Regeling vervallen per 31-01-2023

Beleidsregels voorschoolse educatie en peuteropvang gemeente Bunnik

Geldend van 01-01-2021 t/m 30-01-2023

Intitulé

Beleidsregels voorschoolse educatie en peuteropvang gemeente Bunnik

Burgemeester en wethouders van de gemeente Bunnik;

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluiten de volgende beleidsregels vast te stellen:

Beleidsregels voorschoolse educatie en peuteropvang gemeente Bunnik

Inleiding

Onderzoek toont het belang aan van het vroegtijdig opsporen en aanpakken van onderwijsachterstanden bij (zeer) jonge kinderen. Gebleken is dat investeren in de eerste levensjaren een positieve invloed heeft op de startpositie van kinderen in het basisonderwijs en op de latere schoolprestaties. Dit maakt dat de voorschoolse periode (2,5 tot 4 jaar) van cruciaal belang is voor de kansen die kinderen hebben in hun verdere ontwikkeling.

In de voorschoolse periode krijgen kinderen (2,5 tot 4 jaar) via voorschoolse educatie een verrijkt educatief aanbod waarmee onderwijsachterstanden kunnen worden voorkomen. Sinds 1 januari 2019 ontvangt de gemeente Bunnik Rijksmiddelen op basis van de nieuwe verdelingssystematiek van middelen om deze voorschoolse educatie aan te bieden. Naast de reeds bestaande kortdurende peuteropvang (voor kinderen 2 tot 4 jaar) gaat de gemeente aanvullend daarop voorschoolse educatie gericht op de voorbereiding op het basisonderwijs faciliteren.

De beleidsregels zorgen voor de uitvoering van de beleidsnota voorschoolse educatie en peuteropvang gemeente Bunnik 2021 en dragen eraan bij dat er een kwalitatief hoogwaardig aanbod van voorschoolse educatie en peuteropvang mogelijk wordt gemaakt voor peuters in de gemeente Bunnik.

Wettelijk kader

Gemeenten in Nederland hebben een verantwoordelijkheid in het voorkomen en verminderen van onderwijsachterstanden. Het onderwijsachterstandenbeleid (OAB) bestaat uit aanbod dat zich richt op de (taal)ontwikkeling van kinderen en leerlingen van 2,5 tot 12 jaar. Gemeenten zijn wettelijk verantwoordelijk voor een aanbod aan voorschoolse educatie (ve). Ve draait om het stimuleren van de brede ontwikkeling van peuters (2,5 tot 4 jaar) met een focus op de taalontwikkeling.

Het onderwijsachterstandenbeleid (OAB) wordt gekaderd door de eisen uit de Wet op het Primair Onderwijs (WPO, artikelen 165 – 168), de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO, artikel 118a), (aanpassingen op) de Wet Kinderopvang (WKO) en de Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB). De belangrijkste kaders zijn:

  • Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de voorschoolse educatie (WPO 166).

  • In overleg met schoolbesturen en kinderopvangpartijen maken gemeenten afspraken over deelname, aanbod, segregatie, resultaten etc. (WPO 167 en 167a; WVO 118a).

De AMvB geven de kaders voor het voorschoolse aanbod weer, zoals de professionaliteit van de beroepskrachten, het aantal beroepskrachten per peutergroep e.d.

Beleidsregels

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • a.

    beroepskracht voorschoolse educatie: pedagogische medewerker ve als bedoeld in artikel 1.1 van de wet kinderopvang en artikel 4 van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunnik;

  • c.

    doelgroeppeuter: kind in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar dat woont in de gemeente Bunnik met een risico op (taal)achterstand, waarvoor de Jeugdgezondheidszorg een ve-indicatie heeft afgegeven en die in aanmerking komt voor een ve-peuterplaats;

  • d.

    doorgaande lijn: ononderbroken ontwikkelingsgang van kinderen, door samenwerking en afstemming tussen peuteropvang en school, inclusief overdracht van gegevens;

  • e.

    fiscaal uurtarief: maximaal uurtarief dat de Belastingdienst hanteert voor de vergoeding van de kosten voor kinderopvang (peuteropvang);

  • f.

    gemengde peutergroep: ve-groep die bestaat uit doelgroeppeuters en niet doelgroeppeuters;

  • g.

    houder: degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en die met die onderneming een kindercentrum exploiteert;

  • h.

    kindercentrum: kindercentrum, als bedoeld in artikel 1.1 van de wet kinderopvang, dat gevestigd is in de gemeente Bunnik en dat is opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang;

  • i.

    kinderopvangtoeslag (KOT): de tegemoetkoming van de Belastingdienst bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het LRK geregistreerde kinderopvang of peuteropvang;

  • j.

    Landelijk Register Kinderopvang (LRK): het landelijk register, als bedoeld in artikel 1.1 van de wet kinderopvang;

  • k.

    locatiesubsidie: bijdrage per gecertificeerde ve locatie in de gemeente Bunnik;

  • l.

    ouder: de bloed- of aanverwanten in opgaande lijn tot en met de 1e graad, de adoptief- of pleegouder van een kind dat opgevangen wordt in een peuterplaats of ve-peuterplaats;

  • m.

    ouderbijdrage: inkomensafhankelijke financiële bijdrage die de ouder betaalt voor de deelname van hun kind aan een peuterplaats of ve-peuterplaats;

  • n.

    ouderbetrokkenheid: activiteiten geïnitieerd door het kindercentrum gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van hun kind door ouders en het informeren van ouders over de ontwikkeling van hun kind;

  • o.

    peuteropvang: kortdurende opvang voor kinderen van 2 tot 4 jaar gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool;

  • p.

    peuterplaats: een aanbod aan peuteropvang voor peuters niet zijnde doelgroeppeuters;

  • q.

    reguliere peuter: een peuter in de leeftijd 2 tot 4 jaar, die woont in de gemeente Bunnik en die gebruik maakt van peuteropvang en geen doelgroeppeuter is;

  • r.

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager;

  • s.

    subsidieuurtarief: het uurtarief dat de gemeente hanteert bij het berekenen van de subsidie;

  • t.

    subsidieverantwoording: inzichtelijk maken welke prestatieafspraken zijn gerealiseerd inclusief de daaraan verbonden kosten;

  • u.

    toezichthouder: de toezichthouder als bedoeld in artikel 1.61 van de wet kinderopvang;

  • v.

    verzamelinkomen: door de Belastingdienst gehanteerde term voor het jaarinkomen uit box 1, box 2 en box 3 verminderd met de aftrekposten. Het betreft hier het jaarinkomen van het gezin;

  • w.

    ve: voorschoolse educatie, zijnde kortdurende opvang met een aanbod voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar waarin op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal en motoriek en op het stimuleren van de sociaal-emotionele ontwikkeling;

  • x.

    ve-peuterplaats: een aanbod aan voorschoolse educatie voor doelgroeppeuters;

Artikel 2 Doel regeling

Het doel van deze regeling is het bieden van subsidiëring aan een kwalitatief hoogwaardig aanbod van peuteropvang en voorschoolse educatie in de gemeente Bunnik.

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie wordt verleend aan een kindercentrum dat peuteropvang of ve-opvang aanbiedt in de gemeente Bunnik:

    • a.

      waar ve wordt geboden aan een doelgroeppeuter, waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag;

    • b.

      waar ve wordt geboden aan een doelgroeppeuter, waarvan de ouders wel in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag;

    • c.

      waar peuteropvang wordt geboden aan een reguliere peuter, niet zijnde een doelgroeppeuters, waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag;

  • 2.

    Om in aanmerking te komen voor subsidieverlening op grond van lid 1 sub a en b dient het kindercentrum tenminste en maximaal 640 uur ve per jaar per kind aan te bieden, verdeeld over ten minste 3 dagen per week.

  • 3.

    Voor subsidieverlening op grond van lid 1 sub c dient het kindercentrum minimaal 6 uur per week en maximaal 12 uur per week peuteropvang aan te bieden tot een maximum van 320 uur op jaarbasis, verdeeld over minimaal 2 dagen per week.

Artikel 4 Hoogte subsidiebedrag

  • 1.

    Het college subsidieert per uur per gecontracteerde (ve-)peuterplaats. Voor de in artikel 3 lid 1 genoemde doelgroepen gelden de volgende maximale subsidiebedragen:

    • a.

      voor de in artikel 3 lid 1 sub a en b genoemde doelgroep bedraagt de maximale subsidie per bezette peuterplaats per jaar: uren per week * aantal weken * subsidieuurtarief minus de geldende, berekende inkomensafhankelijke ouderbijdrage conform artikel 5 lid 3;

    • b.

      voor de in artikel 3 lid 1 sub c genoemde doelgroep bedraagt de maximale subsidie per bezette peuterplaats per jaar: uren per week * aantal weken * het fiscaal maximaal uurtarief minus een inkomensafhankelijke ouderbijdrage volgens de tabel Kinderopvangtoeslag van het Rijk;

  • 2.

    Het subsidieuurtarief en de locatiesubsidie zijn bedoeld voor onder andere: het voldoen aan alle wettelijke eisen, de uitvoering van (ve-)activiteiten, materialen, huisvesting, coördinatie en managementuren, taakuren voor overdracht, signalering en oudergesprekken, scholing en professionalisering van de pedagogisch medewerkers.

  • 3.

    Daarnaast kan er per gecertificeerd ve locatie een locatiesubsidie toegekend worden.

  • 4.

    Het subsidieuurtarief voor 2021 voor ve bedraagt € 10,50.

  • 5.

    Het subsidieuurtarief voor 2021 voor peuteropvang bedraagt € 8,46.

  • 6.

    De locatiesubsidie voor 2021 bedraagt per ve gecertificeerde locatie €6.000.

  • 7.

    Het college stelt jaarlijks de subsidie uurtarieven en locatiesubsidie vast op basis van de kinderopvangtoeslag tabel van het Rijk.

  • 8.

    Het college behoudt zich het recht om bij de vaststelling van de subsidiebedragen af te wijken van het door het Rijk opgegeven fiscaal uurtarief.

Artikel 5 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast gebaseerd op de specifieke uitkering Onderwijsachterstandenbeleid en de beschikbare middelen voor voorschoolse voorzieningen (peuteropvang). Dit in afwijking van hetgeen is bepaald in artikel 5 van de ASV.

  • 2.

    Het subsidieplafond voor 2021 bedraagt voor ve € 57.330.

  • 3.

    Het subsidieplafond voor 2021 voor reguliere peuteropvang bedraagt € 65.000. Indien het budget voor peuteropvang niet volledig wordt benut, dan wordt het restbedrag toegevoegd aan het subsidieplafond voor ve.

  • 4.

    De verdeling van de in het tweede en het derde lid vermelde bedragen geschiedt volgens een aantal verdeelcriteria. Deze zijn in volgorde van prioriteit:

    • a.

      Aanvragen van houders voor een peuteropvanglocatie waarvoor deze houders in het jaar voorafgaand aan de aanvraag gemeentelijke subsidie peuteropvang en/ of voorschoolse educatie hebben ontvangen.

    • b.

      Aanvragen voor nieuwe peuteropvanglocaties van houders die in het jaar voorafgaand aan de aanvraag gemeentelijke subsidie voor peuteropvang en/ of voorschoolse educatie hebben ontvangen.

    • c.

      Aanvragen voor nieuwe peuteropvanglocaties van houders die in het jaar voorafgaand aan de aanvraag geen gemeentelijke subsidie voor peuteropvang en/of voorschoolse educatie hebben ontvangen.

  • Als er in de gevallen, vermeld onder b. en c. meerdere aanvragen zijn, waarvan het totaal aangevraagde bedrag het resterende budget uit het subsidieplafond overschrijdt, wordt het beschikbare budget gelijkelijk verdeeld over de betreffende aanvragen.

Artikel 6 Ouderbijdrage

  • 1.

    Ouders betalen voor een (ve-)peuterplaats een bijdrage waarbij geldt:

    • a.

      Ouders conform artikel 3 lid 1 sub a en c betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage tot aan het fiscaal uurtarief;

    • b.

      Ouders conform artikel 3 lid 1 sub b betalen het fiscaal uurtarief aan de houder.

  • 2.

    Ouders van een doelgroeppeuter (conform artikel 3 lid 1 sub a en b) betalen enkel voor de eerste 50% van de ve-uren per maand een ouderbijdrage conform artikel 5 lid 1. De tweede 50% van de ve-uren per maand zijn voor ouders van een doelgroeppeuter gratis.

  • 3.

    De hoogte van de in lid 1 sub a genoemde inkomensafhankelijke ouderbijdrage wordt door de houder bepaald op basis van het verzamelinkomen van het voorgaande kalenderjaar volgens de Kinderopvangtoeslagtabel van het Rijk. Ten behoeve van de vaststelling van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage vragen de ouders een inkomensverklaring aan bij de Belastingdienst en leveren deze in bij de houder zodat deze kan vaststellen dat de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.

Artikel 7 Aanvraag en vaststelling subsidie

  • 1.

    Indien- en behandeltermijnen:

    • a.

      De subsidieaanvraag wordt uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd ingediend. Het college kan in bijzondere gevallen een andere datum vaststellen. Bij een niet tijdige indiening van de aanvraag kan het college besluiten de aanvraag niet te behandelen.

    • b.

      Voor het overgangsjaar 2021 is de indientermijn van de subsidieaanvraag voor 2021 uiterlijk 1 december 2020. Het college besluit binnen 4 weken na ontvangst van deze aanvraag voor subsidie voor 2021.

    • c.

      De subsidieverantwoording wordt uiterlijk 1 mei in het jaar volgend op het subsidiejaar ingediend.

    • d.

      Het college beslist binnen tien weken na ontvangst van de aanvraag en verantwoording tot verlening dan wel vaststelling van de subsidie. Deze beslissing kan hoogstens eenmaal ten hoogste met vier weken worden verdaagd.

  • 2.

    Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd voor (ve-)peuterplekken voor peuters die ingeschreven staan in de gemeente Bunnik.

  • 3.

    Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door de houder van een kindercentrum dat is gevestigd in gemeente Bunnik en dat is geregistreerd in het LRK.

  • 4.

    Subsidie voor ve kan alleen aangevraagd worden door de houder van een kindercentrum dat is gevestigd in gemeente Bunnik en dat gecertificeerd is voor ve en als zodanig is geregistreerd in het LRK.

  • 5.

    De aanvraag, de verantwoording en de vaststelling vinden plaats op basis van het werkelijke aantal gecontracteerde (ve-)peuterplaatsen (daaronder wordt verstaan het aantal contracturen per werkelijk gecontracteerde (ve)peuterplaats, het werkelijk gehanteerde uurtarief, de totaal in rekening gebrachte ouderbijdragen) op basis van een door de gemeente ontwikkeld registratieformulier. De verantwoording wordt vastgesteld met een accountantsverklaring.

  • 6.

    Indien bij vaststelling blijkt dat er sprake is van minder gecontracteerde (ve-)peuterplaatsen dan wordt het te veel aan verleende subsidie teruggevorderd.

  • 7.

    Bij verantwoording verstuurt de houder naast het aantal gecontracteerde (ve-)peuterplaatsen een kort inhoudelijk verslag, waarin beschreven is op welke wijze invulling is gegeven aan de ondersteuning aan (doelgroep)peuters.

Artikel 8 Weigeringsgronden

  • 1.

    Het college kan weigeren subsidie te verlenen indien door de toezichthouder één of meer overtredingen zijn geconstateerd van de voorwaarden voor de wettelijke basiskwaliteit van kindercentra en van voorschoolse educatie zoals opgenomen in de wet kinderopvang en het besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

Artikel 9 Aanvullende verplichtingen subsidieontvanger

  • 1.

    Aan de subsidie bedoeld in artikel 3 zijn de volgende verplichtingen verbonden:

    • a.

      De subsidieontvanger voldoet aan alle voorschriften voor de basiskwaliteit van kindercentra, gesteld bij of krachtens de wet, waaronder de aanvullingen in de wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang.

  • 2.

    De subsidieontvanger voldoet voor subsidie als bedoeld in artikel 3 lid a en b aan de eisen zoals gesteld in het besluit.

  • 3.

    In aanvulling op de wettelijke verplichtingen als genoemd in het eerste lid, zijn aan de subsidie voor het aanbieden van peuteropvang de volgende lokale verplichtingen verbonden:

    • a.

      De subsidieontvanger levert per kwartaal gegevens aan over de peuterplaatsen in het kindercentrum met het door de gemeente aangeleverde registratieformulier.

  • 4.

    In aanvulling op de verplichtingen als genoemd in het eerste en tweede lid, zijn aan de subsidie voor het aanbieden van ve de volgende verplichtingen verbonden:

    • a.

      De subsidieontvanger werkt mee aan een warme overdracht van doelgroeppeuters, ondersteund door het overdrachtsformulier dat de Bunnikse ve-partners gaan ontwikkelen.

    • b.

      De subsidieontvanger stimuleert maximale deelname aan ve. Indien ouders structureel geen gebruik maken van (delen van) het ve-aanbod, past subsidieontvanger het contract van de ouder aan.

    • c.

      De groepen met doelgroeppeuters zijn zo veel mogelijk gemengd samengesteld, met niet-doelgroeppeuters en doelgroeppeuters. De houder spant zich in om doelgroepkinderen veelvuldig in contact te laten komen met andere, taalrijke kinderen en laat middels het korte jaarlijks, kwalitatief verslag zien hoe dit is gedaan;

    • d.

      Subsidieontvanger is actief deelnemer aan door de gemeente geïnitieerde overleggen;

    • e.

      Subsidieontvanger werkt mee aan de resultaatafspraken ve en levert gegevens aan voor de monitor.

    • f.

      De subsidieontvanger levert per kwartaal gegevens aan over de bezette ve-peuterplaatsen in het kindercentrum met het door de gemeente aangeleverde registratieformulier.

Artikel 10 Slotbepalingen

Deze beleidsregels zijn vastgesteld bij besluit van 3 november 2020.

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na bekendmaking.

Deze regeling wordt aangehaald als: “Beleidsregels voorschoolse educatie en peuteropvang gemeente Bunnik”.

Ondertekening

Ondertekening

De secretaris De burgemeester