Regeling vervallen per 01-04-2021

Beleidsregel brandpreventie bestaande bouw

Geldend van 01-10-2003 t/m 31-03-2021

Intitulé

Beleidsregel brandpreventie bestaande bouw

Brandpreventieve eisen

Bij het opstellen van dit brandpreventiebeleid is uitgegaan van de “Handreiking brandpreventiebeleid bestaande bouw” januari 2002.

Deze handreiking is opgesteld in opdracht van de gemeente Amsterdam door het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (Nibra), met ondersteuning van TAC Technisch Advies Centrum.

Het beschikbaar stellen van de handreiking aan alle gemeenten is mogelijk gemaakt door ondersteuning van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).

Door de Regionale Brandweer Utrecht is genoemde handreiking aangepast zodat deze bruikbaar is in de gemeenten die vallen onder de Regionale Brandweer Utrecht. Tevens zijn de werkpakketten in tabelvorm gegoten overeenkomstig Bouwbesluit fase 2.

September 2002

J.J. Nederhoff - Brandweer Utrecht

G.L. Bijsterbosch - Brandweer Breukelen / De Ronde Venen

J. v.d. Bruggen - Brandweer Zeist

M. de Graaf - Brandweer Maarssen

J.H. Welleweerd - Brandweer Nieuwegein

VOORWOORD

De cafébrand in Volendam in de vroege ochtend van 1 januari 2001, waarbij 14 doden vielen en meer dan 250 gewonden, heeft tot gevolg gehad dat veel gemeenten de brandveiligheid van cafés en andere publieksgebouwen in hun verzorgingsgebied nadrukkelijk tegen het licht gingen houden. Onderzoek van de na de cafébrand ingestelde commissie Alders, alsmede onderzoek door het Algemeen Dagblad toonde aan dat bijna alle gemeenten een achterstand hebben bij het verstrekken van gebruiksvergunningen. Deze gemeenten staan aan de vooravond van een forse inhaalslag. De basis voor een dergelijke inhaalslag is het vaststellen van het bouwkundige niveau waaraan gebouwen moeten voldoen, alvorens een gebruiksvergunning verstrekt kan worden.

Het Bouwbesluit (zowel het vigerende Bouwbesluit 1992 als het per 1 januari 2003 in werking tredende Bouwbesluit) kent brandtechnische eisen voor nieuw te bouwen gebouwen en voor bestaande gebouwen. Indien een gemeente een gebruiksvergunning voor een gebouw wil verstrekken zal aan de hand van het Bouwbesluit getoetst moeten worden of het gebouw aan de eisen voldoet, voordat een vergunning verstrekt kan worden. Het niveau voor bestaande gebouwen is echter een economisch niveau en heeft geen enkele relatie met brandveiligheid. De wetgever heeft ook nooit de intentie gehad om gemeenten dit niveau voor het verstrekken van gebruiksvergunningen te laten hanteren. Daarvoor heeft de wetgever de gemeenten de vrijheid gegeven een eigen gemeentelijk beleid vast te stellen en uit te voeren.

De wetgever stelt wel eisen aan het door het gemeentebestuur vast te stellen eigen beleidsniveau. De eisen die hoger zijn dan het in het Bouwbesluit beschreven niveau voor de bestaande bouw moeten gemotiveerd worden. Ook de rechter stelt een eis aan toepassing van een eigen beleidsniveau. Deze is dat het beleid kenbaar moet zijn. Met deze handreiking wordt aan al deze eisen voldaan.

DEEL 1 Algemene toelichting

HOOFDSTUK 1 Achtergronden en toelichting

1.1 Inleiding

Om te komen tot dit gemeentelijk beleidsniveau brandveiligheid is gekozen voor een drietal stappen. Iedere stap betekent een verdere verdieping en verfijning. Alle stappen zijn nodig om enerzijds de volgende stap goed te kunnen vormgeven en anderzijds heeft iedere stap in de uitvoeringspraktijk haar eigen noodzaak. De drie stappen zijn:

  • 1.

    Eisenmatrix

  • 2.

    Beleidspakket

  • 3.

    Werkpakket

De eerste stap is de zogenaamde eisenmatrix, in dit rapport weergegeven in paragraaf 2.3. Deze matrix geeft voor alle –clusters- van brandveiligheidsvoorzieningen en voor alle gebouwfuncties in globale zin het beleidsniveau aan. In één oogopslag is hier de verschillen tussen de gebruiksfuncties zichtbaar en de verhouding van het beleidsniveau tot de Bouwbesluitniveaus nieuwbouw en bestaande bouw.

De tweede stap is het beleidspakket. Deze zijn opgenomen in deel II van dit rapport. Het beleidspakket is een verdere uitwerking van de eisenmatrix op hoofdlijnen per gebouwfunctie. Het beleidspakket is noodzakelijk voor de bestuurlijke vaststelling van het te voeren beleid.

De derde stap is het werkpakket. In deel III zijn deze, ook weer per gebouwfunctie, opgenomen. De werkpakketten zijn de basis voor de technische uitvoering. Uitvoeriger dan de beleidspakketten geven de werkpakketten de eisen aan waaraan een gebouw dient te voldoen. Voor de uitvoerende preventieambtenaren zijn de werkpakketten "het Bouwbesluit" voor de bestaande bouw.

1.2 Achtergronden van de beleidsniveaus

In deze paragraaf worden de achtergronden van de beleidsniveaus geschetst. Allereerst wordt ingegaan op de regelgeving die van toepassing op de beleidsniveaus. Daarna wordt toegelicht hoe het systeem van de gemeentelijke beleidsvrijheden werkt en wat de mogelijkheden zijn. Ook wordt aangegeven hoe aan de door de rechter gewenste motivering gestalte kan worden gegeven.

De van toepassing zijnde regelgeving

De brandveiligheidseisen voor gebouwen en bouwwerken zijn ondergebracht in de bouwregelgeving. De basis voor de bouwregelgeving is de Woningwet 1991. De Woningwet regelt in artikel 2 het bouwen, waaronder het brandveilig bouwen en in artikel 8 het gebruik van gebouwen en bouwwerken, waaronder het brandveilig gebruik.

Naast de Woningwet zijn de brandbeveiligingsconcepten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) van belang, ondanks dat dit geen wetgeving is. In de brandbeveiligingsconcepten (iedere gebouwfunctie kent een apart brandbeveiligingsconcept) worden de uitgangspunten voor de brandbeveiliging van gebouwfuncties beschreven. Deze uitgangspunten dienen als ingang voor de op grond van (onder meer) de Woningwet te formuleren brandveiligheidseisen.

Op basis van artikel 2 van de Woningwet is er een AMvB met daarin eisen voor brandveilig bouwen (het Bouwbesluit). Op basis van artikel 8 van de Woningwet is er in iedere gemeente een bouwverordening met daarin opgenomen eisen voor het brandveilig gebruik van gebouwen.

De Woningwet geeft in de artikelen 14 en 17 de mogelijkheid om bestaande gebouwen op het gewenste brandveiligheidsniveau te brengen.

De Woningwet en het Bouwbesluit zijn de voornaamste regelingen geweest waarop het gemeentelijk beleidsniveau is gebaseerd. De brandbeveiligingsconcepten en de model-bouwverordening zijn nadrukkelijk gebruikt voor de kaders van het beleidsniveau. Voor een volledig overzicht van gebruikte regelingen wordt verwezen naar de bij dit rapport behorende literatuurlijst.

De gemeentelijke beleidsvrijheden

Het Bouwbesluit kent naast voorschriften voor nieuw te bouwen gebouwen ook voorschriften voor bestaande gebouwen. Op zich lijkt dat vreemd. Er kan immers maar één niveau van brandveiligheid zijn. Ook zal een brand zich in een nieuw gebouw niet anders gedragen dan in een bestaand gebouw. De vraag dringt zich dan ook op wat in feitelijke en procedurele zin de waarde en het nut van het niveau bestaande bouw is en hoe hier mee omgegaan kan en moet worden. In deze paragraaf zal hier nader op ingegaan worden.

Nieuwbouw

Met de eisen voor nieuw te bouwen gebouwen is het minimumniveau van brandveiligheid vastgelegd. Met deze eisen wordt niet meer en niet minder beoogd dan:

  • -

    een brand niet snel zal uitbreken;

  • -

    een eenmaal uitgebroken brand zich niet snel zal uitbreiden;

  • -

    bij brand er zo min mogelijk ongevallen plaatsvinden;

  • -

    de belendingen geen schade oplopen.

Met deze eisen geeft de overheid invulling aan haar zorgplicht betreffende de brandveiligheid en doet zij recht aan een van de uitgangspunten van de herziening van de bouwregelgeving, de deregulering. Er zijn dus geen eisen gesteld aan het voorkomen van schade door brand in het gebouw. De overheid rekent dit niet tot haar taak. (Veelal zullen verzekeringsmaatschappijen extra eisen stellen om dergelijke risico's en schades tegen te gaan.) Het Bouwbesluit heeft ook geen ander doel voor ogen gehad dan het realiseren van een ondergrens, een vangnet. De regelgever verwacht dat door het marktmechanisme (vraag en aanbod) in de praktijk een hoger niveau wordt gerealiseerd. De toelichting op het Bouwbesluit (fase 1) geeft dit onder de punten 2.1.3 en 2.1.6 nog eens duidelijk aan.

De markt moet uitmaken of een gebouw dat aan de minimumeisen van het Bouwbesluit voldoet te verkopen, verhuren of exploiteren is. Zo brengen veel buitenlandse ondernemingen hun gasten en werknemers uitsluitend onder in hotels welke voorzien van een sprinklerinstallatie, terwijl het Bouwbesluit en de bouwverordening een dergelijke installatie niet voorschrijven. De exploitant zal dus moeten bepalen of hij een dergelijke installatie wenst aan te brengen.

Bestaande bouw

Zoals gezegd zijn de eisen voor bestaande gebouwen van een ander (lager) niveau dan de eisen voor nieuw te bouwen gebouwen. De doelstelling van dit niveau heeft niets te maken met brandveiligheid, hoewel de toelichting op deze artikelen in het Bouwbesluit vaak anders doen vermoeden. Zo'n toelichting geeft immers het volgende aan over een brandveiligheidseis voor bestaande gebouwen.

- Het niveau van deze voorschriften kan op zich zelf beschouwd uit het oogpunt van brandveiligheid nog juist als ondergrens worden geaccepteerd.

Dit is in de meeste gevallen onjuist en is ook strijdig met het gegeven dat de nieuwbouweisen juist een minimumniveau aangeven. De vaststelling van het niveau bestaande bouw heeft louter betrekking gehad op economische motieven. Het niveau is ongeveer het niveau waarop omstreeks 1930 gebouwd werd. Het is dus niet meer dan een geaccepteerd niveau en in veel gevallen allerminst een acceptabel niveau.

Als voorbeeld kan hiervoor dienen het onderverdelen van een kantoorgebouw in brandcompartimenten. De nieuwbouweis is dat zo'n compartiment niet groter is dan 1000 m² en de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van de scheidingsconstructies van een dergelijk compartiment minimaal 60 minuten bedraagt. Deze waarden zijn opgebouwd uit het beheersbaar kunnen houden van een brand door de brandweer en de tijd die de brandweer nodig heeft om de brand te kunnen blussen. Bij een bestaand kantoorgebouw is de compartimentsgrootte verdubbeld en daarbij de WBDBO verlaagd naar 20 minuten. Iedere relatie met beheersbaarheid en inzettijd is dus volledig zoek. In de praktijk zal een brand dan ook zelfs niet tot de 2000 m² beperkt blijven.

De vraag dringt zich nu op wat de waarde van het niveau bestaand gebouw is en wat de mogelijkheden van de gemeente zijn om hier in de praktijk anders mee om te gaan. Daarvoor moet eerst duidelijk zijn voor welke gebouwen dit niveau bestemd is. Een bestaand gebouw is in dit kader een gebouw dat niet verbouwd wordt. Veelal zullen dit gebouwen zijn die al wel in gebruik zijn, maar nog niet over de reeds genoemde gebruiksvergunning in het kader van de brandveiligheid beschikken. Daarnaast gelden deze eisen voor het bestaande, niet te renoveren woningbestand.

Aanschrijven

Indien een gebouw niet (meer) voldoet aan de eisen voor de bestaande bouw, is de gemeente verplicht de eigenaar aan te schrijven indien het een tot bewoning bestemd gebouw betreft. Bij een niet tot bewoning bestemd gebouw heeft de gemeente het recht een dergelijke aanschrijving te plegen. De in zo'n aanschrijving vermelde prestatie-eisen hoeven niet louter tot doel te hebben dat het niveau bestaande bouw weer gerealiseerd wordt, maar mag verder gaan. Maximaal kunnen eisen gesteld worden tot het niveau nieuwbouw. De artikelen 14 en 17 van de Woningwet geven hiervoor de mogelijkheden.

Het is dus mogelijk een bestaand gebouw aan de nieuwbouwvoorschriften te laten voldoen. De enige restrictie die de regelgever heeft gesteld is dat alle eisen die boven het niveau bestaande bouw uitstijgen, moeten worden gemotiveerd. Gelet het op het gebied van brandveiligheid veelal zeer lage niveau voor bestaande bouw, is dit in de praktijk niet moeilijk te motiveren. De rechter heeft omschrijvingen geaccepteerd die niet verder gaan dan de in de aanschrijving opgenomen zinsnede "dat het niveau bestaande bouw uit oogpunt van brandveiligheid volstrekt onvoldoende is".

Het is ook mogelijk (dus niet verplicht) zowel tot bewoning bestemde als niet tot bewoning bestemde gebouwen aan te schrijven tot het treffen van brandveiligheidsvoorzieningen indien deze gebouwen nog wel voldoen aan het niveau bestaande bouw, maar niet meer aan het niveau nieuwbouw. Hier geldt dan dat al deze eisen gemotiveerd dienen te worden.

Gemeentelijk beleid

Het op deze wijze ophogen van de eisen voor bestaande gebouwen kan leiden tot verschillende niveaus voor dezelfde gebouwtypen, als het niveau niet vastligt. Ook de rechter vindt dat de gemeente dit beleid vastgelegd moet hebben om rechtsongelijkheid te voorkomen. Het verdient dan ook aanbeveling om een dergelijk gemeentelijk beleid vast te stellen en vast te leggen, zoals nu met dit onderzoek ook gebeurd.

Ook bij het verlenen van vrijstelling bij verbouw dient rekening gehouden te worden met dit gemeentelijk beleid omdat er in sommige gevallen vrijstelling verleend kan worden tot het niveau bestaande bouw. Het is immers onjuist om bij vrijstelling naar een lager niveau te gaan dan bij een aanschrijving het geval is. Vrijstelling wordt dan dus beperkt tot het niveau van het gemeentelijk beleid.

1.3 De categorisering van de gebouwfuncties

Voor het vaststellen van de gebouwfuncties is aansluiting gezocht met Bouwbesluit fase 2. Deze fase treedt, waarschijnlijk, op 1 januari 2003 in werking en bevat prestatie-eisen op het niveau nieuwbouw en op het niveau bestaande bouw voor alle soorten woongebouwen en utiliteitsgebouwen. Het Bouwbesluit fase 2 onderscheidt elf gebruiksfuncties, te weten:

  • woonfunctie

  • bijeenkomstfunctie

  • celfunctie

  • gezondheidszorgfunctie

  • industriefunctie

  • kantoorfunctie

  • logiesfunctie

  • onderwijsfunctie

  • sportfunctie

  • winkelfunctie

  • overige gebruiksfuncties

Van iedere gebruiksfunctie is afgewogen of hiervoor een gemeentelijk beleidsniveau noodzakelijk is. Immers, de gebruiksfuncties kennen geen relatie met de gebruiksvergunningplicht zoals deze is opgenomen in de gemeentelijke bouwverordening. Gekozen is om voor tien gebruiksfuncties een gemeentelijk beleidsniveau te vervaardigen. Voor de overige gebruiksfuncties is deze ook achterwege gelaten omdat hier maatwerk geboden is. Voor de woonfunctie is de subfunctie “Woonfunctie gelegen in een woongebouw bestemd voor minder zelfredzame personen in combinatie met permanent toezicht” (in algemene zin toepasbaar voor alle megawoningen) en kamerverhuurbedrijven (naar het Haagse model) uitgewerkt. Voor de bijeenkomstfunctie is het kinderdagverblijf als speciale subfunctie uitgewerkt. In onderstaande tabel zijn deze gebruiksfuncties weergegeven, en is daarbij aangegeven wat de relatie is met de in de gemeentelijke bouwverordening vermelde gebruiksvergunningplichtige panden en welke soorten panden onder deze gebruiksfuncties behoren. Deze laatste zijn slechts ter indicatie en niet uitputtend.

1.4 De categorisering van de brandveiligheidseisen

Systematiek heeft zwaar gewogen bij het samenstellen van het Bouwbesluit. Bij het groeperen van de brandveiligheidseisen is het verloop van een brand en de gevolgen daarvan aangehouden. Op zich lijkt dit een logische en duidelijke opbouw. Het probleem is echter dat dit niet strookt met het logisch en systematisch toetsen van een gebouw op de brandveiligheidsvoorzieningen. Omdat dit laatste voor een goede toetsing het uitgangspunt dient te zijn, is een andere verdeling van de brandveiligheidseisen noodzakelijk. In dit plan zijn de brandveiligheidseisen gegroepeerd in zeven clusters. Voor deze indeling is gekozen omdat deze clusters de volgorde van ontwerpen en toetsen van brandveiligheidsvoorzieningen chronologisch volgen.

De herindeling leidt tot de volgende zeven clusters

  • Brandcompartimenten

  • Rookcompartimenten

  • Ontvluchting

  • Brandveiligheid constructies

  • Materiaalgebruik

  • Voorzieningen

  • Brandbeveiligingsinstallaties / Gebruikseisen (Bijlage / hfdst 5 Bouwverordening)

Toelichting clusters

Brandcompartimenten

Een gebouw wordt allereerst verdeeld in brandcompartimenten. Brandcompartimenten hebben tot doel een brand te beperken tot een vooraf vastgesteld gebied. Hiermee kan worden voorkomen dat er een te groot oppervlak van het pand in brand raakt, waardoor de schade te groot wordt en de brand onbeheersbaar wordt en daardoor niet meer effectief kan worden bestreden. Brandcompartimenten kunnen gerealiseerd worden door bouwkundige maatregelen (fysieke compartimentering), of door het installatietechnisch beheersen van brand- en rook (virtuele compartimentering).

Rookcompartimenten

Als de brandcompartimenten bekend zijn worden deze onderverdeeld in één of meer rookcompartimenten. Rookcompartimenten hebben tot doel de rookverspreiding te beperken waardoor de bij brand vluchtende mensen niet te lang door de rook moeten vluchten. Rookcompartimenten kunnen gerealiseerd worden door bouwkundige maatregelen (rookscheidingen, vluchtdeuren) of door installatietechnische voorzieningen (bijvoorbeeld rookafvoer).

Ontvluchting

Nadat de aanwezige personen het rookcompartiment hebben verlaten, moeten zij via de vluchtmogelijkheden een veilig gebied kunnen bereiken. Bij het dimensioneren van deze routes moet rekening gehouden worden met de onafhankelijkheid van de vluchtmogelijkheden en het maximaal aantal personen welke van deze routes gebruik zullen maken. Tevens zijn voor een veilige ontvluchting de inrichting van de vluchtwegen (zoals bijvoorbeeld materiaalgebruik) van belang.

Constructieve veiligheid

De dragende constructies van de van rook en brand gevrijwaarde vluchtroutes en de hoofddraagconstructie van het gebouw dient een van tevoren vastgestelde tijd weerstand te bieden tegen bezwijken in geval van brand.

Materiaalgebruik

Om brandontwikkeling, brandvoortplanting en rookproductie tegen te gaan of te beperken, worden eisen gesteld aan de toepassing van (bouw)materialen.

Voorzieningen

Deze voorzieningen zijn noodzakelijk om er voor te zorgen dat het ontdekken of bestrijden van brand en het veilig ontvluchten in geval van brand effectief plaats kan vinden.

1.5 Installaties / Gebruikseisen in het gemeentelijk beleidsniveau (zevende cluster)

Brandbeveiligingsinstallaties/Gebruikseisen (Bijlage / Hfdst 5 Bouwverordening)

De brandbeveiligingsinstallaties zijn noodzakelijk om brand (snel) te ontdekken en de brandbestrijding c.q. ontruiming te ondersteunen.

In beginsel lenen gebruikseisen zich niet voor opneming in een pakket met bouwtechnische maatregelen. Immers, gebruikseisen worden gesteld op basis van artikel 8 van de Woningwet en zijn opgenomen in de gemeentelijke bouwverordening. Deze eisen zijn op twee manieren afdwingbaar. Enerzijds door het geven van directe werking aan deze eisen (een ieder moet aan deze eisen voldoen zonder dat ze op een andere wijze kenbaar zijn gemaakt dan alleen opname in de bouwverordening). Anderzijds door het opnemen van deze gebruikseisen in een af te geven gebruiksvergunning.

De volgende voorwaarden zijn, voor zover van toepassing op de betreffende gebruiksfunctie, opgenomen in dit cluster:

  • Kleine blusmiddelen

  • Vluchtwegaanduiding

Kleine blusmiddelen zijn opgenomen omdat het Bouwbesluit slechts de toepassing kent van brandslanghaspels. Deze brandslanghaspels zijn echter niet in ieder gebouw verplicht. Bij een aantal gebruiksfuncties geldt de eis voor toepassing van brandslanghaspels pas vanaf een gebruiksoppervlakte van 500 m². Bij een kleinere gebruiksoppervlakte kan een brandblusmiddel echter ook zeer effectief zijn. Ook is de kosten/baten-analyse voor een klein blusmiddel gunstig en is het gevoelsmatig niet acceptabel (en aan het publiek moeilijk uit te leggen) dat er wel investeringen aan bijvoorbeeld rookscheidingen gedaan moeten worden, maar dat uit oogpunt van brandveiligheid een blusmiddel niet noodzakelijk is. Om deze redenen is in die gevallen dat er pas vanaf 500 m² een brandslanghaspel noodzakelijk is, de toepassing van een klein blusmiddel opgenomen:

• Gebruiksoppervlakte tussen 0 en 250 m²: draagbaar blustoestel met 6 kg poeder of 6 liter schuimvormend middel;

• Gebruiksoppervlakte tussen 250 en 500 m²: minihaspel met een slanglengte van 15 meter.

Vluchtwegaanduiding is opgenomen omdat deze voorziening in de tekst van de tweede fase Bouwbesluit niet meer is opgenomen. Ook voor vluchtwegaanduiding geldt, net zoals bij de blusmiddelen, dat het gevoelsmatig niet acceptabel is een gebouw, waarin geïnvesteerd wordt in de brandveiligheid, niet uit te voeren met vluchtwegaanduiding. Toch is niet in ieder gebouw vluchtwegaanduiding in de volle omvang noodzakelijk. Om hier onderscheid in aan te brengen is gekozen om vluchtwegaanduiding te linken aan de toegankelijkheidssector. In dit verband dient toegankelijkheidssector gezien te worden als dat gedeelte van een gebouw, waarin vreemden vrij toegang hebben. Bij een winkel is dat meestal de verkoopruimte (dus niet het magazijn), bij een kantoorgebouw meestal alleen het ingang en receptiegedeelte. Voor de duidelijkheid: vluchtwegaanduiding is geen noodverlichting. De eisen voor noodverlichting zijn wel opgenomen in het Bouwbesluit en kennen derhalve ook een toepassing in dit gemeentelijk beleidsniveau.

Het cluster Brandbeveiligingsinstallaties / Gebruikseisen is als bijlage toegevoegd, omdat deze eisen opgenomen dienen te worden in Hoofdstuk 5 van de Gemeentelijk Bouwverordening.

HOOFDSTUK 2 De beleidspakketten

2.1 Inleiding

De beleidspakketten zijn de door het gemeentebestuur vast te stellen pakketten brandveiligheidseisen voor bestaande gebouwen. Bij de opzet van deze pakketten zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • 1.

    Het niveau moet zodanig eenduidig zijn dat er bij de toepassing geen verschillen van inzicht kunnen bestaan

  • 2.

    Er dient op een eenvoudige wijze inzicht te zijn in het niveau dat wordt vastgesteld (het gemeentelijk beleidsniveau) en de relaties met de in het Bouwbesluit aangegeven niveaus voor nieuwbouw en bestaande bouw.

  • 3.

    Er dient op eenvoudige wijze inzicht te zijn in de motivatie van het gekozen gemeentelijk beleidsniveau.

Om aan deze uitgangspunten te voldoen is gekozen voor een matrix-overzicht. In deze matrix is voor alle gebouwfuncties en (clustering) van brandveiligheidseisen aangegeven wat de relatie is met de Bouwbesluit-eisen (niveaus nieuwbouw en bestaande bouw), wat de motivatie is om tot het voorgestelde niveau te komen en wat de daaruit volgende eisen zijn. Daarna is per gebouwfunctie aangegeven wat de brandveiligheidseisen zijn. Deze brandveiligheidseisen zijn gegeven in relatie tot het Bouwbesluit. In de werkpakketten zijn de eisen in zelfstandige vorm aangegeven.

De beleidspakketten zijn samengesteld met als voornaamste input de benodigde brandveiligheid. Toch is zoveel mogelijk rekening gehouden met de gevolgen van deze beleidspakketten voor investeringen, technische uitvoering en eventuele stopzetting van bedrijfsvoering c.q. sluiting van het pand.

2.2 Overzicht van de gebouwfuncties

Uitgangspunt voor het vaststellen van de gebouwfuncties waarvoor een beleidspakket (en in het verlengde daarvan een werkpakket) is opgesteld, zijn de in paragraaf 1.3 aangegeven gebouwfuncties. Deze gebouwfuncties zijn:

  • woonfunctie

  • bijeenkomstfunctie

  • celfunctie

  • gezondheidszorgfunctie

  • industriefunctie

  • kantoorfunctie

  • logiesfunctie

  • onderwijsfunctie

  • sportfunctie

  • winkelfunctie

2.3 Overzicht van de beleidsniveaus

In bijlage A is in een matrix een overzicht weergegeven van de beleidsniveaus. Op deze wijze is eenvoudig te zien welke beleidsniveaus zijn aangehouden en hoe deze zich verhouden tot de niveaus nieuwbouw en bestaande bouw. Ook is snel de relatie te zien tussen de beleidsniveaus van de verschillende gebouwfuncties.

2.4 Algemene toelichting eisen

In deze paragraaf wordt een algemene toelichting en motivatie gegeven op de uitgangspunten en keuzes van de beleidsniveaus. In de beleidspakketten zelf is daar waar nodig een nadere toelichting gegeven.

Brandcompartimenten

Uitgangspunt voor deze categorie zijn de eisen voor de bestaande bouw. Het probleem dat zich voordoet bij het volgen van dit niveau is de hoogte van de brandwerendheid op branddoorslag en brandoverslag tussen de brandcompartimenten. Deze is bij bestaande gebouwen 20 minuten. Dat is onvoldoende om de brandweer de kans te geven de brand binnen het brandcompartiment tegen te houden, zodat een verdere branduitbreiding over het gehele gebouw mogelijk is. Anderzijds is hier pas indirect sprake van een risico voor personen omdat een veilige ontvluchting met andere eisen gerealiseerd wordt. Het nieuwbouwniveau van 60 minuten lijkt de enige juiste eis, maar is verhoudingsgewijs zwaar bij bestaande gebouwen. Om deze reden is gekozen voor een tussenliggend niveau van 30 minuten, waarbij de brandweer in veel gevallen (niet te groot of hoog gebouw en/of een snelle brandmelding) de uitbreiding van de brand tot staan kan brengen.

Rookcompartimenten

Uitgangspunt voor de rookcompartimenten is het niveau nieuwbouw, omdat deze eisen alles te maken hebben met een veilige ontvluchting. De zwaarte van deze eisen is afhankelijk van de bezetting van het gebouw. Hoe meer mensen per gebruiksoppervlakte, hoe zwaarder de eisen. In Bouwbesluit fase 2 wordt dit aangeduid met bezettingsgraadklassen. Bezettingsgraadklasse 1 is daarbij de hoogste bezetting, dat wil dus zeggen de meeste mensen per oppervlakte aanwezig. Om voor de bestaande bouw toch enige verlichting in de eisen ten aanzien van de bestaande gebouwen te geven, is de toepassing van bezettingsgraadklasse 1 buiten beschouwing gelaten. Dat wil zeggen als een bestaand gebouw een bezetting heeft conform klasse 1, de (lagere) eisen voor klasse 2 toegepast worden. Uiteraard gelden bij een bezetting die valt in de klassen 2, 3 of 4 gewoon de eisen die daarvoor gelden. Deze uitzondering geldt alleen niet bij bijeenkomstfuncties. Daar is, omdat toepassing van de rekenwaarden van klasse 1 zelfs nog aan de lage kant is, wel gewoon klasse 1 van toepassing.

Ontvluchten

Ook hier geldt dat deze eisen direct te maken hebben met een veilige ontvluchting en er dus niet getornd wordt aan het niveau nieuwbouw. Eén uitzondering op deze regel is toegepast. De uitgangsbreedte en draairichting van deuren worden niet beschouwd conform de nieuwbouweisen. Hier is gekozen uit te gaan van het realistische gebruik. Dat wil zeggen dat er bij het betreffende pand gekeken wordt naar wat in de praktijk de bezetting is (in aantallen personen). Op basis van deze bezetting worden de eisen ten aanzien van uitgangsbreedte en draairichting bepaald. Dit betekent een verlichting ten opzichte van de nieuwbouweisen. Ook geldt bij het ontvluchten dat, analoog aan de categorie "rookcompartimenten" bezettingsgraadklasse 1 (met uitzondering van bijeenkomstgebouwen) buiten toepassing is gelaten.

Constructies

Voor de constructies is gekozen voor het niveau bestaande bouw, omdat dit uit oogpunt van brandveiligheid acceptabel is, mede in relatie tot de investeringen die nodig zijn om de constructieve veiligheid op het niveau nieuwbouw te brengen.

Materialen

Ook voor de materialen is gekozen voor het niveau bestaande bouw. Voor wat betreft de materiaaleisen binnen het gebouw is er –met uitzondering van de binnenzijde van schachten- geen verschil met het niveau nieuwbouw. Om te voldoen aan de nieuwbouweisen voor de schachten is een onevenredige investering en aanpassing noodzakelijk, zodat hier niet voor gekozen is. Het verschil tussen de nieuwbouweisen en eisen voor bestaande gebouwen betreffen bij materiaal toepassingen de buitenzijde van het gebouw, dak en gevels. Er zijn argumenten om voor de gevel moeilijk brandbare materialen toe te passen (nieuwbouwniveau). De kans dat deze materialen daadwerkelijk bijdragen aan een veilige ontvluchting is echter klein, zodat er toch voor gekozen is bij de materialen alleen de eisen voor bestaande bouw toe te passen.

Voorzieningen

Uitgangspunt voor de brandbeveiligingsinstallaties is het niveau bestaande bouw. Alleen zou de toepassing van brandslanghaspels dan niet noodzakelijk zijn. Al eerder is aangegeven dat dit ongewenst is en waarom dit ongewenst is. Voor de toepassing van brandslanghaspels is daarom het niveau nieuwbouw aangehouden. Dat geldt ook voor de toepassing van noodverlichting. De toepassingseisen bij bestaande bouw zijn veel lager. Omdat noodverlichting voor een snellere en veilige ontruiming zorgt, zijn ook hier de eisen voor nieuwbouw aangehouden.

Brandbeveiligingsinstallaties / Gebruik

Voor wat betreft ontruimingsinstallaties en brandmeldinstallaties zijn nieuwe eisen geformuleerd, omdat de gemeentelijke bouwverordening hierin nog niet voorziet. Voor het formuleren van deze eisen is aansluiting gezocht naar de al wel geformuleerde eisen in de gemeentelijke bouwverordening. Deze nieuw geformuleerde eisen gelden zowel voor nieuwbouw als voor bestaande bouw, omdat de gemeentelijke bouwverordening bij ontruimings- en brandmeldinstallaties geen onderscheid maakt tussen nieuwbouw en bestaande bouw. Opneming van deze eisen in de gemeentelijke bouwverordening is aan te bevelen, maar niet direct noodzakelijk omdat ze kunnen vallen onder het algemene artikel 5.2.2 dat aangeeft dat:

Een gebouw, niet-zijnde een woning, woongebouw, logiesverblijf, logiesfunctie of kantoorgebouw, moet zijn voorzien van een brandmeldinstallatie en een ontruimingsinstallatie, indien de omvang en/of bestemming hiertoe uit oogpunt van brandveiligheid aanleiding geven/geeft.

In paragraaf 2.6 is al aangegeven waarom er een categorie "gebruikseisen" is toegevoegd en welke eisen daarin zijn opgenomen en om welke reden. Daarom wordt hier uitsluitend volstaan met het vermelden van deze eisen.

  • Gebruiksoppervlakte tussen 0 en 250 m²: draagbaar blustoestel met 6 kg poeder of 6 liter schuimvormend middel;

  • Gebruiksoppervlakte tussen 250 en 500 m²: minihaspel met een slanglengte van 15 meter;

  • Vluchtwegaanduiding in de toegankelijkheidssector.

Koppeling met verbouwingen

Er kan eventueel voor gekozen kan worden sommige eisen alleen uit te laten voeren als er ook een verbouwing plaats vindt en dus koppelen aan de bouwvergunning die voor die verbouwing noodzakelijk is. Deze oplossing dient echter gezien te worden als een uiterste mogelijkheid, als de brandpreventieve eisen niet in verhouding staan tot de investeringen. Voor een goed brandveiligheidsbeleid dienen de eisen in de beleids- en werkpakketten het uitgangspunt te zijn voordat tot de verstrekking van een gebruiksvergunning overgegaan kan worden. De eisen behorende bij de categorie "brandcompartimenten", voor zover deze eisen uitstijgen boven het niveau bestaande bouw, zouden zich in het genoemde uiterste geval lenen voor het uitsluitend koppelen aan een verbouwing. Voor de eisen in de categorie "rookcompartimenten" en "ontvluchten" wordt een verlaging van de in de beleidspakketten genoemde niveaus ten sterkste ontraden, omdat deze eisen direct te maken hebben met het veilig vluchten uit een gebouw.

HOOFDSTUK 3 De werkpakketten

3.1 Algemene toelichting

De beleidspakketten zijn voor de uitvoering verder uitgewerkt in werkpakketten. De werkpakketten bevatten de concrete eisen waaraan het gebouw getoetst dient te worden. Ook kunnen deze eisen dienen als aanschrijvingszinnen. De eisen zijn geen directe overname van desbetreffende Bouwbesluiteisen, maar een vertaling ervan om de leesbaarheid te vereenvoudigen.

De eisen zijn genummerd in de systematiek van de 7 genoemde eisencategorieën en iedere eis is voorzien van een tekst die aangeeft waar de eis over gaat, om de herkenbaarheid te vereenvoudigen.

De werkpakketten zijn er voor om de uitvoerende inspecteurs wegwijs te maken in de directe eisen die voortvloeien uit de beleidspakketten. Kennis van de bouwregelgeving is noodzakelijk om goed uit de voeten te kunnen met deze eisen. Een nadere vertaling in checklisten maakt de werkpakketten niet overbodig. Voor de meer complexere gebouwen en voor de formele aanschrijvingen zijn ze essentieel. De werkpakketten zijn dan ook zo opgesteld dat ze als een soort standaardzinnen gebruikt kunnen worden en modulair in de eisenbrieven opgenomen kunnen worden. Ook is het eenvoudig mogelijk en zelfs aan te bevelen de werkpakketten in een geautomatiseerd programma onder te brengen. Dit bevordert de eenduidigheid en de snelheid in de uitvoering van de werkzaamheden.

3.2 Overzichten

Van de volgende gebouwfuncties zijn werkpakketten opgesteld:

  • woonfunctie

  • bijeenkomstfunctie

  • celfunctie

  • gezondheidszorgfunctie

  • industriefunctie

  • kantoorfunctie

  • logiesfunctie

  • onderwijsfunctie

  • sportfunctie

  • winkelfunctie

3.3 Gelijkwaardigheid

Evenals bij de nieuwbouwvoorschriften in het Bouwbesluit mogelijk is, is het ook bij de werkpakketten mogelijk om niet aan de genoemde prestatie-eis te voldoen, maar om een oplossing te kiezen die een gelijkwaardige veilige oplossing biedt. Om te komen tot een gelijkwaardige oplossing dient aangesloten te worden op de in de gemeente gangbare procedure ten aanzien van het toetsen van gelijkwaardige oplossingen. Het verdient wel aanbeveling om goedgekeurde gelijkwaardige oplossingen, voor zover algemeen toepasbaar, als een gelijkwaardige oplossing te koppelen aan de bijbehorende prestatie-eis. Zo wordt de toepassing van gelijkwaardige uniforme oplossingen bevorderd.

BIJLAGE A Matrix beleidsniveau's

bijlage A Matrix beleidsniveau's

DEEL 2 Beleidspakketten

BELEIDSPAKKET 1 Gemeentelijk beleidsniveau woonfuncties

1. Brandcompartimenten

Eis 1:

De brandcompartimenten dienen voor wat betreft de maximale compartimentsgrootte te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande Megawoningen / kamerverhuurpanden.

Eis 2:

De brandcompartimenten dienen een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) te bezitten van 60 minuten naar woningen en 30 minuten naar overige functies.

Eis 3:

De subbrandcompartimenten dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen megawoningen / kamerverhuurpanden.

Toelichting:

De grootte van een brandcompartiment heeft een relatie met het beheersbaar houden van branden. Deze beheersbaarheid wordt allereerst bepaald door de WBDBO. De tijdsduur tussen het ontstaan van brand en de eerste inzet van de brandweer bedraagt ongeveer 30 minuten. Een lagere WBDBO dan 30 minuten heeft tot gevolg dat de brand zich zal uitbreiden naar een volgend brandcompartiment of een belendend perceel. Dat dient te worden voorkomen. Het tweede aspect om een brand beheersbaar te houden is de grootte van een brandcompartiment. Omdat hier geen directe relatie is met de veiligheid van personen wordt de waarde van het niveau bestaande bouw aangehouden. Binnen megawoningen / kamerverhuurpanden kent het Bouwbesluit ook subbrandcompartimenten. Deze dienen ter extra beveiliging van de veelal slapend aanwezige personen. Omdat de subbrandcompartimenten dienen voor de veiligheid van personen is hiervoor het niveau nieuwbouw aangehouden.

2. Rookcompartimenten

Eis 4:

De uitvoering en inrichting van de rookcompartimenten dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen megawoningen / kamerverhuurpanden.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van rookcompartimenten hebben betrekking op de veiligheid van personen (met name de mogelijkheden om in rook te kunnen vluchten), zodat hier de nieuwbouweisen worden gevolgd.

3. Ontvluchten

Eis 5:

De uitvoering en inrichting van de ontvluchtingsmogelijkheden dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen megawoningen / kamerverhuurbedrijven.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van ontvluchting hebben betrekking op de veiligheid van personen, zodat hier de nieuwbouweisen worden gevolgd.

4. Constructies

Eis 6:

De constructies dienen met betrekking tot het bezwijken bij brand te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande megawoningen / kamerverhuurpanden.

Toelichting:

De eisen betreffende het bezwijken bij brand van constructie-onderdelen op het niveau bestaande bouw zijn nog voldoende om een veilige ontvluchting mogelijk te maken. Anderzijds zal het ophogen van deze eisen bij bestaande gebouwen ingrijpende technische en financiële consequenties hebben. Opgemerkt dient te worden dat de WBDBO-eisen die aan de brandcompartimenten gesteld worden (zie paragraaf 1) kunnen inhouden dat een grotere brandwerendheid op bezwijken van de constructies noodzakelijk is.

5. Materialen

Eis 9:

De materialen dienen met betrekking tot onbrandbaarheid te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt voor bestaande Megawoningen / kamerverhuurpanden.

Eis 10:

De materialen dienen met betrekking tot de bijdrage aan brandvoortplanting te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt voor bestaande Megawoningen / kamerverhuurpanden.

Eis 11:

De materialen dienen met betrekking tot de rookontwikkeling te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt voor bestaande Megawoningen / kamerverhuurpanden.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van de materialen zijn allen conform het niveau bestaande bouw. Deze eisen zijn overigens overeenkomstig het niveau nieuwbouw. Het niveau nieuwbouw kent echter nog een aantal extra eisen. Deze zijn:

  • de onbrandbaarheid van de binnenzijde van schachten (indien dit wel wordt gedaan houdt dat in praktische zin in dat veel schachten geheel dienen te worden vervangen, terwijl het niet stellen van deze eis geen betrekking heeft op brandvoortplanting buiten de schacht omdat deze brandwerendheid bij het onderdeel brandcompartimenten al zeker gesteld is binnen de daarvoor gehanteerde normen);

  • de brandgevaarlijkheid van het dak (dit heeft betrekking op brand aan de buitenzijde van het gebouw, hetgeen geen directe invloed heeft op de veiligheid van de in het gebouw aanwezige personen);

  • de brandvoortplanting van de buitengevel (dit heeft betrekking op brand aan de buitenzijde van het gebouw, hetgeen geen directe invloed heeft op de veiligheid van de in het gebouw aanwezige personen).

6. Voorzieningen

Eis 12:

De aanwezigheid en uitvoering van brandslanghaspels en noodverlichting dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt voor nieuw te bouwen Megawoningen / kamerverhuurpanden.

7. Brandbeveiligingsinstallaties / Gebruikseisen

Eis 13:

De aanwezigheid en uitvoering van brandbeveiligingsinstallaties (m.u.v. brandslanghaspels en noodverlichting) dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt voor bestaande Megawoningen / kamerverhuurpanden.

Eis 14:

Een megawoning / kamerverhuurpand dient te zijn voorzien van een brandmeldinstallatie met volledige bewaking en een rechtstreekse doormelding naar de brandweer.

Eis 15:

Een megawoning / kamerverhuurpand dient te zijn voorzien van een ontruimingsalarminstallatie.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van de brandbeveiligingsinstallaties zijn (m.u.v. de brandslanghaspels) conform het niveau bestaande bouw. Omdat de aanwezigheid van brandslanghaspels noodzakelijk is voor een snelle brandbestrijding is hier voor het niveau nieuwbouw gekozen (bestaande bouw kent geen toepassing van brandslanghaspels). Omdat de aanwezigheid van noodverlichting een snellere ontvluchting mogelijk maakt, is ook hier voor het niveau nieuwbouw gekozen. De eisen ten aanzien van de brandmeldinstallatie en ontruimingsalarminstallatie zijn bedoeld om een tijdige ontvluchting en tijdige inzet door de brandweer mogelijk te maken.

Eis 16:

Een megawoning met een gebruiksoppervlakte van minder dan 250 m² dient te zijn voorzien van een draagbaar blustoestel.

Eis 17:

Een megawoning met een gebruiksoppervlakte tussen 250 en 500 m² dient te zijn voorzien van een minihaspel. Een kamerverhuurpand moet altijd zijn voorzien van een minihaspel.

Toelichting:

Het Bouwbesluit kent voor Megawoningen alleen de toepassing van brandslanghaspels bij een gebruiksoppervlakte van 500 m². Om in alle gevallen een kans te hebben een begin van brand te bestrijden, dient ook bij kleinere gebouwen een blusmiddel aanwezig te zijn.

BELEIDSPAKKET 2 Gemeentelijk beleidsniveau bijeenkomstfuncties

1. Brandcompartimenten

Eis 1:

De brandcompartimenten dienen voor wat betreft de maximale compartimentsgrootte te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande bijeenkomstfuncties.

Eis 2:

De brandcompartimenten dienen een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) te bezitten van 60 minuten naar woningen en 30 minuten naar overige functies.

Toelichting:

De grootte van een brandcompartiment heeft een relatie met het beheersbaar houden van branden. Deze beheersbaarheid wordt allereerst bepaald door de WBDBO. De tijdsduur tussen het ontstaan van brand en de eerste inzet van de brandweer bedraagt ongeveer 30 minuten. Een lagere WBDBO dan 30 minuten heeft tot gevolg dat de brand zich zal uitbreiden naar een volgend brandcompartiment of een belendend perceel. Dat dient te worden voorkomen. Het tweede aspect om een brand beheersbaar te houden is de grootte van een brandcompartiment. Omdat hier geen directe relatie is met de veiligheid van personen wordt de waarde van het niveau bestaande bouw aangehouden.

Eis 3:

De subbrandcompartimenten bij kinderdagverblijven dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen logiesverblijven.

Toelichting:

Binnen logiesverblijven kent het Bouwbesluit ook subbrandcompartimenten. Deze dienen ter extra beveiliging van de veelal slapende personen. Bij een kinderdagverblijf zijn veelal ook ruimten aanwezig waar zich slapende kinderen kunnen bevinden en daarom vergeleken kunnen worden met een logiesfunctie. Omdat de subbrandcompartimenten dienen voor de veiligheid van personen, is hiervoor het niveau nieuwbouw aangehouden. Hierbij is tevens het niveau aangehouden van de richtlijn “Een brandveilig gebouw bouwen” (uitgave; Nederlandse Brandweer Federatie), wat tot op heden in Nederland is gehanteerd.

2. Rookcompartimenten

Eis 4:

De uitvoering en inrichting van de rookcompartimenten dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen bijeenkomstfuncties, waarbij de berekeningsmethode P = U x 0,9 maatgevend is.

(P is het maximaal toelaatbare aantal personen en U is de nettobreedte van de aanwezige en beschikbare nooduitgang(en) in centimeter(s))

Toelichting:

De eisen ten aanzien van rookcompartimenten hebben betrekking op de veiligheid van personen (met name de mogelijkheden om in rook te vluchten), zodat hier de nieuwbouweisen worden gevolgd.

3. Ontvluchten

Eis 5:

De uitvoering en inrichting van de ontvluchtingsmogelijkheden dienen (met uitzondering van de uitgangsbreedte en draairichting van deuren) te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen bijeenkomstfuncties.

Eis 6:

De uitgangsbreedte van deuren dient te voldoen aan de berekeningsmethode P = U x 0,9 waarbij wordt uitgegaan van een voor dat pand realistische bezetting.

(P is het maximaal toelaatbare aantal personen en U is de nettobreedte van de aanwezige en beschikbare nooduitgang(en) in centimeter(s))

Eis 7:

De draairichting van deuren dient, voor zover deze deuren zijn meegerekend bij het bepalen van de uitgangsbreedte, niet tegen de vluchtrichting in te zijn. De draairichting van de overige deuren dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande bijeenkomstfuncties.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van ontvluchting hebben betrekking op de veiligheid van personen, zodat hier de nieuwbouweisen worden gevolgd. Omdat bijeenkomstfuncties zich kenmerken door een veelal hoge bezettingsgraad, is hier ook de maximale bezettingsgraadklasse B1 van toepassing. Voor wat betreft de uitgangsbreedte en draairichting van deuren is uitgegaan van een realistische bezetting van het pand, zodat hiervoor maatwerk per pand noodzakelijk is. Het aantal personen waar mee gerekend wordt dient in de gebruiksvergunning vastgelegd te worden.

4. Constructies

Eis 8:

De constructies dienen met betrekking tot het bezwijken bij brand te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande bijeenkomstfuncties.

Toelichting:

De eisen betreffende het bezwijken bij brand van constructie-onderdelen op het niveau bestaande bouw zijn nog voldoende om een veilige ontvluchting mogelijk te maken. Anderzijds zal het ophogen van deze eisen bij bestaande gebouwen ingrijpende technische en financiële consequenties hebben. Opgemerkt dient te worden dat de WBDBO-eisen die aan de brandcompartimenten gesteld worden (zie paragraaf 1) kunnen inhouden dat een grotere brandwerendheid op bezwijken van de constructies noodzakelijk is.

5. Materialen

Eis 9:

De materialen dienen met betrekking tot onbrandbaarheid te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande bijeenkomstfuncties.

Eis 10:

De materialen dienen met betrekking tot de bijdrage aan brandvoortplanting te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande bijeenkomstfuncties.

Eis 11:

De materialen dienen met betrekking tot de rookontwikkeling te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande bijeenkomstfuncties.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van de materialen zijn allen conform het niveau bestaande bouw. Deze eisen zijn overigens overeenkomstig het niveau nieuwbouw. Het niveau nieuwbouw kent echter nog een aantal extra eisen. Deze zijn:

  • de onbrandbaarheid van de binnenzijde van schachten (indien dit wel wordt gedaan houdt dat in praktische zin in dat veel schachten geheel dienen te worden vervangen, terwijl het niet stellen van deze eis geen betrekking heeft op brandvoortplanting buiten de schacht omdat deze brandwerendheid bij het onderdeel brandcompartimenten al zeker gesteld is binnen de daarvoor gehanteerde normen);

  • de brandgevaarlijkheid van het dak (dit heeft betrekking op brand aan de buitenzijde van het gebouw, hetgeen geen directe invloed heeft op de veiligheid van de in het gebouw aanwezige personen);

  • de brandvoortplanting van de buitengevel (dit heeft betrekking op brand aan de buitenzijde van het gebouw, hetgeen geen directe invloed heeft op de veiligheid van de in het gebouw aanwezige personen).

6. Voorzieningen

Eis 12:

De aanwezigheid en uitvoering van brandslanghaspels en noodverlichting dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen bijeenkomstfuncties.

7. Brandbeveiligingsinstallaties / Gebruikseisen

Eis 13:

De aanwezigheid en uitvoering van brandbeveiligingsinstallaties (m.u.v. brandslanghaspels en noodverlichting) dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande bijeenkomstfuncties.

Eis 14:

Een bijeenkomstfunctie waarin meer dan 2 zalen aanwezig zijn of waar een zaal niet op de begane grond ligt, dient te zijn voorzien van een brandmeldinstallatie met gedeeltelijke bewaking en een rechtstreekse doormelding naar de brandweer.

Eis 15:

Vluchtroutes die vanuit een verblijfsruimte (gedeeltelijk) samenvallen, alsmede de op dit gedeelte aansluitende ruimten, dienen te zijn voorzien van rookdetectie en een automatische ontruimingsalarmering.

Eis 16:

Een bijeenkomstfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 1000 m² of meer dan 1 bouwlaag, dient te zijn voorzien van een ontruimingsalarminstallatie.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van de brandbeveiligingsinstallaties zijn (m.u.v. de brandslanghaspels) conform het niveau bestaande bouw. Omdat de aanwezigheid van brandslanghaspels noodzakelijk is voor een snelle brandbestrijding is hier voor het niveau nieuwbouw gekozen (bestaande bouw kent geen toepassing van brandslanghaspels). Omdat de aanwezigheid van noodverlichting een snellere ontvluchting mogelijk maakt, is ook hier voor het niveau nieuwbouw gekozen. De eisen ten aanzien van de brandmeldinstallatie en ontruimingsalarminstallatie zijn bedoeld om een tijdige ontvluchting en tijdige inzet door de brandweer mogelijk te maken.

Eis 17:

Een bijeenkomstfunctie met een gebruiksoppervlakte van minder dan 250 m² dient te zijn voorzien van een draagbaar blustoestel.

Eis 18:

Een bijeenkomstfunctie met een gebruiksoppervlakte tussen 250 en 500 m² dient te zijn voorzien van een minihaspel.

Eis 19:

Een bijeenkomstfunctie dient, afhankelijk van de gebruiksoppervlakte, te zijn voorzien van vluchtwegaanduiding.

Toelichting:

Het Bouwbesluit kent voor bijeenkomstfuncties alleen de toepassing van brandslanghaspels bij een gebruiksoppervlakte van 500 m². Om in alle gevallen een kans te hebben een begin van brand te bestrijden, dient ook bij kleinere gebouwen een blusmiddel aanwezig te zijn. Vluchtwegaanduiding is in die gevallen noodzakelijk dat mensen onbekend zijn met het gebouw. Om die reden is voor de relatie met de gebruiksoppervlakte gekozen.

BELEIDSPAKKET 3 Gemeentelijk beleidsniveau celfuncties

1. Brandcompartimenten

Eis 1:

De brandcompartimenten dienen voor wat betreft de maximale compartimentsgrootte te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande celfuncties.

Eis 2:

De brandcompartimenten dienen een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) te bezitten van 60 minuten naar woningen en 30 minuten naar overige functies.

Eis 3:

De subbrandcompartimenten dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen celfuncties.

Toelichting:

De grootte van een brandcompartiment heeft een relatie met het beheersbaar houden van branden. Deze beheersbaarheid wordt allereerst bepaald door de WBDBO. De tijdsduur tussen het ontstaan van brand en de eerste inzet van de brandweer bedraagt ongeveer 30 minuten. Een lagere WBDBO dan 30 minuten heeft tot gevolg dat de brand zich zal uitbreiden naar een volgend brandcompartiment of een belendend perceel. Dat dient te worden voorkomen. Het tweede aspect om een brand beheersbaar te houden is de grootte van een brandcompartiment. Omdat hier geen directe relatie is met de veiligheid van personen wordt de waarde van het niveau bestaande bouw aangehouden. Binnen logiesfuncties kent het Bouwbesluit ook subbrandcompartimenten. Deze dienen ter extra beveiliging van de veelal slapend aanwezige personen. Omdat de subbrandcompartimenten dienen voor de veiligheid van personen is hiervoor het niveau nieuwbouw aangehouden.

2. Rookcompartimenten

Eis 4:

De uitvoering en inrichting van de rookcompartimenten dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen celfuncties, met dien verstande dat uitgegaan wordt van een maximale bezettingsgraadklasse van B2.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van rookcompartimenten hebben betrekking op de veiligheid van personen (met name de mogelijkheden om in rook te vluchten), zodat hier de nieuwbouweisen worden gevolgd. De eisen bij de maximale bezettingsgraadklasse B1 zullen bij bestaande gebouwen in veel gevallen tot ingrijpende aanpassingen leiden. Daarom is deze klasse hier buiten toepassing gelaten. Uit oogpunt van de brandveiligheid van bestaande gebouwen is dit acceptabel.

3. Ontvluchten

Eis 5:

De uitvoering en inrichting van de ontvluchtingsmogelijkheden dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen celfuncties, met dien verstande dat uitgegaan wordt van een maximale bezettingsgraadklasse van B2.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van ontvluchting hebben betrekking op de veiligheid van personen die in veel gevallen ook nog niet eenvoudig kunnen vluchten, zodat hier de nieuwbouweisen worden gevolgd. De eisen bij de maximale bezettingsgraadklasse B1 zullen bij bestaande gebouwen in veel gevallen tot ingrijpende aanpassingen leiden. Daarom is deze klasse hier buiten toepassing gelaten.

4. Constructies

Eis 6:

De constructies dienen met betrekking tot het bezwijken bij brand te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande celfuncties.

Toelichting:

De eisen betreffende het bezwijken bij brand van constructie-onderdelen op het niveau bestaande bouw zijn nog voldoende om een veilige ontvluchting mogelijk te maken. Anderzijds zal het ophogen van deze eisen bij bestaande gebouwen ingrijpende technische en financiële consequenties hebben. Opgemerkt dient te worden dat de WBDBO-eisen die aan de brandcompartimenten gesteld worden (zie paragraaf 1) kunnen inhouden dat een grotere brandwerendheid op bezwijken van de constructies noodzakelijk is.

5. Materialen

Eis 7:

De materialen dienen met betrekking tot onbrandbaarheid te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt voor bestaande celfuncties.

Eis 8:

De materialen dienen met betrekking tot de bijdrage aan brandvoortplanting te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt voor bestaande celfuncties.

Eis 9:

De materialen dienen met betrekking tot de rookontwikkeling te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt voor bestaande celfuncties.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van de materialen zijn allen conform het niveau bestaande bouw. Deze eisen zijn overigens overeenkomstig het niveau nieuwbouw. Het niveau nieuwbouw kent echter nog een aantal extra eisen. Deze zijn:

  • de onbrandbaarheid van de binnenzijde van schachten (indien dit wel wordt gedaan houdt dat in praktische zin in dat veel schachten geheel dienen te worden vervangen, terwijl het niet stellen van deze eis geen betrekking heeft op brandvoortplanting buiten de schacht omdat deze brandwerendheid bij het onderdeel brandcompartimenten al zeker gesteld is binnen de daarvoor gehanteerde normen);

  • de brandgevaarlijkheid van het dak (dit heeft betrekking op brand aan de buitenzijde van het gebouw, hetgeen geen directe invloed heeft op de veiligheid van de in het gebouw aanwezige personen);

  • de brandvoortplanting van de buitengevel (dit heeft betrekking op brand aan de buitenzijde van het gebouw, hetgeen geen directe invloed heeft op de veiligheid van de in het gebouw aanwezige personen).

6. Voorzieningen

Eis 10:

De aanwezigheid en uitvoering van brandslanghaspels en noodverlichting dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt voor nieuw te bouwen celfuncties.

7. Brandbeveiligingsinstallaties / Gebruikseisen

Eis 11:

De aanwezigheid en uitvoering van brandbeveiligingsinstallaties (m.u.v. brandslanghaspels en noodverlichting) dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt voor bestaande celfuncties.

Eis 12:

Een celfunctie dient te zijn voorzien van een brandmeldinstallatie met volledige bewaking en een rechtstreekse doormelding naar de brandweer.

Eis 13:

Een celfunctie dient te zijn voorzien van een ontruimingsalarminstallatie.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van de brandbeveiligingsinstallaties zijn (m.u.v. de brandslanghaspels) conform het niveau bestaande bouw. Omdat de aanwezigheid van brandslanghaspels noodzakelijk is voor een snelle brandbestrijding is hier voor het niveau nieuwbouw gekozen (bestaande bouw kent geen toepassing van brandslanghaspels). Omdat de aanwezigheid van noodverlichting een snellere ontvluchting mogelijk maakt, is ook hier voor het niveau nieuwbouw gekozen. De eisen ten aanzien van de brandmeldinstallatie en ontruimingsalarminstallatie zijn bedoeld om een tijdige ontvluchting of redding mogelijk te maken.

Eis 14:

Een celfunctie dient, afhankelijk van gebruiksoppervlakte, te zijn voorzien van vluchtwegaanduiding.

Toelichting:

Vluchtwegaanduiding is in die gevallen noodzakelijk dat mensen onbekend zijn met het gebouw. Om die reden is voor de relatie met de gebruiksoppervlakte gekozen.

BELEIDSPAKKET 4 Gemeentelijk beleidsniveau gezondheidszorgfuncties

1. Brandcompartimenten

Eis 1:

De brandcompartimenten dienen voor wat betreft de maximale compartimentsgrootte te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande gezondheidszorgfuncties.

Eis 2:

De brandcompartimenten dienen een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) te bezitten van 60 minuten naar woningen en 30 minuten naar overige functies.

Eis 3:

De subbrandcompartimenten dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen gezondheidszorgfuncties.

Toelichting:

De grootte van een brandcompartiment heeft een relatie met het beheersbaar houden van branden. Deze beheersbaarheid wordt allereerst bepaald door de WBDBO. De tijdsduur tussen het ontstaan van brand en de eerste inzet van de brandweer bedraagt ongeveer 30 minuten. Een lagere WBDBO dan 30 minuten heeft tot gevolg dat de brand zich zal uitbreiden naar een volgend brandcompartiment of een belendend perceel. Dat dient te worden voorkomen. Het tweede aspect om een brand beheersbaar te houden is de grootte van een brandcompartiment. Omdat hier geen directe relatie is met de veiligheid van personen wordt de waarde van het niveau bestaande bouw aangehouden. Binnen logiesfuncties kent het Bouwbesluit ook subbrandcompartimenten. Deze dienen ter extra beveiliging van de veelal slapend aanwezige personen. Omdat de subbrandcompartimenten dienen voor de veiligheid van personen is hiervoor het niveau nieuwbouw aangehouden.

2. Rookcompartimenten

Eis 4:

De uitvoering en inrichting van de rookcompartimenten dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen gezondheidszorgfuncties, met dien verstande dat uitgegaan wordt van een maximale bezettingsgraadklasse van B2 en dat de berekeningsmethode P = U x 0,9 maatgevend is.

(P is het maximaal toelaatbare aantal personen en U is de nettobreedte van de aanwezige en beschikbare nooduitgang(en) in centimeter(s))

Toelichting:

De eisen ten aanzien van rookcompartimenten hebben betrekking op de veiligheid van personen (met name de mogelijkheden om in rook te vluchten), zodat hier de nieuwbouweisen worden gevolgd. De eisen bij de maximale bezettingsgraadklasse B1 zullen bij bestaande gebouwen in veel gevallen tot ingrijpende aanpassingen leiden. Daarom is deze klasse hier buiten toepassing gelaten. Uit oogpunt van de brandveiligheid van bestaande gebouwen is dit acceptabel.

3. Ontvluchten

Eis 5:

De uitvoering en inrichting van de ontvluchtingsmogelijkheden dienen (met uitzondering van de uitgangsbreedte en draairichting van deuren) te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen gezondheidszorgfuncties, met dien verstande dat uitgegaan wordt van een maximale bezettingsgraadklasse van B2.

Eis 6:

De uitgangsbreedte van deuren dient te voldoen aan de berekeningsmethode P = U x 0,9 waarbij wordt uitgegaan van een voor dat pand realistische bezetting.

(P is het maximaal toelaatbare aantal personen en U is de nettobreedte van de aanwezige en beschikbare nooduitgang(en) in centimeter(s))

Eis 7:

De draairichting van deuren dient, voor zover deze deuren zijn meegerekend bij het bepalen van de uitgangsbreedte, niet tegen de vluchtrichting in te zijn. De draairichting van de overige deuren dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande gezondheidszorgfuncties.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van ontvluchting hebben betrekking op de veiligheid van personen, zodat hier de nieuwbouweisen worden gevolgd. De eisen bij de maximale bezettingsgraadklasse B1 zullen bij bestaande gebouwen in veel gevallen tot ingrijpende aanpassingen leiden. Daarom is deze klasse hier buiten toepassing gelaten. Voor wat betreft de uitgangsbreedte en draairichting van deuren is uitgegaan van een realistische bezetting van het pand, zodat hiervoor maatwerk per pand noodzakelijk is. Het aantal personen waar mee gerekend wordt dient in de gebruiksvergunning vastgelegd te worden.

4. Constructies

Eis 8:

De constructies dienen met betrekking tot het bezwijken bij brand te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande gezondheidszorgfuncties.

Toelichting:

De eisen betreffende het bezwijken bij brand van constructie-onderdelen op het niveau bestaande bouw zijn nog voldoende om een veilige ontvluchting mogelijk te maken. Anderzijds zal het ophogen van deze eisen bij bestaande gebouwen ingrijpende technische en financiële consequenties hebben. Opgemerkt dient te worden dat de WBDBO-eisen die aan de brandcompartimenten gesteld worden (zie paragraaf 1) kunnen inhouden dat een grotere brandwerendheid op bezwijken van de constructies noodzakelijk is.

5. Materialen

Eis 9:

De materialen dienen met betrekking tot onbrandbaarheid te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt voor bestaande gezondheidszorgfuncties.

Eis 10:

De materialen dienen met betrekking tot de bijdrage aan brandvoortplanting te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt voor bestaande gezondheidszorgfuncties.

Eis 11:

De materialen dienen met betrekking tot de rookontwikkeling te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt voor bestaande gezondheidszorgfuncties.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van de materialen zijn allen conform het niveau bestaande bouw. Deze eisen zijn overigens overeenkomstig het niveau nieuwbouw. Het niveau nieuwbouw kent echter nog een aantal extra eisen. Deze zijn:

  • de onbrandbaarheid van de binnenzijde van schachten (indien dit wel wordt gedaan houdt dat in praktische zin in dat veel schachten geheel dienen te worden vervangen, terwijl het niet stellen van deze eis geen betrekking heeft op brandvoortplanting buiten de schacht omdat deze brandwerendheid bij het onderdeel brandcompartimenten al zeker gesteld is binnen de daarvoor gehanteerde normen);

  • de brandgevaarlijkheid van het dak (dit heeft betrekking op brand aan de buitenzijde van het gebouw, hetgeen geen directe invloed heeft op de veiligheid van de in het gebouw aanwezige personen);

  • de brandvoortplanting van de buitengevel (dit heeft betrekking op brand aan de buitenzijde van het gebouw, hetgeen geen directe invloed heeft op de veiligheid van de in het gebouw aanwezige personen).

6. Voorzieningen

Eis 12:

De aanwezigheid en uitvoering van brandslanghaspels en noodverlichting dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt voor nieuw te bouwen gezondheidszorgfuncties.

7. Brandbeveiligingsinstallaties / Gebruikseisen

Eis 13

De aanwezigheid en uitvoering van brandbeveiligingsinstallaties (m.u.v. brandslanghaspels en noodverlichting) dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt voor bestaande gezondheidszorgfuncties.

Eis 14:

Een gezondheidszorgfunctie groter dan 500 m² of met een verblijfsvloer tussen de 5 en 13 meter, dient te zijn voorzien van een brandmeldinstallatie met gedeeltelijke bewaking en een rechtstreekse doormelding naar de brandweer.

Eis 15:

Een gezondheidszorgfunctie met een verblijfsvloer hoger dan 13 meter, alsmede het gedeelte van het gezondheidszorgfunctie dat bestemd in voor aan bed gebonden patiënten, dient te zijn voorzien van een brandmeldinstallatie met volledige bewaking en een rechtstreekse doormelding naar de brandweer.

Eis 16:

Vluchtroutes die vanuit een verblijfsruimte (gedeeltelijk) samenvallen, alsmede de op dit gedeelte aansluitende ruimten, dienen te zijn voorzien van rookdetectie en een automatische ontruimingsalarmering.

Eis 17:

Een gezondheidszorgfunctie groter dan 500 m² of met een verblijfsvloer hoger dan 5 meter, dient te zijn voorzien van een ontruimingsalarminstallatie.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van de brandbeveiligingsinstallaties zijn (m.u.v. de brandslanghaspels) conform het niveau bestaande bouw. Omdat de aanwezigheid van brandslanghaspels noodzakelijk is voor een snelle brandbestrijding is hier voor het niveau nieuwbouw gekozen (bestaande bouw kent geen toepassing van brandslanghaspels). Omdat de aanwezigheid van noodverlichting een snellere ontvluchting mogelijk maakt, is ook hier voor het niveau nieuwbouw gekozen. De eisen ten aanzien van de brandmeldinstallatie en ontruimingsalarminstallatie zijn bedoeld om een tijdige ontvluchting of redding en een tijdige inzet door de brandweer mogelijk te maken.

Eis 18:

Een (gedeelte van een) gezondheidszorgfunctie dat niet is bestemd voor aan bed gebonden patiënten met een gebruiksoppervlakte van minder dan 250 m² dient te zijn voorzien van een draagbaar blustoestel.

Eis 19:

Een (gedeelte van een) gezondheidszorgfunctie dat niet is bestemd voor aan bed gebonden patiënten met een gebruiksoppervlakte tussen 250 en 500 m² dient te zijn voorzien van een minihaspel.

Eis 20:

Een gezondheidszorgfunctie dient, afhankelijk van de gebruiksoppervlakte, te zijn voorzien van vluchtwegaanduiding.

Toelichting:

Het Bouwbesluit kent voor gezondheidszorgfuncties alleen de toepassing van brandslanghaspels bij een gebruiksoppervlakte van 500 m². Om in alle gevallen een kans te hebben een begin van brand te bestrijden, dient ook bij kleinere gebouwen een blusmiddel aanwezig te zijn. Vluchtwegaanduiding is in die gevallen noodzakelijk dat mensen onbekend zijn met het gebouw. Om die reden is voor de relatie met de gebruiksoppervlakte gekozen.

BELEIDSPAKKET 5 Gemeentelijk beleidsniveau Industriefuncties

1. Brandcompartimenten

Eis 1:

De brandcompartimenten dienen voor wat betreft de maximale compartimentsgrootte te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande industriefuncties.

Eis 2:

De brandcompartimenten dienen een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) te bezitten van 60 minuten naar woningen en 30 minuten naar overige functies.

Toelichting:

De grootte van een brandcompartiment heeft een relatie met het beheersbaar houden van branden. Deze beheersbaarheid wordt allereerst bepaald door de WBDBO. De tijdsduur tussen het ontstaan van brand en de eerste inzet van de brandweer bedraagt ongeveer 30 minuten. Een lagere WBDBO dan 30 minuten heeft tot gevolg dat de brand zich zal uitbreiden naar een volgend brandcompartiment of een belendend perceel. Dat dient te worden voorkomen. Het tweede aspect om een brand beheersbaar te houden is de grootte van een brandcompartiment. Omdat hier geen directe relatie is met de veiligheid van personen wordt de waarde van het niveau bestaande bouw aangehouden.

2. Rookcompartimenten

Eis 3:

De uitvoering en inrichting van de rookcompartimenten dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen industriefuncties, met dien verstande dat uitgegaan wordt van een maximale bezettingsgraadklasse van B2 en waarbij de berekeningsmethode P = U x 0,9 maatgevend is.

(P is het maximaal toelaatbare aantal personen en U is de nettobreedte van de aanwezige en beschikbare nooduitgang(en) in centimeter(s))

Toelichting:

De eisen ten aanzien van rookcompartimenten hebben betrekking op de veiligheid van personen (met name de mogelijkheden om in rook te kunnen vluchten), zodat hier de nieuwbouweisen worden gevolgd. De eisen bij de maximale bezettingsgraadklasse B1 zullen bij bestaande gebouwen in veel gevallen tot ingrijpende aanpassingen leiden. Daarom is deze klasse hier buiten toepassing gelaten. Uit oogpunt van de brandveiligheid van bestaande gebouwen is dit acceptabel.

3. Ontvluchten

Eis 4:

De uitvoering en inrichting van de ontvluchtingsmogelijkheden dienen (met uitzondering van de uitgangsbreedte en draairichting van deuren) te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen industriefuncties, met dien verstande dat uitgegaan wordt van een maximale bezettingsgraadklasse van B2.

Eis 5:

De uitgangsbreedte van deuren dient te voldoen aan de berekeningsmethode P = U x 0,9 waarbij wordt uitgegaan van een voor dat pand realistische bezetting.

(P is het maximaal toelaatbare aantal personen en U is de nettobreedte van de aanwezige en beschikbare nooduitgang(en) in centimeter(s))

Eis 6:

De draairichting van deuren dient, voor zover deze deuren zijn meegerekend bij het bepalen van de uitgangsbreedte, niet tegen de vluchtrichting in te zijn. De draairichting van de overige deuren dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande industriefuncties.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van ontvluchting hebben betrekking op de veiligheid van personen, zodat hier de nieuwbouweisen worden gevolgd. De eisen bij de maximale bezettingsgraadklasse B1 zullen bij bestaande gebouwen in veel gevallen tot ingrijpende aanpassingen leiden. Daarom is deze klasse hier buiten toepassing gelaten. Voor wat betreft de uitgangsbreedte en draairichting van deuren is uitgegaan van een realistische bezetting van het pand, zodat hiervoor maatwerk per pand noodzakelijk is. Het aantal personen waar mee gerekend wordt dient in de gebruiksvergunning vastgelegd te worden.

4. Constructies

Eis 7:

De constructies dienen met betrekking tot het bezwijken bij brand te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande industriefuncties.

Toelichting:

De eisen betreffende het bezwijken bij brand van constructie-onderdelen op het niveau bestaande bouw zijn nog voldoende om een veilige ontvluchting mogelijk te maken. Anderzijds zal het ophogen van deze eisen bij bestaande gebouwen ingrijpende technische en financiële consequenties hebben. Opgemerkt dient te worden dat de WBDBO-eisen die aan de brandcompartimenten gesteld worden (zie paragraaf 1) kunnen inhouden dat een grotere brandwerendheid op bezwijken van de constructies noodzakelijk is.

5. Materialen

Eis 8:

De materialen dienen met betrekking tot onbrandbaarheid te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande industriefuncties.

Eis 9:

De materialen dienen met betrekking tot de bijdrage aan brandvoortplanting te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande industriefuncties.

Eis 10:

De materialen dienen met betrekking tot de rookontwikkeling te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande industriefuncties.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van de materialen zijn allen conform het niveau bestaande bouw. Deze eisen zijn overigens overeenkomstig het niveau nieuwbouw. Het niveau nieuwbouw kent echter nog een aantal extra eisen. Deze zijn:

  • de onbrandbaarheid van de binnenzijde van schachten (indien dit wel wordt gedaan houdt dat in praktische zin in dat veel schachten geheel dienen te worden vervangen, terwijl het niet stellen van deze eis geen betrekking heeft op brandvoortplanting buiten de schacht omdat deze brandwerendheid bij het onderdeel brandcompartimenten al zeker gesteld is binnen de daarvoor gehanteerde normen);

  • de brandgevaarlijkheid van het dak (dit heeft betrekking op brand aan de buitenzijde van het gebouw, hetgeen geen directe invloed heeft op de veiligheid van de in het gebouw aanwezige personen);

  • de brandvoortplanting van de buitengevel (dit heeft betrekking op brand aan de buitenzijde van het gebouw, hetgeen geen directe invloed heeft op de veiligheid van de in het gebouw aanwezige personen).

6. Voorzieningen

Eis 11:

De aanwezigheid en uitvoering van brandslanghaspels en noodverlichting dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen industriefuncties.

7. Brandbeveiligingsinstallaties / Gebruikseisen

Eis 12:

De aanwezigheid en uitvoering van brandbeveiligingsinstallaties (m.u.v. brandslanghaspels en noodverlichting) dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande industriefuncties.

Eis 13:

Een industriefunctie met een verblijfsvloer hoger dan 50 meter, dient te zijn voorzien van een brandmeldinstallatie met gedeeltelijke bewaking en een rechtstreekse doormelding naar de brandweer.

Eis 14:

Vluchtroutes die vanuit een verblijfsruimte (gedeeltelijk) samenvallen, alsmede de op dit gedeelte aansluitende ruimten, dienen te zijn voorzien van rookdetectie en een automatische ontruimingsalarmering.

Eis 15:

Een industriefunctie groter dan 1000 m² of met meer dan 1 bouwlaag, dient te zijn voorzien van een ontruimingsalarminstallatie.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van de brandbeveiligingsinstallaties zijn (m.u.v. de brandslanghaspels) conform het niveau bestaande bouw. Omdat de aanwezigheid van brandslanghaspels noodzakelijk is voor een snelle brandbestrijding is hier voor het niveau nieuwbouw gekozen (bestaande bouw kent geen toepassing van brandslanghaspels). Omdat de aanwezigheid van noodverlichting een snellere ontvluchting mogelijk maakt, is ook hier voor het niveau nieuwbouw gekozen. De eisen ten aanzien van de brandmeldinstallatie en ontruimingsalarminstallatie zijn bedoeld om een tijdige ontvluchting en tijdige inzet door de brandweer mogelijk te maken.

Eis 16:

Een industriefunctie met een gebruiksoppervlakte van minder dan 250 m² dient te zijn voorzien van een draagbaar blustoestel.

Eis 17:

Een industriefunctie met een gebruiksoppervlakte tussen 250 en 500 m² dient te zijn voorzien van een minihaspel.

Eis 18:

Een industriefunctie dient, afhankelijk van de gebruiksoppervlakte, te zijn voorzien van vluchtwegaanduiding.

Toelichting:

Het Bouwbesluit kent voor industriefuncties alleen de toepassing van brandslanghaspels bij een gebruiksoppervlakte van 500 m². Om in alle gevallen een kans te hebben een begin van brand te bestrijden, dient ook bij kleinere gebouwen een blusmiddel aanwezig te zijn. Vluchtwegaanduiding is in die gevallen noodzakelijk dat mensen onbekend zijn met het gebouw. Om die reden is voor de relatie met de gebruiksoppervlakte gekozen.

BELEIDSPAKKET 6 Gemeentelijk beleidsniveau logiesfuncties

1. Brandcompartimenten

Eis 1:

De brandcompartimenten dienen voor wat betreft de maximale compartimentsgrootte te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande logiesfuncties.

Eis 2:

De brandcompartimenten dienen een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) te bezitten van 60 minuten naar woningen en 30 minuten naar overige functies.

Eis 3:

De subbrandcompartimenten dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen logiesfuncties.

Toelichting:

De grootte van een brandcompartiment heeft een relatie met het beheersbaar houden van branden. Deze beheersbaarheid wordt allereerst bepaalt door de WBDBO. De tijdsduur tussen het ontstaan van brand en de eerste inzet van de brandweer bedraagt ongeveer 30 minuten. Een lagere WBDBO dan 30 minuten heeft tot gevolg dat de brand zich zal uitbreiden naar een volgend brandcompartiment of een belendend perceel. Dat dient te worden voorkomen. Het tweede aspect om een brand beheersbaar te houden is de grootte van een brandcompartiment. Omdat hier geen directe relatie is met de veiligheid van personen wordt de waarde van het niveau bestaande bouw aangehouden. Binnen logiesfuncties kent het Bouwbesluit ook subbrandcompartimenten. Deze dienen ter extra beveiliging van de veelal slapend aanwezige personen. Omdat de subbrandcompartimenten dienen voor de veiligheid van personen is hiervoor het niveau nieuwbouw aangehouden.

2. Rookcompartimenten

Eis 4:

De uitvoering en inrichting van de rookcompartimenten dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen logiesfuncties, met dien verstande dat uitgegaan wordt van een maximale bezettingsgraadklasse van B2 en waarbij de berekeningsmethode P = U x 0,9 maatgevend is.

(P is het maximaal toelaatbare aantal personen en U is de nettobreedte van de aanwezige en beschikbare nooduitgang(en) in centimeter(s))

Toelichting:

De eisen ten aanzien van rookcompartimenten hebben betrekking op de veiligheid van personen (met name de mogelijkheden om in rook te vluchten), zodat hier de nieuwbouweisen worden gevolgd. De eisen bij de maximale bezettingsgraadklasse B1 zullen bij bestaande gebouwen in veel gevallen tot ingrijpende aanpassingen leiden. Daarom is deze klasse hier buiten toepassing gelaten. Uit oogpunt van de brandveiligheid van bestaande gebouwen is dit acceptabel.

3. Ontvluchten

Eis 5:

De uitvoering en inrichting van de ontvluchtingsmogelijkheden dienen (met uitzondering van de uitgangsbreedte en draairichting van deuren) te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen logiesfuncties, met dien verstande dat uitgegaan wordt van een maximale bezettingsgraadklasse van B2.

Eis 6:

De uitgangsbreedte van deuren dient te voldoen aan de berekeningsmethode P = U x 0,9 waarbij wordt uitgegaan van een voor dat pand realistische bezetting.

(P is het maximaal toelaatbare aantal personen en U is de nettobreedte van de aanwezige en beschikbare nooduitgang(en) in centimeter(s))

Eis 7:

De draairichting van deuren dient, voor zover deze deuren zijn meegerekend bij het bepalen van de uitgangsbreedte, niet tegen de vluchtrichting in te zijn. De draairichting van de overige deuren dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande logiesfuncties.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van ontvluchting hebben betrekking op de veiligheid van personen, zodat hier de nieuwbouweisen worden gevolgd. De eisen bij de maximale bezettingsgraadklasse B1 zullen bij bestaande gebouwen in veel gevallen tot ingrijpende aanpassingen leiden. Daarom is deze klasse hier buiten toepassing gelaten. Voor wat betreft de uitgangsbreedte en draairichting van deuren is uitgegaan van een realistische bezetting van het pand, zodat hiervoor maatwerk per pand noodzakelijk is. Het aantal personen waar mee gerekend wordt dient in de gebruiksvergunning vastgelegd te worden.

4. Constructies

Eis 8:

De constructies dienen met betrekking tot het bezwijken bij brand te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande logiesfuncties.

Toelichting:

De eisen betreffende het bezwijken bij brand van constructie-onderdelen op het niveau bestaande bouw zijn nog voldoende om een veilige ontvluchting mogelijk te maken. Anderzijds zal het ophogen van deze eisen bij bestaande gebouwen ingrijpende technische en financiële consequenties hebben. Opgemerkt dient te worden dat de WBDBO-eisen die aan de brandcompartimenten gesteld worden (zie paragraaf 1) kunnen inhouden dat een grotere brandwerendheid op bezwijken van de constructies noodzakelijk is.

5. Materialen

Eis 9:

De materialen dienen met betrekking tot onbrandbaarheid te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt voor bestaande logiesfuncties.

Eis 10:

De materialen dienen met betrekking tot de bijdrage aan brandvoortplanting te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt voor bestaande logiesfuncties.

Eis 11:

De materialen dienen met betrekking tot de rookontwikkeling te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt voor bestaande logiesfuncties.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van de materialen zijn allen conform het niveau bestaande bouw. Deze eisen zijn overigens overeenkomstig het niveau nieuwbouw. Het niveau nieuwbouw kent echter nog een aantal extra eisen. Deze zijn:

  • de onbrandbaarheid van de binnenzijde van schachten (indien dit wel wordt gedaan houdt dat in praktische zin in dat veel schachten geheel dienen te worden vervangen, terwijl het niet stellen van deze eis geen betrekking heeft op brandvoortplanting buiten de schacht omdat deze brandwerendheid bij het onderdeel brandcompartimenten al zeker gesteld is binnen de daarvoor gehanteerde normen);

  • de brandgevaarlijkheid van het dak (dit heeft betrekking op brand aan de buitenzijde van het gebouw, hetgeen geen directe invloed heeft op de veiligheid van de in het gebouw aanwezige personen);

  • de brandvoortplanting van de buitengevel (dit heeft betrekking op brand aan de buitenzijde van het gebouw, hetgeen geen directe invloed heeft op de veiligheid van de in het gebouw aanwezige personen).

6. Voorzieningen

Eis 12:

De aanwezigheid en uitvoering van brandslanghaspels en noodverlichting dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt voor nieuw te bouwen logiesfuncties.

7. Brandbeveiligingsinstallaties / Gebruikseisen

Eis 13:

De aanwezigheid en uitvoering van brandbeveiligingsinstallaties (m.u.v. brandslanghaspels en noodverlichting) dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt voor bestaande logiesfuncties.

Eis 14:

Een logiesfunctie groter dan 500 m² of met een verblijfsvloer tussen de 5 en 13 meter, dient te zijn voorzien van een brandmeldinstallatie met gedeeltelijke bewaking en een rechtstreekse doormelding naar de brandweer.

Eis 15:

Een logiesfunctie met een verblijfsvloer hoger dan 13 meter dient te zijn voorzien van een brandmeldinstallatie met volledige bewaking en een rechtstreekse doormelding naar de brandweer.

Eis 16:

Vluchtroutes die vanuit een verblijfsruimte (gedeeltelijk) samenvallen, alsmede de op dit gedeelte aansluitende ruimten, dienen te zijn voorzien van rookdetectie en een automatische ontruimingsalarmering.

Eis 17:

Een logiesfunctie groter dan 500 m² of met een verblijfsvloer hoger dan 5 meter, dient te zijn voorzien van een ontruimingsalarminstallatie.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van de brandbeveiligingsinstallaties zijn (m.u.v. de brandslanghaspels) conform het niveau bestaande bouw. Omdat de aanwezigheid van brandslanghaspels noodzakelijk is voor een snelle brandbestrijding is hier voor het niveau nieuwbouw gekozen (bestaande bouw kent geen toepassing van brandslanghaspels). Omdat de aanwezigheid van noodverlichting een snellere ontvluchting mogelijk maakt, is ook hier voor het niveau nieuwbouw gekozen. De eisen ten aanzien van de brandmeldinstallatie en ontruimingsalarminstallatie zijn bedoeld om een tijdige ontvluchting en tijdige inzet door de brandweer mogelijk te maken.

Eis 18:

Een logiesfunctie dient, afhankelijk van de gebruiksoppervlakte, te zijn voorzien van vluchtwegaanduiding.

Toelichting:

Vluchtwegaanduiding is in die gevallen noodzakelijk dat mensen onbekend zijn met het gebouw. Om die reden is voor de relatie met de gebruiksoppervlakte gekozen.

BELEIDSPAKKET 7 Gemeentelijk beleidsniveau kantoorfuncties

1. Brandcompartimenten

Eis 1:

De brandcompartimenten dienen voor wat betreft de maximale compartimentsgrootte te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande kantoorfuncties.

Eis 2:

De brandcompartimenten dienen een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) te bezitten van 60 minuten naar woningen en 30 minuten naar overige functies.

Toelichting:

De grootte van een brandcompartiment heeft een relatie met het beheersbaar houden van branden. Deze beheersbaarheid wordt allereerst bepaalt door de WBDBO. De tijdsduur tussen het ontstaan van brand en de eerste inzet van de brandweer bedraagt ongeveer 30 minuten. Een lagere WBDBO dan 30 minuten heeft tot gevolg dat de brand zich zal uitbreiden naar een volgend brandcompartiment of een belendend perceel. Dat dient te worden voorkomen. Het tweede aspect om een brand beheersbaar te houden is de grootte van een brandcompartiment. Omdat hier geen directe relatie is met de veiligheid van personen wordt de waarde van het niveau bestaande bouw aangehouden.

2. Rookcompartimenten

Eis 3:

De uitvoering en inrichting van de rookcompartimenten dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen kantoorfuncties, met dien verstande dat uitgegaan wordt van een maximale bezettingsgraadklasse van B2 en waarbij de berekeningsmethode P = U x 0,9 maatgevend is.

(P is het maximaal toelaatbare aantal personen en U is de nettobreedte van de aanwezige en beschikbare nooduitgang(en) in centimeter(s))

Toelichting:

De eisen ten aanzien van rookcompartimenten hebben betrekking op de veiligheid van personen (met name de mogelijkheden om in rook te vluchten), zodat hier de nieuwbouweisen worden gevolgd. De eisen bij de maximale bezettingsgraadklasse B1 zullen bij bestaande gebouwen in veel gevallen tot ingrijpende aanpassingen leiden. Daarom is deze klasse hier buiten toepassing gelaten. Uit oogpunt van de brandveiligheid van bestaande gebouwen is dit acceptabel.

3. Ontvluchten

Eis 4:

De uitvoering en inrichting van de ontvluchtingsmogelijkheden dienen (met uitzondering van de uitgangsbreedte en draairichting van deuren) te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen kantoorfuncties, met dien verstande dat uitgegaan wordt van een maximale bezettingsgraadklasse van B2.

Eis 5:

De uitgangsbreedte van deuren dient te voldoen aan de berekeningsmethode P = U x 0,9 waarbij wordt uitgegaan van een voor dat pand realistische bezetting.

(P is het maximaal toelaatbare aantal personen en U is de nettobreedte van de aanwezige en beschikbare nooduitgang(en) in centimeter(s))

Eis 6:

De draairichting van deuren dient, voor zover deze deuren zijn meegerekend bij het bepalen van de uitgangsbreedte, niet tegen de vluchtrichting in te zijn. De draairichting van de overige deuren dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande kantoorfuncties.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van ontvluchting hebben betrekking op de veiligheid van personen, zodat hier de nieuwbouweisen worden gevolgd. De eisen bij de maximale bezettingsgraadklasse B1 zullen bij bestaande gebouwen in veel gevallen tot ingrijpende aanpassingen leiden. Daarom is deze klasse hier buiten toepassing gelaten. Voor wat betreft de uitgangsbreedte en draairichting van deuren is uitgegaan van een realistische bezetting van het pand, zodat hiervoor maatwerk per pand noodzakelijk is. Het aantal personen waar mee gerekend wordt dient in de gebruiksvergunning vastgelegd te worden.

4. Constructies

Eis 7:

De constructies dienen met betrekking tot het bezwijken bij brand te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande kantoorfuncties.

Toelichting:

De eisen betreffende het bezwijken bij brand van constructie-onderdelen op het niveau bestaande bouw zijn nog voldoende om een veilige ontvluchting mogelijk te maken. Anderzijds zal het ophogen van deze eisen bij bestaande gebouwen ingrijpende technische en financiële consequenties hebben. Opgemerkt dient te worden dat de WBDBO-eisen die aan de brandcompartimenten gesteld worden (zie paragraaf 1) kunnen inhouden dat een grotere brandwerendheid op bezwijken van de constructies noodzakelijk is.

5. Materialen

Eis 8:

De materialen dienen met betrekking tot onbrandbaarheid te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande kantoorfuncties.

Eis 9:

De materialen dienen met betrekking tot de bijdrage aan brandvoortplanting te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande kantoorfuncties.

Eis 10:

De materialen dienen met betrekking tot de rookontwikkeling te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande kantoorfuncties.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van de materialen zijn allen conform het niveau bestaande bouw. Deze eisen zijn overigens overeenkomstig het niveau nieuwbouw. Het niveau nieuwbouw kent echter nog een aantal extra eisen. Deze zijn:

  • de onbrandbaarheid van de binnenzijde van schachten (indien dit wel wordt gedaan houdt dat in praktische zin in dat veel schachten geheel dienen te worden vervangen, terwijl het niet stellen van deze eis geen betrekking heeft op brandvoortplanting buiten de schacht omdat deze brandwerendheid bij het onderdeel brandcompartimenten al zeker gesteld is binnen de daarvoor gehanteerde normen);

  • de brandgevaarlijkheid van het dak (dit heeft betrekking op brand aan de buitenzijde van het gebouw, hetgeen geen directe invloed heeft op de veiligheid van de in het gebouw aanwezige personen);

  • de brandvoortplanting van de buitengevel (dit heeft betrekking op brand aan de buitenzijde van het gebouw, hetgeen geen directe invloed heeft op de veiligheid van de in het gebouw aanwezige personen).

6. Voorzieningen

Eis 11:

De aanwezigheid en uitvoering van brandslanghaspels en noodverlichting dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen kantoorfuncties.

7. Brandbeveiligingsinstallaties / Gebruikseisen

Eis 12:

De aanwezigheid en uitvoering van brandbeveiligingsinstallaties (m.u.v. brandslanghaspels en noodverlichting) dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande kantoorfuncties.

Eis 13:

Een kantoorgebouw met een verblijfsvloer hoger dan 50 meter, dient te zijn voorzien van een brandmeldinstallatie met gedeeltelijke bewaking en een rechtstreekse doormelding naar de brandweer.

Eis 14:

Vluchtroutes die vanuit een verblijfsruimte (gedeeltelijk) samenvallen, alsmede de op dit gedeelte aansluitende ruimten, dienen te zijn voorzien van rookdetectie en een automatische ontruimingsalarmering.

Eis 15:

Een kantoorgebouw groter dan 500 m², dient te zijn voorzien van een ontruimingsalarminstallatie.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van de brandbeveiligingsinstallaties zijn (m.u.v. de brandslanghaspels) conform het niveau bestaande bouw. Omdat de aanwezigheid van brandslanghaspels noodzakelijk is voor een snelle brandbestrijding is hier voor het niveau nieuwbouw gekozen (bestaande bouw kent geen toepassing van brandslanghaspels). Omdat de aanwezigheid van noodverlichting een snellere ontvluchting mogelijk maakt, is ook hier voor het niveau nieuwbouw gekozen. De eisen ten aanzien van de brandmeldinstallatie en ontruimingsalarminstallatie zijn bedoeld om een tijdige ontvluchting en tijdige inzet door de brandweer mogelijk te maken.

Eis 16:

Een kantoorgebouw met een gebruiksoppervlakte van minder dan 250 m² dient te zijn voorzien van een draagbaar blustoestel.

Eis 17:

Een kantoorgebouw met een gebruiksoppervlakte tussen 250 en 500 m² dient te zijn voorzien van een minihaspel.

Eis 18:

Een kantoorgebouw dient, afhankelijk van de gebruiksoppervlakte, te zijn voorzien van vluchtwegaanduiding.

Toelichting:

Het Bouwbesluit kent voor kantoorfuncties alleen de toepassing van brandslanghaspels bij een gebruiksoppervlakte van 500 m². Om in alle gevallen een kans te hebben een begin van brand te bestrijden, dient ook bij kleinere gebouwen een blusmiddel aanwezig te zijn. Vluchtwegaanduiding is in die gevallen noodzakelijk dat mensen onbekend zijn met het gebouw. Om die reden is voor de relatie met de gebruiksoppervlakte gekozen.

BELEIDSPAKKET 8 Gemeentelijk beleidsniveau onderwijsfuncties

1. Brandcompartimenten

Eis 1:

De brandcompartimenten dienen voor wat betreft de maximale compartimentsgrootte te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande onderwijsfuncties.

Eis 2:

De brandcompartimenten dienen een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) te bezitten van 60 minuten naar woningen en 30 minuten naar overige functies.

Toelichting:

De grootte van een brandcompartiment heeft een relatie met het beheersbaar houden van branden. Deze beheersbaarheid wordt allereerst bepaalt door de WBDBO. De tijdsduur tussen het ontstaan van brand en de eerste inzet van de brandweer bedraagt ongeveer 30 minuten. Een lagere WBDBO dan 30 minuten heeft tot gevolg dat de brand zich zal uitbreiden naar een volgend brandcompartiment of een belendend perceel. Dat dient te worden voorkomen. Het tweede aspect om een brand beheersbaar te houden is de grootte van een brandcompartiment. Omdat hier geen directe relatie is met de veiligheid van personen wordt de waarde van het niveau bestaande bouw aangehouden.

2. Rookcompartimenten

Eis 3:

De uitvoering en inrichting van de rookcompartimenten dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen onderwijsfuncties, met dien verstande dat uitgegaan wordt van een maximale bezettingsgraadklasse van B2 en waarbij de berekeningsmethode P = U x 0,9 maatgevend is.

(P is het maximaal toelaatbare aantal personen en U is de nettobreedte van de aanwezige en beschikbare nooduitgang(en) in centimeter(s))

Toelichting:

De eisen ten aanzien van rookcompartimenten hebben betrekking op de veiligheid van personen (met name de mogelijkheden om in rook te vluchten), zodat hier de nieuwbouweisen worden gevolgd. De eisen bij de maximale bezettingsgraadklasse B1 zullen bij bestaande gebouwen in veel gevallen tot ingrijpende aanpassingen leiden. Daarom is deze klasse hier buiten toepassing gelaten. Uit oogpunt van de brandveiligheid van bestaande gebouwen is dit acceptabel.

3. Ontvluchten

Eis 4:

De uitvoering en inrichting van de ontvluchtingsmogelijkheden dienen (met uitzondering van de uitgangsbreedte en draairichting van deuren) te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen onderwijsfuncties, met dien verstande dat uitgegaan wordt van een maximale bezettingsgraadklasse van B2.

Eis 5:

De uitgangsbreedte van deuren dient te voldoen aan de berekeningsmethode P = U x 0,9 waarbij wordt uitgegaan van een voor dat pand realistische bezetting.

(P is het maximaal toelaatbare aantal personen en U is de nettobreedte van de aanwezige en beschikbare nooduitgang(en) in centimeter(s))

Eis 6:

De draairichting van deuren dient, voor zover deze deuren zijn meegerekend bij het bepalen van de uitgangsbreedte, niet tegen de vluchtrichting in te zijn. De draairichting van de overige deuren dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande onderwijsfuncties.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van ontvluchting hebben betrekking op de veiligheid van personen, zodat hier de nieuwbouweisen worden gevolgd. De eisen bij de maximale bezettingsgraadklasse B1 zullen bij bestaande gebouwen in veel gevallen tot ingrijpende aanpassingen leiden. Daarom is deze klasse hier buiten toepassing gelaten. Voor wat betreft de uitgangsbreedte en draairichting van deuren is uitgegaan van een realistische bezetting van het pand, zodat hiervoor maatwerk per pand noodzakelijk is. Het aantal personen waar mee gerekend wordt dient in de gebruiksvergunning vastgelegd te worden.

4. Constructies

Eis 7:

De constructies dienen met betrekking tot het bezwijken bij brand te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande onderwijsfuncties.

Toelichting:

De eisen betreffende het bezwijken bij brand van constructie-onderdelen op het niveau bestaande bouw zijn nog voldoende om een veilige ontvluchting mogelijk te maken. Anderzijds zal het ophogen van deze eisen bij bestaande gebouwen ingrijpende technische en financiële consequenties hebben. Opgemerkt dient te worden dat de WBDBO-eisen die aan de brandcompartimenten gesteld worden (zie paragraaf 1) kunnen inhouden dat een grotere brandwerendheid op bezwijken van de constructies noodzakelijk is.

5. Materialen

Eis 8:

De materialen dienen met betrekking tot onbrandbaarheid te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande onderwijsfuncties.

Eis 9:

De materialen dienen met betrekking tot de bijdrage aan brandvoortplanting te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande onderwijsfuncties.

Eis 10:

De materialen dienen met betrekking tot de rookontwikkeling te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande onderwijsfuncties.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van de materialen zijn allen conform het niveau bestaande bouw. Deze eisen zijn overigens overeenkomstig het niveau nieuwbouw. Het niveau nieuwbouw kent echter nog een aantal extra eisen. Deze zijn:

  • de onbrandbaarheid van de binnenzijde van schachten (indien dit wel wordt gedaan houdt dat in praktische zin in dat veel schachten geheel dienen te worden vervangen, terwijl het niet stellen van deze eis geen betrekking heeft op brandvoortplanting buiten de schacht omdat deze brandwerendheid bij het onderdeel brandcompartimenten al zeker gesteld is binnen de daarvoor gehanteerde normen);

  • de brandgevaarlijkheid van het dak (dit heeft betrekking op brand aan de buitenzijde van het gebouw, hetgeen geen directe invloed heeft op de veiligheid van de in het gebouw aanwezige personen);

  • de brandvoortplanting van de buitengevel (dit heeft betrekking op brand aan de buitenzijde van het gebouw, hetgeen geen directe invloed heeft op de veiligheid van de in het gebouw aanwezige personen).

6. Voorzieningen

Eis 11:

De aanwezigheid en uitvoering van brandslanghaspels en noodverlichting dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen onderwijsfuncties.

7. Brandbeveiligingsinstallaties / Gebruikseisen

Eis 12:

De aanwezigheid en uitvoering van brandbeveiligingsinstallaties (m.u.v. brandslanghaspels en noodverlichting) dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande onderwijsfuncties.

Eis 13:

Een onderwijsfunctie met een verblijfsvloer hoger dan 50 meter, dient te zijn voorzien van een brandmeldinstallatie met gedeeltelijke bewaking en een rechtstreekse doormelding naar de brandweer.

Eis 14:

Vluchtroutes die vanuit een verblijfsruimte (gedeeltelijk) samenvallen, alsmede de op dit gedeelte aansluitende ruimten, dienen te zijn voorzien van rookdetectie en een automatische ontruimingsalarmering.

Eis 15:

Een onderwijsfunctie groter dan 1000 m² of met meer dan 1 bouwlaag, dient te zijn voorzien van een ontruimingsalarminstallatie.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van de brandbeveiligingsinstallaties zijn (m.u.v. de brandslanghaspels) conform het niveau bestaande bouw. Omdat de aanwezigheid van brandslanghaspels noodzakelijk is voor een snelle brandbestrijding is hier voor het niveau nieuwbouw gekozen (bestaande bouw kent geen toepassing van brandslanghaspels). Omdat de aanwezigheid van noodverlichting een snellere ontvluchting mogelijk maakt, is ook hier voor het niveau nieuwbouw gekozen. De eisen ten aanzien van de brandmeldinstallatie en ontruimingsalarminstallatie zijn bedoeld om een tijdige ontvluchting en tijdige inzet door de brandweer mogelijk te maken.

Eis 16:

Een onderwijsfunctie dient, afhankelijk van de gebruiksoppervlakte, te zijn voorzien van vluchtwegaanduiding.

Toelichting:

Het Bouwbesluit kent voor onderwijsfuncties alleen de toepassing van brandslanghaspels bij een gebruiksoppervlakte van 500 m². Om in alle gevallen een kans te hebben een begin van brand te bestrijden, dient ook bij kleinere gebouwen een blusmiddel aanwezig te zijn. Vluchtwegaanduiding is in die gevallen noodzakelijk dat mensen onbekend zijn met het gebouw. Om die reden is voor de relatie met de gebruiksoppervlakte gekozen.

BELEIDSPAKKET 9 Gemeentelijk beleidsniveau sportfuncties

1. Brandcompartimenten

Eis 1:

De brandcompartimenten dienen voor wat betreft de maximale compartimentsgrootte te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande sportfuncties.

Eis 2:

De brandcompartimenten dienen een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) te bezitten van 60 minuten naar woningen en 30 minuten naar overige functies.

Toelichting:

De grootte van een brandcompartiment heeft een relatie met het beheersbaar houden van branden. Deze beheersbaarheid wordt allereerst bepaalt door de WBDBO. De tijdsduur tussen het ontstaan van brand en de eerste inzet van de brandweer bedraagt ongeveer 30 minuten. Een lagere WBDBO dan 30 minuten heeft tot gevolg dat de brand zich zal uitbreiden naar een volgend brandcompartiment of een belendend perceel. Dat dient te worden voorkomen. Het tweede aspect om een brand beheersbaar te houden is de grootte van een brandcompartiment. Omdat hier geen directe relatie is met de veiligheid van personen wordt de waarde van het niveau bestaande bouw aangehouden.

2. Rookcompartimenten

Eis 3:

De uitvoering en inrichting van de rookcompartimenten dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen sportfuncties, met dien verstande dat uitgegaan wordt van een maximale bezettingsgraadklasse van B2 en waarbij de berekeningsmethode P = U x 0,9 maatgevend is.

(P is het maximaal toelaatbare aantal personen en U is de nettobreedte van de aanwezige en beschikbare nooduitgang(en) in centimeter(s))

Toelichting:

De eisen ten aanzien van rookcompartimenten hebben betrekking op de veiligheid van personen (met name de mogelijkheden om in rook te vluchten), zodat hier de nieuwbouweisen worden gevolgd. De eisen bij de maximale bezettingsgraadklasse B1 zullen bij bestaande gebouwen in veel gevallen tot ingrijpende aanpassingen leiden. Daarom is deze klasse hier buiten toepassing gelaten. Uit oogpunt van de brandveiligheid van bestaande gebouwen is dit acceptabel.

3. Ontvluchten

Eis 4:

De uitvoering en inrichting van de ontvluchtingsmogelijkheden dienen (met uitzondering van de uitgangsbreedte en draairichting van deuren) te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen sportfuncties, met dien verstande dat uitgegaan wordt van een maximale bezettingsgraadklasse van B2.

Eis 5:

De uitgangsbreedte van deuren dient te voldoen aan de berekeningsmethode P = U x 0,9 waarbij wordt uitgegaan van een voor dat pand realistische bezetting.

(P is het maximaal toelaatbare aantal personen en U is de nettobreedte van de aanwezige en beschikbare nooduitgang(en) in centimeter(s))

Eis 6:

De draairichting van deuren dient, voor zover deze deuren zijn meegerekend bij het bepalen van de uitgangsbreedte, niet tegen de vluchtrichting in te zijn. De draairichting van de overige deuren dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande sportfuncties.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van ontvluchting hebben betrekking op de veiligheid van personen, zodat hier de nieuwbouweisen worden gevolgd. De eisen bij de maximale bezettingsgraadklasse B1 zullen bij bestaande gebouwen in veel gevallen tot ingrijpende aanpassingen leiden. Daarom is deze klasse hier buiten toepassing gelaten. Voor wat betreft de uitgangsbreedte en draairichting van deuren is uitgegaan van een realistische bezetting van het pand, zodat hiervoor maatwerk per pand noodzakelijk is. Het aantal personen waar mee gerekend wordt dient in de gebruiksvergunning vastgelegd te worden.

4. Constructies

Eis 7:

De constructies dienen met betrekking tot het bezwijken bij brand te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande sportfuncties.

Toelichting:

De eisen betreffende het bezwijken bij brand van constructie-onderdelen op het niveau bestaande bouw zijn nog voldoende om een veilige ontvluchting mogelijk te maken. Anderzijds zal het ophogen van deze eisen bij bestaande gebouwen ingrijpende technische en financiële consequenties hebben. Opgemerkt dient te worden dat de WBDBO-eisen die aan de brandcompartimenten gesteld worden (zie paragraaf 1) kunnen inhouden dat een grotere brandwerendheid op bezwijken van de constructies noodzakelijk is.

5. Materialen

Eis 8:

De materialen dienen met betrekking tot onbrandbaarheid te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande sportfuncties.

Eis 9:

De materialen dienen met betrekking tot de bijdrage aan brandvoortplanting te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande sportfuncties.

Eis 10:

De materialen dienen met betrekking tot de rookontwikkeling te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande sportfuncties.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van de materialen zijn allen conform het niveau bestaande bouw. Deze eisen zijn overigens overeenkomstig het niveau nieuwbouw. Het niveau nieuwbouw kent echter nog een aantal extra eisen. Deze zijn:

  • de onbrandbaarheid van de binnenzijde van schachten (indien dit wel wordt gedaan houdt dat in praktische zin in dat veel schachten geheel dienen te worden vervangen, terwijl het niet stellen van deze eis geen betrekking heeft op brandvoortplanting buiten de schacht omdat deze brandwerendheid bij het onderdeel brandcompartimenten al zeker gesteld is binnen de daarvoor gehanteerde normen);

  • de brandgevaarlijkheid van het dak (dit heeft betrekking op brand aan de buitenzijde van het gebouw, hetgeen geen directe invloed heeft op de veiligheid van de in het gebouw aanwezige personen);

  • de brandvoortplanting van de buitengevel (dit heeft betrekking op brand aan de buitenzijde van het gebouw, hetgeen geen directe invloed heeft op de veiligheid van de in het gebouw aanwezige personen).

6. Voorzieningen

Eis 11:

De aanwezigheid en uitvoering van brandslanghaspels en noodverlichting dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen sportfuncties.

7. Brandbeveiligingsinstallaties / Gebruikseisen

Eis 12:

De aanwezigheid en uitvoering van brandbeveiligingsinstallaties (m.u.v. brandslanghaspels en noodverlichting) dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande sportfuncties.

Eis 13:

Een sportfunctie waarin meer dan 2 zalen aanwezig zijn of waar een zaal niet op de begane grond ligt, dient te zijn voorzien van een brandmeldinstallatie met gedeeltelijke bewaking en een rechtstreekse doormelding naar de brandweer.

Eis 14:

Vluchtroutes die vanuit een verblijfsruimte (gedeeltelijk) samenvallen, alsmede de op dit gedeelte aansluitende ruimten, dienen te zijn voorzien van rookdetectie en een automatische ontruimingsalarmering.

Eis 15:

Een sportfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 1000 m² of meer dan 1 bouwlaag, dient te zijn voorzien van een ontruimingsalarminstallatie.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van de brandbeveiligingsinstallaties zijn (m.u.v. de brandslanghaspels) conform het niveau bestaande bouw. Omdat de aanwezigheid van brandslanghaspels noodzakelijk is voor een snelle brandbestrijding is hier voor het niveau nieuwbouw gekozen (bestaande bouw kent geen toepassing van brandslanghaspels). Omdat de aanwezigheid van noodverlichting een snellere ontvluchting mogelijk maakt, is ook hier voor het niveau nieuwbouw gekozen. De eisen ten aanzien van de brandmeldinstallatie en ontruimingsalarminstallatie zijn bedoeld om een tijdige ontvluchting en tijdige inzet door de brandweer mogelijk te maken.

Eis 16:

Een sportfunctie met een gebruiksoppervlakte van minder dan 250 m² dient te zijn voorzien van een draagbaar blustoestel.

Eis 17:

Een sportfunctie met een gebruiksoppervlakte tussen 250 en 500 m² dient te zijn voorzien van een minihaspel.

Eis 18:

Een sportfunctie dient, afhankelijk van de gebruiksoppervlakte, te zijn voorzien van vluchtwegaanduiding.

Toelichting:

Het Bouwbesluit kent voor sportfuncties alleen de toepassing van brandslanghaspels bij een gebruiksoppervlakte van 500 m². Om in alle gevallen een kans te hebben een begin van brand te bestrijden, dient ook bij kleinere gebouwen een blusmiddel aanwezig te zijn. Vluchtwegaanduiding is in die gevallen noodzakelijk dat mensen onbekend zijn met het gebouw. Om die reden is voor de relatie met de gebruiksoppervlakte gekozen.

BELEIDSPAKKET 10 Gemeentelijk beleidsniveau winkelfuncties

1. Brandcompartimenten

Eis 1:

De brandcompartimenten dienen voor wat betreft de maximale compartimentsgrootte te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande winkelfuncties.

Eis 2:

De brandcompartimenten dienen een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) te bezitten van 60 minuten naar woningen en 30 minuten naar overige functies.

Toelichting:

De grootte van een brandcompartiment heeft een relatie met het beheersbaar houden van branden. Deze beheersbaarheid wordt allereerst bepaalt door de WBDBO. De tijdsduur tussen het ontstaan van brand en de eerste inzet van de brandweer bedraagt ongeveer 30 minuten. Een lagere WBDBO dan 30 minuten heeft tot gevolg dat de brand zich zal uitbreiden naar een volgend brandcompartiment of een belendend perceel. Dat dient te worden voorkomen. Het tweede aspect om een brand beheersbaar te houden is de grootte van een brandcompartiment. Omdat hier geen directe relatie is met de veiligheid van personen wordt de waarde van het niveau bestaande bouw aangehouden.

2. Rookcompartimenten

Eis 3:

De uitvoering en inrichting van de rookcompartimenten dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen winkelfuncties, met dien verstande dat uitgegaan wordt van een maximale bezettingsgraadklasse van B2 en waarbij de berekeningsmethode P = U x 0,9 maatgevend is.

(P is het maximaal toelaatbare aantal personen en U is de nettobreedte van de aanwezige en beschikbare nooduitgang(en) in centimeter(s))

Toelichting:

De eisen ten aanzien van rookcompartimenten hebben betrekking op de veiligheid van personen (met name de mogelijkheden om in rook te vluchten), zodat hier de nieuwbouweisen worden gevolgd. De eisen bij de maximale bezettingsgraadklasse B1 zullen bij bestaande gebouwen in veel gevallen tot ingrijpende aanpassingen leiden. Daarom is deze klasse hier buiten toepassing gelaten. Uit oogpunt van de brandveiligheid van bestaande gebouwen is dit acceptabel.

3. Ontvluchten

Eis 4:

De uitvoering en inrichting van de ontvluchtingsmogelijkheden dienen (met uitzondering van de uitgangsbreedte en draairichting van deuren) te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen winkelfuncties, met dien verstande dat uitgegaan wordt van een maximale bezettingsgraadklasse van B2.

Eis 5:

De uitgangsbreedte van deuren dient te voldoen aan de berekeningsmethode P = U x 0,9 waarbij wordt uitgegaan van een voor dat pand realistische bezetting.

(P is het maximaal toelaatbare aantal personen en U is de nettobreedte van de aanwezige en beschikbare nooduitgang(en) in centimeter(s))

Eis 6:

De draairichting van deuren dient, voor zover deze deuren zijn meegerekend bij het bepalen van de uitgangsbreedte, niet tegen de vluchtrichting in te zijn. De draairichting van de overige deuren dient te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande winkelfuncties.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van ontvluchting hebben betrekking op de veiligheid van personen, zodat hier de nieuwbouweisen worden gevolgd. De eisen bij de maximale bezettingsgraadklasse B1 zullen bij bestaande gebouwen in veel gevallen tot ingrijpende aanpassingen leiden. Daarom is deze klasse hier buiten toepassing gelaten. Voor wat betreft de uitgangsbreedte en draairichting van deuren is uitgegaan van een realistische bezetting van het pand, zodat hiervoor maatwerk per pand noodzakelijk is. Het aantal personen waar mee gerekend wordt dient in de gebruiksvergunning vastgelegd te worden.

4. Constructies

Eis 7:

De constructies dienen met betrekking tot het bezwijken bij brand te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande winkelfuncties.

Toelichting:

De eisen betreffende het bezwijken bij brand van constructie-onderdelen op het niveau bestaande bouw zijn nog voldoende om een veilige ontvluchting mogelijk te maken. Anderzijds zal het ophogen van deze eisen bij bestaande gebouwen ingrijpende technische en financiële consequenties hebben. Opgemerkt dient te worden dat de WBDBO-eisen die aan de brandcompartimenten gesteld worden (zie paragraaf 1) kunnen inhouden dat een grotere brandwerendheid op bezwijken van de constructies noodzakelijk is.

5. Materialen

Eis 8:

De materialen dienen met betrekking tot onbrandbaarheid te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande winkelfuncties.

Eis 9:

De materialen dienen met betrekking tot de bijdrage aan brandvoortplanting te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande winkelfuncties.

Eis 10:

De materialen dienen met betrekking tot de rookontwikkeling te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande winkelfuncties.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van de materialen zijn allen conform het niveau bestaande bouw. Deze eisen zijn overigens overeenkomstig het niveau nieuwbouw. Het niveau nieuwbouw kent echter nog een aantal extra eisen. Deze zijn:

  • de onbrandbaarheid van de binnenzijde van schachten (indien dit wel wordt gedaan houdt dat in praktische zin in dat veel schachten geheel dienen te worden vervangen, terwijl het niet stellen van deze eis geen betrekking heeft op brandvoortplanting buiten de schacht omdat deze brandwerendheid bij het onderdeel brandcompartimenten al zeker gesteld is binnen de daarvoor gehanteerde normen);

  • de brandgevaarlijkheid van het dak (dit heeft betrekking op brand aan de buitenzijde van het gebouw, hetgeen geen directe invloed heeft op de veiligheid van de in het gebouw aanwezige personen);

  • de brandvoortplanting van de buitengevel (dit heeft betrekking op brand aan de buitenzijde van het gebouw, hetgeen geen directe invloed heeft op de veiligheid van de in het gebouw aanwezige personen).

6. Voorzieningen

Eis 11:

De aanwezigheid en uitvoering van brandslanghaspels en noodverlichting dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan nieuw te bouwen winkelfuncties.

7. Brandbeveiligingsinstallaties / Gebruikseisen

Eis 12:

De aanwezigheid en uitvoering van brandbeveiligingsinstallaties (m.u.v. brandslanghaspels en noodverlichting) dienen te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit stelt aan bestaande winkelfuncties.

Eis 13:

Een winkelfunctie met een verblijfsvloer hoger dan 50 meter, dient te zijn voorzien van een brandmeldinstallatie met gedeeltelijke bewaking en een rechtstreekse doormelding naar de brandweer.

Eis 14:

Vluchtroutes die vanuit een verblijfsruimte (gedeeltelijk) samenvallen, alsmede de op dit gedeelte aansluitende ruimten, dienen te zijn voorzien van rookdetectie en een automatische ontruimingsalarmering.

Eis 15:

Een winkelfunctie groter dan 1000 m² of met meer dan 1 bouwlaag, dient te zijn voorzien van een ontruimingsalarminstallatie.

Toelichting:

De eisen ten aanzien van de brandbeveiligingsinstallaties zijn (m.u.v. de brandslanghaspels) conform het niveau bestaande bouw. Omdat de aanwezigheid van brandslanghaspels noodzakelijk is voor een snelle brandbestrijding is hier voor het niveau nieuwbouw gekozen (bestaande bouw kent geen toepassing van brandslanghaspels). Omdat de aanwezigheid van noodverlichting een snellere ontvluchting mogelijk maakt, is ook hier voor het niveau nieuwbouw gekozen. De eisen ten aanzien van de brandmeldinstallatie en ontruimingsalarminstallatie zijn bedoeld om een tijdige ontvluchting en tijdige inzet door de brandweer mogelijk te maken.

Eis 16:

Een winkelfunctie met een gebruiksoppervlakte van minder dan 250 m² dient te zijn voorzien van een draagbaar blustoestel.

Eis 17:

Een winkelfunctie met een gebruiksoppervlakte tussen 250 en 500 m² dient te zijn voorzien van een minihaspel.

Eis 18:

Een winkelfunctie dient, afhankelijk van de gebruiksoppervlakte, te zijn voorzien van vluchtwegaanduiding.

Toelichting:

Het Bouwbesluit kent voor kantoorfuncties alleen de toepassing van brandslanghaspels bij een gebruiksoppervlakte van 500 m². Om in alle gevallen een kans te hebben een begin van brand te bestrijden, dient ook bij kleinere gebouwen een blusmiddel aanwezig te zijn. Vluchtwegaanduiding is in die gevallen noodzakelijk dat mensen onbekend zijn met het gebouw. Om die reden is voor de relatie met de gebruiksoppervlakte gekozen.

DEEL 3 Werkpakketten

WERKPAKKETTEN

1. Brandcompartimenten

Artikel 1.1.

  • 1.

    Een bestaand bouwwerk is zodanig dat de uitbreiding van brand voldoende wordt beperkt.

  • 2.

    Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 1.1 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

Tabel 1.1

Artikel 1.2: brandscheiding met ander gebouw

De scheiding tussen het gebouw en een ander gebouw dat niet op hetzelfde perceel ligt (waarbij uitgegaan wordt van spiegelsymmetrie) dient een WBDBO te bezitten van tenminste 30 minuten.

Artikel 1.3: brandcompartimenten binnen het gebouw / perceel

1. De scheidingsconstructie tussen een brandcompartiment of een gedeelte van een brandcompartiment, en een andere besloten ruimte, dient een WBDBO te bezitten van tenminste de in tabel 1.1 genoemde waarde.

2. Onder een brandcompartiment wordt verstaan:

  • -

    Eén of meer met elkaar in verbinding staande, afzonderlijke ruimten, waardoor geen brand- en rookvrije vluchtroute voert, met een maximaal gebruiksoppervlak, die niet groter is dan de in tabel 1.1 genoemde grenswaarde. Bad- en toiletruimten hoeven niet worden meegeteld

  • -

    Gezamenlijk gebruiksoppervlak van meerdere gebouwen op hetzelfde perceel, die niet groter is dan de in tabel 1.1 genoemde grenswaarde.

  • -

    Stookruimte (>130 KW)

  • -

    Technische ruimte > 100 m²

  • -

    Een besloten ruimte bestemt voor de opslag van brandbare, brandbevorderende, brandgevaarlijke stoffen (CPR 15-1, 15-2 en 15-3).

Artikel 1.4: minimaal 2 brandcompartimenten

  • 1.

    Per bouwlaag dient het gebouw (mede bestemd voor aan bed gebonden personen) tenminste in 2 brandcompartimenten te worden verdeeld van maximaal 1000 m², waarbij de verhouding van de gebruiksoppervlakken tenminste 30%:100% is.

  • 2.

    Deze verhouding geldt niet indien de subbrandcompartimenten:

    • -

      een WBDBO bezitten van tenminste 60 minuten;

    • -

      uitkomen op een verkeersruimte waarin in twee richtingen kan worden gevlucht.

Artikel 1.5: subbrandcompartimenten

  • 1.

    De scheidingsconstructie tussen een subbrandcompartiment en een andere besloten ruimte dient een WBDBO te bezitten van tenminste 30 minuten, indien het subcompartiment een woning betreft dan dient de WBDBO ten minste 60 minuten te bedragen.

  • 2.

    Onder sub-brandcompartiment wordt verstaan:

    • -

      Een cel;

    • -

      Een ruimte met een gezondheidszorgfunctie voor aan bed gebonden patiënten van maximaal 50 m²;

    • -

      Een ruimte met een gezondheidszorgfunctie voor aan bed gebonden patiënten met permanente bewaking van maximaal 500 m²;

    • -

      Het logiesverblijf;

    • -

      Een gemeenschappelijk verblijfsgebied < 500 m² (gemeenschappelijke verblijfsruimten inclusief verkeersruimten);

    • -

      Één of meer met elkaar in verbinding staande ruimten in een woongebouw met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 40 m²;

    • -

      Een verblijfsruimte in een woongebouw, indien de vloeroppervlakte van die verblijfsruimte groter is dan 40 m²;

    • -

      Een woning;

    • -

      Een verblijfsruimte in een kamerverhuurpand;

    • -

      Een slaapruimte in een kinderdagverblijf.

Artikel 1.6: brandscheiding met veiligheidstrappenhuis

De scheidingsconstructie tussen een brandcompartiment en een veiligheidstrappenhuis dient een WBDBO te bezitten van tenminste 30 minuten.

Artikel 1.7: zelfsluitendheid

Deuren, m.u.v. toegangsdeuren van een woning en van een kamer in een kamerverhuurpand, in scheidingsconstructies met een WBDBO dienen zelfsluitend te zijn. Te openen ramen mogen niet aanwezig zijn.

2. Rookcompartimenten

Artikel 2.1.

  • 1.

    Een bestaand bouwwerk is zodanig dat bij brand rook zich niet binnen korte tijd kan verspreiden naar een ander deel van het bouwwerk zodat op veilige wijze de openbare weg kan worden bereikt.

  • 2.

    Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.1 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

Tabel 2.1

Artikel 2.2: rookcompartiment

Een (sub)brandcompartiment dient te zijn onderverdeeld in één of meer rookcompartimenten.

Artikel 2.3: uitgangen rookcompartiment

  • 1.

    Een rookcompartiment dient over tenminste 2 uitgangen te beschikken.

  • 2.

    Een rookcompartiment dient over tenminste 2 uitgangen te beschikken. Een rookcompartiment mag 1 uitgang hebben waarbij de uitgang van een verblijfsruimte tot de uitgang van het rookcompartiment maximaal 20 m. mag bedragen. Het totaal oppervlak aan rookcompartiment aangewezen op die éne uitgang mag niet groter zijn dan de in tabel 2.1 genoemde grenswaarde.

  • 3.

    Een rookcompartiment groter dan 500 m² dient 2 uitgangen te beschikken.

Artikel 2.4: loopafstanden rookcompartiment

  • 1.

    De loopafstand vanaf ieder punt in een verblijfsruimte tot de dichtstbijzijnde uitgang van het rookcompartiment mag niet meer dan de in tabel 2.1 genoemde afstand bedragen.

  • 2.

    De loopafstand vanaf ieder punt in een verblijfsgebied tot de dichtstbijzijnde uitgang van het rookcompartiment mag niet meer dan 2/3 van de in tabel 2.1 genoemde afstand bedragen.

  • 3.

    Hierbij mag geen groter hoogteverschil worden overbrugd dan 4 m.

  • 4.

    De loopafstand vanaf ieder punt in een gemeenschappelijk verblijfsgebied c.q. verblijfsruimte tot de dichtstbijzijnde uitgang mag maximaal 20 resp. 30 m. bedragen. Indien dit leidt tot meerdere uitgangen, dienen deze uitgangen minimaal 5 m. uit elkaar te liggen.

Artikel 2.5: loopafstanden in verblijfsruimten

De loopafstand vanaf ieder punt in een verblijfsruimte tot de dichtstbijzijnde uitgang mag niet meer dan de in tabel 2.1 genoemde afstand bedragen. Indien dit leidt tot meerdere uitgangen, dienen deze uitgangen minimaal 5 m. uit elkaar te liggen.

Artikel 2.6: vluchtroute vanuit subbrandcompartiment

Vanaf de uitgang van een subbrandcompartiment dient via verkeersruimten de openbare weg te worden bereikt.

Artikel 2.7: vluchtroute door verkeersruimten

1. Vanaf de uitgang van een verblijfsruimte dient via verkeersruimten de uitgang van het rookcompartiment te worden bereikt.

2. Vanaf de uitgang van een verblijfsruimte mag via een andere verblijfsruimte (mits deze beschikt over 2 uitgangen die tenminste 5 m. uit elkaar liggen) de verkeersruimte worden bereikt, van waaruit de uitgang van het rookcompartiment wordt bereikt.

Artikel 2.8: sluizen

Indien een verblijfsgebied hoger dan 50 m. boven de openbare weg ligt, dienen de vluchttrappenhuizen te zijn voorzien van sluizen met een WTRD van tenminste 30 minuten.

Artikel 2.9: rookwerendheid scheidingsconstructies

De scheidingsconstructie tussen een rookcompartiment en een andere besloten ruimte dient een WTRD te bezitten van tenminste 30 minuten. Deuren, ramen en luiken in deze scheidingsconstructie dienen zelfsluitend te zijn.

3. Ontvluchten

Artikel 3.1.

  • 1.

    Een bestaand bouwwerk is zodanig dat bij brand op een veilige wijze uit het bouwwerk kan worden gevlucht.

  • 2.

    Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.2 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

Tabel 3.1

Artikel 3.2: rookvrije vluchtroutes rookcompartiment

  • 1.

    Vanaf de uitgang van een rookcompartiment dient in 2 richtingen, die elk leiden naar een onafhankelijke rookvrije vluchtroute, naar de openbare weg te kunnen worden gevlucht. Er kan met één vluchtrichting worden volstaan indien vanuit 2 uitgangen van een rookcompartiment via onafhankelijke rookvrije vluchtroutes naar de openbare weg te kan worden gevlucht.

  • 2.

    Een rookcompartiment met ten hoogste 250 m² gebruiksoppervlakte, waarin geen verblijfsruimte ligt, mag over 1 rookvrije vluchtroute beschikken (rookcompartiment is geen verblijfsruimte).

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid mag vanuit een rookcompartiment via 1 rookvrije vluchtroute naar de openbare weg worden gevlucht. Het totaal oppervlak aan rookcompartimenten, aangewezen op die ene rookvrije vluchtroute, mag de in tabel 3.1 genoemde grenswaarde niet overschrijden.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid mag vanuit een technische ruimte via één rookvrije vluchtroute worden gevlucht, waarbij de afstand tussen de uitgang van het rookcompartiment tot het punt waarop in twee onafhankelijke richtingen kan worden gevlucht, maximaal 8 m. bedraagt.

Artikel 3.3: rookvrije vluchtroutes subbrandcompartiment

Vanaf de uitgang van een subbrandcompartiment dient in 2 onafhankelijke richtingen (rookvrije vluchtroutes) naar de openbare weg te kunnen worden gevlucht. Hierop gelden de volgende uitzonderingen:

  • A

    Vanuit twee uitgangen van een subbrandcompartiment dient via onafhankelijke rookvrije vluchtroutes naar de openbare weg te kunnen worden gevlucht.

  • B

    De enige rookvrije vluchtroute (doodlopend eind) mag niet langs een ander subbrandcompartiment voeren. Subbrandcompartimenten mogen niet rechtstreeks op een vluchttrappenhuis uitkomen.

  • C

    Op de enige rookvrije vluchtroute (doodlopend eind) mogen slechts twee subbrandcompartimenten uitkomen, waarvan de uitgangen recht tegenover elkaar liggen. De rookvrije vluchtroute mag niet langs beweegbare ramen of luiken voeren. Subbrandcompartimenten mogen niet rechtstreeks op een vluchttrappenhuis uitkomen.

Artikel 3.4: één brand- en rookvrije vluchtroute

  • 1.

    Vanuit een brandcompartiment mag via 1 brand- en rookvrije vluchtroute naar de openbare weg worden gevlucht, waarbij de afstand tussen de uitgang van het rookcompartiment tot het punt waarop in 2 onafhankelijke richtingen kan worden gevlucht, niet meer mag bedragen dan de in tabel 3.1 genoemde grenswaarde.

  • 2.

    Het totaal oppervlak aan brandcompartimenten, aangewezen op die ene brand- en rookvrije vluchtroute, mag niet meer bedragen dan de in tabel 3.1 genoemde grenswaarde.

  • 3.

    Vanuit een brandcompartiment mag via 1 brand- en rookvrije vluchtroute naar de openbare weg worden gevlucht, indien de hoogste verblijfsvloer maximaal op 12,5 m. vanuit het meetniveau ligt.

  • 4.

    Vanuit een brandcompartiment mag via 1 brand- en rookvrije vluchtroute naar de openbare weg worden gevlucht, indien die brand- en rookvrije vluchtroute is uitgevoerd als veiligheidstrappenhuis. Dit veiligheidstrappenhuis mag per bouwlaag een permanente vuurbelasting bezitten van maximaal 3500 MJ.

Artikel 3.5: status trappenhuis

De vluchttrappenhuizen welke een hoogte overbruggen van meer dan 8 m. dienen te zijn uitgevoerd als brand- en rookvrije vluchtroute met een WBDBO van tenminste 30 minuten.

Artikel 3.6: onafhankelijkheid rookvrije vluchtroutes

De scheidingsconstructie tussen twee onafhankelijke rookvrije vluchtroutes dient een WTRD te bezitten van tenminste 30 minuten. Deuren in deze scheidingsconstructie dienen zelfsluitend te zijn.

Artikel 3.7: maximale loopafstand vluchttrappenhuis/rookcompartiment

De loopafstand tussen de toegang van een vluchttrappenhuis en de toegang tot een rookcompartiment mag maximaal 30 m. bedragen.

Artikel 3.8: maximale loopafstand vluchttrappenhuis/subbrandcompartiment

De loopafstand tussen de toegang van een vluchttrappenhuis en de toegang van een subbrandcompartiment mag maximaal 45 m. bedragen.

Artikel 3.9: inrichting vluchtroutes

  • 1.

    De uitgangsbreedte van deuren van het gebouw, rookcompartiment, verblijfsgebied of verblijfsruimte dient te voldoen aan de berekeningsmethode P = U x 0,9 waarbij wordt uitgegaan van een voor dat pand realistische bezetting. (P is het maximaal toelaatbare aantal personen en U is de netto breedte van de aanwezige en beschikbare nooduitgang(en) in centimeter(s))

  • 2.

    Deuren die op een vluchttrappenhuis uitkomen mogen niet tegen de vluchtrichting in draaien.

  • 3.

    Een vluchtmogelijkheid moet, opdat snel en veilig kan worden gevlucht, een vrije doorgang hebben met een breedte van ten minste 0,6 m. en een hoogte van ten minste 2,0 m.;

  • 4.

    Een afmeting van een trap, die een functie heeft bij het vluchten, moet tenminste voldoen aan de volgende eisen:

minimum vrije breedte van een trap

0,7 meter

minimum vrije hoogte boven een trap

2,1 meter

minimum aantrede ter plaatse van de klimlijn gemeten loodrecht op de voorkant van de trede

0,21 meter

maximum afmeting van de optrede

0,21 meter

minimum afstand van de klimlijn tot de zijkanten van de trap

0,2 meter

maximum hoogte van de trap

4 meter

 

 

  • Een trap moet ter plaatse van de bovenste trede over de ten minste vereiste breedte aansluiten op een vrije vloer oppervlak van 0,7 meter x 0,7 meter.

  • 5.

    In afwijking van het gestelde in lid 4 mag als secundaire vluchtmogelijkheid (noodtrap) een zogenaamde kooiladder worden toegepast indien:

    • -

      geen vloer, waarop zich een verblijfsgebied bevindt, is gelegen hoger ligt dan 12,5 m boven het aansluitende terrein;

    • -

      alleen valide personen op deze trap zijn aangewezen;

    • -

      per bouwlaag maximaal 4 personen op deze trap zijn aangewezen;

    • -

      deze trap slechts via een opstapbordes toegankelijk is met een minimale vrije vloeroppervlakte van 0,7 x 0,7 m;

Indien met de kooiladder een grotere hoogte moet worden overbrugd dan 4 m, dient de kooiladder te zijn onderbroken in delen met een maximale hoogte van 4 m, welke ten opzichte van elkaar verspringend moeten zijn gemonteerd.

De toegang tot een kooiladder mag een vrije doorgang bezitten met een breedte van ten minste 0,5 m en een vrije hoogte van ten minste 0,8 m. De onderzijde van de doorgang mag niet hoger zijn gelegen dan 1 m boven de vloer van de ruimte van waaruit gevlucht moet worden.

Artikel 3.10: opvang- en doorstroomcapaciteit

Een trap waarover een brand- en rookvrije vluchtroute of rookvrije vluchtroute voert dient een overeenkomstig ministeriële regeling aangegeven opvang- en doorstroomcapaciteit te bezitten.

Artikel 3.11: ganglengte

De loopafstand tussen twee toegangen van een besloten horizontale rookvrije vluchtroute mag maximaal 30 m. bedragen.

4. Constructies

Artikel 4.1

  • 1.

    Een bestaand bouwwerk heeft een bouwconstructie die zodanig is dat het bouwwerk bij brand gedurende redelijke tijd kan worden verlaten en doorzocht, zonder dat er gevaar voor instorting is.

  • 2.

    Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 4.1 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

Tabel 4.1

Artikel 4.2: rookvrije vluchtroutes

De vloeren en trappen waarover een brand- en rookvrije vluchtroute of rookvrije vluchtroute voert dienen een brandwerendheid op bezwijken te bezitten van tenminste 20 minuten.

Artikel 4.3: hoofddraagconstructie

De hoofddraagconstructie dient een brandwerendheid op bezwijken te bezitten van 30 resp. 60 minuten indien de hoogste verblijfsvloer hoger is gelegen dan 5 resp. 13 m.

5 Materialen

Artikel 5.1

  • 1.

    Een bestaand bouwwerk is zodanig dat het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie voldoende wordt beperkt, een brand zich niet snel kan ontwikkelen en het ontwikkelen van rook voldoende wordt beperkt.

  • 2.

    Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 5.1 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

Tabel 5.1

Artikel 5.2: stookplaats

Materialen ter plaatse of in de nabijheid van de stookplaats dienen onbrandbaar te zijn. De voorziening voor de afvoer van rook dient luchtdicht en onbrandbaar te zijn. De afstand van de uitmonding tot een naastgelegen brandgevaarlijk dak dient minimaal 15 m. te zijn.

Artikel 5.3: brandvoortplanting ieder constructieonderdeel

Ieder constructieonderdeel (m.u.v. vloer, tredevlak en dak) dient ten minste te voldoen aan klasse 4 (NEN 6065) van de bijdrage tot brandvoortplanting. 5% van de constructieonderdelen (zoals stopcontacten en plinten) hoeven niet te voldoen aan dit artikel.

Artikel 5.4: brandvoortplanting (brand- en) rookvrije vluchtroute

  • 1.

    Ieder constructieonderdeel (m.u.v. vloer, tredevlak en dak) waarlangs een rookvrije vluchtroute voert dient tenminste te voldoen aan klasse 2 (NEN 6065) van de bijdrage tot brandvoortplanting. 5% van de constructieonderdelen (zoals stopcontacten en plinten) hoeven niet te voldoen aan dit artikel.

  • 2.

    Ieder constructieonderdeel (m.u.v. vloer, tredevlak en dak) waarlangs een brand- en rookvrije vluchtroute voert dient tenminste te voldoen aan klasse 2 (NEN 6065) van de bijdrage tot brandvoortplanting. 5% van de constructieonderdelen (zoals stopcontacten en plinten) hoeven niet te voldoen aan dit artikel.

Artikel 5.5: brandvoortplanting vloeren en tredevlakken

De vloeren en tredevlakken dienen tenminste te voldoen aan klasse T3 (NEN 1775) van de bijdrage tot brandvoortplanting. 5% van deze oppervlakken hoeven niet te voldoen aan dit artikel.

Artikel 5.6: brandvoortplanting vloeren en tredevlakken brand- en rookvrije vluchtroute

De vloeren en tredevlakken waarover een brand- en rookvrije vluchtroute voert dienen tenminste te voldoen aan klasse T1 (NEN 1775) van de bijdrage tot brandvoortplanting. 5% van deze oppervlakken hoeven niet te voldoen aan dit artikel.

Artikel 5.7: rookdichtheid ieder constructieonderdeel

Ieder constructieonderdeel binnen het gebouw dient tenminste te voldoen aan een rookdichtheid van 10 m-1 (NEN 6066). 5% van deze constructieonderdelen hoeven niet te voldoen aan dit artikel.

Artikel 5.8: rookdichtheid (brand- en) rookvrije vluchtroute

  • 1.

    Ieder constructieonderdeel waarlangs een rookvrije vluchtroute voert dient tenminste te voldoen aan een rookdichtheid van 5,4 m-1 (NEN 6066). 5% van deze constructieonderdelen hoeven niet te voldoen aan dit artikel.

  • 2.

    Ieder constructieonderdeel waarlangs een brand- en rookvrije vluchtroute voert dient tenminste te voldoen aan een rookdichtheid van 5,4 m-1 (NEN 6066). 5% van deze constructieonderdelen hoeven niet te voldoen aan dit artikel.

6 Voorzieningen

Artikel 6.1

Een bestaand bouwwerk heeft een voorziening voor noodverlichting.

Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 6.1 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

Tabel 6.1

Artikel 6.2: noodverlichting

  • 1.

    Een gebruiksfunctie is voorzien van een verlichtingsinstallatie op noodstroom indien de in tabel 6.2 genoemde grenswaarde wordt over schreden.

  • 2.

    Een gebruiksfunctie is voorzien van een verlichtingsinstallatie op noodstroom.

  • 3.

    Een gebruiksfunctie met avondgebruik is voorzien van een verlichtingsinstallatie op noodstroom.

Artikel 6.3: droge blusleiding

  • 1.

    Indien een verblijfsgebied hoger dan 20 m. boven het aansluitende terrein ligt, dient een zodanig aantal droge blusleidingen aanwezig te zijn, dat de afstand van een aansluiting van een droge blusleiding tot de toegang van een rookcompartiment maximaal 70 m. is.

  • 2.

    De inrichting van een droge blusleiding, als bedoeld in het vorige lid, voldoet aan NEN 1594 voor wat betreft:

    • a.

      de drukbestendigheid,

    • b.

      de onbrandbaarheid van het materiaal van de leiding,

    • c.

      de soorten koppelingen voor de aansluiting van brandslangen,

    • d.

      de aanduiding van de brandslangaansluitingen en

    • e.

      de aanduiding van de voedingsaansluitingen.

Artikel 6.4: brandslanghaspels

  • 1.

    Indien de gebruiksoppervlakte van het bouwwerk groter is dan de in tabel 6.2 aangegeven grenswaarden, dienen brandslanghaspels aanwezig te zijn, dat de loopafstand van een brandslanghaspel tot ieder punt in het gebouw maximaal de slanglengte vermeerderd met 5 m is.

  • 2.

    In een gebruiksfunctie, dienen brandslanghaspels aanwezig te zijn, dat de loopafstand van een brandslanghaspel tot ieder punt in het gebouw maximaal de slanglengte vermeerderd met 5 m is.

  • 3.

    Er dienen er een zodanig aantal brandslanghaspels aanwezig te zijn, dat de loopafstand van een brandslanghaspel tot ieder punt in het gebouw maximaal de slanglengte vermeerderd met 5 m is. De brandslanghaspel mag niet in het trappenhuis liggen, mag geen grotere lengte hebben dan 30 m. en bij gelijktijdig gebruik van twee brandslanghaspels is de druk minimaal 100 kPa en de capaciteit 1,3 m³/h.

Artikel 6.5: brandweerlift

Indien een verblijfsgebied hoger dan 20 m. boven het aansluitende terrein ligt, dient een brandweerlift aanwezig te zijn.

Bijlage (Hoofdstuk 5 Bouwverordening)

Artikel 5.2.1 Voorschriften inzake brandmeldinstallaties

  • 1.

    Een bouwwerk heeft zodanige voorzieningen voor de ontdekking en melding van brand, dat een brand binnen redelijke tijd kan worden ontdekt en gemeld.

  • 2.

    Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 5.2.1 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

tabel 5.2.1

Artikel 5.2.2 Aanwezigheid brandmeldinstallatie

  • 1.

    Een gebruiksfunctie waarvan:

    • a.

      de hoogste vloer van een verblijfsruimte hoger is gelegen dan de in tabel 5.2.1 aangegeven waarde boven het meetniveau als bedoeld in het Bouwbesluit; en

    • b.

      de totale gebruiksoppervlakte meer bedraagt dan de in tabel 5.2.1 aangegeven grenswaarde; en;

  • het aantal verblijfsruimten bestemd voor bezoekers meer bedraagt dan de in tabel 5.2.1 aangegeven grenswaarde;

  • is voorzien van een brandmeldinstallatie.

  • 2.

    In een gebruiksfunctie waarin, voor zover op grond van het Bouwbesluit is toegestaan, de beide vluchtroutes vanaf de toegang van een verblijfsruimte gedeeltelijk samenvallen, zijn de verkeersruimten waarin bedoelde vluchtroutes samenvallen, alsmede de ruimten van waaruit die vluchtroutes bij brand zouden kunnen worden geblokkeerd, voorzien van een brandmeldinstallatie met ruimtebewaking.

  • 3.

    Vanuit een verblijfsruimte en/of sub-brandcompartiment mag het aansluitende terrein of een vluchtmoge¬lijk¬heid slechts worden bereikt door ruimten die, indien die ruimten besloten zijn, door middel van rookmelder(s) zijn beveiligd conform het gestelde in NEN 2555.

Artikel 5.2.3 Omvang van de bewaking

  • 1.

    De omvang van de bewaking van de brandmeldinstallatie als bedoeld in NEN 2535 is uitgevoerd als:

    • a.

      niet-automatische bewaking; of

    • b.

      gedeeltelijke bewaking; of

    • c.

      volledige bewaking;

  • zoals aangegeven in tabel 5.2.1.

  • 2.

    Een op grond van artikel 5.2.2, lid 1, in een bouwwerk aanwezige brandmeldinstallatie meldt rechtstreeks door naar de alarmcentrale van de brandweer.

Artikel 5.2.4 Kwaliteit brandmeldinstallatie

Een op grond van artikel 5.2.2 in een bouwwerk aanwezige brandmeldinstallatie voldoet aan het gestelde in NEN 2535, uitgave 1996 en NEN 2535/C1, uitgave 1997, en NEN 2535/A1 uitgave 2002. Een installatie die aanwezig was vóór het uitkomen van deze normen moeten ten minste voldoen aan het gestelde in de NEN 2535, uitgave 1986.

Artikel 5.2.5 Gelijkwaardige veiligheid

Voor bouwwerken waarin op grond van artikel 1.5 Bouwbesluit als gelijkwaardige oplossing een brandmeldinstallatie wordt toegepast, is artikel 5.2.4 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.2.6 Voorschriften inzake ontruimingsalarminstallaties

  • 1.

    Een bouwwerk heeft zodanige voorzieningen voor waarschuwen van personen, dat een ontruiming snel en veilige ontruiming kan plaatsvinden.

  • 2.

    Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 5.2.6 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

tabel 5.2.6

Artikel 5.2.7 Aanwezigheid ontruimingsalarminstallatie

  • 1.

    Een gebruiksfunctie waarvan:

    • -

      de hoogste vloer van een verblijfsruimte hoger is gelegen dan de in tabel 5.2.6 aangegeven waarde boven het meetniveau als bedoeld in het Bouwbesluit;

      en;

    • -

      de totale gebruiksoppervlakte meer bedraagt dan de in tabel 5.2.6 aangegeven grenswaarde; en;

    • -

      het aantal verblijfsruimten bestemd voor bezoekers meer bedraagt dan de in tabel 5.2.6 aangegeven grenswaarde.

  • is voorzien van een ontruimingsalarminstallatie.

  • 2.

    In een gebruiksfunctie waarin, voor zover op grond van het Bouwbesluit is toegestaan, de beide vluchtroutes vanaf de toegang van een verblijfsruimte gedeeltelijk samenvallen, zijn de verkeersruimten waarin bedoelde vluchtroutes samenvallen, alsmede de ruimten van waaruit die vluchtroutes bij brand zouden kunnen worden geblokkeerd, voorzien van een ontruimingsalarminstallatie met ruimtebewaking.

Artikel 5.2.8 Omvang van de bewaking

De omvang van de bewaking van de ontruimingsalarminstallatie als bedoeld in NEN 2575 is uitgevoerd als:

  • a.

    type A-instalatie, of

  • b.

    type B-installatie; of

  • c.

    type C-installatie;

zoals aangegeven in tabel 5.2.6.

Artikel 5.2.9 Kwaliteit ontruimingsalarminstallatie

Een op grond van artikel 5.2.6, in een bouwwerk aanwezige ontruimingsalarminstallatie, voldoet aan het gestelde in NEN 2575, uitgave 2000. Een installatie die aanwezig was vóór het uitkomen van deze normen moeten ten minste voldoen aan het gestelde in hoofdstuk 2 van de uitgave “Een brandveilig gebouw installeren” van het NBF, uitgave 1993.

Artikel 5.2.10

Een bestaand bouwwerk heeft een voorzieningen met het oog op een brandveilig gebruik.

Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 5.2.10 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

Tabel 5.2.10

Artikel 5.2.11: minihaspels

In een gebruiksfunctie met een in tabel 5.2.10 genoemde oppervlakte, dient een zodanig aantal mini-brandslanghaspels aanwezig te zijn, dat de loopafstand van een brandslanghaspel tot ieder punt in het gebouw maximaal de slanglengte

vermeerderd met 2,5 m. is.

Artikel 5.2.12: draagbare blustoestellen

In het gebruiksfunctie met een in tabel 5.2.10 genoemde oppervlakte dienen één of meerdere draagbare blustoestellen te worden geplaatst meteen inhoud van 6 kg poeder of 6 liter schuimvormend middel.

Artikel 5.2.13: vluchtwegaanduiding

1. In het gebruiksfunctie met een in tabel 5.2.10 genoemde oppervlakte dient te zijn voorzien van vluchtwegaanduiding.

2. Indien de ruimte moet zijn voorzien van een verlichting op noodstroom, dan moet de vluchtwegaanduiding zijn uitgevoerd als transparantverlichting

Artikel 5.2.14: deurafsluitingen

Een (nood)uitgangsdeur mag uitsluitend zodanig zijn gesloten, dat de uit¬gangsdeur van binnen uit ogenblikke¬lijk over de minimaal vereiste breedte kan worden geopend zonder dat hiertoe gebruik moet worden gemaakt van een sleutel of een ander los voorwerp. Sluitwerk moet aan de volgende eisen voldoen:

  • a.

    indien er niet meer dan 25 personen op aangewezen zijn:

  • maximaal 2 handelingen en een maximale openingstijd van 5 seconden;

  • b.

    indien er niet meer dan 100 personen op aangewezen zijn:

  • maximaal 1 handeling, extra vergrendelingen niet toegestaan;

  • c.

    indien er meer dan 100 personen op aangewezen zijn:

  • alleen paniekbalk toepasbaar;

Tabel 1.1 gebruiksfunctie

Tabel 2.1 Rookcompartimenten

Tabel 3.1 vluchtroutes

Tabel 4.1 Constructies

Tabel 5.1 Materialen

Tabel 6.1 Voorzieningen

Tabel 5.2.1 Voorschriften brandmeldinstallaties

Tabel 5.2.6 Voorschriften inzake ontruimingsalarminstallaties

Tabel 5.2.10 Voorzieningen brandveilig gebruik