Beleidsregels Wet aanpak woonoverlast gemeente Bunnik

Geldend van 02-12-2017 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Wet aanpak woonoverlast gemeente Bunnik

De burgemeester van de gemeente Bunnik:

gelet op artikel 151d Gemeentewet;

gelet op artikel 2:49a Algemene plaatselijke verordening gemeente Bunnik;

B e s l u i t :

vast te stellen de:

Beleidsregels Wet aanpak woonoverlast gemeente Bunnik

luidende als volgt:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

De volgende in de artikelen 151d Gemeentewet en/of 2:49a APV en in deze beleidsregels gebezigde begrippen worden als volgt begrepen:

  • 1.

    woonoverlast: ernstige en herhaaldelijke hinder, in welke vorm dan ook, die naar algemene maatstaven in het maatschappelijk verkeer als ernstig valt te kwalificeren, veroorzaakt in of vanuit een woning of bij een woning behorend erf of in de onmiddellijke nabijheid daarvan, zo mogelijk gestaafd met feitelijke gegevens op basis van waarnemingen, al dan niet in combinatie met metingen en die herhaaldelijk worden veroorzaakt.

  • 2.

    omwonenden: personen die in de nabijheid van het adres waarop overlast wordt veroorzaakt woonachtig zijn.

  • 3.

    onmiddellijke nabijheid: straal van circa 100 meter.

  • 4.

    een andere geschikte wijze: hulpverlening, bemiddeling, waarschuwen of een andere maatregel die als doel heeft de beëindiging van de overlast.

  • 5.

    BRP: Basis Registratie Personen.

  • 6.

    gedragsaanwijzing: een aanwijzing in de vorm van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom waarin staat welke gedraging(en) moet(en) worden beëindigd en binnen welke termijn.

  • 7.

    APV: de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Bunnik.

Hoofdstuk 2 Meldingen

Artikel 2. Wijze van melden van woonoverlast

  • 1.

    De omwonenden dan wel diegenen die woonoverlast ondervinden kunnen hiervan melding doen bij de gemeente.

  • 2.

    Indien het woonoverlast betreft waarbij het een woning betreft van een woningcorporatie, kan de overlast worden gemeld aan de woningcorporatie.

Artikel 3. Procedure huurwoningen woningcorporaties

  • 1.

    Daar waar sprake is van woonoverlast vanuit een huurwoning van een woningcorporatie, vindt er afstemming plaats met de betreffende woningcorporatie. Gezamenlijk zal gekeken worden in hoeverre een eigen procedure van een woningcorporatie voor de behandeling van de meldingen van en het beëindigen van de overlast, ingezet kan worden om de overlast te beëindigen.

  • 2.

    Indien een woningcorporatie al datgene wat in haar macht ligt heeft ingezet om de woonoverlast te beëindigen en er is nog steeds sprake van overlast, of er ontstaat een urgente situatie, dat wil zeggen dat haast is geboden, dan kan de woningcorporatie aan de burgemeester verzoeken om ondersteuning in de vorm van gebruikmaking van artikel 2:49a van de APV.

Artikel 4. Inhoud en beoordeling van een melding

  • 1.

    In de melding, als bedoeld in artikel 2, moet staan:

  • Het adres van de woning/erf van waaruit de woonoverlast wordt veroorzaakt

  • De naam/namen van de (vermoedelijke) veroorzaker/veroorzakers

  • De aard van de overlast

  • De ernst van de overlast, hoe vaak deze voorkomt en wanneer deze is voorgekomen

  • Wat de melder heeft ondernomen om de overlast te beëindigen

  • Zo mogelijk de feitelijke gegevens op basis van vastgelegde waarnemingen, metingen, foto- of filmmateriaal en dergelijke.

  • 2.

    De burgemeester beoordeelt of er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder zoals bedoeld in artikel 2:49a APV. Daartoe wordt bij de melder informatie ingewonnen om een scherp beeld te krijgen over onder meer de aard, de ernst, de frequentie en de veroorzaker(s) van de overlast.

  • 3.

    Op basis van de uitkomsten van het onderzoek bepaalt de burgemeester of hij toepassing geeft aan artikel 2:49a APV. In dat geval wordt gehandeld conform artikel 6 van deze beleidsregels. 

Hoofdstuk 3 Afwegingen aanpak overlastsituatie

Artikel 5. Psychische en/of psychiatrische aandoening bij overlastsituatie

  • 1.

    Bij de keuze van de wijze waarop een overlastsituatie wordt aangepakt, wordt in eerste instantie ernstig rekening gehouden of de overlastgever(s) kamp(t)(en) met een psychische, of psychiatrische aandoening.

  • 2.

    Als er psychische of psychiatrische problemen aan de orde zijn, dan is er een centrale en zwaarwegende rol weggelegd voor de hulpverleningsinstanties.

  • 3.

    De gemeente behartigt de belangen van de omwonenden. Indien de frequentie en de intensiteit van de overlast, eventueel in combinatie met risico’s voor omwonenden, dusdanig groot zijn dat de veiligheid in het geding is, en er geen andere mogelijkheden meer zijn, kan de burgemeester een gedragsaanwijzing opleggen.

Artikel 6. Toepassing van artikel 2:49a APV

  • 1.

    Voordat een gedragsaanwijzing wordt gegeven zoals bedoeld in artikel 2:49a van de APV, wordt zo mogelijk eerst gebruik gemaakt van een minder zware aanpak zoals buurtbemiddeling, mediation of hulpverlening.

  • 2.

    Als er geen einde komt aan de woonoverlast door een vorm van minder zware aanpak zoals bemiddeling of hulpverlening, dan bepaalt de burgemeester in overleg met de eventueel reeds ingeschakelde instanties of hij toepassing geeft aan de gedragsaanwijzing en handhaving daarvan als bedoeld in artikel 2:49a APV.

  • 3.

    Alle bekende informatie wordt vastgelegd in een situatierapport.

Hoofdstuk 4. Gebodsbepaling en maatregelen

Artikel 7. Waarschuwing en Gebod (Gedragingen in of vanuit de woning of het erf)

  • 1.

    Als het situatierapport –als bedoeld in artikel 6- de toepassing van artikel 2:49a APV rechtvaardigt, dan stuurt de burgemeester een waarschuwing aan de veroorzaker(s) van de woonoverlast.

  • 2.

    De burgemeester zal de veroorzaker van de woonoverlast in de waarschuwing sommeren er voor zorg te dragen dat de gedraging(en) die de woonoverlast voor omwonenden veroorzaakt of veroorzaken wordt of worden gestaakt.

  • 3.

    In de waarschuwing staat welke gedragingen moeten worden beëindigd en/of niet mogen worden herhaald. Daarbij wordt eveneens het opleggen van een gedragsaanwijzing in het vooruitzicht gesteld indien de bedoelde gedragingen niet binnen de gestelde termijn zijn gestaakt.

  • 4.

    De veroorzaker van de woonoverlast wordt in de gelegenheid gesteld om tegen de waarschuwing een zienswijze in te dienen.

Artikel 8. Gedragsaanwijzing

  • 1.

    Indien de veroorzaker zijn gedraging(en), die woonoverlast voor omwonenden tot gevolg hebben, niet heeft gestaakt binnen de termijn die daarvoor is gegeven, geeft de burgemeester een gedragsaanwijzing in de vorm van last onder bestuursdwang of last onder dwangsom.

  • 2.

    In de gedragsaanwijzing wordt duidelijk en concreet omschreven welke gedraging(en) moet worden gestaakt, binnen welke termijn en wat de gevolgen zijn als niet aan deze last wordt voldaan. De last wordt deugdelijk gemotiveerd onder vermelding van de aanpak die reeds op grond van artikel 6 en 7 is gevolgd.

  • 3.

    Het opleggen van de gedragsaanwijzing als bedoeld in artikel 2:49a APV kan ook gecombineerd worden met de gekozen vorm van minder zware aanpak.

Artikel 9. Gedragsaanwijzing inhoudende huisverbod.

  • 1.

    De in artikel 8 bedoelde last kan eveneens inhouden een verbod aan de veroorzaker van de woonoverlast om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf van waaruit de gedraging(en)plaatsvinden, voor de duur van maximaal tien dagen, te verlengen tot maximaal 4 weken. Op dit verbod zijn de artikelen 2, tweede lid, en vierde lid, aanhef en onder a en b, 5, 6, 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod van toepassing.

  • 2.

    Het verbod als bedoeld in het eerste lid van dit artikel zal pas worden uitgevaardigd wanneer er gegronde redenen zijn voor de verwachting dat een gedragsaanwijzing niet binnen de gestelde termijn tot het beoogde resultaat zal leiden.

Artikel 10. Spoedprocedure

  • 1.

    Indien de aard en mate van de woonoverlast vereisen dat onmiddellijk een gedragsaanwijzing aan de veroorzaker(s) van de overlast wordt opgelegd, zijn de artikelen 6, eerste en tweede lid en 7 niet van toepassing.

Artikel 11. Hoogte dwangsom

  • 1.

    De hoogte van de dwangsom bedraagt maximaal € 500,- per keer per keer dat niet voldaan wordt aan de last, tot een maximum van € 10.000,- of maximaal € 1.000,- per week dat niet wordt voldaan aan de last, tot een maximum van € 20.000,-.

Hoofdstuk 5. Verantwoording

Artikel 12. Verantwoording burgemeester

De burgemeester doet jaarlijks verslag aan de raad over de toepassing van artikel 2:49a APV.

Hoofdstuk 6. Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag nadat deze zijn bekend gemaakt.

Artikel 14. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels Wet aanpak woonoverlast gemeente Bunnik.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Bunnik op 27 november 2017

de burgemeester (waarnemend)

R. van Schelven