Regeling vervallen per 12-03-2020

Verordening Jeugdhulp gemeente Bunnik 2018

Geldend van 06-03-2018 t/m 11-03-2020

Intitulé

Verordening Jeugdhulp gemeente Bunnik 2018

De raad van de gemeente Bunnik;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 december 2017

Gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet en artikel 149 van de Ge-meentewet;

Overwegende dat

de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de

gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en

veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzienin-gen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzie-ningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

Besluit vast te stellen de Verordening Jeugdhulp gemeente Bunnik 2018.

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • b.

    gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 6;

  • c.

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • d.

    individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, derde lid;

  • e.

    melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 4, eerste lid;

  • f.

    ondersteuningsplan: plan op basis van onderzoek en het gesprek met de inwoner. In het plan beschrijft de medewerker van het Centrum voor Elkaar wat de vraag en de wens van de inwoner is en welke afspraken er zijn gemaakt, inclusief eventuele individuele voorzieningen.

  • g.

    overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

  • h.

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • i.

    wet: Jeugdwet.

Hoofdstuk 2 Toeleiding naar de jeugdhulp

Artikel 2 Vormen van jeugdhulp

  • 1.

    Overige voorzieningen zijn beschikbaar in de vorm van lichte ondersteuning.

  • 2.

    Als algemene voorzieningen zijn voor jeugd beschikbaar:

    • a.

      algemene preventie;

    • b.

      gerichte preventie;

    • c.

      lichte ondersteuning.

  • 3.

    Als individuele voorzieningen zijn voor jeugd beschikbaar:

    • a.

      behandeling & hulp;

    • b.

      begeleiding;

    • c.

      JeugdzorgPlus;

    • d.

      pleegzorg;

    • e.

      zeer specialistische functies;

  • 4.

    Het college kan bij nadere regeling vaststellen welke overige en individuele voorzieningen op basis van het eerste en derde lid beschikbaar zijn.

Artikel 3 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaan-bieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2.

    Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 9.

Artikel 4 Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 3.

    Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 5 Vooronderzoek

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 7, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3.

    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 6 Gesprek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensover-tuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgege-vens te verwerken.

  • 3.

    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 7 Verslag

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 6.

  • 2.

    Na het onderzoek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 8 Aanvraag

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld formulier; het ondersteuningsplan.

  • 2.

    Het college kan een ondertekend verslag van het onderzoek aanmerken als aanvraag als de jeugdige of zijn ouders dat op het verslag hebben aangegeven.

Artikel 9 Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking tevens in ieder geval vast gelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, en

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

Hoofdstuk 3 Afweging en voorwaarden individuele voorzieningen

Artikel 10 Regels pgb voor Jeugdhulp:

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • 2.

    Een pgb wordt verstrekt als:

    • a.

      de ouder of verzorger naar oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is om op eigen kracht de taken die verbonden zijn aan het uitvoeren van een pgb op verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      de ouder of verzorgers zich gemotiveerd opstelt dat hij het pgb wenst en het natura aanbod niet passend acht;

    • c.

      naar oordeel van het college is gewaarborgd dat de ondersteuning van goede kwaliteit is: dat het veilig, doeltreffend en cliëntgericht geleverd wordt.

  • 3.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld pgb-plan over hoe hij het pgb aan de overeengekomen individuele voorzieningen gaat besteden;

    • b.

      is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten en andere maatregelen die tot de individuele voorziening behoren, van derden te betrekken; en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura.

  • 4.

    De hoogte van een pgb voor jeugdhulp wordt bepaald per uur, per resultaat of per dagdeel op basis van het tarief dat door de gemeente is vastgesteld voor de betreffende soort individuele voorziening per uur, per dagdeel of per resultaat in natura.

  • 5.

    Afhankelijk van de uitvoerder van de individuele voorziening worden de volgende percentages van het tarief als bedoeld in het voorgaande lid gehanteerd:

    • a.

      Jeugdhulp door een niet daartoe opgeleid persoon geldt maximaal het op grond van de Wet langdurige zorg geldende uurtarief voor hulp van niet-professionele zorgverleners: 50%,

    • b.

      Jeugdhulp door een zelfstandige zonder personeel (ZZP-er) met een passende AGB-code: 80%;

    • c.

      Jeugdhulp door een organisatie met een passende AGB-code: 90%.

Artikel 11 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbe-schermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 12 Pgb en sociaal netwerk

  • 1.

    Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan diensten en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden betreffende het tarief, betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk:

    • a.

      de ondersteuning vanuit het sociale netwerk valt buiten datgene dat redelijkerwijs van dit netwerk verwacht mag worden en;

    • b.

      de ondersteuning is niet goed vooraf in te plannen of;

    • c.

      de ondersteuning moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden of;

    • d.

      de ondersteuning moet op veel korte momenten per dag geboden worden of;

    • e.

      de ondersteuning moet op verschillende locaties worden geleverd of;

    • f.

      de ondersteuning moet 24 uur per dag en op afroep beschikbaar zijn.

  • 2.

    Het maximale tarief voor een persoon uit het sociale netwerk van de cliënt, wordt bepaald per uur op basis van 50% van het tarief voor zorg in natura.

Artikel 13 Beperking pgb

Het is niet toegestaan dat tussenpersonen of belangbehartigers uit het pgb worden betaald.

Artikel 14 Bijdrage woningaanpassing minderjarige

Voor een maatwerkvoorziening in natura of een pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige is een bijdrage verschuldigd conform de geldende bepalingen voor overige maatwerkvoor-zieningen of pgb's Wmo 2015.

Artikel 15. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Een jeugdige of zijn ouders doen op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2.

    Het college kan een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5.

    Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb's.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 16 Waardering mantelzorgers

De jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat uit:

  • 1.

    een uitnodiging voor een activiteit op de "Dag van de mantelzorg", verzorgd door of namens de gemeente;

  • 2.

    mantelzorgers van cliënten in de gemeente kunnen door middel van een melding bij het colle-ge, conform de geldende regeling, voor het ontvangen van een jaarlijkse blijk van waardering in aanmerking worden gebracht;

  • 3.

    de jaarlijkse blijk van waardering heeft een waarde van ten hoogste €180,- en wordt door het college jaarlijks na overleg met het steunpunt mantelzorg vastgesteld;

  • 4.

    nader te bepalen structurele activiteiten gericht op zowel het tonen van waardering als het aanbieden

  • 5.

    van respijtzorg.

Artikel 17 Vertrouwenspersoon

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2.

    Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 18. Inspraak en medezeggenschap

  • 1.

    Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met be-trekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onder-werpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4.

    De medezeggenschap van ingezetenen wordt vormgegeven door het raadplegen van de Adviesraad Sociaal Domein conform de Verordening Adviesraad sociaal domein en het bekendmaken van concept beleidsuitgangspunten met de mogelijkheid voor burgers om hierop te reageren.

Artikel 19 Klachtregeling

Indien een cliënt een klacht heeft over de wijze waarop een medewerker van de gemeente of één van haar bestuursorganen zich jegens hem of een ander heeft gedragen in het kader van een melding of aanvraag als bedoeld in deze verordening, kan hij de klacht indienen bij het college. Deze klacht wordt behandeld volgens de in hoofdstuk 9 Algemene wet bestuursrecht beschreven procedure.

Artikel 20 Evaluatie

Deze verordening in samenhang met de eventueel daarop gebaseerde regelingen en/of beleidsregels worden, een keer per vier jaar, door het gemeentebestuur geëvalueerd. Het college zendt hiertoe aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 21. Calamiteitenregeling

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.De toezichthoudend ambtenaar doet onderzoek en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Artikel 22 Privacy

Het college van burgemeester en wethouders stelt een privacyprotocol vast. Dit protocol moet worden gevolgd door de medewerkers bij de hulpverlenende instanties en anderen die met de cliënt te maken krijgen.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 23 Inwerkingtreding en citeertitel

1. De Verordening Jeugdhulp gemeente Bunnik 2015 wordt ingetrokken.

2. Deze verordening treedt inwerking op de dag na bekendmaking.

3. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening Jeugdhulp gemeente Bunnik 2018’.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 15 februari 2018.

De griffier, De voorzitter,