Beleidsregel gedoogprocedure snippergroen

Geldend van 01-04-2010 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel gedoogprocedure snippergroen

Inleiding

Met een zekere regelmaat komt het voor dat de gemeente stukjes openbare grond zoals snippergroen wenst te vervreemden. Omdat deze voornemens veelal niet zijn voorzien ten tijde van de opstelling van een bestemmingsplan past het voorgenomen gebruik vaak niet in de bestemmingsplanregels. In dit advies wordt uw college voorgesteld om dit op een praktische en efficiënte wijze op te lossen.

Argumenten

1. Door de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is het niet meer mogelijk om met toepassing van artikel 19 lid 2 van de WRO (oud) vrijstelling te verlenen

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Hiermee is artikel 19 lid 2 van de WRO komen te vervallen zonder dat hiervoor iets vergelijkbaars is teruggekomen.

In de nieuwe wet kunnen gevallen die voorheen met artikel 19 lid 2 WRO konden worden vergund alleen nog met kostbare en tijdrovende bestemmingsplanherzieningen of projectbesluiten worden gerealiseerd. Er is nog wel een kruimelgevallenregeling (3.23 Wro) maar dit betreft een limitatieve lijst waarin het wijzigen van het gebruik van de openbare ruimte niet is opgenomen. Dit leidt ertoe dat voor bijvoorbeeld een kleine wijziging van de functie (snipper)groen in de functie tuin formeel een compleet nieuw bestemmingsplannetje moet v/orden opgesteld en dat de hierbij behorende volledige procedure moet worden doorlopen.

Ook wanneer het bestemmingsplan het verharden van groen t.b.v. parkeren niet toestaat, kan een probleem ontstaan bij bijvoorbeeld de herinrichting van een stuk openbaar gebied. De hieraan verbonden kosten en tijd staan veelal in geen enkele verhouding tot de impact van de beoogde wijziging van het gebruik.

2. Het komt toch nog wel regelmatig voor dat er een stukje openbare grond kan worden verkocht

In navolging op de vaststelling van de groenstructuurvisie is in 2008 het snippergroen beleid geëvalueerd welk besluit is vastgesteld op 10 juli 2008. Hieruit komt naar voren dat bepaalde delen gelegen buiten de hoofdgroenstructuur onder bepaalde voorwaarden mogen worden verkocht. Ook komt het voor dat bij de herontwikkeling van bepaalde inbreidingslocaties of uitbreidingsplannen op het industrieterrein bepaalde reststroken ontstaan die voor verkoop in aanmerking komen.

Omdat dit soort zaken vaak plaatsvinden via een dynamisch proces dat afhankelijk is van vele sectoren, kunnen dit soort ontwikkelingen veelal niet van te voren worden voorzien. Dit terwijl er vaak geen enkel bezwaar is tegen de verkoop, sterker nog, vanuit het oogpunt van beheer en onderhoud kan het verkopen zelfs gewenst zijn.

3. Door toepassing van een gedoogprocedure kan toestemming worden verleend en kan de wijziging later worden ingepast in een nieuw bestemmingsplan

Onder 1 is aangegeven dat een volledige bestemmingsplanherziening een onevenredig zwaar instrument is. Het is echter ook niet zorgvuldig en dus ook niet gewenst om toestemming te geven en de gronden te verkopen, zonder dat er enig zicht is op het standpunt van belanghebbenden (b.v. omwonenden).Er wordt namelijk niet alleen grond verkocht, maar ook het gebruik gaat wijzigen. Als de grond is verkocht, kan deze namelijk niet zomaar worden teruggekocht.

Het voorstel is dan ook om indien in een voorkomend geval in beginsel de bereidheid bestaat om openbare grond te verkopen, het voornemen eerst wordt gepubliceerd en gedurende 6 weken ter inzage wordt gelegd (overeenkomstig afdeling 3.4 Awb). In deze periode kunnen belanghebbenden reageren en kan een belangenafweging worden gemaakt voordat de grond is overgedragen. Indien er geen zienswijzen worden ingediend, kan een gedoogbesluit worden genomen. In dit gedoogbesluit wordt het strijdige gebruik (b.v. tuin) gedoogd. Vervolgens kan dan bij een reguliere bestemmingsplanherziening, de wijziging worden verwerkt en wordt de strijdigheid opgeheven. De herziening volgt meestal binnen enkele jaren maar in elk geval binnen 10 jaar na het gedoogbesluit als gevolg van de wettelijke herzieningsplicht.

Worden er wel zienswijzen ingediend, dan zal normaal gesproken geen gedoogbesluit genomen kunnen worden tenzij de zienswijze in overleg wordt ingetrokken. Wanneer de zienswijze in stand blijft en moet worden behandeld, kan de procedure niet worden doorgezet .en kan de grond niet worden verkocht. Indien de aspirant koper toch tot aankoop wil blijven overgaan, zal op diens kosten een bestemmingsplan kunnen worden opgesteld en in procedure gebracht.

4. De voorgestelde procedure zal uitsluitend worden toegepast bij een voorgenomen verkoop van openbare gronden met een beperkte omvang

Het is de bedoeling om de eerder beschreven procedure uitsluitend toe te passen voor gevallen met een beperkte omvang. Het is immers een soort vervanging van de voormalige artikel 19 lid 2 WRO procedures. De procedure zal uitsluitend worden toegepast bij verkoop van bijvoorbeeld snippergroen, reststroken etc. Grotere meer ingrijpende gebruikswijzigingen zullen met een reguliere bestemmingsplanprocedure blijven plaatsvinden.

5. Het is logisch om het nemen van een gedoogbesluit te mandateren aan de afdelingsmanager Vrom

De verkoop van snippergroen is (en het doorlopen van een artikel 19 lid 2 WRO procedure (oud) was) gemandateerd aan de afdelingsmanager Vrom. Het voorstel is om in dezelfde lijn ook het nemen van een gedoogbesluit te mandateren aan de afdelingsmanager Vrom.

In artikel 10:1 van de Awb is bepaald dat mandaat de bevoegdheid is om in naam van een bestuursorgaan een besluit te nemen in de zin van art 1:3 Awb. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling, dus een handeling gericht op rechtsgevolg, zoals bijvoorbeeld het gedoogbesluit. Bij mandaat gaat de bevoegdheid niet over naar de gemandateerde, maar wordt de bevoegdheid in naam van de mandans (degene die het mandaat verleend) uitgeoefend. De mandans blijft verantwoordelijk voor de uitoefening van de bevoegdheid.

6. De gedoogbesluiten zullen worden geregistreerd

Om te voorkomen dat de gedoogbesluiten niet worden meegenomen bij een herziening van het bestemmingsplan zuilen de gedoogbesluiten netjes worden geregistreerd en gedocumenteerd.

Dit gebeurt ook al bij ontheffingsbesluiten en bestemmingswijzigingen etc. Bovendien zullen ze opgenomen worden in het systeem van de Wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke Beperkingen dat voor het betrokken perceeltje geldt dat tegen strijdige gebruik als tuin (in plaats van groen) niet wordt opgetreden.

Kanttekening

a. Eventuele planschaderisico’s kunnen niet worden afgedekt

  • Omdat niet wordt voldaan aan de in artikel 6.1 van de Wro genoemde gevallen is het niet mogelijk om een planschadeovereenkomst te sluiten. Hierdoor komen eventuele planschaderiso's voor rekening en risico van de gemeente. De kans dat een gebruikswijziging van openbaar groen in tuin leidt tot planschade welke ook nog eens groter is dan 2% (algemeen maatschappelijk risico) is overigens gering. Daarnaast kan worden gesteld dat als er al sprake is van planschade, dat deze in de grondprijs is verwerkt (zoals altijd het geval is bij verkoop van grond door de gemeente).

b. Het is niet uitgesloten dat er vooruitlopend op de bestemmingsplanherziening toch een verzoek om handhaving worden ingediend

  • Omdat er een gedoogbesluit wordt genomen, verandert de bestemming in juridische zin niet voordat de herziening van het bestemmingsplan is geëffectueerd. Het is ondanks dat het ontwerp gedoogbesluit wordt gepubliceerd, nooit helemaal uitgesloten dat er na verloop van tijd, door uiteenlopende redenen, toch een verzoek om handhaving wordt ingediend en dat de gemeente dat in behandeling moet gaan nemen. Omdat de uitkomsten in een eventuele gerechtelijke procedure nooit op voorhand zijn in te schatten zal in de koopovereenkomst worden opgenomen dat de koper bekend is met het feit dat de bestemmingswijziging past later zal plaatsvinden en dat eventuele risico's die hiermee verband houden, bij de koper liggen.

Toetsing aan de Nota Aanbesteding/- inkoopbeleid

n.v.t.

Financiën

n.v.t.

Uitvoering

Nadat er in beginsel de bereidheid bestaat om tot verkoop over te gaan, wordt de gedoogprocedure op grond van artikel 3.4 AwB doorlopen. De grond wordt pas overgedragen nadat het gedoogbesluit onherroepelijk is geworden (6 weken na de beschikking).

Ook zal het besluit als beleidsregel bekend gemaakt worden.

Communicatie

Op de gebruikelijke wijze via B&W in beeld.