Regeling vervallen per 01-01-2021

Nota Standplaatsenbeleid Gemeente Bunschoten

Geldend van 01-02-2006 t/m 31-12-2020

Intitulé

Nota Standplaatsenbeleid Gemeente Bunschoten

1. Inleiding

Door de gemeente Bunschoten wordt het belang onderkend van het stellen van regels met betrekking tot het verlenen van standplaatsvergunningen aangezien hierdoor duidelijkheid wordt geschapen voor zowel de aanvragers als de gemeente voor wat betreft locaties waar standplaatsen mogen worden ingenomen, wat betreft eventueel te verhandelen waren en de bij de vergunning behorende voorschriften. De gemeente Bunschoten kent al beleidsregels voor het verlenen van een standplaatsvergunning. Al in 1985 is de Nota standplaatsenbeleid vastgesteld die nadien nog verschillende malen is aangepast en geactualiseerd. De wens van het college is dat de huidige nota vervangen wordt, dat in de nieuwe nota de uitbreiding van het Kolkplein wordt meegenomen en tot slot meer aandacht wordt gegeven aan handhavinginstrumenten. Hierbij de nieuwe Nota.

2. Definities

Standplaats: een gedeelte van de openbare weg, dat wordt ingenomen door een verkoopinrichting inclusief de eventueel daarbij behorende uitstalling;

Verkoopinrichting: een mobiele inrichting, zoals een voertuig, een kraam, een stelling of een tafel, ten einde van hieruit producten of diensten te verkopen, te verstrekken of onder de aandacht te brengen, dan wel gedachten of gevoelens uit te dragen;

Openbare weg: wat wordt bedoeld met ‘weg’ in artikel 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Bunschoten;

Uitstalling: zaken (voorwerpen), geplaatst op of boven de standplaats, teneinde producten te verkopen, te verstrekken of onder de aandacht te brengen, dan wel verkoopinrichting zelf onder de aandacht te brengen;

Vergunning: vergunning voor het innemen van een standplaats (standplaatsvergunning);

Vergunninghouder: de persoon op wiens naam de vergunning is geregistreerd;

Relatiepartner: de persoon met wie de vergunninghouder een gemeenschappelijke huishouding voert, met het oogmerk duurzaam samen te leven;

Toezichthouder: de politie.

3. Relaties met andere stukken

De nota standplaatsenbeleid heeft een directe relatie met de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Zijdelings is er een relatie met de Verordening op de warenmarkt voor de gemeente Bunschoten 2004, de Warenwet en de Wet Milieubeheer.

4. Juridisch kader

4.1 Algemeen

Om in de gemeente Bunschoten een standplaats te kunnen innemen, moet men beschikken over een vergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

Onder het innemen van een standplaats wordt verstaan het op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere – al dan niet met enige beperking – voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats:

  • a.

    met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel een standplaats in te nemen of te hebben teneinde uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken, dan wel diensten aan te bieden;

  • b.

    anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken aan het publiek.

4.1.1. Vergunning

In de vergunning staat tenminste vermeld:

  • a.

    Naam, voornamen, woonplaats en adres van de vergunninghouder;

  • b.

    Een duidelijke omschrijving van de toegewezen standplaats;

  • c.

    Een omschrijving van de verkoopinrichting;

  • d.

    Het artikel of groep van artikelen die door de vergunninghouder (op de hem toegewezen standplaats) mogen worden verkocht;

  • e.

    De dag of dagen en het tijdvak waarop van de standplaats gebruik mag worden gemaakt.

4.1.2. Wijze van toewijzing

Bij meerdere aanvragen voor één locatie per dag(deel) vindt toewijzing van de vergunning plaats door loting.

4.2 Aanvraag vergunning

Om voor een vergunning in aanmerking te komen moet de aanvrager:

  • a.

    handelingsbekwaam zijn;

  • b.

    voldoen aan alle wettelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.

Een vergunning wordt schriftelijk aangevraagd op een daarvoor beschikbaar gesteld formulier, dat volledig ingevuld, gedateerd en ondertekend moet worden ingediend. De aanvraag wordt tenminste drie weken tevoren ingediend. Op het formulier dient de lengte, hoogte en breedte van de verkoopinrichting te worden aangegeven.

4.2.1. Vergunningverlening

Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

Indien een aanvraag voor een vergunning wordt ingediend minder dan drie weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.

Een aanvraag gaat vergezeld van een bewijs van registratie, afgegeven door het centraal Registratiekantoor Detailhandel-Ambacht en een inschrijvingsbewijs van de Kamer van Koophandel.

Er dient een bewijs te worden overgelegd waaruit blijkt dat de aanvrager voldoende verzekerd is tegen vorderingen tot schadevergoeding, waartoe hij krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebrachte schade.

Indien gebruik gemaakt wordt van installaties waarop gekookt, gebakken of gebraden en/of gefrituurd kan worden, dient een bewijs van veiligheid van de te gebruiken apparatuur te worden overgelegd. De installaties dienen te voldoen aan de bij de Wet Milieubeheer gestelde eisen.

4.2.2. Geldigheidsduur

  • 1.

    Een vergunning is geldig gedurende één kalenderjaar.

  • 2.

    Indien een vergunning wordt aangevraagd ter vervanging van een in het voorgaande jaar verleende vergunning, dan heeft de aanvrager een eerste aanspraak op gebruik van de in het voorgaande jaar ingenomen standplaatslocatie.

4.2.3. Beperkingen en voorschriften

  • 1.

    Een vergunning wordt uitsluitend aan natuurlijke personen verleend en is een persoonsgebonden vergunning. Bij overlijden van de vergunninghouder wordt de vergunning overgeschreven op de relatiepartner of één van de meewerkende kinderen. Hiertoe dient binnen twaalf weken na het overlijden van de vergunninghouder een verzoek bij het college van burgemeester en wethouders te worden ingediend.

  • 2.

    De standplaats moet door de vergunninghouder persoonlijk worden ingenomen. De vergunninghouder moet de vergunning en een geldig identiteitsbewijs op eerste aanvraag aan de toezichthouder tonen.

  • 3.

    Per persoon wordt niet meer dan één vergunning per locatie per dag of dagdeel afgegeven.

  • 4.

    Aan een standplaatsenvergunning zitten voorschriften verbonden. Deze voorschriften kunnen worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken. In bijlage 1 zijn de verschillende voorschriften opgesomd.

4.3 Weigeringsgronden vergunning

Een vergunning kan worden geweigerd:

  • a.

    in het belang van de openbare orde;

  • b.

    in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

  • c.

    in het belang van de bescherming van het uiterlijke aanzien van de omgeving;

  • d.

    indien het kan leiden tot verstoring van het straatbeeld of

  • in

    het belang van de verkeersvrijheid of –veiligheid;

  • e.

    wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van een vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;

  • f.

    vanwege de strijd met een geldend bestemmingsplan.

4.4 Intrekkinggronden vergunning

De vergunning kan in elk geval worden ingetrokken indien:

  • a.

    de vergunninghouder dit zelf verzoekt;

  • b.

    de vergunninghouder is overleden;

  • c.

    niet langer wordt voldaan aan de voor de vergunninghouder geldende wettelijke vestigingseisen;

  • d.

    de vergunninghouder het bij of krachtens deze beleidsregels bepaalde overtreedt;

  • e.

    de vergunninghouder niet of niet tijdig de rechten, onder welke naam dan ook verschuldigd, voldoet;

  • f.

    de vergunninghouder gedurende drie achtereenvolgende weken of gedurende zes weken binnen een tijdvak van drie maanden geen gebruik maakt van de vergunning, behoudens bijzondere omstandigheden (zie hierna);

  • g.

    de vergunninghouder zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • h.

    het verkeersbelang dit eist;

  • i.

    het in het belang van het dorpsschoon is.

4.4.1. Bijzondere omstandigheden

Een standplaats moet door de vergunninghouder persoonlijk worden ingenomen. Hij mag deze vergunning niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.

In bijzondere gevallen kan door het college op schriftelijk verzoek aan vergunninghouders tijdelijke ontheffing worden verleend van de verplichting om persoonlijk op de standplaats aanwezig te zijn. In de gevallen dat er sprake is van ziekte, vakantie of een bijzonder geval, kan het college de vergunninghouder vergunning verlenen zich te laten vervangen.

5. Locatie standplaatsen

5.1 Algemeen

Bij de toewijzing van locaties voor standplaatsen wordt gebruik gemaakt van een maximumstelsel zoals in het schema bij 5.2 is aangegeven. Het maximumstelsel houdt in dat er een maximaal aantal standplaatsvergunningen per locatie kunnen worden uitgegeven.

5.2 Dag, tijd en locatie:

  • 1.

    De dag wordt ingedeeld in twee dagdelen:

  • de morgen - van 08.30 uur tot 13.00 uur;

  • de middag - van 14.00 uur tot 18.00 uur.

  • 2.

    Vergunningen kunnen worden verleend voor één dagdeel of twee aansluitende dagdelen op de bij 3. aangegeven dagen.

  • 3.

    Vergunningen kunnen worden verleend voor maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag en zaterdag.

  • 4.

    Op zon en feestdagen en dagdelen aangemerkt als bijzondere dagen kan geen standplaats worden ingenomen.

Het overzicht van de aanwezige locaties en het maximale aantal standplaatsen:

Locatie

Maximum per dag

C1000 Tuinfluiter

2

C1000 Brahmslaan

1

Eemdijk

1

Kolkplein Spuiplein

3 1

Per standplaats kan een vergunning worden verleend voor een dagdeel (ochtend of middag) of een dag (2 dagdelen). Wanneer voor een locatie twee standplaatsen per dag beschikbaar zijn, dan kunnen voor één dag maximaal vier vergunningen afgegeven worden (twee voor de ochtend en twee voor de middag).

Op de locatie Broerswetering bestaat de mogelijkheid dat incidenteel op zaterdagen een standplaatsvergunning kan worden verleend voor uitsluitend politieke partijen en charitatieve instellingen.

Voor locatie C1000 Brahmslaan betreft het een kleine standplaats waarbij de verkoopinrichting moet voldoen aan de volgende maximale afmetingen: maximale lengte 8 meter.

Voor locatie Kolkplein geldt dat de verkoopinrichting binnen de daarvoor gemarkeerde vakken blijft zoals aangegeven op de tekening in bijlage 4.

Op het Spuiplein mag maximaal één standplaats worden ingenomen, ter grootte van 8m². Deze standplaats moet passen binnen het Beeldkwaliteitsplan dat voor het centrum is vastgesteld. Door middel van voorschriften die aan de standplaatsvergunningen worden verbonden wordt dit nader geregeld.

5.3 Bijzondere dagen

Een aanvraag voor een standplaatsvergunning voor de avondvierdaagse moet voor 1 april van het jaar worden ingediend. Bij meerdere aanvragen voor dezelfde standplaats wordt door loting bepaald aan wie de vergunning wordt verleend.

6. Handhaving

De handhavinginstrumenten kunnen onderscheiden worden in preventieve en repressieve instrumenten. Bij preventieve instrumenten kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de toetsing van aanvragen, waar bij beoordeling van de aanvraag al wordt besloten dat de standplaats niet mogelijk of gewenst is. Sanctie middelen zijn repressieve middelen. Voorbeelden zijn dwangsom en bestuursdwang. Eerstgenoemde heeft een meer sturende functie, laatstgenoemde is meet dwingend van aard wanneer ingrijpen op korte termijn als noodzakelijk wordt geacht. Voor handhaving is zowel de inzet van de gemeente als van de politie vereist, waarbij vooraf een bepaalde rolverdeling kan worden gemaakt.

7. Leges

De leges zijn geregeld in een aparte verordening.

8. Bijzondere gevallen

Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager of vergunninghouder afwijken van de bepalingen van deze beleidsregel, indien toepassing van de beleidsregel tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

8.1 Onmiddellijke ontruiming

De vergunninghouder die in strijd handelt met het bepaalde bij of krachtens deze beleidsregels of zich aan wangedrag of bedrog op of bij de standplaats schuldig maakt, de toezichthouder in de uitoefening van zijn taak belemmert, danwel direct of indirect de orde verstoort of in gevaar brengt, kan door het college mondeling worden gelast zijn standplaats onmiddellijk te ontruimen.

9. Inwerkingtreding en ondertekening

Deze beleidsregels treden in werking op 1 februari 2006 en vervangen vanaf dat moment de beleidsregels uit de Nota standplaatsenvergunningen 1985.

Bijlage 1. Voorwaarden behorende bij de verlening van een standplaatsvergunning

  • 1.

    Het is verboden vroeger dan één uur voor de aanvangstijd die op de vergunning staat goederen/artikelen aan te voeren;

  • 2.

    De standplaats moet volledig ontruimd zijn binnen één uur nadat de verkoop moet zijn beëindigd;

  • 3.

    De standplaats dient aan het einde van de dag of het dagdeel schoon te worden opgeleverd. De vergunninghouder zet, indien nodig, afvalbakken neer;

  • 4.

    Het is vergunninghouder verboden gebruik te maken van luidsprekers en versterkers;

  • 5.

    De vergunninghouder is verplicht de schade, die hij door gebruik van de vergunning aan eigendommen van de gemeente toebrengt, te vergoeden en voorts redelijkerwijs mogelijke maatregelen te nemen teneinde te voorkomen dat de gemeente, dan wel derden, ten gevolge van het gebruik van de vergunning schade lijden;

  • 6.

    Het is verboden goederen/artikelen, welke niet op de vergunning vermeld staan, uit te stallen, ter verkoop aan te bieden of te verkopen;

  • 7.

    Er mogen geen goederen verkocht worden, welke niet voldoen aan de eisen gesteld in de Warenwet danwel ondeugdelijk van samenstelling zijn of welke in ondeugdelijke toestand verkeren;

  • 8.

    Het is verboden alcoholische of zwakalcoholische dranken te verkopen danwel aanwezig te hebben;

  • 9.

    Er mag door de situering van de standplaats geen aanleiding zijn tot verkeersstagnatie, als gevolg van het parkeren door klanten;

  • 10.

    De verkoopinrichting mag niet groter zijn dan de hiervoor beschikbare ruimte op de bepaalde locatie; dan wel de ruimte op basis waarvan de vergunning is verleend. De verkoopinrichting moet in goede staat van onderhoud verkeren;

  • 11.

    Hulpverlenende diensten als brandweer, ambulance en politie dienen te allen tijde ongehinderd te kunnen passeren.