Regeling vervallen per 01-01-2016

Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie

Geldend van 25-12-1997 t/m 31-12-2015

Intitulé

Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie

 

A1 Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie

Het college van burgemeester en wethouders van Bunschoten;

Gelet op het bepaalde in:

  • -

    artikel 1 van de verordening onroerende-zaakbelastingen;

  • -

    artikel 2 van de verordening reinigingsrechten;

  • -

    artikel 2 van de verordening rioolrechten;

  • -

    artikel 2 van de verordening hondenbelasting;

  • -

    artikel 2 van de verordening forensenbelasting;

Besluit:

vast te stellen de volgende:

Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige.

Algemeen

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat meer personen belastingplichtig kunnen zijn voor één belastbaar feit. De aanslag mag dan ten name van één van de belastingplichtigen worden gesteld. In deze gevallen hanteert de gemeente Bunschoten de hierna aangegeven voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt. Deze voorkeursvolgorde is gebaseerd op veronderstelde betaalcapaciteit en doelmatige c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de gegevens voorhanden of te achterhalen zijn.

De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming. Zij moeten worden beschouwd als richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen.

Voorkeursvolgorde

1 Met betrekking tot de gemeentelijke belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, indien er met betrekking tot één roerende of onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

1.1 de beperkt gerechtigde, waarbij de volgende voorkeursvolgorde geldt:

1.1.1 de vruchtgebruiker c.q. gerechtigde krachtens recht van gebruik en bewoning;

1.1.2 de opstaller, met uitzondering van degene die een afhankelijk opstalrecht, dan wel een opstalrecht ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van onder- of bovengrondse leidingen heeft;

1.1.3 de erfpachter dan wel de beklemde meier;

1.2 de eigenaar of de appartementsgerechtigde;

1.3 degene die op andere wijze als genothebbende naar voren komt, daaronder begrepen de bezitter.

2 Met betrekking tot de gemeentelijke belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

2.1 indien er binnen één categorie genothebbenden personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Bunschoten wonen of gevestigd zijn:

2.1.1 degene die ook als gebruiker wordt aangemerkt;

2.1.2 degene die in de gemeente woont of gevestigd is;

2.1.3 degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

2.1.4 een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;

2.1.5 bij gelijke aandelen de oudste in leeftijd;

2.1.6 de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden;

2.2 indien er binnen één categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Bunschoten wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die volgens de beschikbare gegevens elders in Nederland wonen of gevestigd gevestigd zijn:

2.2.1 degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

2.2.2 een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;

2.2.3 bij gelijke aandelen de oudste in leeftijd;

2.2.4 de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden;

2.3 indien er binnen één categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Nederland wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die volgens de beschikbare gegevens in het buitenland wonen of gevestigd zijn:

2.3.1 degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

2.3.2 de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden.

3 Met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen die wordt geheven van de gebruikers en de forensenbelasting, wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

3.1 degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt;

3.2 degene die een nutsvoorziening van het belastingobject op naam heeft;

3.3 de oudste in leeftijd;

3.4 degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

4 Met betrekking tot de hondenbelasting, de rioolrechten en de reinigingsrechten (wegens de inzameling van het huishoudelijk afval) wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

4.1 degene die de nutsvoorziening van het belastingobject c.q. het object waar de hond wordt gehouden, op naam heeft;

4.2 degene die de huur van het hele belastingobject c.q. het object waar de hond wordt gehouden, betaalt aan een elders wonende verhuurder;

4.3 degene die het grootste deel van het belastingobject c.q. het object waar de hond wordt gehouden, gebruikt;

4.4 degene die het langst in het belastingobject c.q. het object waar de hond wordt gehouden, woont;

4.5 degene die het belastingobject c.q. het object waar de hond wordt gehouden, het langst gebruikt;

4.6 de oudste, in geval van gelijktijdige vestiging in het belastingobject c.q. het object waar dehond wordt gehouden;

4.7 degene die op andere wijze als gebruiker van het belastingobject of houder van de hond naar voren komt.

5 Indien en voor zover aanslagen van verschillende gemeentelijke belastingen worden verenigd op één aanslagbiljet, worden deze in onderstaande volgorde ten name gesteld van de belastingplichtige die:

5.1 ingevolge de onderdelen 1 en 2 kan worden aangewezen;

5.2 ingevolge onderdeel 3 kan worden aangewezen;

5.3 ingevolge onderdeel 4 kan worden aangewezen;

6 De onderdelen 1 tot en met 5 vinden geen toepassing indien:

6.1 de aanslag kan worden opgelegd aan degene die met betrekking tot het voorgaande belastingtijdvak of kalenderjaar de aanslag heeft gekregen, gezorgd heeft dat de aanslag betaald is en nog steeds belastingplichtig is;

6.2 bij de werkeenheid boekhouding en belastingen bekend is dat één van de potentiëlebelastingplichtigen de desbetreffende aanslag op zijn/haar naam wil hebben, althans voor zover dit niet leidt tot een mogelijke situatie dat de belasting niet kan worden betaald dan wel ingevorderd.

7 Voor zover de belasting wordt geheven over een belastingtijdvak, is bij de toepassing van de voorkeursvolgorde beslissend de situatie bij de aanvang van dat tijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

8 Aangezien de voorkeursvolgorde erop is gericht de aanslag op te leggen aan een belastingplichtige die in staat geacht mag worden om de belasting te betalen, kan ook tot een andere keuze gekomen worden dan uit de voorkeursvolgorde zou volgen.

9 Wijzigingen kunnen - indien reeds een aanslag aan een belastingplichtige is opgelegd - pas plaatsvinden met ingang van het eerstvolgende belastingtijdvak.

10 Indien in uitzonderingsgevallen, door welke oorzaak dan ook, een aanslag wordt opgelegd in afwijking van het in het voorgaande onderdelen bepaalde, is de aanslag alleen ongeldig als er sprake is van willekeur.

11 Indien een belasting niet wordt geheven bij wege van aanslag, maar op andere wijze, is het bepaalde in de onderdelen 1 tot en met 10 van overeenkomstige toepassing.

Bunschoten, 28 november 1997

Ondertekening

Het college van burgemeester en wethouders van Bunschoten
de sekretaris, de burgemeester,
M.J. Doeven L.C. Groen

A2 Toelichting op de beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie

Onderdeel 1 Voorkeursvolgorde bij verschillende categorieën genothebbenden

Met betrekking tot een roerende of onroerende zaak kan sprake zijn van verschillende genothebbenden: de eigenaar, de bezitter of de beperkt gerechtigde. Indien één van dezen in een gemeentelijke belasting moet worden betrokken, kunnen zich met betrekking tot het aanwijzen van de belastingplichtige twee keuzemogelijkheden voordoen, te weten:

a een keuze tussen de hier genoemde categorieën genothebbenden;

b een keuze binnen één categorie genothebbenden.

In onderdeel 1 is een voorkeursvolgorde bepaald indien sprake is van verschillende categorieën genothebbenden.

De wetgever gaat er van uit dat bij verschillende soorten ‘zakelijke rechten’ met betrekking tot één onroerende zaak er maar één belastingplichtig kan zijn, en wel degene die het genot van de vruchten van de onroerende zaak heeft.

Indien met betrekking tot onroerende zaken in de kadastrale legger naast de eigenaar tevens een andere ‘zakelijk gerechtigde’ is vermeld, wordt degene die het afgeleide zakelijke recht heeft als genothebbende krachtens ‘zakelijk recht’ voor de onroerende-zaakbelastingen aangemerkt.

De vraag is of degene die het genot van de vruchten heeft eenduidig en eenvoudig is aan te wijzen. Bij bloot-eigendom en een beperkt recht met betrekking tot een onroerende zaak kan dit inderdaad. Moeilijker wordt het indien op een onroerende zaak meer dan één beperkt recht is gevestigd. Welk beperkt recht gaat dan voor?

Voor de waterschappen is voor de heffing van de omslagen gebouwd en ongebouwd in artikel 118, vijfde lid, Waterschapswet bepaald dat ingeval van verschillende soorten van genot krachtens beperkt recht alleen het genot van het beperkte recht waaraan ingevolge artikel 24 Waterschapswet stemrecht is verbonden, in aanmerking wordt genomen. Op grond hiervan geldt de volgende volgorde van voorrang:

  • 1

    de vruchtgebruiker;

  • 2

    de opstaller;

  • 3

    erfpachter of beklemde meier.

  • 4

    eigenaar.

Uitzondering: bij een recht van opstal ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van onder- of bovengrondse leidingen heeft de eigenaar voorrang op de opstaller.

Het hier niet genoemde recht van gebruik en bewoning kan op grond van artikel 226 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek met het recht van vruchtgebruik worden gelijkgesteld. Het evenmin genoemde appartementsrecht kan worden beschouwd als een vorm van mede-eigendom, zodat de voorkeursvolgorde van artikel 24 Waterschapswet daarop niet van toepassing is.

Uit de gekozen volgorde kan worden afgeleid dat de Waterschapswet wil uitkomen bij de daadwerkelijk genothebbende.

Daarom is de voorkeursvolgorde in onderdeel 1 afgestemd op de regeling in artikel 24 van de Waterschapswet. Voor de onroerende-zaakbelastingen is het bepaalde in de Waterschapswet mede van belang in verband met de Wet Waardering onroerende zaken (wet WOZ). Het waardegegeven wordt ook gebruikt door de waterschappen en de Belastingdienst. Het is van belang dat gemeenten, waterschappen en Belastingdienst voor zover mogelijk dezelfde belastingplichtige aanwijzen. In de toekomst zal dus nog nadere afstemming moeten plaatsvinden.

Ook de bezitter kan belastingplichtig zijn. Bezitter is degene die een goed houdt voor zichzelf (artikel 108, eerste lid, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek). Daarbij gaat het met name om de uitoefening van de feitelijke macht (artikel 113, eerste lid, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek).

Van bezit moet worden onderscheiden de economische eigendom. De economische eigenaar is geen bezitter in evenvermelde zin. Deze houdt namelijk niet voor zichzelf, maar voor de juridische eigenaar. De economische eigenaar kan derhalve nooit te goeder trouw bezitten, dat is houden voor zichzelf, zonder de juridische eigendom te hebben. De juridische eigenaar aanvaardt in een dergelijke situatie vrijwillig een beperking van zijn genot en is nog steeds belastingplichtig (Hoge Raad 29 november 1989, nr.26.308, BNB 1990/43).

Overigens kan een bezitter - ook die te kwader trouw - volledig rechthebbende worden, namelijk in geval van verjaring (artikelen 99 e.v. van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek).

Aangezien de bezitter niet als zodanig in het kadaster wordt vermeld, zal de aanslag slechts dan ten name van de bezitter (kunnen) worden gesteld, indien degene die op grond van de kadastrale gegevens de aanslag heeft ontvangen kan aantonen dat hij geen genothebbende is (vergelijk artikel 220b, tweede lid, van de Gemeentewet). In verband hiermee is de bezitter als laatste in de voorkeursvolgorde opgenomen

Samenvattend:

Belastingplichtig is degene die het (meest omvattende) genot heeft van de (on)roerende zaak. Als zodanig bestaat in beginsel geen keuzevrijheid. Beperkt recht gaat als afgeleid recht voor op (bloot-)eigendom. De gekozen voorkeursvolgorde is mede gebaseerd op artikel 24 Waterschapswet.

Onderdeel 2 Voorkeursvolgorde binnen één categorie genothebbenden

Indien er met betrekking tot één onroerende zaak meer dan één genothebbende krachtens bijvoorbeeld eigendom kan worden aangewezen, kan de aanslag worden opgelegd aan één van hen. In onderdeel 2 is aangegeven aan wie van hen de aanslag opgelegd wordt.

Daarbij is een onderscheid aangebracht, afhankelijk van de woon- of vestigingsplaats van de belastingplichtigen. De gegevens zijn in beginsel aan het kadaster te ontlenen. Maar ook de eigen gemeentelijke belastingadministratie, dan wel de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens kunnen als bron fungeren. In verband hiermee wordt in onderdeel 2.1 gesproken van ‘beschikbare gegevens’.

Het in onderdeel 2.1.1 opgenomen criterium kan een eerste schifting aanbrengen in de kring belastingplichtige genothebbenden.

Met de keuze in onderdeel 2.1.4 voor de term ‘niet-natuurlijk persoon’ wordt bewerkstelligd dat ook maatschappen en dergelijke in de keuzevolgorde kunnen worden meegenomen.

Onderdeel 3 Voorkeursvolgorde bij de onroerende-zaakbelastingen die wordt geheven van de gebruikers en de forensenbelasting

Indien er verschillende gebruikers zijn met betrekking tot één onroerende zaak kan de aanslag worden opgelegd aan één van hen. In onderdeel 3 is aangegeven aan wie van hen de aanslag opgelegd wordt.

Het stellen van beleidsregels is alleen nog nodig in geval van gebruik door leden van een huishouding hetwelk wordt toegerekend aan een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen lid van dat huishouden.

Onderdeel 4 Voorkeursvolgorde bij de hondenbelasting, de rioolrechten (van gebruikers) en de reinigingsrechten (wegens de inzameling van het huishoudelijk afval)

Voor de hier genoemde gemeentelijke belastingen geldt het bepaalde in onderdeel 3 onverkort. Hier dient echter wel een voorkeursvolgorde te worden vastgesteld ten aanzien van het gebruik van onzelfstandige gedeelten van een roerende of onroerende zaak of perceel, aangezien het bij een aantal gemeentelijke belastingen om “feitelijk” gebruik gaat.

Onderdeel 5 Samenvoegen van aanslagen op één aanslagbiljet

Aangezien veelal zal worden gecombineerd met aanslagen onroerende-zaakbelastingen, zullen de aanslagen c.q. het aanslagbiljet worden tenaamgesteld van de aangewezen belastingplichtige voor die belastingen. De voorkeursvolgorde sluit aan op deze praktijk.

Onderdeel 6 Uitzonderingen op de voorkeursvolgorde

In dit onderdeel is een tweetal uitzonderingen op de voorkeursvolgorde in de voorgaande onderdelen opgenomen. Ook komen in dit onderdeel de doelstellingen tot uitdrukking, te weten een doelmatige uitvoeringspraktijk en invordering. Vooorts wordt op deze wijze de continuïteit van bestuurlijk handelen bevorderd, alsmede recht gedaan aan het vertrouwen dat belastingplichtigen hebben in de handelwijze van de gemeente.

Onderdeel 7 Situatie bij de aanvang belastingtijdvak beslissend

Voor de gemeentelijke belastingen die worden geheven naar een bepaald tijdstip is zonder meer duidelijk welk moment voor het beoordelen van de belastingplicht beslissend is. Voor de “tijdvakbelastingen” is dit anders. In verband hiermee is in onderdeel 7 een tijdstip aangegeven.

Onderdeel 8 Doel van de voorkeursvolgorde rechtvaardigt afwijking daarvan

Het doel dat met de voorkeursvolgorde wordt beoogd is een eenvoudige uitvoeringspraktijk alsmede een doelmatige invordering. De doelstellingen kunnen ertoe nopen in voorkomende gevallen te moeten afwijken van de in de onderdelen opgenomen volgorde. Het bepaalde in onderdeel 8 geeft daartoe de bevoegdheid. Daarmee wordt naar de belanghebbenden toe duidelijkheid geschapen omtrent het karakter van de voorkeursvolgorde.

Onderdeel 9 Wijzigingen in voorkeursvolgorde

In onderdeel 9 wordt tot uitdrukking gebracht dat indien belastingplichtigen een andere tenaamstelling willen, daarmee eerst voor een volgend belastingjaar rekening kan worden gehouden. Het opleggen van een tweede primitieve aanslag is immers niet mogelijk.

Onderdeel 10 Afwijkingen van voorkeursvolgorde

Indien sprake is van verschillende belastingplichtigen met betrekking tot hetzelfde belastbare feit en dezen elk hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de belastingschuld, kan aan één van de belastingplichtigen opgelegde aanslag niet worden vernietigd en een andere aanslag (tweede) aanslag aan een andere belastingplichtige worden opgelegd. Dit betekent dat indien door omstandigheden een aanslag is opgelegd in afwijking van de voorkeursvolgorde, die aanslag niet zonder meer ongeldig is.

Van geval tot geval moet worden bezien of de belastingheffer gebonden is aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur of dat er verschonende omstandigheden zijn. In verband hiermee is in onderdeel 10 een “vrijwaringsclausule” opgenomen.

Onderdeel 11

Indien de gemeente een belasting op “andere wijze” heft, bijv. via een nota, is de voorkeursvolgorde ook van toepassing.

M.J. Doeven L.C. Groen