Regeling vervallen per 23-12-2010

Verordening op de heffing en de invordering van begrafenisrechten 2010

Geldend van 31-12-2009 t/m 22-12-2010

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van begrafenisrechten 2010

De raad van de gemeente Bunschoten;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 december 2009, nr. 465;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de:

"Verordening op de heffing en de invordering van de begrafenisrechten 2010"

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    begraafplaats: de gemeentelijke begraafplaatsen Memento Mori en De Akker;

  • b.

    eigen graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • -

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • -

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • -

      het doen verstrooien van as;

  • c.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

  • d.

    kindergraf: een algemeen graf of eigen graf bestemd voor het begraven van het lijk van een kind van maximaal 12 jaar oud;

  • e.

    eigen urnenkelder: een grafkelder, waarvoor voor bepaalde tijd het uitsluitend recht is verleend tot:

  • - het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • f.

    algemene urnenkelder: een grafkelder bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

  • g.

    urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

  • h.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • i.

    strooiveld: een permanent daartoe bestemd terrein waarop as wordt verstrooid, dan wel een plaats waarvoor voor bepaalde tijd het recht is verleend as te doen verstrooien.

Artikel 2 Belastbaar feit

Op basis van deze verordening worden rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaatsen en voor het door of vanwege de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaatsen.

Artikel 3 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 4 Vrijstellingen

De rechten worden niet geheven voor:

  • a.

    het lichten van een lijk op rechterlijk gezag;

  • b.

    het begraven van doodgeboren kinderen of van zuigelingen die met de overleden moeder in één kist worden begraven.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2.

    Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 6 Belastingjaar

  • 1.

    Het belastingtijdvak voor de rechten genoemd in hoofdstuk 4.2.1. van de tarieventabel is gelijk aan 30 belastingjaren.

  • 2.

    Het belastingtijdvak voor de rechten genoemd in hoofdstuk 4.2.2. van de tarieventabel is gelijk aan 60 belastingjaren.

  • 3.

    Het belastingtijdvak voor de rechten genoemd in hoofdstuk 4.5. van de tarieventabel is gelijk aan 15 belastingjaren.

  • 4.

    Het belastingtijdvak voor de rechten genoemd in hoofdstuk 4.3., 4.4., 4.6. van de tarieventabel is gelijk aan de periode waarvoor wordt afgekocht.

  • 5.

    Het belastingtijdvak voor de rechten genoemd in hoofdstuk 4a.2. van de tarieventabel is gelijk aan 10 jaren.

  • 6.

    Het belastingtijdvak voor de rechten genoemd in hoofdstuk 4a.3. van de tarieventabel is gelijk aan de periode waarvoor wordt afgekocht.

  • 7.

    Een belastingjaar is gelijk aan een kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 4 van de tarieventabel, worden bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 4a van de tarieventabel, worden geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving, waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

  • 3.

    De overige rechten worden geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving, waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en einde belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak

  • 1.

    De onderhoudsrechten, als bedoeld in 4.2. t/m 4.6. en 4a.2 t/m 4a.3 van de tarieventabel, zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak; gedeelten van een jaar worden daarbij gerekend als een heel jaar.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de rechten bedoeld in 4.2. t/m 4.6. of 4a.2 t/m 4a.3 van de tarieventabel voor zoveel gedeelten als er in dat belastingtijdvak, na het eindigen van de belastingplicht, nog volle kalenderjaren over zijn.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

Andere rechten als die bedoeld in 4.2 t/m 4.6. van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de rechten bedoeld in hoofdstuk 4 van de tarieventabel worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand, volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, de tweede twee maanden later.

  • 2.

    De overige rechten moeten worden betaald op het moment van uitreiking van de in artikel 7 lid 2 bedoelde kennisgeving.

  • 3.

    Indien de in het tweede lid bedoelde kennisgeving wordt toegezonden, moeten de rechten worden betaald binnen een maand na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de eerste, tweede en derde lid gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Van de geheven begrafenisrechten wordt geen kwijtschelding verleend als bedoeld in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221).

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van begrafenisrechten.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1

    De "Verordening begrafenisrechten Bunschoten 2009" van 17 december 2008 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.

  • 4

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening begrafenisrechten Bunschoten 2010".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Bunschoten van
17 december 2009.
de griffier a.i., de voorzitter,
Mr. M.C. van de Plasse M. v.d. Groep

Tarieventabel behorende bij de Verordening begrafenisrechten Bunschoten 2010.

 

 

 

Hoofdstuk 1 Verlenen van rechten

1.1

Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een graf voor een periode van 60 jaar wordt geheven

€ 3.276,00

1.2

Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een graf voor een periode van 30 jaar wordt geheven

€ 2.464,00

1.3

Voor het verlengen van het onder 1.1 en 1.2 vermelde recht met 10 jaar wordt geheven

€ 738,00

1.4

Voor het tussentijds verlengen van de uitgiftetermijn tot tenminste de wettelijk minimum grafrustperiode van 10 jaren, in die situatie dat de resterende termijn van de reeds uitgegeven grafperiode niet aan deze termijn voldoet, wordt het tarief berekend naar het aantal jaren waarvoor tussentijdse verlenging plaatsvindt, vermenigvuldigd met 1/10 deel van het in 1.3 vermelde bedrag.

 

1.5

Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een urnenkelder voor een periode van 60 jaar wordt geheven

€ 3.276,00

1.6

Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een urnenkelder voor een periode van 30 jaar wordt geheven

€ 2.464,00

1.7

Voor het verlengen van het onder 1.5 en 1.6 vermelde recht met 10 jaar wordt geheven

€ 738,00

1.8

Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een verstrooiingsplaats voor een periode van 60 jaar wordt geheven

€ 1.638,00

1.9

Voor het verlenen van het recht op een verstrooiingsplaats voor een periode van 30 jaar wordt geheven

€ 1.232,00

1.10

Voor het verlengen van het onder 1.8 en 1.9 vermelde recht met 10 jaar wordt geheven

€ 369,00

1.11

Voor het ter beschikking stellen voor een periode van 15 jaar voor een algemeen graf, urnenkelder of verstrooiingsplaats wordt geheven

€ 369,00

Hoofdstuk 2 Begraven

2.1

Voor het begraven van een lijk van een persoon van 12 jaar of ouder wordt geheven

€ 344,00

2.2

Voor het begraven van een lijk van een kind beneden één jaar wordt geheven

€ 86,00

2.3

Voor het begraven van een lijk van een kind beneden 12 jaar wordt geheven

€ 172,00

2.4

Tenzij de begraving in het belang van de openbare orde of gezondheid door de burgemeester mocht worden gelast, wordt voor het begraven op buitengewone uren het recht, bedoeld in 2.1., 2.2., 2.3. verhoogd met

€ 217,00

2.5

Onder buitengewone uren wordt verstaan: Op werkdagen de uren voor 08.00 uur en na 16.00 uur; Op zaterdag de uren voor 10.00 uur en na 15.00 uur. Voor het begraven op de tweede kerstdag indien deze valt op een zaterdag of op een dinsdag zal het in 2.4. vermelde recht niet worden geheven. Goede vrijdag en de dag waarop koninginnedag wordt gevierd, worden niet als een werkdag beschouwd.

 

Hoofdstuk 3 Bijzetten van asbussen en urnen

3.1

Voor het bijzetten van een asbus of urn wordt geheven:

 

3.1.1

in een urnenkelder

€ 172,00

3.1.2

in een eigen graf

€ 172,00

3.1.3

in een algemeen graf

€ 172,00

3.2

Tenzij het bijzetten van een asbus of urn in het belang van de Openbare orde of gezondheid door de burgemeester mocht worden gelast, wordt voor het bijzetten asbus of urn op buitengewone uren het recht, bedoeld in 3.1.1, 3.1.2, 3.1.3 verhoogd met

€ 217,00

3.3

Onder buitengewone uren wordt verstaan: Op werkdagen de uren voor 08.00 uur en na 16.00 uur; Op zaterdag de uren voor 10.00 uur en na 15.00 uur. Voor het bijzetten van asbussen of een urn op de tweede kerstdag indien deze valt op een zaterdag of op een dinsdag zal het in 3.2. vermelde recht niet worden geheven. Goede vrijdag en de dag waarop koninginnedag wordt gevierd, worden niet als een werkdag beschouwd.

 

Hoofdstuk 4 Grafbedekking en onderhoud

4.1

Voor het verlenen van een vergunning tot het plaatsen of vernieuwen van een gedenkteken wordt geheven

€ 44,50

4.2

Voor het door of vanwege de gemeente onderhouden van een gedenkteken op of bij een eigen graf, eigen urnenkelder of eigen verstrooiingsplaats wordt geheven:

 

4.2.1

voor een periode van 30 jaar

€ 642,00

4.2.2

voor een periode van 60 jaar

€ 1.284,00

4.3

Het recht als bedoeld in 4.2.1 wordt afgekocht voor de (nog) resterende termijn, waarvoor de grafruimte is uitgegeven. De afkoopsom wordt berekend naar het aantal jaren waarvoor afkoop plaatsvindt, vermenigvuldigd met 1/30 deel van het in 4.2.1 vermelde bedrag.

 

4.4

Het recht als bedoeld in 4.2.2 wordt afgekocht voor de (nog) resterende termijn waarvoor de grafruimte is uitgegeven. De afkoopsom wordt berekend naar het aantal jaren waarvoor afkoop plaatsvindt, vermenigvuldigd met 1/60 deel van het in 4.2.2 vermelde bedrag.

 

4.5

Voor het door of vanwege de gemeente onderhouden van een gedenkteken op of bij een algemeen graf, algemene urnenkelder of algemene verstrooiingsplaats wordt voor een periode van 15 jaar geheven

€ 321,00

4.6

Het recht als bedoeld in 4.5 wordt afgekocht voor de (nog) resterende termijn waarvoor de grafrust is gegarandeerd. De afkoopsom wordt berekend naar het aantal jaren waarvoor afkoop plaatsvindt, vermenigvuldigd met 1/15 deel van het in 4.5 vermelde bedrag.

 

Hoofdstuk 4a Grafbedekking en onderhoud in geval van verlenging van rechten als bedoeld in artikel 1.3, 1,4, 1.7 of 1.10.

4a.1

Voor het verlenen van een vergunning tot het plaatsen of vernieuwen van een gedenkteken wordt geheven

€ 44,50

4a.2

Voor het door of vanwege de gemeente onderhouden van een gedenkteken op of bij een eigen graf, eigen urnenkelder of eigen verstrooiingsplaats wordt geheven voor een periode van 10 jaar

€ 214,00

4a.3

Het recht als bedoeld in 4a.2 wordt afgekocht voor de (nog) resterende termijn, waarvoor de grafruimte is uitgegeven. De afkoopsom wordt berekend naar het aantal jaren waarvoor afkoop plaatsvindt, vermenigvuldigd met 1/10 deel van het in 4a.2 vermelde bedrag.

 

Hoofdstuk 5 Lijkschouwing

5.1

Voor het schouwen van een lijk door een gemeentelijke lijkschouwer wordt geheven

€ 65,50

Hoofdstuk 6 Inschrijven en overboeken van eigen graven

6.1

Voor het inschrijven en overboeken van eigen graven in een daartoe bestemd register wordt geheven

€ 1,60

Hoofdstuk 7 Opgraven, ruimen, verstrooien

7.1

Voor het opgraven van een lijk en het na opgraving opnieuw begraven in hetzelfde graf wordt geheven (schudden)

€ 292,00

7.2

Voor het na opgraving weer opnieuw begraven in een ander graf wordt boven het recht als bedoeld in hoofdstuk 2 geheven

€ 292,00

7.3

Voor het ruimen van een graf op verzoek van de belanghebbende wordt geheven

€ 292,00

7.4

Voor het opgraven of verwijderen van een asbus wordt geheven:

 

7.4.1

uit een eigen of algemeen graf

€ 146,00

7.4.2

uit een eigen of algemene urnenkelder

€ 146,00

7.5

Bij het weer terugplaatsen van de asbus wordt geheven

€ 146,00

7.6

Voor het verstrooien van as wordt per asbus geheven:

 

7.6.1

uit een eigen of algemeen graf

€ 169,00

7.6.2

uit een eigen of algemene urnenkelder

€ 169,00

7.6.3

op een verstrooiingsplaats

€ 169,00

Behorende bij raadsbesluit van 17 december 2009.

De griffier a.i. van Bunschoten,

Mr. M.C. van de Plasse