Regeling vervallen per 15-11-2019

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2019

Geldend van 19-12-2018 t/m 14-11-2019

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2019

De raad van de gemeente Bunschoten;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 oktober 2018, nr.1134676;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de:

"Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2019"

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    dag: een periode van 24 aaneengesloten uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

  • b.

    week: een periode van zeven aaneengesloten dagen;

  • c.

    maand: een kalendermaand;

  • d.

    jaar: een kalenderjaar;

  • e.

    seizoen: de periode van 1 april tot 1 oktober;

  • f.

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben;

  • g.

    GBLT: het openbaar lichaam Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus - Tricijn te Zwolle.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam precariobelasting wordt een direct belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

  • 2. Ter zake van het hebben van buizen, kabels, draden of leidingen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond is niet de onderhavige verordening, maar de ‘Verordening precariobelasting buizen, kabels, draden of leidingen Bunschoten 2019’ van toepassing.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. Precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van lid 1 van dit artikel wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in lid 1 van dit artikel, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, lid 1, onderdeel a van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • b.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • c.

    voor het hebben van voorwerpen, waarvan de aanwezigheid door de gemeente op grond van een overeenkomst of anderszins rechtens moet worden gedoogd;

  • d.

    voor het gebruik of genot van grond bij de gemeente in beheer en onderhoud ten algemene nutte;

  • e.

    voor het hebben boven openbare gemeentegrond van hijsbalken, raamdorpels, goten, gevellijsten en soortgelijke werken, deel uitmakende van een gebouw;

  • f.

    voor het hebben van wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Nationale Bewegwijzeringsdienst en van andere overeenkomstige instellingen;

  • g.

    voor voorwerpen, welke ingevolge een wettelijk voorschrift moeten worden gedoogd; ter zake van voorwerpen, gebruikt voor activiteiten met een politiek, godsdienstig, geestelijk, wereldbeschouwelijk, sociaal, weldadig doel dan wel voor activiteiten met een sportief, cultureel, recreatief of mediadoel, voor zover geen sprake is van een direct of indirecte commerciele (neven)activiteit.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1. Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de bij deze verordening behorende tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2. Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van het voorwerp of de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij lid 5 van dit artikel van overeenkomstige toepassing is.

  • 5. Indien in de bij deze verordening behorende tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in artikel 1 van deze verordening wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a.

      indien in de bij deze verordening behorende tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b.

      indien in de bij deze verordening behorende tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7. Indien in de bij deze verordening behorende tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief, maandtarief of kwartaaltarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag onderscheidenlijk een week, een maand of een kwartaal omvat, gelden deze tarieven per dag onderscheidenlijk week, maand of kwartaal van het belastingtijdvak.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaar overschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2. In andere dan de in lid 1 van dit artikel bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing

De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De precariobelasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel driehonderd vijfenzestigste gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle etmalen resteren.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel driehonderd vijfenzestigste gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle etmalen resteren.

  • 4. Indien aannemelijk wordt gemaakt, dat het belastbare feit zich slechts gedurende een gedeelte van het voor de berekening van de belasting in aanmerking genomen heffingstijdvak voordoet of zal voordoen, wordt ontheffing verleend, voor zover het betreft:

    • a.

      een tariefstelling per maand of seizoen over de resterende volle maanden van dat tijdvak;

    • b.

      een tariefstelling per dag of per week over de resterende dagen c.q. volle weken van dat tijdvak.

  • 5. De belasting wordt niet geheven, indien het totale belastingbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, minder dan € 5,00 bedraagt.

  • 6. Indien de belastingplicht is beëindigd na dagtekening van het aanslagbiljet, kan de belastingplichtige een aanvraag tot ontheffing indienen bij de ambtenaar belast met de heffing.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, lid 1 van de Invorderingswet 1990, moeten de aanslagen worden betaald in één termijn die vervalt twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. Belastingaanslagen waarvoor de belastingschuldige een machtiging heeft afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische incasso, dienen te worden betaald in zoveel gelijke maandelijkse termijnen als er na de dagtekening van het aanslagbiljet nog in het desbetreffende kalenderjaar volle dan wel gedeeltelijke kalendermaanden resteren, met dien verstande dat het aantal maandelijkse termijnen niet minder dan zes bedraagt. Voor de overige aanslagen geldt onverkort de in lid 1 van dit artikel neergelegde hoofdregel.

  • 3. Op het genoemde in lid 2 van dit artikel geldt als restrictie dat het bedrag per afschrijving op het totaal bedrag van het desbetreffende aanslagbiljet niet minder dan € 5,00 bedraagt.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Voor de invordering van precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het dagelijks bestuur van GBLT

Het dagelijks bestuur van GBLT kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De ‘Verordening precariobelasting Bunschoten 2018’ van 7 december 2017 wordt ingetrokken met ingang van de in lid 3 van dit artikel genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening precariobelasting Bunschoten 2019’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bunschoten van 13 december 2018

de griffier,

E. Hoogstraten

de voorzitter,

M. v.d. Groep

TARIEVENTABEL

Tarieventabel behorende bij de Verordening precariobelasting Bunschoten 2019

1. Algemeen tarief

Voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven openbare gemeentegrond, indien voor het hebben van die voorwerpen in de navolgende nummers niet in een bijzonder tarief is voorzien:

1.01

per m²

1,03

per dag

1.02

per m²

2,64

per week

1.03

per m²

4,98

per maand

1.04

per m²

33,10

per jaar

2. Terrassen

2.01

Voor het gebruik van grond als terras voor cafés, restaurants, lunchrooms en dergelijke inrichtingen gedurende het seizoen, met een oppervlakte:

tot 15 m²

622,00

van 15 tot 30 m²

901,00

groter dan 30 m²

1.113,00

2.02

Terrassen als bedoeld onder 2.01 die op de dag van de wekelijkse warenmarkt niet dan wel beperkt kunnen worden geëxploiteerd, met een oppervlakte:

tot 15 m²

532,00

van 15 tot 30 m²

774,00

groter dan 30 m²

950,00

2.03

Terrassen als bedoeld onder 2.01 geplaatst gedurende het kalenderjaar, met een oppervlakte:

tot 15 m²

693,00

van 15 tot 30 m²

1.040,00

groter dan 30 m²

1.282,00

2.04

Terrassen als bedoeld onder 2.01 geplaatst gedurende het kalenderjaar, die op de dag van de wekelijkse warenmarkt niet dan wel beperkt kunnen worden geëxploiteerd, met een oppervlakte:

tot 15 m²

597,00

van 15 tot 30 m²

890,00

groter dan 30 m²

1.072,00

2.05

Onder seizoen wordt verstaan de periode van 1 april tot 1 oktober

2.06

Terrassen als bedoeld onder 2.01, per dag:

tot 15 m²

69,00

van 15 tot 30 m²

103,40

groter dan 30 m²

137,90

3. Standplaatsen op openbare gemeentegrond voor de verkoop van waren c.a., anders dan op markten gedurende de aangewezen marktdagen en op de Spakenburgse Dagen

3.01

Standplaatsen ingenomen door kramen, tenten, voertuigen, wagens en andere dergelijke voorwerpen tot verkoop of het tentoonstellen van waren, voor zover dit niet geschiedt op marktplaatsen, gedurende de aangewezen marktdagen en op de Spakenburger Dagen

per m²

3,50

per dag

idem, gedurende ½ dag per week

per m²

5,06

per maand

idem, gedurende 1 dag per week

per m²

9,08

per maand

idem, gedurende 2 dagen per week

per m²

12,54

per maand

idem, gedurende 3 dagen of meer per week

per m²

15,19

per maand

idem, gedurende ½ dag per week

per m²

52,05

per jaar

idem, gedurende 1 dag per week

per m²

90,00

per jaar

idem, gedurende 2 dagen per week

per m²

104,10

per jaar

idem, gedurende 3 dagen of meer per week

per m²

124,95

per jaar

De onder 3.01 genoemde belasting bedraagt nooit minder dan € 

4. Uitstallingen

4.01

Uitstallingen op openbare gemeentegrond voor verkoopdoeleinden geplaatst, gedurende het kalenderjaar met een oppervlakte:

tot 10 m²

347,00

groter dan 10 m²

556,00

4.02

Uitstallingen op openbare gemeentegrond voor verkoopdoeleinden gedurende het seizoen, met een oppervlakte:

tot 10 m²

241,00

groter dan 10 m²

451,00

4.03

Uitstallingen als bedoeld onder 4.01, per dag

tot 10 m²

34,55

groter dan 10 m²

55,65

5. Circussen, lunaparken e.d.

5.01

Voor het gebruik van grond voor het houden van een circus, een lunapark en dergelijke, per dag

173,00

6. Reclameborden

6.01

Voor het hebben van een reclamebord

per dag, per bord

1,47

per week, per bord

6,94

per maand, per bord

13,90

per seizoen, per bord

69,45

per jaar, per bord

104,35

Behorende bij raadsbesluit van 13 december 2018.

de griffier van Bunschoten,

E. Hoogstraten