Regeling vervallen per 23-12-2010

Verordening op de heffing en de invordering van havengeld 2010

Geldend van 03-06-2010 t/m 22-12-2010

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van havengeld 2010

De raad van de gemeente Bunschoten;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 december 2009, nr. 465;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de:

"Verordening op de heffing en de invordering van havengeld 2010"

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van de bepalingen van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Gemeentelijke haven: De Oude Haven tot aan en met inbegrip van de havenmonding en steiger aan de westelijke havendam;

  • 2.

    Vaartuig: een drijvend lichaam dat wegens zijn drijfvermogen wordt gebezigd dan wel bestemd of geschikt is voor het vervoer te water van personen of goederen of voor het dragen of vervoeren van al dan niet met het drijvende lichaam één geheel uitmakende voorwerpen;

  • 3.

    Passagiersschip: een schip, dat middel van openbaar vervoer is of hoofdzakelijk gebezigd wordt voor het bedrijfsmatig vervoer van personen;

  • 4.

    Vissersschip: een schip dat hoofdzakelijk gebruikt wordt voor het vangen van vis of andere levende rijkdommen van de zee;

  • 5.

    Pleziervaartuig: een vaartuig, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor recreatie, niet zijnde een passagiersschip;

  • 6.
    • a.

      Week: tijdvak van zeven achtereenvolgende dagen;

    • b.

      Maand: tijdvak van 30 achtereenvolgende dagen;

    • c.

      Kwartaal: kalenderkwartaal;

    • d.

      Jaar: kalenderjaar.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam havengeld wordt een recht geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, bestaande uit het ter beschikking stellen van een ligplaats of het voor anker gaan in de gemeentelijke haven.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is de schipper, de reder, de eigenaar van het vaartuig, degene aan wie het vaartuig in gebruik is gegeven of degene die als vertegenwoordiger van één van dezen optreedt.

Artikel 4 Vrijstellingen

Geen havengeld wordt geheven ter zake van:

  • a.

    vaartuigen, rechtstreeks in gebruik bij de gemeente;

  • b.

    vaartuigen, tot het uitbaggeren van de havens en de vaargeul gebezigd;

  • c.

    marine- of politievaartuigen en alle andere bij het rijk in gebruik zijnde vaartuigen, waarmee geen personen of koopmansgoederen tegen betaling worden vervoerd;

  • d.

    hospitaalschepen;

  • e.

    vaartuigen, welke de haven tengevolge van averij of noodweer als vluchthaven aandoen, in de haven te lossen of te laden;

  • f.

    vaartuigen, welke tengevolge van onbevaarbaarheid van het Eemmeer wegens ijsgang, mist of anderszins genoodzaakt zijn in de haven te verblijven;

  • g.

    vaartuigen, die zonder te laden of te lossen de haven aandoen wegens een ongeval of ziekte van bemanning of gezinsleden, één en ander ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders;

  • h.

    vaartuigen, welke van een werf te water worden gelaten en binnen veertien dagen de haven ongeladen verlaten;

  • i.

    vaartuigen, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a tot en met d, die geen ander gebruik maken van de gemeentelijke haven dan om aan een scheepswerf hersteld te worden, het één en ander voor een periode van ten hoogste veertien dagen;

  • j.

    boten en sloepen tot een ander vaartuig behorende en daaraan verbonden.

  • k.

    vaartuigen welke in verband met hun deelname aan de jaarlijkse Zuidwalwedstrijden een ligplaats innemen. De vrijstelling geldt gedurende één week voor de aanvang van de wedstrijden tot en met één dag erna;

  • l.

    vaartuigen welke in verband met hun deelname aan de jaarlijkse zeilwedstrijd "de Nacht van Spakenburg" een ligplaats innemen. De vrijstelling geldt gedurende één week voor de aanvang van de wedstrijd tot en met één dag erna.

  • m.

    geen havengeld wordt geheven ter zake van: vaartuigen welke in verband met hun deelname aan de jaarlijkse vakbeurs voor klassieke schepen een ligplaats innemen. De vrijstelling geldt gedurende één week voor de aanvang van de vakbeurs tot en met één dag erna;

  • n.

    geen havengeld wordt geheven ter zake van: vaartuigen welke in verband met hun deelname aan de jaarlijkse visserijdag een ligplaats innemen. De vrijstelling geldt gedurende één week voor de aanvang van de visserijdag tot en met één dag erna.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

1. Het havengeld bedraagt, inclusief omzetbelasting, voor:

 

 

a.1 passagiersschepen:

 

per m² wateroppervlakte:

 

per dag

€ 0,26

met een minimum van

€ 11,45

per week

€ 0,81

met een minimum van

€ 41,65

bij abonnement voor een jaar

€ 21,10

met een minimum van

€ 1.039,00

a.2 aantiktarief:

 

in afwijking van lid 1.a.1. bedraagt het tarief voor fietsboten en andere passagiersschepen die de haven slechts kort (maximaal 30 minuten) aanmeren voor het in of uit laten stappen van passagiers

50% van de geldende tarieven bij artikel 1.a.1.

b.1 pleziervaartuigen:

 

0 t/m 4 meter:

 

per dag of een gedeelte daarvan

€ 7,25

per week

€ 45,15

per kwartaal in de periode oktober t/m maart

€ 46,70

abonnement voor een jaar

€ 252,50

vanaf 5 meter:

 

per dag of gedeelte daarvan per m¹ lengte

€ 1,26

met een minimum van

€ 9,35

per week per m¹ lengte

€ 7,80

met een minimum van

€ 54,30

per kwartaal in de periode oktober t/m maart, per m¹ lengte

€ 11,80

met een minimum van

€ 58,55

bij abonnement voor een jaar, per m¹ lengte

€ 63,15

met een minimum van

€ 354,50

b.2 historische schepen:

 

schepen die conform de verordening historisch aanzien oude haven vallen onder het begrip “historische schepen”, hebben de mogelijkheid om hiervoor subsidie aan te vragen indien sprake is van jaarplaatsen (abonnementen voor een jaar). Voor historische schepen die korter ligging nemen in de gemeentelijke haven geldt deze subsidie niet. In die gevallen wordt geheven

50% van de geldende tarieven bij artikel 1.b.1.

c. vissersschepen:

bij een verblijf in de haven van:

1. ten hoogste drie achtereenvolgende dagen

€ 3,85

2. langer dan drie achtereenvolgende dagen, voor elke periode van drie achtereenvolgende dagen of gedeelte daarvan

€ 3,10

bij abonnement voor een jaar

€ 269,65

d. woonarken, baggermolens, zuigers, bakken alsmede houtvlotten en andere voorwerpen, niet vallende onder a t/m c:

 

per m² ingenomen wateroppervlakte:

per dag

€ 0,43

met een minimum van

€ 7,70

per week

€ 1,17

met een minimum van

€ 11,70

per kalenderkwartaal

€ 4,60

met een minimum van

€ 30,80

per jaar

€ 13,55

met een minimum van

€ 71,90

2. Voor het innemen van een ligplaats in een box wordt boven het ingevolge het eerste lid verschuldigde havengeld, per jaar geheven:

 

 

a. voor een box - categorie I incl. omzetbelasting;

€ 90,25

b. voor een box - categorie II incl. omzetbelasting;

€ 60,20

c. voor een roeibotenbox incl. omzetbelasting.

€ 30,05

Artikel 6

  • 1.

    De lengte van een vaartuig wordt gemeten vanaf het meest vooruitstekende tot het meest achteruitstekende deel van het vaartuig.

  • 2.

    Het aantal m² wateroppervlakte wordt bepaald door vermenigvuldiging van de grootste lengte met de grootste breedte van het vaartuig.

  • 3.

    Bij de berekening van enig in deze verordening genoemd recht worden gedeelten van tijdvakken en eenheden, voor een geheel gerekend.

  • 4.

    De in de verordening opgenomen tarieven per week, maand, kwartaal en jaar zijn uitsluitend van toepassing, indien een aanvraag om toepassing daarvan bij het verschuldigd worden van het havengeld is gedaan.

Artikel 7 Tijdstip ontstaan belastingschuld

Het havengeld is verschuldigd bij de aanvang van het kalenderjaar, of indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, bij de aanvang van de belastingplicht.

Artikel 8 Wijze van heffing en tijdstip van betaling

  • 1.

    Het havengeld wordt geheven bij wijze van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een bon, nota of andere schriftuur.

  • 2.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet het havengeld voor dag-, week- en kwartaalbedragen worden voldaan op het tijdstip waarop de kennisgeving als bedoeld in het eerste lid wordt uitgereikt.

  • 3.

    Het havengeld voor dag-, week- en kwartaalbedragen moet, ingeval de kennisgeving als bedoeld in het eerste lid wordt toegezonden, worden voldaan binnen één maand na dagtekening van de kennisgeving.

  • 4a.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet het havengeld voor jaarbedragen, die worden opgelegd in het belastingjaar waarop zij betrekking heeft, worden betaald in zes gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van de nota is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4b.

    In afwijking van lid 4a geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige worden afgeschreven, de jaarnota moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van de nota nog maanden in het belastingjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste acht bedraagt. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van de nota en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4c.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten andere jaarbedragen dan genoemd in de leden 4a en 4b, worden betaald in zes gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van de nota is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het tweede, derde en vierde lid gestelde termijnen.

Artikel 9 Abonnementen

  • 1.

    Indien de belastingplicht in de loop van het kalenderjaar aanvangt, wordt het havengeld dat naar een termijn van een jaar wordt geheven (abonnementen), berekend over zoveel twaalfde gedeelten als na de aanvang van de belastingplicht nog volle maanden in het kalenderjaar overblijven.

  • 2.

    Van het havengeld dat wordt geheven naar een termijn van een jaar, wordt indien de belastingplicht in de loop van het kalenderjaar eindigt, ontheffing verleend over zoveel twaalfde gedeelten van het geheven bedrag als er in dat jaar na de beëindiging van de belastingplicht nog volle maanden in het kalenderjaar overblijven.

  • 3.

    Indien een vaartuig wordt vervangen door een ander vaartuig, wordt het voor het vervangende vaartuig over de nog niet verstreken maanden van de lopende termijn verschuldigde havengeld op schriftelijke aanvraag van de belastingplichtige verrekend met het verschuldigde havengeld over die maanden voor het vervangende vaartuig, met dien verstande, dat, indien het laatstgenoemd havengeld lager is dan het betaalde, teruggave van het verschil niet plaatsvindt.

Artikel 10 Kwijtschelding

Van het geheven havengeld wordt geen kwijtschelding verleend als bedoeld in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221).

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan andere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van havengeld.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening havengeld Bunschoten 2009" van 17 december 2008, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening havengeld Bunschoten 2010".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Bunschoten van
17 december 2009.
de griffier a.i., de voorzitter,
Mr. M.C. van de Plasse M. v.d. Groep