag is het een belangrijk aandachtspunt om een aantal verkenningsvragen te stellen om te bepalen of het Centrum voor Elkaar de juiste partij is om de vraag te beantwoorden.

3.1.2 Uitvoeren vooronderzoek

Er wordt altijd vooronderzoek gedaan naar aard en ernst: is er sprake van acute veiligheidsproblematiek? Bij een crisis en/of een zeer onveilige situatie wordt overlegd met de SAVE medewerker en kan Veilig Thuis ingeschakeld worden.

Eenvoudige vragen over opvoeden en opgroeien kunnen direct beantwoord worden door een professional van het Centrum voor Elkaar. Vaak betreft dit een informatieve vraag of een eenvoudig consult naar aanleiding van een vraag. Als blijkt dat de vraag niet direct te beantwoorden is, maakt de medewerker een vervolgafspraak voor het verhelderen van de hulpvraag. Hierna kan de medewerker antwoord geven aan de jeugdige en/of ouders, bepalen of lichte zorg of ondersteuning nodig is, hulp bieden en/of consultatie inroepen van het Sociaal Team dat expertise heeft op jeugdhulp of een andere geschikte partij.

3.1.3 Voeren gesprek

De vervolgstap is een gesprek in de vorm van een intake. Dit vindt plaats met een al bekende/ betrokken/ meest geschikte medewerker van het Centrum voor Elkaar/Sociaal Team.

De medewerker zal met de ouders en/of jeugdige de hulpvraag integraal en vraaggestuurd verhelderen, risico’s inschatten en zo nodig de diagnose bepalen. Bij ieder vermoeden of melding van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt door het Sociaal Team een inschatting gemaakt van de ernst van de situatie en de veiligheidsdreiging voor slachtoffer en/of kinderen. Aan de inschatting wordt een prioritering verbonden die de verdere aanpak bepaalt.

Bij complexe problematiek kan het Sociaal Team de benodigde kennis bij de Regionale Expertpool inschakelen om mee te denken over hoe te handelen of om eventueel diagnostiek te laten verrichten. Samen worden de juiste vorm en mate van ondersteuning vastgesteld. Meer informatie over de Regionale Expertpool in paragraaf 3.4.3.

Het Sociaal Team kan afzien van een eigen intakegesprek als zij van mening is dat het vooronderzoek door derden actueel en passend is gedaan.

3.1.4 Opstellen ondersteuningsplan

Op basis van het intakegesprek wordt met de jeugdige, ouder(s) en/of andere betrokkenen een verslag opgesteld, ook wel het ondersteuningsplan genoemd. Hiermee wordt naar passende ondersteuning of hulp toegeleid. De verschillende levensgebieden worden geïnventariseerd. In eerste instantie wordt uitgegaan van de eigen kracht, het eigen netwerk en inzetten van informele steun. Er wordt gewerkt vanuit het principe één gezin, één plan, één regisseur.

Bij het bepalen van de aangewezen vorm van jeugdhulp wordt redelijkerwijs rekening gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders

Coördinatie van zorg

Als er in een huishouden problemen zijn op meerdere levensgebieden en waarbij verschillende vormen van hulp-, zorg- en dienstverlening betrokken zijn, dan wordt de hulp gecoördineerd.

De hulp wordt op elkaar afgestemd door samen met het gezin één plan te maken en afspraken te maken over de samenwerking en over welke betrokkene deze coördinatie op zich neemt. De coördinatie moet overzicht geven aan alle betrokken partijen en het gezin helpen regie te voeren over de hulp. Dit verbetert de effectiviteit en efficiëntie van de hulp.

• Het gezin of netwerk kan zelf de coördinatie van zorg doen.

• Professionele coördinatie kan ingezet worden als het gezin zelf aangeeft die ondersteuning te willen of als het nodig is om de ontwikkeling en de veiligheid van de kinderen te kunnen borgen.

3.1.5 Indienen aanvraag

Het ondersteuningsplan en de vraag aan de uitvoerende partijen richten zich op een integrale, samenhangende aanpak van een probleem of meerdere problemen/doelen van de jeugdige en/of zijn omgeving.

Lichte ondersteuning

Een deel van de professionals in het Sociaal Team kan zelf licht ambulante ondersteuning uitvoeren en/of verzorgt zelf de coördinatie van de zorg. Dit kan indien in het specifieke geval de juiste expertise en capaciteit voor handen is. Deze vorm van zorg valt onder de algemene voorzieningen en daarvoor is geen beschikking noodzakelijk.

Verlening van een Individuele voorziening

Onderdeel van het plan kan zijn om een individuele voorziening in te zetten. De professional van het Sociaal Team verzorgt in zo’n geval in het ondersteuningsplan de aanvraag voor de beschikking. Dit is een gestandaardiseerd ‘verslag’ ondertekend door de hulpvrager en de coördinator van het Sociaal Team. De coördinator is door het college gemandateerd voor het verlenen van beschikkingen voor individuele voorzieningen.

Jeugdigen en ouders kunnen ook zelf een aanvraag voor een individuele voorziening schriftelijk indienen door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

3.1.6 Organiseren ondersteuning

De hulpvrager kiest de juiste ondersteuning en zorgaanbieder

Het Sociaal Team heeft samen met de cliënt een ondersteuningsplan opgesteld en de eventueel benodigde individuele voorziening is door middel van een beschikking toegekend. Het Sociaal Team (de casemanager) zal samen met de hulpvrager zoeken naar de geschikte aanbieder om de betreffende zorg (individuele voorziening) te kunnen uitvoeren.

Administratieve afhandeling

De aanvragen voor individuele voorzieningen worden verwerkt binnen de gemeente. Na besluitvorming ontvangt de aanvrager een brief waarin staat of de voorziening wordt toegekend of niet. Deze brief noemen we de beschikking. Een beschikking geeft de mogelijkheid om bezwaar en beroep in te dienen.

Dienstverleningsopdracht

De dienstverleningsopdracht is de opdracht van Gemeente aan Aanbieder tot levering van de Individuele voorziening aan een Jeugdige waarin concrete doelen en resultaten staan beschreven die bijdragen aan het bereiken van de resultaten van het ondersteuningsplan.

Overigens bestaat de mogelijkheid tot een kennismakingsgesprek. Zowel Jeugdige als de aanbieder kan besluiten dat wel of niet moet worden overgegaan tot het formuleren van een Dienstverleningsopdracht.

3.1.7 Uitvoeren ondersteuning

De hulpvrager wordt door zorgaanbieder geholpen met zijn vraag en/of problematiek zoals beschreef in de dienstverleningsopdracht en gebaseerd op het ondersteuningsplan. Zorgaanbieder verleent zorg volgens de inkoopvoorwaarden.

Als het door het Sociaal Team, de hulpvrager of de aanbieder nodig wordt geacht vindt een “warme overdracht” plaats in de vorm van een drieweggesprek (Jeugdige en/of ouder, gemeente en Aanbieder). Ook een vertrouwenspersoon kan (eventueel in plaats van de gemeente) aanwezig zijn.

3.2 Veiligheid

Veiligheid van een jeugdige gaat voor alles.

De aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling is geïntegreerd in de lokale structuur en het Sociaal Team. Het Sociaal Team beoordeelt de mate van ernst van de gemelde zorg en kan waar nodig hulp of ondersteuning organiseren. Het Sociaal Team werkt nauw samen met het lokale SAVE team, het bovenlokale ‘advies- en meldpunt’ Veilig Thuis en het Veiligheidshuis.

In Bunnik werkt een medewerker van het SAVE team tevens in het Bunniks Sociaal Team. Dit team van professionals werkt samen met jeugdigen en ouders aan een veilige situatie. Wanneer het Sociaal Team en het SAVE team er met de jeugdige en zijn ouders niet uitkomen, als de ouders niet in staat of bereid zijn de opvoedsituatie te verbeteren en weigeren de noodzakelijke hulp te accepteren, dan zal het SAVE team een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming indienen. Het SAVE team wordt hiertoe door de gemeente gemandateerd. De Raad voor de Kinderbescherming onderzoekt in een dergelijk geval of er een kinderbeschermingsmaatregel moet komen.

Per 2015 is er een provinciaal ‘advies- en meldpunt’ Veilig Thuis. Dit advies- en meldpunt is ingesteld voor informatie en advies over (vermoedens) van kindermishandeling en huiselijk geweld, voor alle leeftijden. Iedereen kan voor informatie, voor hulp en advies terecht bij Veilig thuis. Dit geldt niet alleen voor slachtoffers, maar ook voor plegers, kinderen, familie, buren en andere omstanders die hulp zoeken. Veilig Thuis is 24 uur per dag bereikbaar voor een snelle eerste inschatting van de veiligheid van een kind, voor advies en overleg en beschikbaar voor acute situaties en crisisinterventies.

Districtsoverleg huiselijk geweld (DOHG)

Het DOHG wordt in 2015 voorlopig gecontinueerd, waarbij moet worden ondervonden in hoeverre zaken lokaal kunnen worden opgepakt en afgehandeld een het DOHG nodig blijft. Afhankelijk van de ervaringen in 2015 wordt over het voortbestaan van het DOHG besloten.

3.2.1 Ontvangen van zorgen en veiligheidsproblematiek

Zoals gezegd wordt de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling zoveel mogelijk geïntegreerd in de lokale structuur van het sociaal domein. We verwachten van professionals en partners in het werkveld dat zij signalen en zorgen bespreekbaar maken met ouders en jeugdigen. En dat ze (waar mogelijk) de ouders en jeugdigen motiveren hun gedrag te veranderen zodat kinderen gezond en veilig kunnen opgroeien, bij voorkeur in het eigen gezin of netwerk.

De professionals van het Sociaal Team zijn ook beschikbaar voor consultatie en ondersteuning bij het bespreekbaar maken van zorgen met ouders/jongeren. Het Sociaal Team is het knooppunt waar de verschillende informatiestromen (vanuit huisarts, politie, onderwijs, Wmo) worden afgestemd, waardoor een eenduidig beeld ontstaat over de situatie binnen een gezin en we zo integraal mogelijk werken.

3.3 Beoordelen van zorgen en veiligheidsproblematiek

Het Sociaal Team beoordeelt de mate van ernst van de gemelde zorg, organiseert de benodigde hulp of ondersteuning en koppelt hierover terug naar de zorgmelder.

Uitgangspunt is dat er lokaal integrale vraagverheldering gedaan wordt door het Sociaal Team, waarbij de professionals kunnen screenen en risico’s taxeren.

De professionals van het Sociaal Team zijn laagdrempelig toegankelijk en zetten de eerste stappen met de ouders en taxeren en bespreken eventuele zorgen over veiligheid.

Het team sluit aan bij de motivatie, behoeften en mogelijkheden van ouder(s) en jeugdigen om de gewenste of nodige maatregelen te bewerkstelligen binnen het vrijwillige kader. Zij brengen risicofactoren in beeld en zoeken samen met de gezinsleden naar positieve krachten die bij kunnen dragen aan een situatie waarin de kinderen veilig kunnen opgroeien.

Zij proberen de veranderkracht op gang te krijgen en pakken door waar nodig. Als de ouders niet in staat of bereid zijn de opvoedingssituatie te verbeteren en weigeren de noodzakelijke hulp te accepteren, sluit de SAVE professional aan bij het gezin, samen met de professional van het Sociaal Team.

3.4 Afstemming en samenwerking binnen het sociaal domein

Wanneer er sprake is van uitgebreide, meervoudige problematiek wordt door het Sociaal Teamlid een bijeenkomst georganiseerd met de burger en alle betrokken ketenpartners.

Uitgangspunt bij de samenwerking is dat de professional beweegt en niet de hulpvrager.

3.4.1 Wmo

Het Sociaal Team in Bunnik is integraal voor zowel jeugd als Wmo. Als bij de intake blijkt dat (ook) sprake is van een ondersteuningsvraag op het gebied van de Wmo, dan wordt de vraag tevens door het Sociaal Team afgehandeld.

3.4.2 Huisartsen en jeugdartsen

Toeleiding naar de niet algemene voorzieningen van jeugdhulp vindt ook plaats via huisartsen en jeugdartsen. Huis- en jeugdartsen zijn een belangrijke schakel voor de toeleiding naar jeugdhulp. Er zijn afspraken gemaakt door de gemeente Bunnik met het Sociaal Team en huis- en jeugd artsen over samenwerking en samenhang.

3.4.3 Regionaal Expertteam

In gevallen waarin het Sociaal Team specialistische kennis nodig heeft om zwaardere problematiek te duiden of in een zeer specifiek geval de diagnose te kunnen stellen, kunnen zij hiervoor een beroep doen op het de regionale Expertpool.

Dit is een pool van specialisten met expertise over jeugdhulp en Wmo. Medewerkers uit deze regionale Expertpool adviseren en ondersteunen bij het stellen van diagnoses. De pool is inzetbaar binnen de regio Zuidoost Utrecht en acteert alleen op verzoek van een lokaal team. In Bunnik betekent dat concreet op verzoek van de coördinator.

Samenvattend heeft de Expertpool twee hoofdtaken:

• Advisering en consultatie lokale gebiedsteams

• Diagnostiek (in de betekenis van het proces als onderdeel van de vraagverheldering die is belegd in het lokale gebiedsteam);

N.B. Vanuit de Expertpool wordt geen hulp verleend.

3.4.4 Regionale Sociale Dienst (RSD)

Als bij de vraagverheldering door het sociaal team blijkt dat sprake is van een bijstandsuitkering of er problemen zijn met opleiding, werk, schulden of participatie bij jongeren en/of hun ouders, wordt de samenwerking met de RSD gezocht.

Bij de RSD is er een contactpersoon voor Bunnik beschikbaar voor consult en indien nodig kan aanschuiven bij het gesprek (de intake).

Als een vraag bij de RSD binnenkomt en het betreft een jeugdige of ouders en er zijn zorgen op meerdere leefgebieden, dan wordt met deze jongere of het gezin besproken of het Sociaal Team wordt betrokken. Er wordt indien relevant voorgesteld de vraag integraal op te pakken. Het Sociaal Team kan situaties tegenkomen waarbij burgers een minimum inkomen hebben en bepaalde kosten niet zelf kunnen betalen. In deze situaties kan Bijzondere Bijstand mogelijk zijn.

3.4.5 Veiligheidshuis

De manier van samenwerken tussen het Veiligheidshuis en het Sociaal Team bestaat uit twee routes:

1.Een jongere komt binnen bij het casusoverleg (top-x) van het veiligheidshuis

De coördinator van het veiligheidshuis legt contact met het Sociaal Team (een vast contactpersoon, voorlopig is dit de huidige coördinator) en stemt af of deze jongere bij het Sociaal Team bekend is. Als deze jongere bekend is volgt afstemming over de samenwerking. Als deze jongere niet bekend is volgt afstemming over het eventueel inzetten van benodigde (systeemgerichte) ondersteuning. Het overleg leidt niet altijd tot een actie vanuit het Sociaal Team. Dit is bijvoorbeeld het geval als de overtreding een incident is en er verder geen ondersteuningsvragen zijn.

2.Als een jongere in detentie gaat, wordt dit gemeld bij het Sociaal Team middels het systeem CORV

Vanuit het Sociaal Team wordt er bij de ouders geïnventariseerd of er behoefte is aan (systeemgerichte) ondersteuning. Ruim op tijd en uiterlijk drie maanden voor de jongere uit detentie komt, wordt er een plan van aanpak gemaakt met het veiligheidshuis en het Sociaal Team en eventuele andere betrokkenen, gericht op terugkeer in de maatschappij. Ouders en de jongere worden vanzelfsprekend betrokken bij het maken van het plan, om aan te sluiten bij de wensen en behoeften. Ook hier geldt dat de opties van lichte en lokale ondersteuning worden benut. Duurdere zorg wordt alleen ingezet als het nodig is. In sommige situaties is sprake van gedwongen hulp als gevolg van een rechterlijke uitspraak.

3.4.6 Onderwijs

Passend onderwijs is primair de verantwoordelijkheid van het onderwijs. Scholen bepalen met elkaar wat er nodig is om elke jeugdige te laten deelnemen, ook als dat extra aandacht of inzet betekent.

Uit diverse pilots lokaal en elders in het land blijkt dat de combinatie zorg en onderwijs het meest effectief is als dit op elkaar aansluit, uiteraard met betrokkenheid van het gezin. Samenwerking leidt tot een integrale en effectievere aanpak. Korte lijnen, minder bureaucratie, multidisciplinaire deskundigheid, laagdrempeligheid en daadkracht zijn succesfactoren. Het is niet altijd nodig om continu op school beschikbaar te zijn, maar het is wel goed om aangesloten te zijn op de zorgstructuur.

De zorgstructuur verschilt per school. Dit houdt onder meer verband met het onderwijstype (po, vo, pso, vso), de problematiek en de omvang van de school. Er is of komt voor elke school een contactpersoon voor de zorgcoördinatoren en onderwijs wordt ingebed in de zorgstructuur zodat onderwijs en jeugdhulp snel en adequaat kunnen samenwerken. In Bunnik is er nauw overleg tussen de intern begeleiders van de basisscholen en de jeugdverpleegkundige van het Centrum voor Jeugd en Gezin.

4.WIJZE VAN VERSTREKKEN

4.1 Algemeen

Er zijn twee vormen waarin het college namens de gemeente Bunnik zorg kan verstrekken:

  • -

    In natura;

  • -

    In de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb)

4.2 Keuzemogelijkheid

Als een jeugdige in aanmerking komt voor een individuele voorziening, ziet het college het pgb en zorg in natura als gelijkwaardige verstrekkingsvormen, waar iemand zelf tussen kan kiezen. Jeugdigen of ouders kunnen kiezen hoe zij jeugdhulp wensen te ontvangen. Dit kan in natura of via een pgb. Met een pgb kunnen jeugdigen of ouders zelf hulp organiseren en inkopen. Om een zo goed mogelijke keuze te kunnen maken, worden aanvragers door het Sociaal Team geïnformeerd over de voor- en nadelen van de keuze. Er gelden ook voorwaarden om in aanmerking te kunnen komen voor pgb, deze staan toegelicht in 4.4.4.

Er zijn een aantal verschillen tussen het pgb en zorg in natura. Met een pgb bepaalt de jeugdige of bepalen de ouders zelf wie de zorgverlener wordt en sluiten zij zelf een zorgovereenkomst af. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) betaalt de zorgverlener, de salarisadministratie kan ook aan de SVB worden uitbesteed . Bij zorg in natura levert de jeugdhulpaanbieder de zorg en ook de administratie daaromheen. De jeugdige of de ouders hoeven daar zelf niets voor te doen.

Uitgangspunt bij het kiezen van de vorm waarin jeugdigen of ouders ondersteuning willen ontvangen, is en blijft individueel maatwerk.

4.2.1 Combineren

In de praktijk wordt een hulpvraag vaak opgelost door een combinatie van verschillende vormen van hulp door verschillende partijen of personen. Bijvoorbeeld een mix van zorg in natura en een pgb. Dit kan bijvoorbeeld als er binnen een gezin verschillende soorten ondersteuning nodig zijn.

Zo kan er binnen een gezin bijvoorbeeld voor vervoer gebruik gemaakt worden van collectieve voorzieningen, wordt de dagbesteding in zorg in natura geregeld en is er voor de individuele begeleiding van een jeugdige een pgb. Het is van belang dat binnen deze combinatie van voorzieningen flexibiliteit mogelijk is.

4.3 In natura

“In natura” betekent dat de gemeente hulp voor de jeugdige en of de ouders inkoopt. De gemeente gaat contracten aan met zorgleveranciers. Zij leveren de benodigde hulp (antwoord op de hulpvraag). De jeugdigen of ouders kiezen uit het beschikbare aanbod. De gemeente is eindverantwoordelijk voor daadwerkelijke levering van de benodigde hulp. Jeugdigen of ouders krijgen op basis van een beschikking het recht op een bepaalde voorziening, gedurende een afgebakende hoeveelheid tijd. Hij of zij heeft verder niets te maken met betaling aan de jeugdhulpaanbieder, dat is de taak van de gemeente.

4.4 Persoonsgebonden budget

Als de gemeente een pgb verstrekt dan betekent dit dat de gemeente via trekkingsrecht een geldbedrag aan de inwoner ter beschikking stelt. Hiermee kan de inwoner zelf de benodigde voorziening inkopen. Het pgb kan alleen bij individuele voorzieningen worden toegekend en dus niet bij algemene voorzieningen. Pgb voor jeugd en volwassenen, op basis van de nieuwe pgb-bepalingen in de herziene Jeugdwet en Wmo, sluiten zo veel mogelijk op elkaar aan in verband met rechtsgelijkheid.

4.4.1 Trekkingsrecht

Jeugdigen of ouders ontvangen het pgb van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Dit noemen we het zogenaamde trekkingsrecht. Met het trekkingsrecht krijgt de inwoner het pgb niet meer uitgekeerd, maar krijgt hij of zij een tegoed waarmee hij/zij de rekening van de jeugdhulpaanbieder kan laten uitbetalen. Met dit landelijk opgelegde systeem wordt pgb-fraude voorkomen en wordt de administratieve last voor de budgethouder verlicht. De SVB geeft eventuele betalingsgegevens aan dienstverleners door aan de belastingdienst.

4.4.2 Welke ondersteuning kan met een Pgb worden ingekocht?

In principe kunnen jeugdigen of ouders voor alle individuele voorzieningen op het gebied van jeugdhulp kiezen om deze in natura of via een pgb te verkrijgen. Uitzonderingen van de voorzieningen zijn te vinden op de lijst uitgesloten voorzieningen van pgb hieronder.

Een jeugdige of ouder die met een pgb de ondersteuning zelf organiseert kan deze ondersteuning afnemen bij een informele hulp (bijvoorbeeld een familielid of bekende), een zelfstandig werkende hulp of een jeugdhulpaanbieder.

Mogelijkheden om (op eigen kosten) keuzes te maken

Als jeugdigen of ouders liever duurdere hulp willen dan de gemeente op basis van “goedkoopst adequaat” verstrekt, dan kan dat op basis van het pgb. De eventuele meerkosten als gevolg van deze keuze kunnen uiteraard niet uit het pgb worden betaald. Wel mogen jeugdigen of ouders besluiten om het verschil zelf te financieren. De inwoner krijgt het pgb op basis van de goedkoopst adequate voorziening en betaalt de rest zelf bij. De risico’s die deze keuze met zich mee brengt, zijn voor de aanvrager zelf.

Plek van levering

• Een aantal voorzieningen mag alleen geleverd worden in Bunnik of directe omgeving, omdat de pgb houder daar woont;

• Levering van het pgb in het buitenland kan uitsluitend onder extra voorwaarden. Zo moet bijvoorbeeld uit het ondersteuningsplan blijken dat dit noodzakelijk is voor de jeugdig of ouders.

Gezamenlijk inkopen

Het is toegestaan om samen zorg in te kopen via pgb. Er bestaat de mogelijkheid om een voorziening die te gebruiken is door een groep personen te verstrekken. Gaat het om een individuele voorziening dan blijft het te behalen zorgdoel en het proces van aanvraag, afhandeling, declaratie, facturering en verantwoording wel individueel.

Sommige voorzieningen zijn uitgesloten van pgb

• Ondersteuning in de vorm van een pgb is niet mogelijk voor algemene, voorliggende voorzieningen die in Bunnik aanwezig zijn;

• Een pgb wordt geweigerd als er sprake is van spoedeisende hulp;

• Tussenpersonen of belangbehartigers mogen niet uit het pgb worden betaald;

• Een pgb wordt geweigerd voor zover het pgb is bedoeld voor begeleiding- of administratiekosten in verband met het persoonsgebonden budget;

• Indien het bieden van een keuze voor het pgb negatieve gevolgen zou hebben voor het voortbestaan van het systeem van de desbetreffende individuele voorzieningen in natura kan een voorziening worden uitgesloten van pgb;

• Zorg (ondersteuning) die buiten de decentralisatie blijft, bijvoorbeeld hulp die via aanvullende pakketten van zorgverzekeraars beschikbaar wordt gesteld komt niet in aanmerking voor vergoeding (pgb). Ook niet voor jeugdigen of ouders zonder aanvullend pakket.

4.4.3 Pgb afnemen vanuit sociaal netwerk

Een jeugdige of ouders kunnen de wens uitspreken om als oplossing voor hun probleem gebruik te willen maken van het sociale netwerk of mantelzorg. Overeenkomstig de Wmo met betrekking tot informele hulp wordt hierbij gedacht aan diensten.

In het Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugd gemeente Bunnik 2015 Jeugdhulp artikel 4 staat vermeld:

• de voorwaarden op basis waarvan diensten en andere maatregelen van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk kunnen worden verstrekt;

• het maximale tarief voor een persoon uit het sociale netwerk van de cliënt.

Om te onderzoeken of de persoon die behoort tot het sociale net werk voor zijn of haar hulp betaald moet worden, wordt met de inwoner die pgb aanvraagt en zijn of haar mantelzorgers besproken:

• Of er tot dan toe al sprake is geweest van (onbetaalde) jeugdhulp;

• Waarom de zorgverlener uit het sociale netwerk er eventueel mee stopt;

• Waarom een eventuele nieuwe mantelzorger de zorg niet gratis wil verlenen.

In bepaalde gevallen kan het betalen voor mantelzorg redelijk zijn. Bijvoorbeeld als een familielid minder gaat werken om de zorg uit te kunnen voeren.

• Jeugdhulp vanuit het eigen informele netwerk voldoet aan de kwaliteitseisen zoals opgenomen in de Jeugdwet. Als de dienst hulp omvat waarvoor krachtens landelijk geldende kwaliteitscriteria een minimale opleiding vereist is, beschikt de persoon over de desbetreffende kwalificatie;

• De in te zetten persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de belanghebbende voor hem/haar niet tot overbelasting leidt;

• Het pgb mag niet vrijblijvend zijn, er ontstaat een zakelijke relatie. (contract en ondersteuningsplan);

• Het pgb mag niet gebruikt worden voor de betaling van tussenpersonen of belangenbehartigers.

4.4.4 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor pgb

We streven er naar dat inwoners die kiezen voor een pgb dit bewust doen en met de verantwoordelijkheden om kunnen gaan die aan het pgb verbonden zijn en dat de ondersteuning en hulp tot de beoogde resultaten leidt. Belangrijk uitgangspunt om tot het verstrekken van pgb over te gaan, is dan ook dat een cliënt (danwel zijn ouders) zich gemotiveerd opstelt op het standpunt dat het natura aanbod niet passend is. Dit sluit aan bij het landelijk wettelijk kader dat het Rijk m.b.t. het pgb hanteert .

Dit kan ertoe leiden dat in sommige situaties toch geen ondersteuning in de vorm een pgb wordt verstrekt. Of er redenen zijn een pgb eventueel niet toe te kennen, wordt op basis van iemand zijn individuele situatie beoordeeld.

Naast de eisen vanuit de Jeugdwet en verordening stellen we in Bunnik de volgende aanvullende eisen aan een pgb-houder:

• Voorwaarde aan de pgb-houder is dat, indien er in de afgelopen drie jaren voorafgaand aan de datum van het gesprek aan de jeugdige of zijn ouders een pgb is verleend dat er door de pgb-houder, de jeugdige en/of zijn ouders is voldaan aan de voorwaarden van het persoonsgebonden budget;

• De gemeente Bunnik verstrekt in principe geen pgb aan personen van wie verwacht kan worden dat zij niet in staat zijn het pgb-plan te kunnen beheren. Deze personen kunnen alleen een pgb krijgen als er een familielid, vriend of iemand anders is die met instemming van de inwoner het pgb-plan kan beheren. Als de gemeente signalen krijgt dat het beheer van het pgb niet goed gebeurd of zal gebeuren, dan is er de mogelijkheid om het pgb alsnog om te zetten in een voorziening in natura.

• Een ouder mag zelf de zorgverlener zijn voor zijn of haar kind en kan ook gemachtigd zijn als pgb-houder. Uitzonderingen en voorwaarden hierop worden in een later stadium uitgewerkt. Een voorbeeld van een uitzondering hierop is respijtzorg, deze kan niet geleverd worden door de ouders, omdat zij juist degene zijn die respijt nodig hebben.

4.4.5 Hoogte van het pgb

In het Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugd gemeente Bunnik 2015 staat vermeld welk percentage van de kosten van de betreffende dienst of voorziening in natura aan het pgb wordt toegekend. Van pgb-houders wordt bij bepaalde diensten verondersteld dat ze de hulp goedkoper kunnen inkopen, omdat er, als de hulp bijvoorbeeld wordt uitgevoerd door een kennis, geen overhead-kosten zijn. Vandaar dat de tarieven voor pgb apart worden vastgesteld ten opzichte van de tarieven voor zorg in natura. Er is een aparte tariefberekening voor professionele zorg en voor niet-professionele zorg/mantelzorg.

De hoogte van een pgb:

  • a.

    wordt bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld pgb-plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

  • b.

    is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten en andere maatregelen die tot de individuele voorziening behoren, van derden te betrekken en

  • c.

    bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura.

De hoogte van een pgb voor jeugdhulp wordt bepaald per uur, per resultaat of per dag(deel) op basis van het tarief dat door de gemeente is vastgesteld voor de betreffende soort individuele voorziening per uur, per resultaat of per dag(deel) in natura.

Voor hoogtes van percentages zie het Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Bunnik 2015.

4.4.6 Beschikking

In de beschikking die door het college wordt afgegeven om jeugdhulp te kunnen ontvangen, wordt informatie gegeven over het pgb. Over het pgb wordt het volgende vermeld:

• voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

• welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

• wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

• wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;

• en de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

Geldigheidsduur van de beschikking voor pgb

Het pgb voor jeugdhulp wordt voor een periode van maximaal twee jaar verstrekt. Doordat het om jeugdigen gaat kan de situatie snel veranderen en ligt het niet voor de hand om beschikkingen voor pgb voor langere perioden te verstrekken. Hiervan kan worden afgeweken voor situaties waarbij een langere periode kan worden overzien. Dan kan de beschikking worden afgegeven voor maximaal drie jaar.

4.4.7 Controle

Door het gebruik van het systeem van trekkingsrecht via de SVB, wordt er automatisch al veel gecontroleerd. Omdat er direct aan de hulpverlener of leverancier wordt uitbetaald aan de hand van facturen of werkbriefjes is het voor de gemeente gemakkelijk zichtbaar of het pgb (goed) wordt besteed.

Budgethouders die een pgb voor een dienst ontvangen zijn verplicht om binnen drie maanden na de uitbetaling van het eerste pgb een zorgovereenkomst met hun hulpverlener in te dienen. Is de overeenkomst tussen budgethouder en hulp niet binnen 3 maanden aan de SVB toegestuurd, dan heeft de gemeente het recht om het pgb op te schorten totdat de betreffende overeenkomst alsnog is ontvangen.

Als er minder wordt uitgegeven dan het volledige pgb, dan blijft dat staan op de rekening van de SVB. Aan het einde van elk jaar worden die overgebleven bedragen terugbetaald aan de gemeente.

5 Ouderbijdrage

Als een kind hulp met verblijf buiten het gezin krijgt, zijn ouders verplicht bij te dragen in de kosten. De ouderbijdrage in de Jeugdwet komt voort uit het besparingsmotief: ouders van wie kinderen buiten het gezin worden verzorgd, hebben minder kosten voor die kinderen, waardoor de bijdrage gerechtvaardigd is.

Het college legt de ouderbijdrage op, maar het Centraal Administratie Kantoor (CAK) stelt de hoogte vast en int de bijdrage. De wettelijke verplichting is opgenomen in de Jeugdwet .

De ouderbijdrage is niet inkomensafhankelijk.

5.1 Voor welke jeugdhulp?

Een ouderbijdrage is verschuldigd voor:

  • -

    alle jeugdhulp waarbij een jongere een etmaal of een deel daarvan bij een pleegouder of in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verblijft

  • -

    hieronder valt ook verblijf (gedurende een etmaal of een dagdeel) in een ggz-instelling.

Er wordt aan de jeugdige en/of ouders gemeld of er sprake is van een ouderbijdrage. Omdat de eigen bijdrage vastgesteld en geïnd wordt door het Centraal Administratie Kantoor (CAK), zal niet de hoogte van de ouderbijdrage in de beschikking worden opgenomen. Hiervoor wordt verwezen naar het CAK. Het is om die reden ook niet mogelijk om de ouderbijdrage bij voorbaat met het pgb te verrekenen.

6 POSITIE VAN JEUGDIGEN EN OUDERS

6.1 Inwonerparticipatie

De gemeente wil de stem van jeugdigen en ouders horen, omdat zij van mening is dat dit bijdraagt aan verandering en/of verbetering binnen de jeugdhulp. Het college betrekt daarom inwoners vroegtijdig bij zowel het ontwikkelen, uitvoeren als evalueren van het beleid over de jeugdhulp. De participatievorm die gekozen wordt, kan variëren en is afhankelijk van het onderwerp en het doel dat men wil bereiken. Daarnaast wordt er aangesloten op de mogelijkheden of voorkeuren van een doelgroep.

6.2 Cliëntondersteuning

Het Centrum voor Elkaar en het Sociaal Team zijn in Bunnik de plekken waar ondersteuning gegeven wordt aan jeugdigen en ouders door hen informatie en advies te geven. Ook denken professionals met hen mee om antwoorden te vinden op vragen.

Voor gesprekken mogen jeugdigen en ouders altijd iemand meenemen ter ondersteuning zoals een partner, familielid of vriend. Ook mogen zij ondersteuners van bijvoorbeeld steunpunten of cliëntorganisaties meevragen naar een gesprek. Daarnaast kunnen jeugdigen en ouders gebruik maken van kosteloze en onafhankelijke cliëntondersteuning om bijgestaan te worden tijdens het gesprek. Dit kan via het Centrum voor Elkaar geregeld worden. Wanneer jeugdigen of ouders twijfelen aan de objectiviteit van de cliëntondersteuning dan hebben zij het recht om een andere ondersteuner te vragen. Inwoners worden actief gewezen op de mogelijkheden voor cliëntondersteuning.

6.3 Medezeggenschap

In de Jeugdwet staan bepalingen die aangeven hoe jeugdhulpaanbieders invulling moeten geven aan de medezeggenschap van cliënten. Zoals benoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp Bunnik 2015 (artikel 11) wordt in Bunnik medezeggenschap van ingezetenen vorm gegeven door het raadplegen van de Wmo-raad conform de ‘Verordening Wmo beraad’ en het bekendmaken van concept beleidsuitgangspunten met de mogelijkheid voor burgers hierop te reageren.

Daarnaast verwacht de gemeente in de jaarrapportages van de gecontracteerde jeugdhulpaanbieders een verantwoording over de invulling van medezeggenschap binnen hun eigen organisatie.

6.4 Vertrouwenspersoon

Jeugdigen en ouders die onder de Jeugdwet vallen, kunnen gratis een beroep doen op de ondersteuning door een onafhankelijk vertrouwenspersoon. Dit is landelijk geregeld. Het vertrouwenswerk is met name gericht op het geven van informatie, advies en hulp bij klachten of problemen over de (rechts-) positie en over de (toeleiding naar) jeugdhulp. Het Sociaal Team attendeert en informeert jeugdigen en ouders actief en continu op het werk van vertrouwenspersonen.

6.5 Klachtafhandeling

6.5.1 Bij de jeugdhulpaanbieder

In de Jeugdwet is bepaald dat jeugdhulpaanbieders een regeling voor de behandeling van klachten treffen. Hierbij gaat het over klachten over gedragingen van de aanbieder en zijn werknemers jegens een jeugdige of ouders- in het kader van de verlening van jeugdhulp, de uitvoering van een maatregel kinderbescherming of jeugdreclassering.

De aanbieder moet een klachtencommissie instellen, die bestaat uit ten minste drie leden, waaronder een voorzitter die niet werkzaam is voor of bij de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling. Aan de behandeling van een klacht mag niet worden deelgenomen door een persoon op wiens gedraging de klacht rechtstreeks betrekking heeft. Als jeugdigen of hun ouders een klacht hebben dan kunnen zij deze klacht indienen bij de aanbieder in kwestie of bij de klachtencommissie van die aanbieder.

De gemeente verwacht in de jaarrapportages van de gecontracteerde jeugdhulpaanbieders een verantwoording over de invulling van klachtafhandeling.

6.5.2 Bij het Centrum voor Elkaar

Klachten over de bejegening door een medewerker van de gemeente, professionals van het Centrum voor Elkaar of het Sociaal Team kunnen worden ingediend bij het college. Deze klachten worden behandeld volgens de in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht beschreven procedure. Het Sociaal Team is een netwerk van diverse organisaties en is in deze constructie geen rechtspersoon. De individuele organisaties zijn als rechtspersoon aansprakelijk voor de dienstverlening die binnen het netwerk tot stand komt. Klachten die bij het college worden ingediend worden doorgezet naar de betreffende organisatie. De klacht wordt vervolgens behandeld volgens de klachtenregeling van de betreffende organisatie. Het college houdt zijdelings toezicht op en wordt actief geïnformeerd over de afhandeling van de klacht en de uitkomst van de procedure.

6.5.3 Bij de gemeente

De gemeente is verantwoordelijk voor de afhandeling van klachten wanneer er sprake is van ketenaanpak, de gevoerde procedure en/of er onduidelijkheid is over de vraag wie de klacht in behandeling moet nemen. Daarnaast kunnen jeugdigen en ouders klachten bij de gemeente indienen over de bejegening door medewerkers van de gemeente.

Klachten die onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen, worden behandeld volgens de in hoofdstuk 9 Algemene wet bestuursrecht beschreven procedure. Het aantal en de aard van de klachten die zijn behandeld worden jaarlijks gepubliceerd zonder dat dit terug te herleiden is naar individuele gevallen.

Naast het klagen bij de gemeente heeft men het recht om de Nationale ombudsman schriftelijk te verzoeken een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop een bestuursorgaan (in dit geval het college van de gemeente) zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem of een ander heeft gedragen. Uitgangspunt hierbij is dat eerst bij het bestuursorgaan zelf wordt geklaagd.

Klachten die bij de gemeente worden ingediend en die bij een andere organisatie thuishoren, worden warm overgedragen door de gemeentelijke klachtencoördinator.

6.6 Premediation, bezwaar en beroep

Jeugdigen en ouders kunnen bezwaar- en beroep procedures instellen tegen een besluit door het college over jeugdhulp. Het besluit staat beschreven in de beschikking die de jeugdige en zijn/haar ouders hebben ontvangen. Een beschikking wordt in mandaat (dus namens het college) door een daartoe aangewezen functionaris afgegeven. Het college beslist zelf op het bezwaarschrift. Bezwaar en beroep is uitgesloten voor door de rechter opgelegde jeugdhulp in het gedwongen kader zoals jeugdbescherming en jeugdreclassering. Het college geeft hier namelijk geen beschikking voor af.

6.6.1 Premediation en bezwaar

Om bezwaarschriften te voorkomen streeft het college ernaar om, voordat een negatief of afwijkend besluit over een aanvraag valt, jeugdigen en ouders in de gelegenheid te stellen hierop te reageren. Willen jeugdigen en ouders (als nog) bezwaar maken dan kan dit door een bezwaarschrift in te dienen op grond van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na verzending van het besluit.

Voordat het college start met de inhoudelijke behandeling van het bezwaarschrift, wordt eerst geprobeerd om via premediation (aangaan van het gesprek) tot een oplossing van het geschil te komen. Mocht premediation voor de inwoner niet tot een bevredigend resultaat leiden, dan wordt de juridische behandeling van het bezwaar doorlopen. Dat resulteert in een besluit op het bezwaarschrift.

6.6.2 Voorlopige voorziening

Het indienen van een bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op. Daarvoor kunnen jeugdigen en ouders een voorlopige voorziening aanvragen bij de voorzieningenrechter.

6.6.3 Beroep

Mochten jeugdigen of hun ouders niet tevreden zijn het met het besluit op hun bezwaarschrift, dan kunnen zij een beroepschrift indienen bij de Rechtbank Midden-Nederland. Het gemotiveerde beroepschrift moet binnen zes weken na de dag waarop het besluit op bezwaar verzonden is, ingediend zijn.

6.6.4 Aanvulling

Afhankelijk van de uitkomst van overleg over het instellen van een ombudsachtige functionaris, zal in dit hoofdstuk een paragraaf over dit onderwerp worden opgenomen. Het ligt voor de hand om daarin de verhouding met de andere onderwerpen uit dit hoofdstuk te bespreken.

7 KWALITEIT

7.1 Kwaliteit van voorzieningen

De gemeente Bunnik vindt het belangrijk dat de voorzieningen die ze via de Jeugdwet aanbiedt, passend en kwalitatief goed zijn. De gemeente stelt in haar contracten met jeugdhulpaanbieders eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten. Deze beroepskrachten moeten in staat zijn tot:

  • -

    het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van jeugdigen of ouders;

  • -

    het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van ondersteuning en zorg;

  • -

    het handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

Over kwaliteit is al veel in de wet geregeld. In aanvulling hierop zijn, afhankelijk van de soort voorzieningen in de overeenkomsten met zorgaanbieders, nadere kwaliteitseisen aan de aanbieders en de deskundigheid van hun medewerkers gesteld.

7.2 Klanttevredenheid

De gemeente laat jaarlijks een onafhankelijk cliëntervaringsonderzoek houden, volgens een vooraf vastgesteld format. En verplicht de jeugdhulpaanbieders deze meting standaard uit te voeren tijdens en na het zorgtraject. De resultaten van en de aanbevelingen naar aanleiding van dit onderzoek, worden op de website van de gemeente Bunnik gepubliceerd en besproken met de jeugdhulpaanbieders in het kader van sturing en monitoring.

7.3 Calamiteiten

Het college heeft een regeling getroffen voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten gedurende de zorgverlening door een aanbieder en een toezichthoudend ambtenaar aangewezen. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan deze toezichthoudend ambtenaar. De toezichthoudend ambtenaar doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Calamiteiten zijn helaas niet altijd te vermijden. Een belangrijk uitgangspunt is om ervan te leren om in de toekomst beter beslagen ten ijs te komen in soortgelijke situaties. Om die reden zal dan ook altijd een evaluatie wordt gedaan.

7.4 Privacy

Persoonsgegevens moeten in alle fasen van het proces van de hulpverlening op zorgvuldige wijze worden gebruikt en beheerd. Transparantie daarover naar de cliënt en andere betrokkenen is een basisvoorwaarde die geldt in alle fasen, van toeleiding tot uitvoering. Het dossier van de cliënt moet in samenspraak met hem worden opgebouwd. Het opvragen en delen van persoonsgegevens moet altijd in dienst staan van de hulpvraag en dit mag niet verder gaan dan voor de hulpverlening nodig is. De betrokkenheid van de cliënt bij het opvragen en delen van persoonsgegevens moet vanzelfsprekend zijn.

Het college van burgemeester en wethouders heeft een privacyprotocol vastgesteld. Dit protocol moet worden gevolgd door de medewerkers bij de hulpverlenende instanties en anderen die met de cliënt te maken krijgen. Aan de hand van een handreiking kunnen zij hun bewustwording op het gebied van privacybescherming in de praktijk vergroten.

8 INWERKINGTREDING EN CITEERTITEL

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie.

  • 2.

    Aan dit besluit wordt terugwerkende kracht verleend tot 1 januari 2015.

  • 3.

    Dit besluit kan worden aangehaald als “ Beleidsregels jeugdhulp gemeente Bunnik 2015”.

BIJLAGE 1 DEFINITIES EN BEGRIPPEN

Verklarende woordenlijst

Alle definities die in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de wet, de verordening en het besluit.

Algemene voorziening

Voorziening die vrij- toegankelijk is voor jeugdigen en ouders zonder voorafgaand onderzoek als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de verordening;

AWBZ

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

Begeleiding

Activiteiten waarmee een Jeugdige wordt ondersteund bij het uitvoeren van dagelijkse levensverrichtingen en het aanbrengen en behouden van structuur in en regie over het persoonlijk leven;

Beschikking

Beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht afgegeven door Gemeente aan Jeugdige of ouder, waarmee Jeugdige in aanmerking komt voor de Individuele voorziening;

Besluit

Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugd gemeente Bunnik 2015

CAK

Centraal Administratie Kantoor (orgaan dat de ouder bijdragen voor de Jeugdwet berekent en int);

Centrum voor Elkaar

In Bunnik het eerste aanspreekpunt is inwoners voor hulp- en zorgvragen in het kader van de Jeugdwet en Wmo;

CJG

Centrum voor Jeugd en Gezin;

College

College van burgemeester en wethouders;

Gebruikelijke zorg

Het is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende

kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden;

Ondersteuningsplan

Een voor een Jeugdige opgesteld afsprakenkader over de inzet van de jeugdige, zijn sociaal netwerk, algemene voorzieningen en/of individuele voorziening door partijen om Jeugdige zo zelfredzaam mogelijk te laten participeren en zo gezond en veilig mogelijk te laten opgroeien. Het plan bevat op zijn minst de gestelde gezinsdoelen en de gemaakte afspraken over ondersteuning en jeugdhulp bevat en waarin wordt beschreven de wijze van onderlinge afstemming tussen de betrokkenen en over de evaluatie, inclusief gegevens van de betrokkenen. Als nodig of wenselijk wordt bij het opstellen van een ondersteuningsplan de expertise van een specialist ingebracht. Plan betreffende de verlening van jeugdhulp als bedoeld in artikel 4.1.3 van de wet;

Hulpvraag

Behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

Hulpvrager

Zie jeugdige

Individuele voorziening

Een op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening die alleen na zorgvuldig onderzoek toegankelijk is voor jeugdigen en ouders; als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de verordening;

Inlooppunten

Locaties binnen de gemeente met fysieke bezetting;

Intakegesprek

Gesprek tussen een medewerker van de gemeente en een jeugdige en/of ouder over de situatie en problematiek van de jeugdige of ouder, waarbij samen gezocht wordt naar oplossingen. (als bedoeld in artikel 6 van de verordening);

Jeugdhulpaanbieder

Organisaties of personen die voor de gemeente daadwerkelijk de jeugdhulp uitvoeren en de organisaties die in het bezit zijn van een (voorlopig) certificaat om kinderbescherming en jeugdreclassering uit te voeren (of wel de gecertificeerde instellingen);

Jeugdige Persoon van -9 maanden tot achttien jaar (in sommige gevallen tot drieëntwintig jaar) die aanspraak kan maken op ondersteuning vanuit de Jeugdwet met toepassing van het woonplaatsbeginsel;

Lokaal SAVE team

Team wat samen met jeugdigen, ouders en Sociaal Team werkt aan een veilige situatie;

Mandaat

de bevoegdheid om te beslissen op een aanvraag of naar aanleiding van een melding over het aanbieden van jeugdhulp, namens het college van burgemeester en wethouders;

Melding

Melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 4, eerste lid van de verordening;

Niet-professionele hulp

Hulp door iemand vanuit het sociaal netwerk;

Ouder

Ouder, stiefouder, pleegouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt;

Pgb

Persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

Regionaal Expertteam

Team van experts op diverse relevante vakgebieden die o.a. door het Sociaal Team om advies gevraagd kan worden. Dit zowel in het kader van de Wmo als van de Jeugdwet;

Sociaal netwerk

Personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de jeugdige een sociale relatie onderhoudt;

Sociaal Team

Multidisciplinair expertiseteam dat binnen Bunnik onderdeel uitmaakt van het Centrum voor Elkaar.

Spoed

Naar het oordeel van gemeente of een verwijzer niet uitstelbare zorg, achteraf te bevestigen door Gemeente door een besluit;

SVB

Sociale Verzekeringsbank;

Veilig Thuis

Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) voor meldingen over (ernstige) vormen van kindermishandeling en huiselijk geweld, voor alle leeftijden;

Verordening

Verordening Jeugdhulp gemeente Bunnik 2015;

Verwijzer

Een door gemeente gemandateerde persoon voor het verrichten van activiteiten op het gebied van toeleiding, de huisarts, de medisch specialist en de jeugdarts (artikel 2.6 van de wet);

Wet

Jeugdwet;

Wlz

Wet langdurige zorg;

Wmo

Wet maatschappelijke ondersteuning;

Zvw

Zorgverzekeringswet.

Enkele begrippen nader toegelicht

Onderstaand zijn de begrippen algemene voorziening, collectieve voorziening en individuele voorziening toegelicht.

Algemene voorziening

Definitie: Aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand uitgebreid onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp.

Deze diensten en/of producten zijn voor iedereen toegankelijk en/of verkrijgbaar, zonder toets of beschikking.

Wanneer het niveau van algemene voorzieningen in de gemeente hoog is, is er minder reden voor inwoners om aanspraak te maken op collectieve of individuele voorzieningen. Veel inwoners kunnen dan, ondanks eventuele beperkingen, langer blijven “meedoen”.

Algemene voorzieningen worden deels door de overheid aangestuurd en gefinancierd. Dit zijn vaak basisvoorzieningen die in iedere gemeente aanwezig moeten zijn. Maar ook initiatieven van particulieren of vrijwilligers leveren een belangrijke bijdrage aan het aanbod van algemene voorzieningen. Naar verwachting zal dit laatste aanbod verder toenemen.

Voorbeelden van algemene voorzieningen:

  • -

    onderwijs

  • -

    kinderopvang, buitenschoolse opvang en peuterspeelzaalwerk

  • -

    jeugdcentra

  • -

    jeugdwelzijnswerk en jongerenwerk

  • -

    consultatiebureau

  • -

    opvoedondersteuning

Collectieve voorziening

Definitie: Aanbod van diensten of activiteiten dat bedoeld is voor een groep mensen met specifieke kenmerken en hiervoor makkelijk toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp.

Deze voorzieningen zijn bestemd voor inwoners met specifieke kenmerken. Het gebruik van een collectieve voorziening wordt vaak gedeeld met anderen. De gemeente stelt richtlijnen op wie voor deze voorzieningen in aanmerking komt. Na een lichte toets kunnen inwoners van deze voorzieningen gebruik maken. Er is geen sprake van een gemeentelijke beschikking.

Voorbeelden van collectieve voorzieningen:

  • -

    voor- en vroegschoolse educatie (vve)

  • -

    licht ambulante begeleiding

  • -

    kortdurende coaching

Individuele voorziening

Definitie: Aanbod van diensten of activiteiten dat, alleen na zorgvuldig onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, middels een beschikking toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp.

Maatwerk is hierbij belangrijk. De voorziening wordt aangepast aan de persoonlijke omstandigheden. Een individuele voorziening wordt bij beschikking toegekend en de inwoner heeft de mogelijkheid voor bezwaar en beroep.

Voorbeelden van individuele voorzieningen:

  • -

    ambulante psychiatrische zorg

  • -

    dagbesteding

  • -

    residentieel verblijf voor jeugdigen

  • -

    pleegzorg

Bijlage 2 – wettelijk kader pgb

In de Jeugdwet en de Wmo 2015 staat over het pgb:

Als een cliënt (dan wel zijn ouders in geval van een jeugdige) dit wenst, verstrekt het college een pgb dat hem in staat stelt ondersteuning die tot de individuele voorziening (Jeugd) dan wel maatwerkvoorziening (Wmo 2015) behoort van derden te betrekken.

Een pgb wordt verstrekt als een cliënt aan drie voorwaarden voldoet:

  • -

    de cliënt (dan wel zijn ouder of verzorger) moet naar oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn de aan pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Dat mag ook met hulp uit zijn sociale netwerk of van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde.

  • -

    een cliënt (dan wel zijn ouders) stelt zich gemotiveerd op het standpunt dat hij het pgb wenst (Wmo 2015) of het natura aanbod niet passend is (Jeugdwet).

  • -

    naar oordeel van het college is gewaarborgd dat de ondersteuning van goede kwaliteit is. Kwaliteit wordt in beide wetten verder uitgewerkt, de belangrijkste eisen daarbij zijn dat de zorg veilig, doeltreffend en cliëntgericht geleverd wordt.

Hoofdpunten in beide wetten over pgb:

• Beide wetten geven ruimte aan gemeenten om een pgb te weigeren als de cliënt niet voldoet aan de aan het pgb verbonden, hierboven genoemde voorwaarden.

• In de Jeugdwet zijn daarnaast kwaliteitseisen opgenomen die gelden voor álle professionele jeugdhulp aanbieders, dus ook voor jeugdhulpaanbieders die via een pgb hun diensten leveren;

• Gemeenten kunnen zelf bepalen onder welke voorwaarden ondersteuning voor het pgb verkregen kan worden uit het sociale netwerk. In de Wmo wet is de ruimte daarvoor beperkt tot het onderdeel tariefstelling

• De hoogte van het pgb is gebaseerd op de voorziening in natura waarvoor een indicatie bestaat. Als een aanvrager met het pgb een voorziening wil bekostigen die duurder is dan de natura voorziening, dan kan de gemeente het deel dat de prijs van de natura voorziening overstijgt voor rekening van de aanvrager laten.

• In de Jeugdwet is opgenomen dat geen pgb mag worden verstrekt als het gaat om een minderjarige die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering heeft gekregen of wanneer een jeugdige is opgenomen in een gesloten accommodatie.

• Beide wetten zeggen niets over minimale of maximale duur van een pgb in periode of aantal uren per week .

• In beide wetten staat dat gemeente er voor moeten zorgen dat de aanvrager (en bij minderjarigen ook de ouders of verzorgers) wordt geïnformeerd over de mogelijkheid om te kiezen voor een pgb en de gevolgen van deze keuze. Dat geldt zowel in het algemeen als voor individuele (nieuwe) cliënten.

• Zowel in de Jeugdwet (voor iedereen) als de Wmo 2015 (voor voormalige AWBZ-cliënten) is een overgangsperiode van 1 jaar opgenomen waardoor cliënten in 2015 nog steeds kunnen beschikken over de ondersteuning die hen op grond van de AWBZ, Zorgverzekeringswet of wet op de Jeugdzorg al was toegekend. Dit overgangsrecht geldt ook voor cliënten die zelf ondersteuning organiseren via een pgb. Einddatum is 31 december 2015 of zoveel eerder als de indicatie afloopt. Voor het zorgproduct Regionale Instelling voor Beschermd Wonen (RIBW) geldt 5 jaar overgangsrecht.

Voor de uitbetaling wordt per 1 januari 2015 een zogenoemd trekkingsrechtmodel gehanteerd. Hierbij krijgen Pgb houders geen geld meer op de eigen rekening gestort, maar wordt op factuurbasis uitbetaald aan de door de pgb-houder gecontracteerde zorgverlener. Hiervoor moeten de gemeenten de Sociale Verzekeringsbank (SVB) inschakelen.

Voor de Wmo 2015 geldt er in 2015 een uitzondering voor de eenmalige pgb’s, zoals bijvoorbeeld voor een scootmobiel of een woningaanpassing. Deze worden nog rechtstreeks door de gemeente aan de budgethouder uitbetaald. Er wordt overlegd tussen de VNG, SVB en het ministerie van VWS om te komen tot een regeling die per 1 januari 2016 moet ingaan.

Bijlage 3 - werkproces voor hulpvragen

Het werkproces voor vragen van burgers is beschreven in de beleidsregels. Dit werkproces wordt digitaal ondersteund door het softwarepakket van ZorgNed. Met dit proces zijn de medewerkers van het Centrum voor Elkaar (CvE) en het Sociaal Team vanaf 1 januari 2015 aan de slag gegaan. De praktijkervaring kan leren, dat verandering nodig is. Om deze reden wordt het werkproces zo flexibel mogelijk gehouden en regelmatig geëvalueerd. Zo nodig zal bijstelling op basis van praktijkervaring plaatsvinden. Hieronder wordt het werkproces in beknopte vorm weergegeven.

Informatie-/adviesvraag

Een informatie-/adviesvraag kan per mail, telefoon of tijdens persoonlijk bezoek bij het meldpunt van het CvE binnenkomen. Deze vraag wordt direct afgehandeld. Als nazoekwerk nodig is, vindt beantwoording zo snel mogelijk plaats. Indien het een vraag is, die niet bij het CvE thuishoort, vindt doorverwijzing naar de juiste instantie plaats. Informatie-/adviesvragen worden op onderwerp geregistreerd, gegevens van personen worden niet geregistreerd. Registratie op onderwerp heeft als doel inzicht te krijgen in de soort vragen die leven en hierop in te spelen bij de invulling van het preventieve beleid.

Hulp- en ondersteuningsvragen

Vragen om hulp en/of ondersteuning kunnen op dezelfde wijze bij het CvE binnenkomen als informatie-/adviesvragen. Daarnaast kunnen vragen ook via het Sociaal Team of via ketenpartners binnenkomen. Hulp- en ondersteuningsvragen worden geregistreerd als melding in ZorgNed. Bij binnenkomst in het CvE wordt door de consulenten van het CvE een korte triage gedaan en wordt beoordeeld op welke wijze de vraag het best kan worden opgepakt. Bij jeugdigen wordt tevens gekeken of de veiligheid van het kind in het geding is. Het team van consulenten CvE bestaat op dit moment uit 4 personen (2 Wmo consulenten, 1 consulent met expertise op het gebied van wonen/rollen/vervoer (ergotherapeut) en 1 consulent met expertise op het gebied van AWBZ en jeugd (orthopedagoog).

Enkelvoudige/eenvoudige vragen, er is bijv. alleen huishoudelijke hulp nodig, worden opgepakt door de consulenten Wmo. Enkelvoudige/complexe vragen, bijv. een woningaanpassing, worden opgepakt door de consulent wonen/rollen/vervoer. Betreft het jeugd of AWBZ dan wordt de vraag door deze consulent opgepakt. Is bij triage direct duidelijk dat het om een complexe vraag gaat, dan wordt deze direct doorgezet naar de consulenten van het sociaal team.

Het sociaal team wordt gevormd door medewerkers van ketenpartners en heeft de volgende kennis in huis: jeugdhulpverlening, onafhankelijke cliëntondersteuning, expertise op het gebied van beperkingen, algemeen maatschappelijk werk, jeugdbescherming en jeugdreclassering, jeugd-GGZ, psychiatrische problematiek, ouderenvraagstukken en informele hulp. Deze medewerkers zijn niet in dienst van de gemeente. Is er daarnaast specifieke deskundigheid nodig, dan kan advies van de regionale expertpool worden gevraagd. Daarnaast werkt het sociaal team samen met het SAVE team, indien de veiligheid van een kind in het geding is.

In alle gevallen geldt, dat na de melding een afspraak wordt gemaakt voor een gesprek met de cliënt. In dit gesprek vindt met de behandelende consulent een hulpvraaganalyse plaats en wordt met de cliënt bekeken welke hulp en/of ondersteuning nodig is, wat de cliënt en/of zijn netwerk hierin zelf kan doen en/of informele en/of professionele hulp nodig is. Cliënten worden gewezen op de mogelijkheid van onafhankelijke en kosteloze cliëntondersteuning. Bij jeugd wordt altijd gekeken of de veiligheid in het geding is. Verder wordt bij jeugd altijd gewezen op de mogelijkheid om een onafhankelijke vertrouwenspersoon in te schakelen.

Indien nodig kan vanuit het sociaal team lichte ondersteuning worden geboden.

De resultaten van het gesprek worden vastgelegd in een ondersteuningsplan. In dit ondersteuningsplan staat ook de naam van de consulent die de vaste contactpersoon voor de cliënt is. Als er een PGB wordt gewenst, is het PGB plan onderdeel van het ondersteuningsplan. Het proces van registratie van de melding t/m het ondersteuningsplan duurt maximaal 6 weken. Als er maatwerk of individuele voorzieningen nodig zijn, is de handtekening van de cliënt onder het ondersteuningsplan voldoende voor een aanvraag.

Bij binnenkomst van de aanvraag wordt binnen 2 weken een beschikking afgegeven. Beschikkingen worden afgegeven door de consulenten van het CvE. De consulenten van het sociaal team geven zelf geen beschikkingen af (zijn niet in dienst van de gemeente). Zij geven het ondersteuningsplan door aan de consulenten die vervolgens het traject van de beschikkingen uitvoeren.

Gegevens van het ondersteuningsplan incl. eventuele beschikkingen worden met instemming van de cliënt doorgegeven aan de desbetreffende instellingen die de hulp en/of ondersteuning inzetten. In geval van PGB neemt de cliënt hierin zelf de actie.

Uitzonderingen op dit werkproces zijn hulpvragen voor dyslexiehulp die via scholen binnenkomen en hulpvragen die via huisartsen, jeugdartsen en medisch specialisten binnenkomen. Bij deze hulpvragen is er al veel informatie beschikbaar en/of heeft al een deskundige beoordeling plaatsgevonden. Deze hulpvragen kunnen direct worden doorgezet naar de hulpverlenende instelling. Beschikkingen worden achteraf gegeven. Met zowel de scholen als de huisartsen en jeugdartsen zijn hierover afspraken gemaakt.

Een andere uitzondering op dit werkproces is hulp die moet worden geboden in het gedwongen kader. Het SAVE team is dan primair verantwoordelijk voor de “bepaling jeugdhulp” en bepaalt daarom welke zorg nodig is. Er vindt afstemming met het lokale team plaats.

Monitoring

De consulent die de vaste contactpersoon van een cliënt is, volgt de voortgang na de totstandkoming van het ondersteuningsplan en eventuele beschikkingen (wordt met de inzet van de hulp/ondersteuning het afgesproken doel/resultaat bereikt?). Als het nodig is of de situatie verandert, wordt het ondersteuningsplan en de inzet van hulp/ondersteuning aangepast.

Tot slot

Zoals aangegeven, wordt het werkproces digitaal ondersteund. Ook de controle van facturen voor de hulp/ondersteuning die op basis van de beschikkingen wordt gegeven, maakt onderdeel uit van het digitale proces. De medewerkers van het CvE en het sociaal team die met ZorgNed werken, hebben toegang op basis van een persoonlijk certificaat. Niet iedereen heeft toegang tot alle gegevens/niveaus van het systeem. De aard van de werkzaamheden en het dienstverband bepalen voor welke gegevens iemand een autorisatie krijgt (de GBA-check en de check op woonplaatsbeginsel kan bijvoorbeeld alleen door medewerkers in dienst van de gemeente worden uitgevoerd en de administratieve medewerkers hebben andere autorisaties dan de consulenten). Ook voor deze autorisaties geldt, dat op basis van praktijkervaring zal worden bekeken of hierin de juiste keuze is gemaakt. Zo nodig kan dit worden verscherpt, dan wel verbreed.

Binnen het CvE is er een rol weggelegd voor een wijkverpleegkundige S1. De precieze invulling moet nog nader worden bekeken. Dit betreffen activiteiten die niet direct zijn te koppelen aan een individueel zorgtraject van een patiënt. Het gaat daarbij om het verbinden van het medische en sociale domein.

gemeente Bunnik

BIJLAGE 4 MANDAAT- EN MACHTIGINGSBESLUIT

jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning

Burgemeester en wethouders van de gemeente Bunnik;

Gelet op artikel de verordening Jeugdhulp, de Jeugdwet, de Verordening maatschappelijke ondersteuning en de Wet maatschappelijke ondersteuning en Afdeling 10.1.1. Algemene wet bestuursrecht;

Besluiten:

1.De bevoegdheid tot:

het treffen van een tijdelijke spoedmaatregel

mandateren aan het afdelingshoofd Sociaal Domein met als plaatsvervanger de teamleider van het Centrum voor Elkaar;

  • 2.

    De bevoegdheid tot:

    • a.

      het geven van een individuele voorziening (jeugd) of maatwerkvoorziening (Wmo),

    • b.

      het verstrekken van een pgb,

    • c.

      het opleggen van een eigen bijdrage op grond van de Wmo (indien van toepassing in aanvulling op het CAK),

    • d.

      het herzien of intrekken van een beschikking,

    • e.

      het terugvorderen van een voorziening of pgb

mandateren aan de consulenten A en B van het Centrum voor Elkaar;

  • 3.

    De bevoegdheid tot:

    • a.

      het voorbereiden van de bovengenoemde besluiten,

    • b.

      het verwerken van daarvoor benodigde persoonsgegevens en

    • c.

      overige werkzaamheden voor het behandelen van hulpvragen

opdragen aan medewerkers van het Centrum voor Elkaar, Sociaal Team, door het Sociaal team ingeschakelde derden en de Expertpool.

Op dit mandaat- en machtigingsbesluit zijn van toepassing de algemene voorwaarden, behorend bij de Mandaatregeling Bunnik 2012.

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunnik op 16 december 2014.

Deze besluiten treden in werking op 1 januari 2015.