Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening op de heffing en de invordering van belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2019

Geldend van 19-12-2018 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2019

De raad van de gemeente Bunschoten;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 oktober 2018, nr. 1134676;

gelet op artikel 221 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de:

“Verordening op de heffing en de invordering van belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2019”

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Ruimte: een roerende woon- of bedrijfsruimte, welke duurzaam aan een plaats gebonden is en dient tot permanente bewoning of permanent gebruik;

  • b.

    Woonruimte: een ruimte waarvan de vastgestelde waarde in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van de ruimte die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden;

  • c.

    Bedrijfsruimte: een ruimte die niet kan worden aangemerkt als woonruimte.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1. Onder de naam “belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten” worden ter zake van binnen de gemeente gelegen ruimten twee directe belastingen geheven:

    • a.

      Een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een bedrijfsruimte, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te benoemen: gebruikersbelasting;

    • b.

      Een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een ruimte het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te benoemen: eigenarenbelasting.

  • 2. Bij de gebruikersbelasting wordt:

    • a.

      Gebruik door degene aan wie een deel van een bedrijfsruimte in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;

    • b.

      Het ter beschikking stellen van een bedrijfsruimte voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die de ruimte ter beschikking heeft gesteld;

  • 3. Degene die een in het vorige lid bedoelde bedrijfsruimte in gebruik heeft gegeven of ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die ruimte of deel daarvan in gebruik is gegeven of ter beschikking is gesteld.

Artikel 3 Belastingobject

Als één ruimte wordt aangemerkt:

  • a.

    Een binnen de gemeente gelegen ruimte;

  • b.

    Een gedeelte van een in onderdeel a bedoelde ruimte dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

  • c.

    Een samenstel van twee of meer onder a bedoelde ruimten of in onderdeel b bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

  • d.

    Het binnen de gemeente gelegen deel van een in onderdeel a bedoelde ruimte, van een in onderdeel b bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel c bedoeld samenstel.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De heffing wordt berekend naar een vast bedrag per belasting voor een roerende zaak.

Artikel 5 Belastingtarieven

Het tarief van de belasting bedraagt per roerende zaak voor:

  • a.

    de gebruikersbelasting € 308,00;

  • b.

    bij de eigenarenbelasting

    • 1.

      voor roerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen € 308,00;

    • 2.

      voor roerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen € 308,00.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belastingen worden geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving, waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de belastingen worden betaald binnen een maand na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de eerste lid gestelde termijn.

Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de belasting op woon- en bedrijfsruimten.

Artikel 9 Kwijtschelding

Van de geheven belasting op woon- en bedrijfsruimten wordt kwijtschelding verleend voor woonruimten als bedoeld in artikel 26 van de Invorderingswet 1990. Voor het toekennen van kwijtschelding gelden de uitgangspunten, zoals is verwoord in de “Kwijtscheldingsregeling gemeente Bunschoten 2019”.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De " Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten Bunschoten 2018" van 7 december 2017, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten Bunschoten 2019”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bunschoten van 13 december 2018

de griffier,

E. Hoogstraten

de voorzitter,

M. v.d. Groep