Regeling vervallen per 27-08-2015

Huisvestingsverordening 2014 van de gemeente Bunschoten

Geldend van 01-01-2014 t/m 26-08-2015

Intitulé

Huisvestingsverordening 2014 van de gemeente Bunschoten

HOOFDSTUK 1 Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • In

    deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanbodmodel: woonruimteverdelingsysteem waarbij de vrijkomende huurwoningen worden aangeboden

  • door

    middel van een advertentiemedium, waarbij woningzoekenden zelf reageren op de advertentie en de kandidaat wordt geselecteerd uit de binnengekomen reacties;

  • b.

    besluit: het Huisvestingsbesluit;

  • c.

    burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunschoten;

  • d.

    economische binding aan een gebied: De binding van een persoon aan het gebied is daarin gelegen dat die persoon voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op het verrichten van arbeid binnen of vanuit het gebied. Hieronder wordt verstaan:

    • -

      Een contract van minimaal een halve werkweek (18 uur) met een duur van minstens een jaar bij een bedrijf in het gebied of vanuit een bedrijf tewerkgesteld in het gebied of

    • -

      Iemand volgt een dagopleiding van minimaal 19 uur per week aan een in het gebied gevestigde instelling van onderwijs of

    • -

      als zelfstandig ondernemer in het bestaan voorziet en kan aantonen dat het bedrijf in het gebied is gevestigd.

  • e.

    gebied: de provincie Utrecht en de gemeente Nijkerk;

  • f.

    herstructureringsurgenten: stads- of dorpsvernieuwing-kandidaten of huurders en eigenaar-bewoners van woningen die in het belang van de volkshuisvesting gesloopt of ingrijpend verbeterd moeten worden;

  • g.

    huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

  • h.

    huisvestingsvergunning: de vergunning. Bedoeld in artikel 7 van de wet;

  • i.

    huurprijs: het daaromtrent in artikel 1, sub 1j van de wet bepaalde;

  • j.

    huurprijsgrens: het daaromtrent in artikel 6, lid 3 onder b van de wet bepaalde;

  • k.

    ingezetene: degene die in het bevolkingsregister van de gemeente Bunschoten of één der andere gemeenten in de provincie Utrecht of de gemeente Nijkerk is opgenomen, en feitelijk in de gemeente Bunschoten of één der andere gemeenten in de provincie Utrecht of de gemeente Nijkerk hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte;

  • l.

    inkomen: het belastbaar inkomen zoals bedoeld in de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting, dan wel de Woningwet die daarvoor in de plaats wordt gesteld;

  • m.

    inschrijvingsduur: de periode dat de woningzoekende aaneensluitend is ingeschreven in het register van woningzoekenden;

  • n.

    inwoning: het bewonen van een deel van een woonruimte die door een ander huishouden als hoofdbewoner in gebruik is genomen;

  • o.

    koopprijs: het daaromtrent in artikel 1, sub 1k van de wet bepaalde;

  • p.

    koopprijsgrens: het daaromtrent in artikel 6, lid 3 onder a van de wet bepaalde, dan wel het op grond van artikel 6, lid 4 van de wet toegestane;

  • q.

    maatschappelijke binding aan een gebied: De binding van een persoon aan het gebied is daarin gelegendat die persoon een redelijk met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in het gebied te vestigen. Een maatschappelijke binding wordt in ieder geval aangenomen t.a.v.:

    • -

      Een persoon die tenminste 1 jaar onafgebroken ingezetene is in één van de gemeenten in het gebied of

    • -

      Een persoon die gedurende de voorafgaande twintig jaar tenminste zes jaar onafgebroken ingezetene is geweest van dat gebied;

  • r.

    onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

  • s.

    subregio: de gemeente Bunschoten;

  • t.

    voorrang/urgentie: het feit dat een woningzoekende als dringend woning behoevende wordt aangemerkt (voorrangskandidaat);

  • u.

    voorrangsverklaring: de voorrangsverklaring als bedoeld in artikel 18 van deze verordening;

  • v.

    wet: de Huisvestingswet;

  • w.

    WMO: Wet Maatschappelijke Ondersteuning;

  • x.

    woningzoekende: een huishouden dat zich wil vestigen in de provincie Utrecht en voldoet aan de criteria zoals genoemd in artikel 10 van deze verordening;

  • y.

    woonruimte: het daaromtrent in artikel 1, eerste lid, onder b van de wet bepaalde dat luidt: besloten ruimte die, al dan niet samen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden;

  • z.

    zelfstandige woonruimte: woonruimte die een eigen toegang heeft en die door een huishouden kan worden bewoond, zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte. 

HOOFDSTUK 2 Verdeling van woonruimte

Paragraaf 1 Vergunningsplichtige woonruimte

Artikel 2 Werkingsgebied

1. Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op woonruimte:

  • a.

    sociale huurwoning met een huurprijs beneden de huurprijsgrens;

  • b.

    sociale koopwoning met een koopprijs beneden de koopprijsgrens.

Artikel 3 Nadere afperking

In afwijking van het bepaalde in artikel 2 is deze verordening niet van toepassing op:

  • a.

    onzelfstandige woonruimten;

  • b.

    ligplaatsen voor een woonschip;

  • c.

    woonruimten als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet (inwoning, woonwagens, woonschepen en bejaardenoorden);

Paragraaf 2 Huisvestingsvergunning

Artikel 4 Vergunningvereiste

  • 1.

    Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 2 in gebruik te nemen voor bewoning, tenzij het woonruimte als bedoeld in artikel 3 betreft.

  • 2.

    Het is verboden de in artikel 2 bedoelde woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning.

Artikel 5 Aanvragen van een huisvestingsvergunning

  • 1.

    Voor de aanvraag van een huisvestingsvergunning wordt gebruik gemaakt van een door of namens burgemeester en wethouders te verstrekken formulier. De aanvrager vult het formulier volledig in en voegt tevens de volgende actuele bewijsstukken bij:

  • 2.

    Voor een koopwoning:

    • a.

      het eigendomsbewijs, de koopakte, de voorlopige koopakte of een verklaring van een notaris, waar ook de koopprijs uit blijkt;

    • b.

      gegevens over de economische en/of maatschappelijke binding;

    • c.

      gegevens over leeftijd, nationaliteit en verblijfsstatus.

  • 3.

    Voor een huurwoning:

    • a.

      gegevens over de omvang van het huishouden;

    • b.

      gegevens met betrekking tot het inkomen van het huishouden;

    • c.

      gegevens over de economische of maatschappelijke binding;

    • d.

      gegevens over leeftijd, nationaliteit en verblijfsstatus.

Artikel 6 Criteria voor vergunningverlening

Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning als aan alle hieronder genoemde voorwaarden wordt voldaan:

  • a.

    In het geval van een huurwoonruimte is de eigenaar bereid de woning te verhuren en

  • b.

    het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt, behoort tot de ingevolge paragraaf 3 aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen en

  • c.

    de woonruimte wordt met toepassing van het bepaalde in paragraaf 4 passend geacht voor het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt;

Artikel 7 Termijn en vergunningverlening

  • 1.

    Binnen acht weken na indiening van een aanvraag wordt door burgemeester en wethouders op de aanvraag beslist.

  • 2.

    Het besluit op de aanvraag bevat tenminste de volgende gegevens:

    • a.

      De woonruimte waarop het besluit betrekking heeft;

    • b.

      De naam van de persoon die de woonruimte in gebruik wenst te nemen;

    • c.

      In geval de vergunning wordt geweigerd, de redenen waarom de vergunning wordt geweigerd;

    • d.

      In geval de vergunning wordt verleend, de mededeling dat binnen maximaal twee maanden van de huisvestingsvergunning gebruik moet worden gemaakt.

Artikel 8 Vruchteloze aanbieding

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt de vergunning altijd verleend indien de woonruimte door de eigenaar gedurende dertien weken vruchteloos is aangeboden aan woningzoekenden die ingevolge artikel 6 voor die woonruimte in aanmerking komen;

  • 2.

    De eigenaar moet de woonruimte tijdens de in het vorige lid genoemde termijn tenminste drie maal door middel van een advertentie, geplaatst in een of meer plaatselijke of regionale bladen te huur of te koop hebben aangeboden.

  • Deze

    advertentie moet in ieder geval bevatten:

    • a.

      het adres van de woonruimte;

    • b.

      de overeenkomstig artikel 26, tweede lid, van de wet bepaalde huurprijs of koopprijs van de woonruimte;

    • c.

      de mededeling dat degenen die voldoen aan het bepaalde in artikel 6 voorkeur genieten.

  • De

    in het eerste lid genoemde termijn begint te lopen op de datum van plaatsing van de eerste advertentie die voldoet aan het hier bepaalde.

  • 3.

    De in het eerste lid bedoelde eigenaar zal worden geacht een vruchteloze poging in de daar bedoelde zin te hebben aangewend wanneer hij aantoont, dat het verschil tussen de hoogst gevraagde koopprijs en de tussen de koper en verkoper overeengekomen koopprijs niet meer bedraagt dan 15% dan wel het verschil tussen de hoogst gevraagde huurprijs en de tussen huurder en verhuurder overeengekomen huurprijs niet meer bedraagt dan 15%.

Artikel 9 Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien:

  • a.

    de vergunninghouder de erin vermelde woonruimte niet binnen de door burgemeester en wethouders bij de verlening van de vergunning gestelde termijn in gebruik heeft genomen of;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens, waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Paragraaf 3 Toelating

Artikel 10 Leeftijd, ingezetenschap, economische en maatschappelijke binding

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      tenminste één van de leden van het huishouden moet 18 jaar of ouder zijn èn

    • b.

      tenminste één van de leden van het huishouden moet de Nederlandse nationaliteit bezitten of over een geldige verblijfstitel in Nederland beschikken èn

    • c.

      tenminste één der volwassen leden van het huishouden moet ingezetene zijn van de provincie Utrecht of de gemeente Nijkerk zoals bedoeld in artikel 1 sub q of

    • d.

      tenminste één der volwassen leden van het huishouden moet maatschappelijk of economisch gebonden zijn aan het gebied zoals bedoeld in artikel 1 sub d, sub e en sub q;

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid sub d geldt de eis van economische of maatschappelijke binding niet ten aanzien van woningzoekenden zoals genoemd in artikel 13c van de wet en artikel 6 van het besluit.

Paragraaf 4 Passendheid

Artikel 11 Verhouding inkomen – huurprijs

Het college is bevoegd met de corporatie afspraken te maken over de (minimum-)inkomensgrenzen bij de toewijzing van huurwoningen. Het maximum inkomen wordt bepaald door Europese regelgeving.

Artikel 12 Bezettingsnorm

Het college is bevoegd met de corporatie afspraken te maken over de bezettingsnorm bij de toewijzing van huurwoningen.

Paragraaf 5 Aanbod en toewijzing van woonruimte

Artikel 13 Inschrijving als woningzoekende

  • 1.

    Ten behoeve van woningzoekenden in de huursector dragen burgemeester en wethouders zorg voor het aanleggen en bijhouden van een register van woningzoekenden.

  • 2.

    In het register als genoemd in het eerste lid worden op hun verzoek als woningzoekenden ingeschreven:

    • a.

      de huishoudens die voldoen aan de toelatingseisen ingevolge paragraaf 3;

    • b.

      de huishoudens die een voorrangsverklaring als bedoeld in artikel 18 bezitten;

  • 3.

    Als inschrijfdatum geldt het moment waarop de voor de beoordeling van de aanvraag tot inschrijving benodigde gegevens zijn ingediend of overlegd en de inschrijvingskosten zijn betaald.

  • 4.

    De inschrijving is één jaar geldig.

  • 5.

    De inschrijving kan op verzoek van de woningzoekende telkens met één jaar worden verlengd.

  • 6.

    Ten behoeve van woningzoekenden in de nieuwbouwkoopsector ex art. 2 onder b en artikel 17 dragen burgemeester en wethouders zorg voor het aanleggen van een kandidatenlijst van belangstellenden per nieuwbouwproject.

Artikel 14 Bewijs van inschrijving

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verstrekken aan de in het register ingeschreven woningzoekenden een bewijs van inschrijving, waarop de volgende gegevens worden vermeld:

    • a)

      naam van de aanvrager en het aantal meeverhuizende personen

    • b)

      adresgegevens

    • c)

      inkomensgegevens en

    • d)

      inschrijfdatum en inschrijfnummer

  • 2.

    Het bewijs van inschrijving blijft, behoudens het in het derde lid, onder a en b gestelde, één jaar geldig.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders halen een inschrijving door, indien:

    • a.

      de woningzoekende de beschikking heeft verkregen over passende woonruimte;

    • b.

      de woningzoekende de inschrijving niet verlengt;

    • c.

      de woningzoekende daarom verzoekt.

Artikel 15 Aanbod van huurwoningen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen geregistreerde woningzoekenden medewerking bij het verkrijgen van zelfstandige woonruimte door middel van het aanbodsysteem

  • 2.

    Alle woningen die voor verhuur beschikbaar komen worden aan woningzoekenden digitaal aangeboden via het regionaal aanbodsysteem.

  • 3.

    Het college kan met verhuurders van woonruimte een overeenkomst sluiten over aanvullende wijzen van bekendmaking van het aanbod.

  • 4.

    Eventuele criteria t.a.v. passendheid zoals vastgelegd in paragraaf 4 worden bij deze woningen vermeld.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen slechts afwijken van het tweede en derde lid indien de kandidaat voor de woning voorrang heeft gekregen op grond van artikel 16 lid 3 en 4 of indien artikel 21 lid 3 van toepassing is op de woningzoekende.

Artikel 16 Toewijzing van huurwoningen

  • 1.

    De toewijzing van een huurwoning vindt plaats door de woningcorporatie op basis van inschrijfduur waarbij de woningzoekende die het langst staat ingeschreven als eerste een aanbieding krijgt, daarna de tweede, enzovoorts.

  • 2.

    Woningzoekenden die beschikken over een voorrangsverklaring op grond van artikel 18 hebben voorrang op woningzoekenden zonder voorrangsverklaring, waarbij in het geval er meer voorrangskandidaten voor dezelfde woning zijn de datum van afgifte van de voorrangsverklaring bepalend is.

  • 3.

    Voor stadsvernieuwingskandidaten en herstructereringsurgenten conform artikel 18 lid 6F worden aparte afspraken gemaakt met de toegelaten instellingen. Deze afspraken worden vastgelegd in een convenant.

  • 4.

    De gemeente Bunschoten huisvest binnen haar gemeentegrenzen statushouders volgens de taakstelling van het ministerie. Hiervoor wordt het benodigde aantal woningen buiten het aanbodsysteem gehouden.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen in aanvulling op lid 1en lid 2 afspraken maken met verhuurders conform artikel 25 over percentages woningen die aan specifieke doelgroepen worden toegewezen ter bevordering van de huisvestingsmogelijkheden van deze groepen.

Artikel 17 Toewijzing van nieuwbouw-koopwoningen

Voor op grond van artikel 2 onder b, vergunningplichtige nieuwbouw-koopwoningen bepalen burgemeester en wethouders vooraf aan welke doelgroepen prioriteit wordt gegeven.

Paragraaf 6 Urgentie

Artikel 18 Urgent woningzoekenden en mate van voorrang

  • 1.

    Voor zover woningzoekenden zelf een daartoe strekkend verzoek indienen, verlenen burgemeester en wethouders, met inachtneming van het zesde lid, een voorrangsverklaring aan ingeschreven woningzoekenden die:

    • a.

      gedurende de termijn van minimaal één jaar ingezetene zijn in de subregio, zijnde de gemeente Bunschoten;

    • b.

      de Nederlandse nationaliteit bezitten dan wel beschikken over een geldige verblijfstitel in Nederland;

    • c.

      buiten eigen schuld en toedoen in een dusdanige situatie verkeren dat zij dringend andere woonruimte behoeven;

    • d.

      naar verwachting bij toepassing van de in artikel 16 eerste lid, bedoelde volgordecriteria niet binnen die termijn andere woonruimte zullen krijgen;

    • e.

      hun betreffende situatie niet op een andere wijze kunnen oplossen.

  • 2.

    In de voorrangsverklaring zeggen burgemeester en wethouders toe dat zij ernaar streven om:

    • a.

      binnen 6 maanden een aanbieding van passende woonruimte te zullen doen (dringend noodzakelijk), of

    • b.

      binnen 12 maanden een aanbieding van passende woonruimte te zullen doen (beperkte voorrang).

  • 3.

    Een voorrangsverklaring als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt slechts verstrekt voor woningen in de huursector en is alleen geldig in de subregio.

  • 4.

    Een voorrangsverklaring als bedoeld in dit artikel is slechts geldig voor de termijn, waarvoor de urgentie wordt verleend. Daarna is deze verklaring niet meer van toepassing.

  • 5.

    Het college kan ten aanzien van het gestelde in lid 4 anders beslissen indien er gedurende de urgentietermijn geen woonruimte beschikbaar was.

  • 6.

    Er is sprake van urgentie als een huishouden buiten de eigen verantwoordelijkheid om in een noodsituatie verkeert of bij ernstige bedreiging van de lichamelijke en/of psychosociale gezondheid. Verhuizen op korte termijn is noodzakelijk. De situatie kenmerkt zich door het plotselinge karakter. De woningzoekende kan bovendien zelf geen oplossing vinden voor haar/zijn situatie. Er zijn de volgende indicatiegronden voor urgentie:

A. Medische indicatie (vanuit de WMO)

Van medische indicatie is sprake indien, op advies van de hiertoe ingeschakelde MO-zaak en de Woonruimtecommissie, door burgemeester en wethouders is vastgesteld dat, in afwijking van de reguliere wachttijd, een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem uit medisch oogpunt noodzakelijk is. Voor het verkrijgen van een medische indicatie wordt de procedure gevolgd als genoemd in bijlage 1 en is de vermogenstoets in bijlage 3 van toepassing.

B. Sociale indicatie

Van sociale indicatie is sprake indien, op advies van de hiertoe ingeschakelde Woonruimtecommissie, door burgemeester en wethouders is vastgesteld dat, in afwijking van de reguliere wachttijd, een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem uit sociaal oogpunt noodzakelijk is. Voor het verkrijgen van een sociale indicatie wordt de procedure gevolgd als genoemd in bijlage 1 en worden de criteria toegepast als genoemd in bijlage 2 en is de vermogenstoets in bijlage 3 van toepassing.

C. Sociaal-medische indicatie (niet WMO-zijnde)

Van sociaal-medische indicatie is sprake indien, op advies van een hiertoe ingeschakelde onafhankelijk medisch deskundige en de Woonruimtecommissie, door burgemeester en wethouders is vastgesteld dat, in afwijking van de reguliere wachttijd, een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem uit sociaal-medisch oogpunt noodzakelijk is. Voor het verkrijgen van een sociaal-medische indicatie wordt de procedure gevolgd als genoemd in bijlage 1 en is de vermogenstoets in bijlage 3 van toepassing.

D. Echtscheidingsindicatie/beëindiging samenleving

  • a)

    Van echtscheiding in het kader van deze verordening is sprake, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • er een rechterlijke (eind-)beschikking is waarin is bepaald dat het huwelijk is ontbonden;

    • die beschikking in het register van de burgerlijke stand is ingeschreven;

    • uit het huwelijk één of meer kinderen voortkomen, die ten tijde van de urgentieaanvraag minderjarig zijn en het vonnis het toezicht op dat kind/die kinderen opdraagt aan één van de beide voormalige echtelieden;

    • het huishouden (ad 3) waartoe het minderjarige kind behoort/de minderjarige kinderen behoren, het recht dan wel de mogelijkheid de echtelijke woning te blijven bewonen ontbeert. De woning moet dus noodgedwongen worden verlaten en er is geen mogelijkheid om zelfstandig te voorzien in alternatieve woonruimte;

    • Voor gevallen van "samenleving" worden de criteria onder 1° tot en met 4° , voor z over mogelijk, analoog toegepast. Hierbij geldt in elk geval dat de samenwoning tenminste één jaar moet hebben geduurd en bij de notaris moet zijn vastgelegd in een samenlevingscontract.

  • b)

    Er kan slechts één urgentie per scheidend echtpaar/koppel worden verleend. Deze wordt verleend aan die ouder die daadwerkelijk de dagelijkse zorg voor het minderjarig kind/de minderjarige kinderen op zich neemt.

  • c)

    Het verzoek om voorrang dient binnen een maand na de gerechtelijke uitspraak te worden gedaan.

  • d)

    Indien er sprake is van een echtscheiding/beëindiging samenleving zonder kinderen, waarbij het besluit tot onrechtvaardige hardheid leidt, kan de hardheidsclausule van toepassing worden verklaard.

Voor het verkrijgen van deze indicatie wordt de procedure gevolgd als genoemd in bijlage 1 en is de vermogenstoets in bijlage 3 van toepassing.

E. Maatschappelijke indicatie

Bijzondere doelgroepen:

  • a.

    woningzoekenden komend uit een opvanghuis;

  • b.

    ex-psychiatrische patiënten of personen uit erkende hulp- of dienstverleningsinstellingen van wie kan worden aangenomen dat zij zelfstandig kunnen gaan wonen.

  • Voor

    het verkrijgen van deze indicatie wordt de procedure gevolgd als genoemd in bijlage 1 en is de vermogenstoets in bijlage 3 van toepassing.

F. Volkshuisvestelijke indicatie (herstructureringsurgenten)

Huurders en eigenaar-bewoners van woningen die in het belang van de volkshuisvesting of ter uitvoering van openbare werken in het algemeen belang, gesloopt of ingrijpend verbeterd moeten worden, kunnen in aanmerking komen voor urgentie. Burgemeester en wethouders kunnen bij afgifte van de urgentie als hier boven bedoeld bepalen dat betrokken bewoners na voltooiing van de werken eenmalig een vooraf te bepalen passend aanbod krijgen tot terugkeer in het ingrijpend verbeterde of nieuwgebouwde complex. Hierover worden aparte afspraken gemaakt met de toegelaten instellingen. Zie ook artikel 16 lid 3.

Artikel 19 Aanvragen van een voorrangsverklaring

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de bepaling van de mate van voorrangverlening aanvullende informatie bij derden opvragen.

  • 2.

    Op of bij de voorrangsverklaring vermelden burgemeester en wethouders de inhoud van de voorrangsverklaring, genoemd in artikel 18. Tevens wordt aangegeven voor welk woningtype de woningzoekende in aanmerking komt.

  • 3.

    Om voor voorrangverlening voor een huurwoning op grond van artikel 18 in aanmerking te komen dient de aanvrager tenminste één maand als woningzoekende geregistreerd te staan.

  • 4.

    Voor het in behandeling nemen van een aanvraag urgentie huisvesting als bedoeld in artikel 18 lid 6B tot en met 6E is de aanvrager een vergoeding verschuldigd (legeskosten).

Artikel 20 Beperkte keuzemogelijkheid urgenten

  • 1.

    Bij urgentieverlening stellen burgemeester en wethouders een zoekprofiel vast.

  • 2.

    Urgent woningzoekenden conform artikel 18 lid 6A tot en met 6F, kunnen uitsluitend reageren op het aanbod van woningen in de subregio, passend in het zoekprofiel.

  • 3.

    Herstructureringsurgenten in het kader van stadsvernieuwing, dorpsvernieuwing (artikel 16 lid 3) kunnen met hun status "urgent" reageren op het aanbod van passende woningen in de subregio.

Artikel 21 Actieve opstelling voorrangskandidaten en bemiddeling

  • 1.

    Woningzoekenden die beschikken over een voorrangsverklaring op grond van artikel 18, lid 6A tot en met 6E en met een mate van voorrang als genoemd in artikel 18, tweede lid, dienen na de datum van voorrangverlening zelf actief en breed te reageren op vrijkomende passende woonruimte.

  • 2.

    Een verleende voorrang heeft tot doel om de woningzoekende versneld aan andere passende woonruimte te helpen. De voorrangskandidaat dient zich bij het reageren op vrijkomende woningen dan ook zo breed mogelijk op te stellen.

  • 3.

    Voor woningzoekenden met een voorrangsverklaring en met een urgentietermijn genoemd in artikel 18 lid 2a, bemiddelen burgemeester en wethouders na zes maanden na afgifte van de voorrangsverklaring bij eigenaren van woonruimte, opdat aan deze woningzoekenden overeenkomstig paragraaf 4 passende woonruimte kan worden aangeboden.

  • 4.

    Voor woningzoekenden die beschikken over een voorrangsverklaring als bedoeld in artikel 16 lid 3 en 4 en artikel 18 lid 6F, bemiddelen burgemeester en wethouders bij eigenaren van woonruimte, opdat aan hen een overeenkomstig paragraaf 4 passende woonruimte binnen de daarvoor gestelde termijn wordt aangeboden.

  • 5.

    Het recht op bemiddeling voor voorrangskandidaten, genoemd in lid 3, vervalt nadat de woningzoekende één aanbieding van, naar het oordeel van burgemeester en wethouders passende woonruimte heeft geweigerd.

  • 6.

    Bij meerdere aanmeldingen van voorrangskandidaten met een voorrangsverklaring op grond van artikel 18, lid 6A tot en met 6E voor een bepaalde leeggekomen woning vindt volgordebepaling plaats aan de hand van de datum van afgifte van de voorrangsverklaring.

Artikel 22 Wijziging en intrekking

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de mate van voorrang terugbrengen c.q. laten vervallen indien:

    • a)

      aan de vereisten voor het verkrijgen van voorrang niet meer wordt voldaan;

    • b)

      de (mate van) voorrang is toegekend op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

    • c)

      de woningzoekende naar het oordeel van burgemeester en wethouders één aanbieding van passende woonruimte heeft geweigerd, na actieve bemiddeling van burgemeester en wethouders op grond van artikel 21, derde lid;

    • d)

      de woningzoekende naar het oordeel van burgemeester en wethouders één aanbieding van passende woonruimte heeft geweigerd binnen de voorrangstermijn conform artikel 18, lid2, of niet heeft gereageerd op passend aanbod.

  • 2.

    Na het intrekken van een voorrangsverklaring kan niet op grond van dezelfde omstandigheden opnieuw een urgentie worden aangevraagd.

Paragraaf 7 Leegmelding

Artikel 23 Melding van leegstand

  • 1.

    Zodra de leegstand van een woonruimte langer duurt dan dertien weken is de eigenaar verplicht daarvan melding te doen aan burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde termijn begint op het moment dat:

    • a.

      degene aan wie als laatste een huisvestingsvergunning is verleend, de woning definitief heeft verlaten of;

    • b.

      de huurovereenkomst is beëindigd of;

    • c.

      de woonruimte niet langer in gebruik is of;

    • d.

      op enigerlei wijze is gebleken dat de woning te huur of vrij van huur, te koop is.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders noteren ingevolge het eerste lid de langer dan dertien weken leegstaande woonruimten in een leegstandsregister.

HOOFDSTUK 3 Organisatie en bevoegdheden

Artikel 24 Lokaal maatwerk

In overleg met de aanbieders van woonruimte kan het college van burgemeester en wethouders, ten aanzien van de in artikel 25, lid 2 benoemde onderwerpen, afwijken van deze verordening ten behoeve van het oplossen van specifieke knelpunten op de lokale woningmarkt. Afspraken hierover worden vastgelegd in het op lokaal niveau vastgestelde convenant tussen gemeente en aanbieders van woonruimte en betreft de toewijzing van maximaal 30% van de vrijkomende woningen van de corporatie op jaarbasis. Deze af te sluiten overeenkomst(en) vormen een aanvulling op deze verordening.

Artikel 25 Convenanten

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen met verhuurders overeenkomsten sluiten over het in gebruik geven van woonruimte.

  • 2.

    In deze overeenkomsten kunnen de volgende onderwerpen worden geregeld ten aanzien van de uitwerking van het lokaal maatwerk:

    • a.

      eventueel afwijkende passendheids-, urgentie- en selectiecriteria;

    • b.

      voorrangsregelingen voor de kern Eemdijk als kern kleiner dan 4000 inwoners;

    • c.

      bepalingen omtrent de huisvesting van specifieke doelgroepen op grond van artikel 16, lid 5;

    • d.

      eventuele afspraken over terugkomrecht in de wijk voor herstructureringsurgenten;

    • e.

      eventuele afspraken in het kader van leefbaarheidproblemen.

    • f.

      overige vormen van publicatie van het woningaanbod.

  • 3.

    De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De inhoud van de overeenkomsten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeente en aan andere belanghebbenden middels publicatie in het lokale huis-aan-huisblad.

Artikel 26 Mandatering

Aan de directeur-bestuurder van de Stichting Woningcorporaties het Gooi en Omstreken kan mandaat worden verleend voor de uitoefening van de bevoegdheden krachtens hoofdstuk 2, paragraaf 2 tot en met 5 en paragraaf 7.

HOOFDSTUK 4 Overige bepalingen

Artikel 27 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening. Bij hun oordeel zullen zij zich uitsluitend laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte. Een urgentie huisvesting die wordt verleend op basis van de hardheidsclausule is alleen geldig in de gemeente van afgifte.

Artikel 28 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 5 of artikel 23 lid 1 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of een geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 29 Handhaving

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren en de overige in het Wetboek van Strafvordering in artikel 75, lid 2, genoemde personen.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 77 van de wet.

Artikel 30 Restbepaling

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.

Artikel 31 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

Artikel 32 Wijziging bijlagen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bijlagen bij deze verordening te wijzigen.

HOOFDSTUK 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 33 Overgangsbepaling

  • 1.

    De vóór de inwerkingtreding van deze verordening gedane inschrijvingen van woningzoekenden behouden onder de werking van deze verordening hun geldigheid.

  • 2.

    Aanvragen tot inschrijving als woningzoekende of om verlening van een vergunning volgens deze verordening gelijkgestelde vergunning welke vóór of op de dag van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend worden behandeld volgens het voordien geldende recht, indien dit voor de betrokkene gunstiger is.

Artikel 34 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Huisvestingsverordening 2014 van de gemeente Bunschoten.

Artikel 35 Inwerkingtreding en intrekking

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2014.

  • 2.

    Op de datum van inwerkingtreding vervalt de Huisvestingsverordening 2007 van de gemeente Bunschoten.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bunschoten van 12 december 2013

Ondertekening

de griffier, de voorzitter,
drs. E. Hoogstraten M. van de Groep

Bijlage 1: Procedure aanvragen medische, sociale en sociaal-medische indicatie

Algemeen

De "Verordening regelende de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de vaste commissies van advies aan het college van burgemeester en wethouders" omvat ook de regels op hoofdlijnen met betrekking tot de Woonruimtecommissie. In de praktijk adviseert de Woonruimtecommissie het college van burgemeester en wethouders over aanvragen om voorrang op medische of sociale indicatie of een combinatie daarvan (artikel 18, lid 6A tot en met 6E van de verordening). De Woonruimtecommissie vergadert maandelijks in het gemeentehuis en houdt daar ook spreekuur. Onderstaande richtlijnen beogen de aanvragen om voorrang van de meest voorkomende urgenties te stroomlijnen, zodat er een voor alle betrokken partijen eenduidige procedure (inclusief termijnen van orde) ontstaat.

Medische indicatie (art. 18, lid 6A)

Woningzoekenden kunnen een aanvraag voor een medische indicatie tot verhuizing bij de MO-zaak (Maatschappelijke Ondersteuning) indienen via het Zorgloket.

  • a.

    De woningzoekende meldt zich bij het Zorgloket van de gemeente om bij de MO-zaak een ergonomisch onderzoek aan te vragen. Hierbij moet de gemeente op voorhand inschatten dat de reden van de aanvraag waarschijnlijk is terug te voeren op ergonomische beperkingen.

  • b.

    Na indiening krijgt de aanvrager van de MO-zaak een oproep voor het geneeskundig onderzoek op het kantoor van de MO-zaak dan wel bij de aanvrager thuis.

  • c.

    Het onderzoek door de MO-zaak vindt plaats.

  • d.

    Na het onderzoek krijgen de aanvrager en de ergotherapeut de resultaten van het onderzoek. De ergotherapeut stuurt een kopie hiervan naar de secretaris van de Woonruimtecommissie, i.c. de medewerker volkshuisvesting. De stappen a. (aanvraag onderzoek door gemeente bij de MO-zaak) tot en met d. (resultaten onderzoek ontvangen door gemeente) duren maximaal 6 weken.

  • e.

    Binnen 2 weken na ontvangst stuurt de ergotherapeut tevens een kopie van het rapport van de MO-zaak naar de aanvrager.

  • f.

    In de periode waarin de stappen a. tot en met d. worden doorlopen overlegt de aanvrager aan de secretaris van de Woonruimtecommissie diens financiële gegevens voor de vermogenstoets (zie bijlage 3).

  • g.

    De aanvrager dient de indicatie-aanvraag te komen toelichten in de eerstvolgende vergadering van de Woonruimtecommissie. De Woonruimtecommissie heeft op deze wijze de gelegenheid om rekening te houden met eventuele persoonlijke omstandigheden bij het bepalen van wat een ‘passende of geschikte’ woning is voor de aanvrager.

  • h.

    In de eerstvolgende vergadering van de Woonruimtecommissie formuleert de commissie een advies aan het college van burgemeester en wethouders omtrent de indicatie-aanvraag.

  • i.

    Binnen 2 weken na de vergadering van de Woonruimtecommissie beslist het college van burgemeester en wethouders over de indicatie-aanvraag.

  • j.

    Binnen 2 weken na zijn besluit stuurt het college van burgemeester en wethouders, i.c. de secretaris van de Woonruimtecommissie, de aanvrager de beschikking op grond van artikel 18 van de verordening. Dit is de in de verordening genoemde voorrangsverklaring, ofwel de afwijzing van de indicatie-aanvraag.

  • k.

    De beschikking is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De aanvrager kan hiertegen binnen 6 weken na de dag van verzending van de beschikking een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en wethouders.

  • l.

    Voor een aanvraag tot verhuizing op medische gronden die betrekking heeft op de Wet maatschappelijke ondersteuning, zijn geen legeskosten verschuldigd.

Sociale indicatie (art. 18, lid 6B, 6D en 6E)

  • a.

    De aanvrager of diens vertegenwoordiger verschijnt ter vergadering van de Woonruimtecommissie tijdens het maandelijkse spreekuur en licht de sociale problematiek toe aan de commissieleden.

  • b.

    Afhankelijk van de geschetste problematiek:

    • 1.

      adviseert de voorzitter van de Woonruimtecommissie de aanvrager tijdens het spreekuur om de aanvraag voor een sociale indicatie niet voort te zetten wanneer op voorhand duidelijk is dat de aanvraag tot een afwijzing zou leiden;

    • 2.

      dient de aanvrager de aanvraag voor een sociale indicatie in bij de Woonruimtecommissie;

    • 3.

      wordt de aanvrager gevraagd diens financiële gegevens te overleggen aan de secretaris van de Woonruimtecommissie.

  • c.

    In principe vormt de Woonruimtecommissie zich een oordeel over de geschetste problematiek tijdens dezelfde vergadering dat de aanvrager de aanvraag heeft ingediend.

  • d.

    Indien de Woonruimtecommissie behoefte heeft aan meer informatie wacht zij met het opstellen van een advies. Zij kan hiertoe aanvullende informatie laten inwinnen bij familie, werkgever, hulpverleningsinstantie, etc. of aanvullende schriftelijke verklaringen of bewijzen verlangen van de aanvrager.

  • e.

    In de periode waarin de stappen a. tot en met d. worden doorlopen overlegt de aanvrager aan de

  • secretaris

    van de Woonruimtecommissie diens financiële gegevens voor de vermogenstoets (zie

  • bijlage

    3).

  • f.

    Afhankelijk van de behoefte aan aanvullende informatie:

    • 1.

      formuleert de Woonruimtecommissie zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 8 weken nadat de aanvrager de aanvraag voor een sociale indicatie heeft ingediend, haar advies aan het college van burgemeester en wethouders (wel aanvullende informatie noodzakelijk voor opstellen advies).

    • 2.

      formuleert de Woonruimtecommissie zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 2 weken nadat de aanvrager de aanvraag voor een sociale indicatie heeft ingediend, haar advies aan het college van burgemeester en wethouders (geen aanvullende informatie noodzakelijk voor opstellen advies).

  • g.

    Binnen 2 weken na het opstellen van het advies door de Woonruimtecommissie beslist het college van burgemeester en wethouders over de indicatie-aanvraag.

  • h.

    Binnen 2 weken na zijn besluit stuurt het college van burgemeester en wethouders, i.c. de secretaris van de Woonruimtecommissie, de aanvrager de beschikking op grond van artikel 18 van de verordening. Dit is de in de verordening genoemde voorrangsverklaring, ofwel de afwijzing van de indicatie-aanvraag.

  • h.

    De beschikking is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De aanvrager kan hiertegen binnen 6 weken na de dag van verzending van de beschikking een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en wethouders.

  • i.

    Voor een aanvraag tot verhuizing op sociale gronden zijn legeskosten verschuldigd.

Sociaal-medische indicatie (niet WMO, art. 18 lid 6C)

  • a.

    De woningzoekende meldt zich bij de balie van RO&V van de gemeente om bij de Medisch Adviseur (MA), voorheen Gewestelijke Gezondheidsdienst Eemland, een geneeskundig onderzoek aan te vragen. Hierbij moet de gemeente op voorhand inschatten dat de reden van de aanvraag waarschijnlijk is terug te voeren op sociaal-medische beperkingen.

  • b.

    Na indiening krijgt de aanvrager van de (MA) een oproep voor het geneeskundig onderzoek op het kantoor van de MA dan wel bij de aanvrager thuis.

  • c.

    Het onderzoek door de MA vindt plaats.

  • d.

    De MA stuurt het resultaat van het onderzoek naar de secretaris van de Woonruimtecommissie, i.c. de medewerker volkshuisvesting. De stappen a. (aanvraag onderzoek door gemeente bij MA) tot en met d. (resultaten onderzoek ontvangen door gemeente) duren maximaal 6 weken.

  • e.

    In de periode waarin de stappen a. tot en met d. worden doorlopen overlegt de aanvrager aan de secretaris van de Woonruimtecommissie diens financiële gegevens voor de vermogenstoets (zie bijlage 3).

  • f.

    De aanvrager dient de indicatie-aanvraag te komen toelichten in de eerstvolgende vergadering van de Woonruimtecommissie. De Woonruimtecommissie heeft op deze wijze de gelegenheid om rekening te houden met eventuele persoonlijke omstandigheden bij het bepalen van wat een ‘passende of geschikte’ woning is voor de aanvrager.

  • g.

    In de eerstvolgende vergadering van de Woonruimtecommissie formuleert de commissie een advies aan het college van burgemeester en wethouders omtrent de indicatie-aanvraag.

  • h.

    Binnen 2 weken na de vergadering van de Woonruimtecommissie beslist het college van burgemeester en wethouders over de indicatie-aanvraag.

  • i.

    Binnen 2 weken na zijn besluit stuurt het college van burgemeester en wethouders, i.c. de secretaris van de Woonruimtecommissie, de aanvrager de beschikking op grond van artikel 18 van de verordening. Dit is de in de verordening genoemde voorrangsverklaring, ofwel de afwijzing van de indicatie-aanvraag.

  • j.

    De beschikking is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De aanvrager kan hiertegen binnen 6 weken na de dag van verzending van de beschikking een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en wethouders.

  • k.

    Voor een aanvraag tot verhuizing op sociaal-medische gronden zijn legeskosten verschuldigd.

Bijlage 2: Uitwerking criteria voor toekenning sociale indicatie

Algemeen

De Huisvestingsverordening omschrijft in artikel 18 lid 6B wanneer sprake is van sociale indicatie: "indien is vastgesteld dat, in afwijking van de reguliere wachttijd, een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem vanuit sociaal oogpunt noodzakelijk is". Deze omschrijving is zodanig breed en voor velerlei uitleg vatbaar gebleken in de praktijk dat het wenselijk is om hier enige uitwerking aan te geven. De voorwaarden voor het verkrijgen van voorrang wegens echtscheiding/beëindiging samenleving (ook een sociale indicatie) worden hier niet nogmaals vermeld, deze staan beschreven in de verordening (artikel 18 lid 6D).

Onderstaande opsomming van criteria is niet limitatief. Maatwerk blijft in voorkomende gevallen mogelijk. Daarnaast is bijlage 3 van toepassing.

Basisvoorwaarden

Hiervoor wordt allereerst verwezen naar de artikelen 21 (actieve opstelling voorrangskandidaten en bemiddeling) en 22 (wijziging en intrekking) van de verordening met de bijbehorende toelichting. Verder is een indicatie niet bedoeld om ‘wooncarrière’ te maken

Toets vooraf (door de Woonruimtecommissie i.o.m. Het Gooi)

1. Eigen mogelijkheden op de woningmarkt

Het is van belang om het woonruimteverdeling systeem niet onnodig te verstoren door het gemakkelijk verstrekken van urgentieverklaringen. Immers, het hebben van voldoende vrijkomende woningen is een hiervan onafhankelijke factor, maar tegelijk wel een belangrijke voorwaarde om het urgentiesysteem te kunnen uitvoeren. Er moet dus zeer zorgvuldig met het afgeven van sociale indicaties worden omgesprongen. In elk geval is uitgangspunt dat de aanvrager niet kan worden geacht binnen de gewenste korte termijn zelfstandig in zijn woningbehoefte te voorzien.

2. Huidige woonsituatie

Van belang bij de beoordeling van de noodsituatie zijn de omstandigheden waarin de indicatie-aanvrager verkeert. Waar woont hij/zij nu? Is de huidige woonsituatie al dan niet voldoende om de woonproblemen op te vangen?

3. Omgevingsfactoren

Dit kunnen allerlei aspecten zijn, zoals contacten met buren, sociaal werk, woonomgeving en veiligheid van de woonsituatie.

4. Hulpverleningsverwijzing

Er zijn situaties denkbaar dat het raadzaam is om de deskundigheid van hulpverlenende instanties in te roepen. Zij hebben vaak een jarenlange ervaring met de indicatie-aanvrager. Bij dit aspect gaat het ook om de weerbaarheid van de persoon. Uitdrukkelijk is het niet de bedoeling om zonder meer mee te gaan met het hulpverlenersadvies. Zeker in geval de aanvrager al bekend was bij de hulpverleningsinstantie is het sociaal rapport niet 100% objectief. Expliciet geldt hierbij dat de indicatie-beoordeling alleen rekening houdt met woon-problemen en beoordeelt in hoeverre andere woonruimte een oplossing betekent voor deze moeilijkheden.

5. Is de situatie zelf gecreëerd Indien de woonsituatie waarin de aanvrager zich bevindt geheel of ten dele het gevolg is van door de aanvrager gemaakte keuzen, waarbij deze had kunnen voorzien dat daardoor een problematische situatie zou kunnen ontstaan, zal in principe geen urgentieverklaring worden verstrekt. Is de situatie zelf gecreëerd met het doel een indicatievaststelling te verkrijgen, dan wordt in geen geval een urgentieverklaring verstrekt.

Criteria sociale indicatie

Hieronder wordt voor een aantal situaties aangegeven in hoeverre het college van burgemeester en wethouders (op advies van de Woonruimtecommissie) een sociale indicatie zal vaststellen. De opsomming is bedoeld als handreiking bij de beoordeling, en dus niet uitputtend. Het college behoudt zich het recht voor om in zeer bijzondere situaties af te wijken van deze criteria.

Dakloosheid

Indien door brand, instorting, ontploffing etc. de woning onbewoonbaar is geworden, wordt een hoge sociale indicatie toegekend.

Mishandeling

Indien er sprake is van ontwrichting van het huishouden door mishandeling door de (ex-)partner van de andere (ex-)partner of van (een) inwonend kind(eren) vanaf 18 jaar en er duidelijk geen mogelijkheden zijn tot opvang elders. In dit geval is een verklaring van een medicus vereist alsmede schriftelijke aangifte bij de politie. De aanvrager krijgt in dit geval een hoge sociale indicatie toegekend.

Huuropzegging van de woning door de verhuurder wegens dringend eigen gebruik

Belangrijk is in dit geval of men als huurder onder de Wet op de Huurbescherming valt. Deze Wet beschermt huurders van zelfstandige woonruimte. Een huuropzegging is dan slechts geldig wanneer deze bekrachtigd is door de kantonrechter of wanneer de huurder aangeeft met de huuropzegging akkoord te gaan.

De deelnemende verhuurder verlangt van de aanvrager dat deze alle middelen benut om de huurwoning te behouden. Men mag dus niet akkoord gaan met de huuropzegging door een andere verhuurder. Pas indien de rechter, na afweging van de belangen van beide partijen, de eis van de verhuurder heeft toegekend en dit middels een vonnis aangetoond kan worden, kan aan de aanvrager een indicatie toegekend worden. Er geldt dan een hoge sociale indicatie. Anders ligt dit voor huurders van een zgn. dienstwoning. Hiervoor geldt geen huurbescherming.

Of er al dan niet sprake is van een dienstwoning blijkt uit het huurcontract of anders bij inspectie uit het feit dat de woning geen eigen opgang heeft en men dus alleen via het bedrijf de woning kan betreden.

In dit geval wordt in principe bij (aangetoonde) gedwongen beëindiging van het dienstverband een hoge sociale indicatie vastgesteld, als het dienstverband door de rechter ontbonden is en er geen verwijtbaar gedrag aan ten grondslag ligt.

Ook bij de huur van een recreatiewoning e.d. geldt de Wet op de Huurbescherming niet. Dergelijke bewoning is in principe als tijdelijk bedoeld. Van de huurder wordt verondersteld dat men wist waar men in dat opzicht aan begon en er zal dan ook geen sociale indicatie toegekend worden wanneer men de woning moet verlaten.

Bij tijdelijke verhuur in het kader van de Leegstandwet geldt de Wet op de Huurbescherming ook niet. Aanvrager is immers bekend met het tijdelijk karakter van het huurcontract en er zal dan ook geen sociale indicatie toegekend worden wanneer men de woning moet verlaten.

Verkoop van de woning door de verhuurder

(Ver)koop breekt geen huur. Het huurcontract moet dan ook door de nieuwe eigenaar voortgezet worden. E.e.a. levert geen sociale indicatie voor de zittende huurder op.

Ontwrichting in financiële zin

Wanneer er sprake is van ontwrichting van het huishouden in financiële zin, de aanvrager in principe geen schuld treft, er geen andere oplossingen op financieel gebied zijn èn de aanvrager de woonlasten niet meer kan opbrengen, wordt een hoge sociale indicatie vastgesteld. De aanvrager moet deze situatie zelf aantonen met bewijsstukken bij de secretaris van de Woonruimtecommissie. Over het algemeen betreft het gevallen van onvoorziene, niet verwijtbare inkomensterugval (veelal arbeidsongeschiktheidsverklaring of faillissement door teruggang in de bedrijfstak). Echtscheidingen vallen hier niet onder; hiervoor biedt de regeling in artikel 18, lid 6D de mogelijkheid van urgentieverlening.

Te klein behuisd zijn

Indien men reeds zelfstandig woont, wordt geen sociale indicatie toegekend bij een kamertekort. Men heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid. Over het algemeen is er voldoende woningaanbod, waarop men kan reageren om zo binnen een redelijke termijn andere woonruimte te vinden.

Bij verhuizing van de ouders naar een kleinere woning, wordt er vanuit gegaan dat de ouders de verantwoordelijkheid nemen voor onderdak van de inwonende kinderen en kan er dus geen sociale indicatie worden toegekend, tenzij men bijvoorbeeld aantoonbaar uit medische noodzaak naar een kleinere woning diende te verhuizen. Afhankelijk van de tijdsdruk wordt dan een beperkte of hoge sociale indicatie bepaald.

Burenoverlast

Het ervaren van overlast leidt in principe niet tot een sociale indicatie. Ten eerste zou met het verhuizen van de gehinderde het overlastprobleem blijven bestaan en bovendien staan voor het oplossen van dit probleem andere mogelijkheden open. De verhuurder is bereid te bemiddelen wanneer het een huurwoning betreft. Desnoods kan de politie of uiteindelijk zelfs de rechter ingeschakeld worden.

Mochten dergelijke interventies echter niet baten en tegelijkertijd duidelijk zijn dat het probleem niet op korte termijn opgelost kan worden, terwijl dit voor de (psychische) gezondheid van aanvrager wel noodzakelijk is, dan kan in incidentele gevallen tot het toekennen van een sociale urgentie worden overgegaan. E.e.a. afhankelijk van de tijdsdruk. Daarbij moet ook duidelijk zijn dat er van de gehinderde geen inspanningen meer verwacht kunnen worden om het overlastprobleem aan te pakken.

Verzoek zelfstandige woonruimte vanuit inwoningsituatie

In uitzonderlijke omstandigheden kan een sociale indicatie worden toegekend. Deze omstandigheden moeten blijken uit sociaal onderzoek waarvan rapportage door een professionele maatschappelijke hulpverlener (niet de huisarts) een belangrijk deel uit maakt. Uit dit sociaal onderzoek moet blijken dat wat in eerste instantie meestal een relatie-/gezins-/of opvoedingsprobleem is, verworden is tot een huisvestingsprobleem, nadat alle andere mogelijkheden tot een oplossing aantoonbaar onderzocht zijn (o.a. de kamermarkt) en er van aanvrager geen verdere inspanningen meer verwacht kunnen en mogen worden en de situatie voor aanvrager en/of huisgenoten onhoudbaar is geworden. Afhankelijk van de ernst van de situatie en daarmee de tijdsdruk kan dan een sociale indicatie worden toegekend.

Over het algemeen gaat het hier om ernstig en langdurig verstoorde gezinsrelaties in combinatie met bepaalde psychische of psychosomatische problematiek bij een van de betrokkenen.

In geval van mishandeling, incest of dergelijke dat middels rapportage van de hulpverlener aannemelijk kan worden gemaakt, wordt een hoge sociale indicatie vastgesteld.

Bij noodgedwongen vertrek uit een complex voor begeleid zelfstandig wonen in verband met het bereiken van de meerderjarigheid wordt er vanuit gegaan dat aanvrager niet terug kan naar de ouder(s) en wordt afhankelijk van de tijdsdruk, die uit rapportage van de begeleidende instantie moet blijken, een sociale indicatie vastgesteld. Uiteraard moet aanvrager dan wel als zelfredzaam kunnen worden beschouwd.

Negatieve ervaringen in en associaties met de huidige woning

Met name wanneer er sprake is van pathologische rouw, waarbij de woning en/of woonomgeving aanvrager voortdurend confronteert met het verlies en dit blijkens rapportage van de hulpverlener (niet de huisarts) belemmerend werkt voor een goede rouwverwerking, kan overgegaan worden tot vaststelling van een beperkte sociale urgentie.

Ontslag uit detentie

Op basis van rapportage van de Reclassering kan hier eventueel een sociale indicatie vastgesteld worden. In feite moet hierin duidelijk gemaakt worden dat betrokkene al de nodige inspanningen voor resocialisatie verricht heeft en het verkrijgen van zelfstandige woonruimte een voorwaarde is voor een positieve afronding. Verwacht wordt dat betrokkene zich reeds bij aanvang van de detentie in heeft laten schrijven als woningzoekende. Inplaatsing kan bijzondere aandacht vereisen. De hoogte van de sociale indicatie is afhankelijk van de tijdsdruk.

Ontslag uit alcohol- of drugverslaving kliniek

Ook hier dient uit rapportage van de kliniek te blijken dat betrokkene de nodige inspanningen heeft verricht om tot een positief eindresultaat van de behandeling te komen en zelfstandige huisvesting de nog ontbrekende voorwaarde voor een nieuwe start is. Extra aandacht voor de inplaatsing is veelal wenselijk. Als voorwaarde kan gesteld worden dat er een (woon)begeleidingscontract wordt afgesloten met het CAD. De hoogte van de sociale indicatie is afhankelijk van de tijdsdruk.

Ontslag uit een psychiatrische kliniek of instelling voor beschermd wonen.

Rapportage van de instelling waarin zelfstandig wonen geïndiceerd wordt is ook hier een vereiste voor een sociale indicatie. Door de aanvrager gepleegde inspanningen t.b.v. een goed behandelingsresultaat hebben hier in principe minder de nadruk dan bij ontslag uit detentie. Inplaatsing is ook hier een belangrijk aandachtspunt. De hoogte van de sociale indicatie is afhankelijk van de tijdsdruk.

De volgende situaties leiden in elk geval niet tot een sociale indicatie:

  • -

    bij een generatieconflict;

  • -

    wanneer men in een andere wijk wil wonen vanwege familiehulp;

  • -

    wanneer men dichter bij winkels of bus o.i.d. wil wonen;

  • -

    als men terugkeert vanuit het buitenland;

  • -

    wanneer men reeds gedurende een zeer lange periode op andere woonruimte wacht;

  • -

    wanneer men heimwee heeft;

  • -

    wanneer men wil gaan samenwonen of trouwen.

Bijlage 3: Vermogenstoets medische, sociale of sociaal-medische indicatie

Bij de beoordeling door de Woonruimtecommissie of een woningzoekende voldoende eigen mogelijkheden op de woningmarkt heeft, worden, naast de mogelijkheden in de huursector, ook de mogelijkheden in de koopsector betrokken in de beoordeling. Hierbij worden o.a. het vermogen, de waarde van een eigen huis, inkomen uit arbeid of uit andere bron, bijvoorbeeld alimentatie, alsmede de mogelijkheden tot hypotheekverstrekking betrokken. Ook worden in relatie tot de financiële middelen de mogelijkheden tot woningaanpassing betrokken. Indien het vermogen op € 100.000,= of meer wordt of kan worden geschat, wordt de aanvrager in elk geval geacht zelfstandig in zijn woningbehoefte te kunnen voorzien. Deze toetsing wordt door de secretaris van de Woonruimtecommissie uitgevoerd.

De aanvrager dient dergelijke gegevens eveneens schriftelijk te (kunnen) overleggen aan de Stichting Woningcorporaties Het Gooi en Omstreken op het moment dat een woning wordt toegewezen. Mocht dan blijken dat de eerder aan de gemeente verstrekte gegevens onjuist of onvolledig waren en op grond daarvan voorrang is verstrekt, dan kunnen deze aanleiding zijn tot het intrekken van de voorrangsverklaring door de gemeente. Intrekking volgt in ieder geval bij overschrijding van de vermogensgrens.

De toets is van toepassing op alle vormen van urgenties genoemd in artikel 18 lid 6A tot en met lid 6E van de verordening. Hantering van de vermogenstoets laat onverlet de mogelijkheid om artikel 27 van de verordening toe te passen (hardheidsclausule).

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHING

Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimte

Artikel 2 Werkingsgebied

Eerste lid, onder a

De huurprijsgrens betreft de kale huurprijs zonder servicekosten, dan wel de rekenhuur voor de huurtoeslag.

Eerste lid, onder b

De koopprijsgrens betreft de kale koopprijs zonder kosten koper en dergelijke.

Artikel 3 Nadere afperking

Onder c

In deze bepaling zijn opgenomen de woonruimten waarvoor geen huisvestingsvergunning is vereist. Hieruit blijkt dat ook de (zelfstandige) woningen van de Stichting Ouderenvoorzieningen "Op de Ree" onder de werking van deze verordening vallen.

Artikel 6 Criteria voor vergunningverlening

Dit is feitelijk, samen met artikel 16, het centrale artikel in het hele hoofdstuk 2 van de verordening. Hier komen de eisen met betrekking tot toelating, passendheid en urgentie, zoals ze in de verschillende paragrafen zijn beschreven, bij elkaar.

Artikel 7 Termijn en vergunningverlening

Tweede lid

Voordeel van het vermelden van de namen der vergunninghouders op of bij de huisvestingsvergunning is, dat bij kwesties van medehuurderschap voor de burgerlijk rechter helderheid over het publiekrechtelijke aspect van de huisvestingsvergunning verschaft kan worden.

Artikel 8 Vruchteloze aanbieding

Eerste lid

De bedoeling van de vruchteloze aanbiedingsprocedure is om woningen beneden de huurprijsgrens zoveel mogelijk ten goede te laten komen aan woningzoekenden die economisch- of sociaal zijn gebonden aan het gebied.

Tweede lid

De tekst van artikel 26, lid 2, van de wet luidt:

Het eerste lid is slechts van toepassing:

  • a.

    ingeval de woonruimte te huur wordt aangeboden en de Huurprijzenwet woonruimte op die woonruimte van toepassing is: indien de gevraagde huurprijs niet hoger is dan de voor de betrokken woonruimte ingevolge die wet geldende maximaal redelijke huurprijs;

  • b.

    ingeval de woonruimte te huur wordt aangeboden en de Huurprijzenwet woonruimte niet op die woonruimte van toepassing is: indien de gevraagde huurprijs niet hoger is dan redelijk is, gelet op de huurprijs die in het economisch verkeer voor vergelijkbare woonruimten wordt overeengekomen;

  • c.

    ingeval de woonruimte te koop wordt aangeboden: indien de koopprijs niet hoger is dan redelijk is, gelet op de waarde van de woonruimte in het economisch verkeer.

Artikel 9 Intrekking

De tekst van dit artikel geeft aan onder welke omstandigheden een afgegeven huisvestingsvergunning kan worden ingetrokken en is gelijk aan die van artikel 28 van de wet.

Artikel 10 Leeftijd, ingezetenschap, economische en maatschappelijke binding

Eerste lid

Het hier gehanteerde criterium van meerderjarigheid is feitelijk niet in de Huisvestingswet voorgeschreven, maar vormt zo langzamerhand onderdeel van het gewoonterecht.

Dit artikel regelt dat, naast het toelaten van woningzoekenden met een economische of maatschappelijke binding aan de provincie Utrecht, ook de gemeente Nijkerk wordt toegelaten binnen het werkingsgebied van de gemeente Bunschoten. In 2013 zijn gemeenten uit de regio Amersfoort overeengekomen de gemeente Nijkerk te betrekken binnen hun woningmarktgebied. Het toelaten van inwoners uit de gemeente Nijkerk binnen het woongebied regio Amersfoort geschiedt met instemming van de provincies Utrecht en Gelderland en is gelegen in de relatie van Nijkerk met de regio en de daaruit ontstane behoefte tot openstelling van elkaars woningmarkt.

Tweede lid

Artikel 13c van de Huisvestingswet: Vrijgesteld zijn woningzoekenden, die

  • 1.

    Die geen duurzame arbeid verrichten

    • -

      Gepensioneerd: ontvangt AOW, of VUT/vroegpensioen.

    • -

      Ernstig invaliden: ontvangt voor minimaal 50% een uitkering WAO, WIA, Wajong.

    • -

      Langdurig werkloos: langer dan 52 weken WW en/of bijstand (WWB).

  • 2.

    Remigrant: een remigrant is een naar zijn land terugkerende emigrant (definitie Van Dale). Verder is een remigrant vrijgesteld van bindingseisen, dus mogen geen andere voorwaarden worden gesteld op dit gebied.

  • 3.

    Vluchtelingen: iemand moet aantonen dat hij rechtmatig langer dan 3 maanden in Nederland mag verblijven, dat er geen beperkingen aan dat verblijf zijn verbonden en dat hij nog niet over eigen woonruimte beschikt.

    • 1.

      Verblijfsdocumenten I, II, III, IV worden afgegeven voor maximaal 5 jaar, eventuele beperkingen staan erop vermeld. Beperkingen kunnen zijn: gezinshereniging, studie, arbeid in loondienst, medische behandeling.

    • 2.

      W-documenten (of sticker in paspoort) betekenen dat men nog in afwachting is van een besluit op de aanvraag tot verblijf. Personen met een dergelijk document behoren niet tot de uitzonderingen en komen niet in aanmerking voor een huisvestingsvergunning.

    • 3.

      Verblijfsdocument type EU/EER (verblijfskaart voor gemeenschapsonderdanen): dit document wordt verstrekt aan vreemdelingen uit Bulgarije en Roemenië die voor langere tijd op basis van het gemeenschapsrecht in Nederland verblijven. Daarnaast wordt het document verstrekt aan familieleden van burgers van de Unie die zelf een nationaliteit van een derde land hebben. Arbeid is vrij toegestaan en een tewerkstellingsvergunning is in de meeste gevallen niet vereist.

    • 4.

      Onderdanen van een van de landen van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte zijn overigens niet verplicht een EU/EER-document te hebben. Voor EU/EER-onderdanen is een geldig paspoort voldoende.

    • 5.

      EU/EER-onderdanen zijn vreemdelingen met één van de volgende nationaliteiten: België, Cyprus, Duitsland, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Malta, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk (Groot-Brittannië en Noord-Ierland), IJsland en Zweden.

  • 4.

    Echtscheiding: de echtscheiding moet definitief zijn (vonnis ingeschreven in GBA) of er moet een voorlopige voorziening zijn (tussentijdse uitspraak rechter) en als gevolg van de scheiding is woonruimte nodig. Bijvoorbeeld omdat de woning door de rechtbank aan de andere partner is toebedeeld. In gevallen van het verbreken van samenleving worden de regels zo veel mogelijk analoog toegepast.

  • 5.

    Woningruil: er is wel een huisvestingsvergunning nodig bij woningruil, maar als een van de partijen bij de ruil is vrijgesteld van de bindingseisen hoeft er verder niet getoetst te worden op bindingseisen. Dat kan dus geen grond zijn iemand de vergunning te weigeren. Hetzelfde is van toepassing als er geruild wordt omdat iemand in de provincie Utrecht een baan heeft geaccepteerd, of in de regio waarmee wordt geruild. Dan mag de vergunning niet geweigerd worden omdat een van de partijen niet aan de bindingseisen voldoet.

Artikel 11 Verhouding inkomen - huurprijs

Als inkomensbegrip is dat van de Huisvestingswet gehanteerd, het belastbaar huishoudinkomen. In de uitvoeringspraktijk zal vaak het door de werkgever(s) of uitkeringsinstantie(s) opgegeven bruto-inkomen of verzamelinkomen gebruikt worden.

Ter controle van de inkomensgegevens is de woningzoekende verplicht tot het aanleveren van bewijsstukken, waaronder het door de Belastingdienst te verstrekken zgn. IB-60 formulier, of aanslag IB. Dit betekent dat de woning niet wordt toegewezen of de huisvestingsvergunning niet wordt verleend als onvoldoende wordt aangetoond wat het huishoudinkomen is.

De gestelde inkomenseis komt voort uit wetgeving die aan toegelaten instellingen (woningcorporaties) wordt gesteld. Zij zijn verplicht om jaarlijks aan te tonen dat zij maximaal 10% van hun vrijgekomen huurwoningen hebben verhuurd aan huishoudens met een belastbaar inkomen hoger dan een jaarlijks vast te stellen inkomensgrens (op 1 januari 2013 was deze € 34.229,--). Deze inkomensgrens komt voort uit de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting. Na vaststelling van wijzigingen in de Woningwet in de Eerste Kamer zal de inkomensgrens worden vastgesteld op basis van de Woningwet. De verhouding inkomen en huurprijs behoeft niet meer te worden vastgelegd in een huur-inkomentabel. Wel kunnen, binnen de kaders van de wet, bij de verdeling van woonruimte afspraken gemaakt worden, bijvoorbeeld over minimale inkomenseisen.

Bij het invullen van de 10% ruimte om woningen toe te wijzen aan huishoudens met een inkomen boven de inkomensgrens, wordt voorrang gegeven aan urgent woningzoekenden.

De verplichting om maximaal 10% van hun vrijgekomen huurwoningen aan huishoudens met een hoger inkomen toe te wijzen geldt alleen voor toegelaten instellingen (woningcorporaties). Daarom kan bij andere verhuurders onbeperkt worden afgeweken van de inkomensgrens.

Artikel 12 Bezettingsnorm

Er is voor gekozen om de bezettingsnorm (minimaal vereiste en maximaal toegestane aantal slaapkamers dat woningzoekenden in hun woning moeten c.q. mogen hebben) losgelaten wordt, zoals ook in de koopsector inmiddels gebruikelijk is. Hiermee wordt, net als bij het loslaten van de huur-inkomentabel, de verhuurbaarheid en de keuzevrijheid van de woningzoekende vergroot. Bovendien past dit in de geest van de nieuwe Huisvestingswet/Woningwet. Doen zich knelpunten voor in de toewijzing aan het huishoudtype (alleenstaand/meerpersoonshuishoudens), dan kan het college alsnog met de corporatie afspraken maken over een bezettingsnorm.

Artikel 13 Inschrijving als woningzoekende

Eerste en zesde lid

De registratie van woningzoekenden is er alleen voor huurwoningen. Er bestaat geen registratie vooraf meer van woningzoekenden in de koopsector. Wel wordt per nieuwbouwproject bij koopwoningen een kandidatenlijst aangelegd van aspirant-kopers. Het is namelijk wettelijk verplicht om een registratie aan te leggen wanneer besloten wordt om volgordecriteria te hanteren i.v.m. de controle op de toewijzing. Zie hiertoe artikel 17. Daarom is het zesde lid aan artikel 13 toegevoegd. De inschrijving vindt per aan te bieden project plaats en geldt ook alleen hiervoor. Er wordt dus niet weer een permanente registratie zoals in het verleden ingevoerd.

Artikel 14 Bewijs van inschrijving

Eerste lid

De gegevens die op het bewijs van inschrijving dienen te worden vermeld zijn voor de woningzoekende van belang, omdat met deze gegevens gewerkt wordt bij de beoordeling of zij voldoen aan de gestelde criteria bij aangeboden woningen.

Tweede lid

Een inschrijving is in principe één jaar geldig. Zicht op de actieve woningzoekenden blijft behouden, door het werken met een geautomatiseerd aanbodsysteem. Tussentijdse beëindiging van de registratie wordt in het derde lid verwoord en blijft dus onverkort van kracht in een aantal gevallen.

Artikel 15 Aanbod van huurwoningen

Tweede en derde lid

De regiogemeenten inclusief de gemeente Nijkerk zijn (met uitzondering van de gemeente Baarn) in 2013 overeengekomen om tot één regionaal woonruimteverdeelsysteem over te gaan en hebben daartoe een regionaal convenant woonruimteverdeling gesloten. De algemene regel is: alle huurwoningen die in het gebied vrijkomen worden digitaal aangeboden via het regionaal aanbodsysteem. Daarnaast blijft het mogelijk dat het college met verhuurders van woonruimte een overeenkomst sluit over aanvullende wijzen van bekendmaking van het aanbod.

Vijfde lid

Dit lid verwoordt de enige uitzonderingen op de plicht tot publicatie van vrijkomende huurwoningen:

  • -

    ten behoeve van woningzoekenden die behoren tot de doelgroepen op grond van dringend beleidsmatige redenen (stads- en dorpsvernieuwingsurgenten, statushouders en asielzoekers), of

  • -

    ten behoeve van woningzoekenden die al zes maanden in het bezit zijn van een voorrangsverklaring en nog altijd geen andere woning hebben en die daarbij wel voldoen aan de voorwaarden van een brede en actieve opstelling gedurende de eerste zes maanden na afgifte van de voorrangsverklaring.

Artikel 16 Toewijzing van huurwoningen

Eerste lid

Registratieduur is het criterium voor de toewijzing van huurwoningen. De woningzoekende met de langste inschrijfduur krijgt de woning in principe toegewezen. Het vijfde lid geeft de uitzonderingen op deze hoofdregel aan. Er is voor inschrijfduur gekozen, omdat dit ten eerste een objectief criterium is, ten tweede in de rest van de provincie wordt gebruikt en tenslotte ook voor alle woningzoekenden bruikbaar is (ook zij zonder zelfstandige woonruimte).

Tweede lid

Dit lid geeft expliciet aan dat voorrangskandidaten op grond van artikel 18 altijd voorrang hebben op de andere woningzoekenden en dat de ‘oudste’ voorrang voorgaat.

Vijfde lid

Het vijfde lid biedt burgemeester en wethouders de mogelijkheid om aanvullende afspraken te maken met verhuurders over de toewijzing van een beperkt aantal woningen.

Concreet wordt bedoeld het afspreken met verhuurders van percentages toe te wijzen woningen voor een bepaalde categorie huishoudens- dan wel leeftijdscategorie. Deze mogelijkheid is opgenomen om te voorkomen dat er groepen (i.c. jongeren en ouderen zonder voorrangsverklaring) in de knel komen.

Bij specifieke doelgroepen kan gedacht worden aan gehandicapten die aangewezen zijn op een aangepaste woning of een rolstoel(vriendelijke) woning. De nader aan te geven criteria worden opgenomen in het aanbodsysteem en betreffen de kenmerken van de handicap in relatie tot de aangebrachte aanpassingen in de woning.

Burgemeester en wethouders kunnen dergelijke afspraken opnemen in de overeenkomsten, die op grond van artikel 25 met eigenaren ten behoeve van een rechtvaardige en evenwichtige verdeling van woonruimte kunnen worden gesloten. Zie ook artikel 25 en de toelichting daarop, waarin hierop nader wordt ingegaan.

Artikel 17 Toewijzing van nieuwbouw-koopwoningen

Bij koopwoningen wordt een doelgroepenbeleid gevolgd. Per nieuwbouwproject worden criteria opgenomen gerelateerd aan het woningtype. Er wordt per project een kandidatenlijst aangelegd. Zie ook de toelichting op artikel 13, zesde lid.

Artikel 18 Mate van voorrang

Tweede lid

De mate van voorrangverlening kent twee varianten:

  • -

    dringend noodzakelijk, waarbij binnen een zéér korte tijd (zes maanden) uitzicht voor de woningzoekende is op een oplossing voor zijn woonruimteprobleem;

  • -

    in zekere mate noodzakelijk, waarbij binnen een overzienbare termijn (één jaar) uitzicht voor de woningzoekende is op een oplossing voor zijn woonruimteprobleem.

Woningzoekenden die een voorrangsverklaring (dringend noodzakelijk of beperkt noodzakelijk) hebben gekregen, dienen zelf actief een passende andere woning te zoeken via het aanbodmodel. Artikel 21 gaat hier nader op in.

Derde lid

Dit lid geeft expliciet aan dat een voorrangsverklaring slechts wordt verstrekt voor een woning in de huursector.

Vierde en vijfde lid

Als de voorrangskandidaat zich actief en breed heeft opgesteld conform artikel 21 lid 1, dit niet geleid heeft tot woningtoewijzing binnen de voorrangstermijn en het college niet actief heeft kunnen bemiddelen na zes maanden na afgifte van de voorrangsverklaring bij eigenaren van woonruimte, kan het college besluiten de voorrangsverklaring te verlengen tot de eerstvolgende passende en geschikte woonruimte. Het college zal dat alleen kunnen doen als er geen aantoonbare passende en geschikte woonruimte binnen de voorrangstermijn voorhanden is geweest.

Zesde lid

Voorrang wordt in principe pas verleend na een positieve indicatie en na een vermogenstoets. De meeste aanvragen om urgentie betreffen aanvragen op medische, sociaal-medische en sociale gronden (inclusief echtscheidingen/beëindiging samenlevingscontracten). Uitgangspunt is dat eerst eigen middelen worden ingezet, alvorens urgentie wordt verstrekt. Dat kan zijn door het huren op de particuliere woningmarkt of het kopen van een andere woning, hetzij het aanpassen van de bestaande woning. Op deze wijze wordt de druk op de huurwoningmarkt verlicht.

In bijlage 1 en 2 zijn de procedure en criteria beschreven met betrekking tot aanvragen op medische, sociale en sociaal-medische gronden (artikel 18 lid 6A tot en met 6E). ‘Volkshuisvestelijke indicatie’ (lid 6F) betreft feiten die reeds bij de inschrijving als woningzoekende bekend zijn en kan worden toegekend op grond van feitelijke informatie. De overige soorten voorrang hebben meer de behoefte aan een oplossing-op-maat met elkaar gemeen.

Aan de hand van maatschappelijke ontwikkelingen kunnen deze criteria en voorwaarden worden aangepast of komen te vervallen of kunnen nieuwe criteria worden toegevoegd.

Volkshuisvestelijke indicatie (lid 6F)

Dit betreft bewoners van ingrijpend te verbeteren of te slopen straten, buurten of wijken. Samen met stadsvernieuwingskandidaten op incidentele basis (sloop van een enkele woning in het belang van de volkshuisvesting) vormen deze herstructureringsurgenten een aparte categorie, waarover met toegelaten instellingen aparte afspraken worden gemaakt en waarbij voorrang gegeven wordt boven andere voorrangskandidaten ex artikel 18 lid 6.

Artikel 19 Aanvragen van een voorrangsverklaring

Eerste lid

Bedoeld wordt nadere informatie die burgemeester en wethouders noodzakelijk achten om tot een goed oordeel over de aanvraag van een voorrangsverklaring te komen. Hierbij zijn drie concrete gevallen denkbaar: bij een aanvraag op medische gronden wordt de MO-zaak (Maatschappelijke Ondersteuning) om aanvullend advies gevraagd, bij een aanvraag op sociaal-medische gronden kan de Medisch Adviseur (voorheen Gewestelijke Gezondheidsdienst Eemland) ingeschakeld worden en bij sociale aanvragen kan de Woonruimtecommissie behoefte hebben aan meer achtergrondinformatie dan alleen het verhaal van de aanvrager op het spreekuur. Zij kan daartoe Beweging 3.0 om nader advies vragen. Dergelijk onderzoek wordt als onafhankelijk beschouwd, in tegenstelling tot de rapportages van de sociale hulpverlening in Bunschoten (bijv. De Boei) of huisartsen die meestal het belang van de cliënt behartigen. Deze rapportages kunnen echter wel dienen als onderlegger bij het advies van derden.

Derde lid

De woningzoekende heeft in principe een eigen verantwoordelijkheid als het gaat om het vinden van andere woonruimte. In veel gevallen kan er binnen een redelijke termijn worden voorzien in de woningbehoefte, maar het is aan de woningzoekende zelf om te reageren op het woningaanbod. In de praktijk komt het nogal eens voor dat een woningzoekende denkt in aanmerking te komen voor een voorrangsverklaring, maar nog niet eens heeft gereageerd op geadverteerde woningen. Zelfs staat de betreffende persoon in een aantal gevallen nog niet eens ingeschreven als woningzoekende. Het is in de laatstbedoelde gevallen geen uitzondering dat zo iemand zich laat registreren als woningzoekende en dezelfde avond bij de Woonruimtecommissie ter vergadering verschijnt om voorrang aan te vragen.

Er zijn altijd gevallen denkbaar dat het hanteren van deze minimale inschrijvingsduur onredelijk zou zijn. Op grond van artikel 27 (hardheidsclausule) kan dan ook in voorkomende gevallen van dit derde lid worden afgeweken.

Artikel 21 Actieve opstelling voorrangskandidaten en bemiddeling

Eerste en tweede lid

Woningzoekenden met een voorrangsverklaring die zelf reageren op vrijkomende woningen krijgen voorrang op de overige woningzoekenden en komen zo versneld aan de beurt. Zij moeten zich hierbij actief en flexibel ofwel breed opstellen. De vraag is echter: wat is een actieve opstelling en wat is een brede opstelling?

Een brede opstelling wil zeggen dat de voorrangskandidaat reageert op woningen die voldoen aan de gestelde criteria in de voorrangsverklaring ten aanzien van het woningtype, het aantal personen en de maximale of minimale huurprijs. In principe speelt locatievoorkeur daarbij geen rol. Het gaat immers om de versnelde oplossing van een woonprobleem en dus niet om bevordering van de wooncarrière. Er zijn echter situaties denkbaar dat het vanuit sociaal oogpunt niet redelijk is van de voorrangskandidaat te verlangen dat deze reageert op een bepaalde, in principe passende, woning die echter op een voor hem ongewenste locatie is gesitueerd (zie ook artikel 25 lid 2e). Denkbaar is bijvoorbeeld de situatie voor ouderen dat zij niet naar een woning in een complex of buurt verhuizen waar alleen jongeren wonen. Anderzijds wordt voor ouderen geen voorrang verleend voor het complex “Op de Ree” (tenzij geïndiceerd) maar voor een seniorenwoning, waarvan er meerdere complexen zijn in de gemeente. De Woonruimtecommissie dient dergelijke, mogelijk relevante informatie over een passende woning binnen een passende woonomgeving (wijk of complex) mee te wegen in de advisering aan het college. De voorrangsverklaring kan, indien van toepassing, dan aangeven welke wijken of complexen in ieder geval als passend worden beschouwd.

Ten aanzien van de actieve opstelling: indien woningzoekenden een als passend aan te merken woning laten 'passeren', bemiddelen burgemeester en wethouders niet actief.

Artikel 23 Melding van leegstand

Eerste lid

Artikel 8 van de wet bepaalt dat de minimumtermijn waarna geëist mag worden dat leegstand gemeld moet worden 2 maanden is.

Tweede lid

Ten aanzien van de woonruimten die in het leegstandsregister worden genoteerd is een keuzemogelijkheid opgenomen tussen alleen de woonruimten die aangemeld worden en alle woonruimten die langer dan een bepaalde periode leegstaan, dus ook de woningen waarvan de leegstand door de gemeente zelf geconstateerd is. De keuzemogelijkheid is opgenomen, omdat de gemeente geen controleplicht heeft.

Hoofdstuk 3 Organisatie en bevoegdheden

Artikel 24 Lokaal maatwerk

Bij het bepalen van het woningaanbod wordt gekeken naar de aangeboden woonruimte waarvoor een huisvestingsvergunning is vereist. Dit is met name van belang voor de kern Eemdijk, waar de woningstichting een aantal huurwoningen heeft. Op grond van dit artikel is het mogelijk om woningzoekenden met een economische of maatschappelijke binding aan Eemdijk bij voorrang te huisvesten boven andere woningzoekenden. Het aantal woningen waarop dit van toepassing is mag niet hoger zijn dan 30% van de totale aangeboden woonruimte onder de huur- dan wel koopprijsgrens in de gemeente als geheel, gemiddeld over de laatste drie kalenderjaren.

Artikel 25 Convenanten

Eerste lid

Het eerste lid maakt het mogelijk om aanvullende overeenkomsten met betrekking tot de woonruimteverdeling met verhuurders af te sluiten.

In tegenstelling tot de situatie onder de Woonruimtewet 1947 behoeft een overeenkomst met betrekking tot woonruimteverdeling tussen de gemeente en een eigenaar van woonruimte overigens niet meer door de gemeenteraad goedgekeurd te worden. De raad kan zelf wel bepalen dat dit noodzakelijk blijft.

Tweede lid

Bij specifieke doelgroepen in de bedoelde overeenkomsten in Bunschoten wordt gedacht aan prestatieafspraken met sociale verhuurders, waarin waarborgen worden opgenomen voor de huisvesting van de specifieke doelgroepen ouderen, jongeren, mensen met lichamelijke of geestelijke beperkingen en personen die zorg behoeven. Meer dan met de huisvestingsverordening kan met een convenant flexibel worden ingespeeld op wijzigende marktomstandigheden. Indien bijvoorbeeld de hypotheekrente weer gaat stijgen, zullen er naar verwachting meer woningzoekenden naar een huurwoning komen die een zelfstandige woning achterlaten (zgn. doorstromers).

Dergelijke prestatieafspraken zijn en worden reeds met de grootste sociale verhuurder in Bunschoten, de Stichting Woningcorporaties Het Gooi en Omstreken, gemaakt. Deze afspraken moeten worden gezien als een uitwerking c.q. nadere invulling van de regels in de verordening.

Afspraken tussen Het Gooi en Omstreken en de Stichting Ouderenvoorzieningen “Op de Ree” over de toewijzing van de woningen van Op de Ree zijn ook gemaakt. Ook met Eemland Wonen uit Baarn, die in Bunschoten een aantal woningen in de sociale verhuur heeft, zijn afspraken gemaakt over de toewijzing van woningen.

Tweede lid (e) leefbaarheidsproblemen

Dit onderwerp is opgenomen om het incidenteel mogelijk te maken dat een passende woning ex artikel 11 en 12 en artikel 18 toch niet wordt toegewezen als deze niet geschikt wordt geacht vanwege te verwachten mogelijke overlast, of in het kader van de veiligheid en/of leefbaarheid. Een voorbeeld: het kan in ieders belang zijn om iemand met een drugsverleden niet te huisvesten in een straat of buurt waar deze problematiek voorkomt. Het kan ook zijn dat de leefbaarheid van de straat/buurt onder druk komt te staan bij huisvesting van een bepaalde kandidaat woningzoekende en het beter is dat deze woningzoekende elders een woning wordt toegewezen. Denkbaar is daarnaast ook de situatie voor ouderen dat zij niet naar een woning in een complex of buurt verhuizen waar alleen jongeren wonen. Er zal in dit soort incidentele situaties een duidelijke afweging van belangen nodig zijn, namelijk die van de woningzoekende in het krijgen van passende woonruimte, maar ook die van de straat of buurt waar passende woonruimte beschikbaar komt. Deze afweging kan eventueel worden gemaakt samen met andere belanghebbende partijen (bijv. maatschappelijk werk, politie) en betreft zowel reguliere woningzoekenden als voorrangskandidaten.

Derde lid

Indien een overeenkomst wordt gesloten met een verhuurder, wordt hiervan melding gemaakt en bovendien worden in de publicatie van de betreffende woningen, die worden aangeboden, deze aanvullende criteria genoemd.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 29 Handhaving

Eerste lid

De tekst van artikel 75 van de wet luidt:

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de door het  gemeentebestuur aan te wijzen ambtenaren.

  • 2.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn tevens belast  de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren

  • 3.

    Een krachtens het eerste of tweede lid vastgesteld besluit wordt in de Staatscourant bekend gemaakt.

Tweede lid

De tekst van artikel 77 van de wet luidt:

De toezichthouder is bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 32 Wijziging bijlagen

De drie bijlagen bij de verordening: de procedure voor het aanvragen van een medische, sociale en/of sociaal-medische indicatie (bijlage 1), de criteria voor het toekennen van een sociale indicatie (bijlage 2) en de vermogenstoets (bijlage 3) zijn uitvoeringsgericht. Dit is de reden waarom burgemeester en wethouders de bevoegdheid moeten hebben om deze te wijzigen op grond van praktijkervaringen.

Indien voorrangskandidaten met de hoogste urgentie niet binnen een half jaar beschikken over andere woonruimte bemiddelen burgemeester en wethouders alsnog actief, mits is voldaan aan de twee genoemde voorwaarden van een brede en een actieve opstelling.