Regeling vervallen per 14-03-2024

Handboek Ondergrondse Infrastructuur (HOI)

Geldend van 12-03-2014 t/m 13-03-2024

Intitulé

Handboek Ondergrondse Infrastructuur (HOI)

HANDBOEK

ONDERGRONDSE INFRASTRUCTUUR

 

 

Standaardbepalingen voor het opnemen van de sleufverharding, het graven, aanvullen en verdichten van sleuven en het leggen etc. van ondergrondse infrastructuur in gronden die in eigendom of beheer zijn bij de deelnemende gemeenten.

 

Gemeente Beuningen

Gemeente Buren

Gemeente Culemborg

Gemeente Druten

Gemeente Geldermalsen

Gemeente Lingewaal

Gemeente Lingewaard

Gemeente Maasdriel

Gemeente Neder-Betuwe

Gemeente Neerijnen

Gemeente Overbetuwe

Gemeente Tiel

Gemeente West Maas en Waal

Gemeente Wijchen

Gemeente Zaltbommel

 

Datum: 17 december 2013

Vastgesteld door: Het college van burgemeester en wethouders Buren

Uitgebracht door: afdeling Ruimtelijk Beheer, E Sielias

Auteursrecht 

Onverminderd de bepalingen van de Auteurswet en behoudens afwijkende bedingen heeft de deelnemende gemeenten het alleenrecht van openbaarmaking van deze voorschriften, verordeningen, adviezen, meet- en inspectierapporten, ontwerpen, tekeningen, bestekken, enzovoort. Het is derhalve niet toegestaan om zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de rechthebbende dit document of delen daarvan te vermenigvuldigen en/of openbaar te maken of te tonen aan derden die ze ten eigen bate of in het belang van anderen zouden kunnen aanwenden.

 

1 Inleiding

Onvoldoende regie en coördinatie bij aanleg van kabels en leidingen kan leiden tot inefficiënte werkprocessen en onnodige werkzaamheden. Zo kan (financiële) schade voortkomen uit onnodige verleggingen, het tijdens de uitvoering steggelen over verantwoordelijkheden tussen netbeheerders en slechte bereikbaarheid voor de omgeving (maatschappelijke schade). De deelnemende gemeente, in haar functie als beheerder van de openbare ruimte, voert de regie en coördinatie bij aanleg van kabels en leidingen. Voor een goede uitoefening van deze taken heeft de betrokken afdeling van de deelnemende gemeenten het Handboek Ondergrondse Infrastructuur, in het kort HOI genoemd, ontwikkeld. Het HOI wordt door de gemeente van toepassing verklaard in alle gevallen waarin de gemeente, al dan niet op grond van een geldende verordening, overeenkomst of regeling vergunning, instemmingbesluit of toestemming verleent voor werkzaamheden aan of ten behoeve van ondergrondse infrastructuur.

Doel van het handboek is:

  • -

    Het bevorderen van een veilige ligging en ordening van de ondergrondse infrastructuur;

  • -

    Het beperken van de overlast en het bevorderen van een veilige omgeving voor de burgers tijdens de werkzaamheden aan ondergrondse infrastructuur;

  • -

    Het voorkomen van schade aan private- en gemeentelijke eigendommen;

  • -

    Het borgen van de kwaliteit van de openbare ruimte.

  • -

    Werkzaamheden uit te voeren volgens de RAW Standaard 2010.

Het bereiken en handhaven van deze doelstellingen wordt ondersteund door gedetailleerd uitgewerkte, uniforme voorbereiding- en uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van alle werken in het openbare gebied van de deelnemende gemeenten.

Hiertoe worden nadere eisen gesteld aan de gegevens die moeten worden verstrekt bij aanvragen van een vergunning c.q. instemming en worden nadere voorwaarden gesteld bij het voorbereiden en uitvoeren van werken in het beheergebied van de deelnemende gemeenten. Het HOI is van toepassing op alle leidingen, zowel buisleidingen als kabels en is derhalve bedoeld voor alle partijen die werkzaam zijn in de graafketen (netbeheerders van leidingen, bedrijven in de Grond- Weg- en Waterbouw (GWW), projectontwikkelaars etc.).

Binnen de gemeentegrens van de deelnemende gemeenten zijn medewerkers gemandateerd om namens het college van burgemeester en wethouders vergunning c.q. instemming te verlenen. De vergunning-/instemmingverlening is het gemeentelijke instrument om zorg te dragen voor de veiligheid, de beperking van overlast, het voorkomen van schade en het borgen van de kwaliteit van de openbare ruimte.

Het verband tussen de wetten, verordeningen en Handboek Ondergrondse Infrastructuur kan in rangbepaling als volgt worden weergegeven:

  • 1.

    Wettelijke bepalingen zoals o.a. de Telecommunicatiewet en de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION);

  • 2.

    Lokale regelgeving van de deelnemende gemeenten zoals o.a. de Algemene Plaatselijke Verordening en de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur 2010 (AVOI);

  • 3.

    Handboek Ondergrondse Infrastructuur (HOI) van de Deelnemende gemeenten. De Standaard 2010 is leidend betreffende de uitvoeringsmethodiek.

2 Begrippenlijst

2.1 Rolverdeling

In de praktijk kan er een rolverdeling bestaan tussen beheerder – vergunninghouder – opdrachtgever en grondroerder. Ook kan het zijn dat deze rollen door één en dezelfde partij worden vervuld. Voor de gemeente is echter alleen de vergunninghouder zowel financieel, operationeel als juridisch te allen tijde aansprakelijk en verantwoordelijk voor het (doen) opvolgen van de bepalingen in het HOI. Dit ongeacht hoe de relatie tussen vergunninghouder enerzijds en een eventuele beheerder, opdrachtgever en grondroerder anderzijds is. De gemeente behoudt zich echter het recht voor om in dringende gevallen handhavingsmaatregelen rechtstreeks met grondroerder af te handelen en de vergunninghouder pas later daarvan in kennis te stellen.

2.2. Partijen

Gemeente:

Het college van burgemeester en wethouders of de betrokken afdeling, die krachtens mandaat bevoegd is namens het college op te treden.

Coördinator K&L:

De coördinator kabels en leidingen van de betrokken afdeling.

Opzichter K&L:

De opzichter kabels en leidingen van de betrokken afdeling.

(Net)Beheerder:

Degene die als natuurlijk persoon handelende in de uitoefening van een beroep of een bedrijf dan wel als rechtspersoon een kabel- c.q. buisleidingen net beheert. In het kader van dit handboek is de beheerder ook degene die in het bezit is van alle benodigde wettelijke concessies, OPTA registraties en overige noodzakelijke documenten ten behoeve van het rechtsgeldig leggen, hebben en onderhouden van kabels en/of leidingen.

Vergunninghouder:

De natuurlijke of rechtspersoon, in de regel een (net)beheerder, aan wie de gemeente vergunning, instemming of toestemming heeft verleend voor het leggen, hebben, houden, onderhouden etc. van ondergrondse infrastructuur in gemeente grond. Een derde partij kan optreden namens de beheerder in het vergunning aanvraag proces, mits rechtsgeldig en voldoende door deze gemandateerd.

Vergunning aanvrager:

De natuurlijke of rechtspersoon die aan de gemeente vergunning, instemming of toestemming verzoekt voor het leggen, hebben, houden, onderhouden etc. van ondergrondse infrastructuur in gemeente grond. Een derde partij kan als aanvrager optreden namens de beheerder in het vergunning aanvraag proces, mits rechtsgeldig en voldoende door deze gemandateerd.

Opdrachtgever:

De natuurlijke of rechtspersoon die opdracht geeft tot het uitvoeren van een werk waarbij graafwerkzaamheden worden verricht. Een derde partij kan als opdrachtgever optreden namens de beheerder in het realisatieproces, mits rechtsgeldig en voldoende door beheerder en vergunninghouder gemandateerd.

Grondroerder:

De natuurlijke of rechtspersoon onder wiens verantwoordelijkheid of leiding de feitelijke (graaf)werkzaamheden worden verricht. Een derde partij kan onder de vlag van de grondroerder het feitelijke werk uitvoeren in het realisatieproces, mits rechtsgeldig en voldoende door beheerder, opdrachtgever en vergunninghouder gemandateerd.

2.3 Begripsbeschrijvingen

As built tekening:

Een gewaarmerkte tekening die de gerealiseerde ligging aangeeft, welke leidingen gelegd zijn in X-, Y- en Z- coördinaten volgens het RD-stelsel alsmede hoeveel leidingen gelegd zijn in een sleuf(deel).

Boring/persing:

Het met behulp van een sleufloze techniek maken van een holle ruimte in de grond zonder daarbij de omringende grondslag te verwijderen.

Buisleiding:

Holle buis voor het doorstromen van gassen of vloeistoffen, bestemd om hetzij een gas of een vloeistof te transporteren, hetzij een vloeistof als intermediair te gebruiken voor het transport van warmte of een opgelost of verpulverd product. Een voorziening ten behoeve van het inblazen en omvatten van (glasvezel)kabel is geen buisleiding maar wordt gelijkgesteld aan een leiding.

Calamiteit:

Een incident met voor de omgeving mogelijke grote gevolgen, die niet zelfstandig kunnen worden afgewikkeld en waarbij gecoördineerde inzet van hulpverleningsorganisaties en diensten van verschillende disciplines is vereist om de gevolgen te beperken.

Definitief herstel:

Het terugbrengen van de verhardingsmaterialen op een vakkundige wijze in zijn oorspronkelijk verband.

Gemeentegrond:

Wegen en wateren, inclusief fietspaden, voetpaden, trottoirs, bermen, plantsoenen en parken, die in eigendom of beheer zijn bij de gemeente.

Gesloten verharding:

Verhardingsconstructie bestaande uit een bitumen, cement of kunststof gebonden materiaal.

Graaflocatie:

De locatie waar graafwerkzaamheden worden verricht.

Graafwerkzaamheden:

Het handmatig en/of mechanisch verrichten van werkzaamheden

In de ondergrond

Handholes:

Afsluitbare ondergrondse holle behuizing voor het onderbrengen van voornamelijk telecommunicatie appendages of apparatuur met toegangsluik onder de verharding of op maaiveldniveau. Moet altijd toegankelijk blijven.

Huisaansluiting:

De verbinding tussen een distributieleiding en de installaties in een perceel/pand.

Kadaster-sectie KLIC:

Instantie de uitvoering geeft aan de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION) en het voorkomen van graafschade als doelstelling heeft alsmede zorgdraagt voor de uitwisseling van kabel- en leidinggegevens.

Leidingen:

Kabels en leidingen met toebehoren.

Leggen van leidingen:

Het aanbrengen, leggen, onderhouden, omleggen, vernieuwen, herstellen en verwijderen van ondergrondse infrastructuur en het verrichten van de hierbij behorende werkzaamheden.

Ligginggegevens:

Gegevens over de werkelijke plaats van een leiding, zoals deze op het moment van vaststelling visueel waarneembaar en controleerbaar zijn.

Mantelbuis:

Beschermbuis om een leiding.

Montagegat c.q. lasgat:

Sleuven met over het algemeen beperkte afmetingen, die worden gemaakt t.b.v. de toegang tot een handhole, het opgraven van een kabelrol t.b.v. klantaansluitingen, het maken van aftakkingen, voor het herstellen van kabels c.q. leidingstoringen of voor inspectiedoeleinden.

Net:

Een of meer ondergrondse kabel(s) en/of leiding(en), daaronder mede begrepen lege buizen, ondergrondse- en bovengrondse ondersteuning- en beschermingswerken, bestemd voor het transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie.

Normprofiel:

Het door de gemeente eenzijdig vastgestelde en voor de vergunninghouder verplichte schema in de ligging van ondergrondse infrastructuur in de gemeentegrond. Er zijn meerdere geografische deelgebieden gedefinieerd, ieder met zijn eigen algemene normprofiel. Binnen een algemeen normprofielgebied kunnen nog specifieke profielen voorkomen, derhalve altijd de coördinator K&L om inlichtingen vragen.

Open verharding:

Verhardingsconstructie bestaande uit elementen of andere ongebonden materialen al of niet op een puinfundering, waaraan geen bindmiddel is toegevoegd.

Provisorisch herstel:

Het terugbrengen van de verhardingsmaterialen op een niet noodzakelijke vaktechnische wijze maar wel zodanig dat het functionele gebruik door het verkeer volledig is hersteld en geen gevaar ontstaat voor de weggebruiker.

Sleuf:

De opening die ontstaat door het verwijderen van verharding en/of grond ten behoeve van het leggen van ondergrondse infrastructuur.

Vergunning:

Schriftelijke vergunning c.q. instemmingsbesluit voor de aanleg, het houden, het onderhoud, vervangen, verwijderen van één of meer kabels en leidingen, waaronder begrepen een netwerk van leidingen alsmede de bij de kabel en/of leiding behorende voorzieningen. In dit handboek wordt hierna met vergunning ook bedoeld instemmingbesluit.

Bouwplaats:

De stallingsplaats van haspel-, vracht-, directie-, materiaalwagens, enz.

WION:

De Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION) verplicht de Vergunningaanvrager en grondroerder om, vóór het werk begint, de tekeningen van alle aanwezige ondergrondse infrastructuur te raadplegen. Dit doet de grondroerder door een graafmelding c.q. oriëntatiemelding te doen bij het Kadaster-sectie KLIC.

Tevens verplicht de WION leidingbeheerder en grondroerder om uiterlijk 20 werkdagen na het leggen van ondergrondse infrastructuur de ligginggegevens van deze leidingen digitaal beschikbaar te hebben voor raadpleging en bij het aantreffen van onbekende kabels en leidingen deze te melden bij het Kadaster-sectie KLIC.

Woonerven:

De in dit handboek te hanteren term woonerf heeft betrekking op een openbare weg met een inrichting en verkeersbesluit conform een erf in de zin van de RVV. Dit is gedaan met de bedoeling om verwarring met het begrip erf uit de Telecommunicatiewet, de Concessiewet en nutsovereenkomsten te voorkomen.

2.4 Verwijzingen

In dit Handboek wordt op diverse onderdelen verwezen naar normen, richtlijnen e.d. Hieronder is een beknopte omschrijving weergegeven welke deze betreffen.

NEN

Nederlands Normalisatie instituut.

Het Nederlandse centrum van normalisatie helpt bedrijven en andere partijen om onderling heldere en toepasbare afspraken te maken. NEN draagt bij aan veiligheid, gezondheid, milieu en innovatie.

Bedrijfsleven en andere partijen maken in normcommissies zelf afspraken over producten en werkwijzen. NEN bemiddelt in het afwegen van de verschillende belangen en zorgt voor neutrale procesbegeleiding. NEN biedt direct toegang tot Europese (NEN-EN) en mondiale normalisatieplatforms.

NPR

Nederlandse Praktijk Richtlijnen.

De NPR geeft toelichting op en aanwijzingen voor het verantwoord gebruik van de NEN- en NEN-EN normen.

C.R.O.W.

CROW is het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte. Deze not-for-profitorganisatie ontwikkelt, verspreidt en beheert praktisch toepasbare kennis voor beleidsvoorbereiding, planning, ontwerp, aanleg, beheer en onderhoud. Dit gebeurt in samenwerking met alle belanghebbende partijen, waaronder Rijk, provincies, gemeenten, adviesbureaus, uitvoerende bouwbedrijven in de grond-, water- en wegenbouw, toeleveranciers en vervoerorganisaties.

RAW

De RAW-systematiek, beheerd en onderhouden door CROW, is sinds jaar en dag dé standaard voor bestekken in de grond-, water- en wegenbouw (GWW). Bij de meeste werken in de GWW wordt de systematiek gevolgd.

3 Vergunningen en toestemmingen voor (graaf)werkzaamheden

3.1 Toepasselijkheid

  • 1.

    Een Instemmingsbesluit voor graafwerkzaamheden in het kader van Ondergrondse Infrastructuur kan alleen worden aangevraagd door:

    • ·

      Aanbieders van openbare telecommunicatie infrastructuur (voor telefoon, data en centrale antenne inrichting (cai));

    • ·

      Nutsbedrijven (voor gas, elektra, warmte/koude en water);

    • ·

      Overheid (Rijk, provincie, gemeente of waterschap) ter uitvoering van zijn of haar publiekrechtelijke taak.

    • ·

      Particulieren (voor signaleringskabels en vetafscheiders).

  • 2.

    Het is particulieren niet toegestaan om in eigen beheer kabels voor besloten en/of openbare telefoon, data, centrale antenne inrichting, gas, elektra, warmte/koude en water in openbare grond te leggen, hebben en onderhouden. Voor een vetafscheider wordt de procedure voor een handhole gehanteerd.

3.2 Ketenprincipe

  • 1.

    In een tracé kunnen secties voorkomen waarvoor door derden toestemming en/of vergunning moet worden verleend. Deze secties kunnen onder meer zijn: kruisingen van spoor- rijks- en provinciale wegen, kruisingen van waterwegen of kruisingen van particuliere eigendommen.

  • 2.

    De gemeente zal pas overgaan tot behandeling van de vergunning/- instemmingsaanvraag als deze compleet is, waaronder ook te verstaan dat door alle betreffende derde belanghebbenden schriftelijk toestemming en/of vergunning is verleend.

3.3 Voorbereidingstraject

  • 1.

    Vergunningaanvrager dient zelf te inventariseren of er een melding danwel een aanvraag voor een instemmingsbesluit in het kader van de AVOI noodzakelijk is.

  • 2.

    Voor het aanvragen van een instemmingsbesluit (tracé-lengte > 25 meter) geldt de procedure zoals beschreven in hoofdstuk 3.4 van dit HOI.

  • 3.

    Voor het doen van een melding (tracé-lengte < dan 25 meter) geldt de procedure zoals beschreven in hoofdstuk 3.5 van dit HOI.

3.4 Algemene procedure groot werk

  • 1.

    Voordat werkzaamheden met een tracélengte >25 meter kunnen plaatsvinden, dient bij betrokken gemeente, op basis van de geldende Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren (AVOI), een instemmingbesluit te zijn verkregen. De procedure voor het aanvragen van een instemmingsbesluit staat gedetailleerd omschreven in de AVOI van de deelnemende gemeenten. Daarnaast kan het ook noodzakelijk zijn een bouwplaatssvergunning aan te vragen voor het oprichten/plaatsen van bouwketen/portocabins, materiaalcontainers etc. Dit is een separate procedure.

  • 2.

    Voor alle graafwerkzaamheden die uitgevoerd worden in openbare gronden binnen de deelnemende gemeenten moet door vergunninghouder of zijn rechtsgeldig gemandateerde grondroerder, minimaal 5 werkdagen voorafgaand aan de start van de uitvoering van de werkzaamheden een melding worden gedaan bij de deelnemende gemeenten. Deze melding dient digitaal te worden gemeld via http://meldpunt.opbrekingen.nlof via de kabels en leidingencoördinator van de betreffende gemeente

  • 3.

    Na het einde van het werk dient dit direct digitaal te worden afgemeld via http://meldpunt.opbrekingen.nl of via de kabels en leidingencoördinator van de betreffende gemeente

  • 4.

    Vergunningaanvrager dient zelf te inventariseren welke vergunningen en instemmingen er van overige beheerders van openbare ruimte zoals onder andere ProRail, het waterschap Rivierenland, Rijks- en provinciale Waterstaat, Gasunie enz. nodig zijn voor het betreffende werk en deze separaat en tijdig aan te vragen.

  • 5.

    Indien de werkzaamheden t.b.v. ondergrondse infrastructuur, anders dan ten behoeve van de eigen klantaansluiting, gronden van particulieren kruisen is de vergunning aanvrager verplicht om voorafgaand aan de aanvraag bij de gemeente schriftelijk overeenstemming, onder een eventuele gebruiksvergoeding, met betreffende grondeigenaar te bereiken en deze situaties bij de aanvraag kenbaar te maken.

  • 6.

    Voor het verkrijgen van een instemmingsbesluit is het noodzakelijk om vooraf verkeersplannen in te dienen waarvoor door vergunningaanvrager zelf overleg en afstemming met onder andere politie, verzorgings- en hulpdiensten, particuliere- en openbare vervoerders alsmede de gemeente moet worden gevoerd.

  • 7.

    Vergunningaanvrager is tevens gehouden om kennis te nemen van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de deelnemende gemeenten en tijdig alle in dat kader voor het werk benodigde vergunningen, ontheffingen etc. aan te vragen en te verkrijgen.

  • 8.

    Vergunningaanvrager is gehouden om de uitvoeringsplanning van het werk zoveel mogelijk af te stemmen met de gemeentelijke evenementenkalender, het meerjarige gemeentelijke onderhoudsprogramma openbare ruimte en de werkzaamheden in het kader van de uitvoering van stedelijke projecten.

  • 9.

    Bij de vergunningaanvraag dient, bij grotere werken op eigen initiatief, zulks naar het oordeel van de gemeente, een algemeen tijdschema en een gedetailleerd werkplan, als bedoeld in paragraaf 26 van de U.A.V. 1989, te worden overlegd. Daarin dient rekening te worden gehouden met de werkzaamheden van derden. De vergunningaanvrager dient betreffende deze werkzaamheden van derden een coördinerende rol te vervullen.

  • 10.

    In verband met het bepaalde in paragraaf 31 lid 1 van de U.A.V. 1989 wordt erop gewezen dat de navolgende werken in elkaar kunnen grijpen:

    • a)

      (ver)leggen van ondergrondse infrastructuur door derden;

    • b)

      rooien en/ of planten van bomen en beplantingen;

    • c)

      aanbrengen mantelbuizen door derden;

    • d)

      bodem- en/ of grondwatersanering.

  • 11.

    Indien in opdracht of op initiatief van de gemeente werkzaamheden plaatsvinden heeft de gemeente de coördinerende rol t.a.v. afstemming, planning en samenhang van door derden uit te voeren werkzaamheden.

  • 12.

    Voor te plaatsen handholes op een bestaande buis of kabel dient een volledige vergunningaanvraag te worden ingediend.

3.5 Algemene procedure klein werk

  • 1.

    Voor het verkrijgen van toestemming ten behoeve van het uitvoeren van klein werk, zoals bedoeld in artikel 4 lid 2 van de AVOI, kan worden volstaan met een vereenvoudigde procedure (zie punt 3).

  • 2.

    Voorwaarde voor klein werk is wel dat het werk betrekking heeft op het onderhouden, wijzigen en/of uitbreiden van een reeds rechtsgeldig in de openbare ruimte van de deelnemende gemeenten aanwezige ondergrondse nuts- en/of telecommunicatie infrastructuur met een maximale tracé-lengte van 25 meter.

  • 3.

    Voor alle graafwerkzaamheden die uitgevoerd worden in openbare gronden binnen de deelnemende gemeenten moet door vergunninghouder of zijn rechtsgeldig gemandateerde grondroerder, minimaal 5 werkdagen voorafgaand aan de start van de uitvoering van de werkzaamheden een melding worden gedaan bij de betrokken afdeling. Deze melding dient digitaal te worden gemeld via http://meldpunt.opbrekingen.nl danwel via de kabels en leidingencoördinator van de betreffende gemeente

  • 4.

    Degene die de graafwerkzaamheden heeft gemeld ontvangt enige wijze toestemming. Deze melding is geldig voor 1 ononderbroken sleuf of 1 lasgat/handhole dan wel meerdere lasgaten/handholes, aaneengesloten te openen/sluiten binnen een straal van 100 meter.

  • 5.

    Na het einde van het werk dient dit direct digitaal te worden afgemeld via http://meldpunt.opbrekingen.nl of via de kabels en leidingencoördinator van de betreffende gemeente

  • 6.

    Te plaatsen handholes c.q. kabelinspectieputten zijn uitgesloten van de uitzonderingsprocedure klein werk, hoewel de omvang van de te verrichten werkzaamheden onder de regeling vallen. Dit in verband met het beslag op ondergrondse ruimte van de voorziening waardoor een zorgvuldige toetsing en afstemming met overige gebruikers en de plannen van de gemeente.

  • 7.

    Indien in opdracht of op initiatief van de gemeente werkzaamheden plaatsvinden heeft de gemeente de coördinerende rol t.a.v. afstemming, planning en samenhang van door derden uit te voeren werkzaamheden.

  • 8.

    In verband met het bepaalde in paragraaf 31 lid 1 van de U.A.V. 1989 wordt erop gewezen dat de navolgende werken in elkaar kunnen grijpen:

  • a)

    (ver)leggen van ondergrondse infrastructuur door derden;

  • b)

    rooien en/ of planten van bomen en beplantingen;

  • c)

    aanbrengen mantelbuizen door derden;

  • d)

    bodem- en/ of grondwatersanering.

3.6 Uitzonderingsprocedure spoedeisend werk c.q. calamiteit

  • 1.

    Spoedeisende werkzaamheden c.q. werkzaamheden ingevolge een calamiteit, als bedoeld in artikel 5 lid 4 van de AVOI, ten gevolge van een ernstige belemmering of storing in de dienstverlening via het betreffende net, waarvan uitstel niet mogelijk is, kunnen direct na signalering en met in acht neming van de wettelijke verplichtingen (o.a. WION), uitgevoerd worden. Deze werkzaamheden dienen alsnog de eerstvolgende werkdag te worden gemeld via http://meldpunt.opbrekingen.nl of via de kabels en leidingencoördinator van de betreffende gemeente

  • 2.

    Wanneer een calamiteit van dusdanige aard en/of omvang is dat hulpdiensten moeten worden ingeschakeld is de kabel- en/of leidingbeheerder hiervoor verantwoordelijk.

  • 3.

    Indien het noodzakelijk is dat, voor de (verkeers-)veiligheid en/of bescherming van de volksgezondheid, direct afzettingen worden geplaatst en/of (een deel van) de weg(-en) wordt afgesloten zal de betrokken afdeling hiervoor de opdrachten verstrekken.

  • 4.

    Tijdens kantooruren zullen de werkzaamheden zoals genoemd onder lid 3 worden uitgevoerd door de gemeente, mits de werkzaamheden dit toelaten. In het geval de werkzaamheden dit niet toelaten als ook buiten kantooruren kan hiervoor een aannemer worden benaderd. Alle kosten die moeten worden gemaakt zullen door de gemeente worden gedeclareerd bij de kabel- en/of leidingbeheerder.

3.7 Voorschriften en beperkingen bij instemming/vergunning.

  • 1.

    Conform artikel 8 voorschriften en beperkingen van de AVOI kan het college aan het instemmingsbesluit voorschriften en beperkingen verbinden.

  • 2.

    Ter bescherming van de belangen als genoemd in lid 1 kan het college in ieder geval aan het instemmingbesluit voorschriften en beperkingen verbinden over het medegebruik van voorzieningen, zoals kabelgoten en geleidingen alsmede het inpassen van zg. weesleidingen en een borgstelling eisen voor de nakoming van verplichtingen die gesteld zijn bij de voorschriften en beperkingen aan het instemmingbesluit.

  • 3.

    De wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels en medegebruik van voorzieningen dient te geschieden conform de bepalingen in dit HOI.

3.8 Tijdelijk opschorten van de instemming/vergunning

  • 1.

    In geval van weersomstandigheden (bijvoorbeeld wateroverlast, zware sneeuwval of ijzel, strenge vorst), waarbij de uitvoering van de werkzaamheden tot overlast voor de bewoners en/ of schade voor de gemeente door bijvoorbeeld breuk van vastgevroren bestratingsmateriaal en/of niet goed te verdichten ondergrond leidt zal de gemeente overgaan tot het tijdelijk opschorten van een goedgekeurde graafmelding (“breekverbod”). De vergunninghouder en grondroerder zijn gehouden zich aan onderstaande richtlijnen te houden, ook al heeft de gemeente (nog) geen expliciete melding van een breekverbod gemaakt:

  • ·

    Op het weerstation KNMI in De Bilt gelden de volgende condities:

    • §

      om 07.00 uur een geregistreerde temperatuur van -4 ºC of lager;

    • §

      om 10.00 uur een geregistreerde temperatuur van -2 ºC of lager;

    • §

      om 07.00 uur een geregistreerde temperatuur tussen 1 ºC en -3 ºC en om 10.00 uur daaropvolgend een geregistreerde temperatuur van -1 ºC of lager

  • 2.

    Alle kosten en gevolgen, voortvloeiend uit de opschorting, zijn voor de vergunninghouder. Indien grondroerder in gebreke blijft zal de gemeente op kosten van de vergunninghouder de benodigde werkzaamheden (laten) uitvoeren.

3.9 Sancties bij het verrichten van werkzaamheden zonder instemmingsbesluit/melding

  • 1.

    Als door de gemeente geconstateerd wordt dat een werk in uitvoering is, zonder dat er voor dat werk een instemmingsbesluit is verleend en/of geen melding is gedaan via http://meldpunt.opbrekingen.nl danwel via de kabels en leidingencoördinator van de betreffende gemeente en het werk valt niet onder de definitie spoedeisend werk c.q. calamiteit, hanteert de gemeente de volgende procedure:

    • A.

      Het uitreiken van een beschikking aan grondroerder, waarbij grondroerder direct het opbreek-, graaf- en legwerk moet staken;

    • B.

      Het opleggen van de verplichting aan betreffende grondroerder om onverwijld de door betreffende grondroerder aangebrachte voorzieningen, kabels en/of leidingen in de openbare grond te verwijderen, ook indien daarvoor reeds gegraven en herstelde sleuf moet worden ontgraven;

    • C.

      Het opleggen van de verplichting aan betreffende grondroerder om de ondergrond, verharding en openbare ruimte in het werkingsgebied van betreffende instemmingsbesluit weer in de oorspronkelijke staat terug te brengen

    • D.

      Indien grondroerder hierbij op eerste aanzegging in gebreke blijft zal de gemeente de benodigde herstelwerkzaamheden (laten) uitvoeren.

  • 2.

    Als door de gemeente achteraf geconstateerd wordt dat een werk is uitgevoerd, zonder dat er voor dat werk een instemmingsbesluit is verleend en/of geen melding is gedaan via http://meldpunt.opbrekingen.nl danwel via de kabels en leidingencoördinator van de betreffende gemeente en het werk viel niet onder de definitie spoedeisend werk c.q. calamiteit, hanteert de gemeente de volgende procedure:

    • A.

      Het vorderen van de verplichting aan betreffende kabel- en/of leidingbeheerder om onverwijld de aangebrachte voorzieningen, kabels en/of leidingen in de openbare grond te verwijderen, ook indien daarvoor reeds gegraven en herstelde sleuf moet worden ontgraven en dienstverlening moet worden beëindigd;

    • B.

      Het vorderen van de verplichting aan betreffende kabel- en/of leidingbeheerder om de ondergrond, verharding en openbare ruimte in het werkingsgebied weer in de oorspronkelijke staat terug te brengen

    • C.

      Indien kabel- en/of leidingbeheerder hierbij op eerste aanzegging in gebreke blijft zal de gemeente de benodigde werkzaamheden (laten) uitvoeren.

    • D.

      De uitvoerende grondroerder voor een periode van 1 kalenderjaar na constatering niet te accepteren als gemachtigde om namens een leidingeigenaar/exploitant en/of grondroerder werkzaamheden in de openbare ruimte van de deelnemende gemeenten uit te voeren.

  • 3.

    Alle kosten en gevolgen, voortvloeiend uit de opschorting en eventuele herstelverplichtingen, zullen worden verhaald op de kabel- en/of leidingbeheerder van de infrastructuur waar het werk voor bedoeld is.

4 Richtlijnen ten behoeve van de tracé engineering

4.1 Bepalingen ten aanzien van de tracébepaling

Bij de tracébepaling van leidingen zijn drie aspecten van belang:

  • §

    de horizontale ligging;

  • §

    de verticale ligging;

  • §

    de onderlinge afstand tussen de kabels en leidingen in de ondergrond.

Het doel van deze liggingen is:

  • §

    een optimaal gebruik van de openbare ruimte;

  • §

    een ongestoorde exploitatie van leidingen;

  • §

    optimaliseren van de veiligheid.

4.2 Horizontale ligging

  • 1.

    In het trottoir, bij een standaard trottoirbreedte zonder bomen en gerekend vanaf erfgrens/gevel, worden de distributieleidingen volgens een vaste volgorde (Standaard leidingsleuf bij nieuwe aanleg, zie bijlage 1) ingedeeld.

  • 2.

    In het overig deel van de openbare weg liggen de transportleidingen.

  • 3.

    Met nadruk wordt erop gewezen dat bovengenoemd basisprincipe moet worden nagestreefd. In bijzondere gevallen kan de gemeente een andere indeling toestaan.

4.3 Aanvullende eisen voor horizontale ligging

  • 1.

    Werkzaamheden aan- of bij groenvoorzieningen en bomen worden zoveel mogelijk vermeden. Is dit toch onvermijdelijk dan wordt eerst overleg met de coördinator K&L gevoerd, ongeacht er sprake is van een nieuw- of een bestaand tracé.

  • 2.

    Bij het passeren van bomen moeten een aantal, in dit handboek omschreven, voorzorgsmaatregelen worden getroffen die schade aan de betreffende boom en later aan de te leggen kabel/leiding voorkomt. Hiermede moet bij het traceren terdege rekening gehouden worden gehouden en waar mogelijk zullen bij voorkeur alternatieve routes worden gekozen.

4.4 Verticale ligging

  • 1.

    In de ondergrond, bij een standaard trottoirbreedte zonder bomen en gerekend vanaf erfgrens/gevel, worden de distributieleidingen en transportleidingen volgens een vaste diepte ingedeeld. Deze diepte kan per gemeente verschillen en is in bijlage 1 globaal aangegeven.

  • 2.

    Met nadruk wordt erop gewezen dat voornoemd basisprincipe moet worden nagestreefd. Slechts in bijzondere gevallen kan de gemeente een andere diepteligging toestaan.

  • 3.

    Uitgangspunten bij verticale ligging:

    • §

      distributieleidingen liggen ondieper dan transportleidingen;

    • §

      vrijverval leidingen hebben voorrang boven drukleidingen;

    • §

      bij kruisingen van leidingen met andere leidingen bedraagt de tussenruimte (verticale dagmaat) ten minste 0,20 m;

    • §

      strook tussen T -1,25 m en T -1,40 vrijhouden i.v.m. kruisende vrijverval rioolaansluitingen (bijlage 1).

4.5 Aanvullende eisen voor verticale ligging

1.Bij boringen/persingen, in welke vorm ook, is de diepteligging afhankelijk van de situatie ter plaatse. De minimale verticale dagmaat ten opzichte van de te kruisen leidingen bedraagt ten minste 0,50 m, waarbij de te boren/persen leiding onder de bestaande leiding dient te worden gevoerd. Genoemde minimale verticale dagmaat dient aantoonbaar te worden gegarandeerd om afwijkingen tijdens de uitvoering op te vangen.

  • §

    Bij het kruisen van sloten / open watergangen dient een minimale gronddekking van 1,00 m ten opzichte van de ontwerpdiepte van de bodem van de watergang te worden aangehouden.

  • §

    Indien de aanwezige bodem van de watergang hoger ligt dan de ontwerpdiepte dient een gronddekking van 2,00 m ten opzichte van de aanwezige bodem te worden aangehouden. Een en ander conform de eisen van het waterschap Rivierenland

4.6 Kruising gesloten verhardingen

1.Het opbreken van gesloten verhardingen is niet toegestaan mits in overleg met coördinator K&L aangetoond kan worden dat zulks niet te vermijden is.

4.7 Ligging nabij andere objecten

1.Objecten die kunnen worden beïnvloed door de tracering en aanleg van leidingen dienen vooraf door de aanvrager te worden geïdentificeerd. Objecten kunnen onder meer zijn: bestaande wegen, spoorwegen, waterlopen, voetpaden, kademuren, viaducten, tunnels, naastliggende leidingen, bomen en gebouwen.

4.8 Bepalingen ten aanzien van de engineering/werkvoorbereiding

  • 1.

    De vergunningaanvrager is verplicht om in zijn werkvoorbereiding te inventariseren welke kabel- en leidingbeheerders belangen hebben in het beoogde tracé, deze informeren over de voorgenomen werkzaamheden en gegevens over de aard en ligging van die belangen opvragen. In ieder geval zal er een oriëntatiemelding moeten worden gedaan bij het Kadaster-sectie KLIC.

  • 2.

    De vergunningaanvrager dient zich te overtuigen van de plaats van alle reeds in het werk gelegen leidingen. Hiertoe dienen in het beoogde tracé proefsleuven gegraven te worden, waarbij de vergunningaanvrager zich dient te houden aan de CROW-publicatie 250: “Richtlijn zorgvuldig graafproces” alsmede de AVOI-, Handboek- en WION bepalingen.

  • 3.

    Van de gemaakte proefsleuven en de maatvoeringen van de daarin aangetroffen kabels en leidingen houdt vergunningaanvrager een actuele registratie bij die op eerste aanzeggen aan de coördinator K&L wordt overhandigd. Indien afwijkingen van het vigerende standaard profiel dan wel het door gemeente aangewezen standaard tracé worden geconstateerd zal de vergunningaanvrager in overleg met de coördinator K&L een nieuw beoogd tracé uitzetten.

  • 4.

    Kabels en leidingen van de netbeheerder die door het vergunningplichtige werk blijvend buiten gebruik zijn gesteld dan wel kabels en leidingen die de afgelopen 10 jaar geen dienst hebben gedaan/niet in gebruik zijn genomen dienen te worden verwijderd. De gemeente zal besluiten hoe de netbeheerder dient te handelen, waarbij als uitgangspunt geldt dat de netbeheerder op zijn kosten deze verlaten kabels en leidingen moet verwijderen op een door de gemeente aan te geven tijdstip.

  • 5.

    Bij de aanleg van stadsverwarmingsleidingen worden zonodig bestaande kruisende leidingen in diepte aangepast omdat in stadsverwarmingsleidingen geen of zeer moeilijk zinkers kunnen worden toegepast en zij dus bij voorkeur op één diepteniveau moeten worden gelegd.

  • 6.

    Indien blijkt dat de zetting aan een gevel zodanig is dat verwacht kan worden dat de huisaansluiting dreigt te beschadigen of af te breken dan is de vergunningaanvrager verplicht hiernaar onderzoek te doen, zonodig maatregelen te nemen en deze in de vergunningaanvraag te specificeren.

  • 7.

    Indien kabels en leidingen onder een overbouwing worden gesitueerd, dan dient de hoogte van de overbouwing ten opzichte van het ter plaatse vastgestelde uitgiftepeil minimaal 2,50 meter te bedragen, in verband met de benodigde werkruimte voor mechanisch - en ander materieel.

  • 8.

    Koppelbalken t.b.v. funderingen mogen alleen worden gekruist als de afstand tussen de bovenkant van de koppelbalken en het maaiveld ten minste 2,00 meter bedraagt en de te overbruggen ruimte tussen de koppelbalken is voorzien van een gewapende betonplaat waarboven de leidingen een veilige ligging verkrijgen.

  • 9.

    Indien leidingen boven een onderbouwing worden gesitueerd, dan dient de diepte van de onderbouwing ten opzichte van het ter plaatse vastgestelde maaiveld ten minste 2,00 meter te bedragen, in verband met benodigde gronddekking voor leidingen.

  • 10.

    Tijdelijk aan te brengen voorzieningen, ten behoeve van werkzaamheden aan kabels en leidingen, in de openbare ruimte dienen de goedkeuring te hebben van de coördinator K&L. Deze tijdelijke voorzieningen, zoals damwanden, heipalen, etc. dienen na voltooiing van de werkzaamheden te worden verwijderd. Mocht dit om welke reden dan ook niet mogelijk zijn, dan kan alleen door de coördinator K&L besloten worden deze voorzieningen tot een nader te bepalen maat onder het maaiveld te verwijderen. In de regel is deze maat minimaal 2,50 meter.

  • 11.

    Bij het plannen van routes van kabels, leidingen en voorzieningen nabij bomen en in- of nabij groenvoorzieningen moeten de bepalingen uit hoofdstuk 8 van dit handboek strikt in acht worden genomen.

  • 12.

    Er worden geen obstakels boven leidingen geplaatst. Indien geen andere oplossing mogelijk is, dan kan in overleg met de betreffende kabel- en/of leidingbeheerder onder voorwaarden en/of voorzieningen alsnog tot plaatsing boven leidingen worden overgegaan.

  • 13.

    Huisaansluitingen worden zo veel mogelijk haaks op het distributienet aangelegd om geen beslag te leggen op de ruimte voor distributieleidingen.

  • 14.

    Er kan sprake zijn van voorbereide huisaansluitingen, waarbij de voor de huisaansluiting bedoelde buis, kabel of leiding al op de volledig benodigde lengte gemeten vanaf de hoofdleiding tot aan de klantaansluiting, in de openbare grond tijdelijk moet worden opgeborgen (voornamelijk bij CAI-, FTTH- en Datanetten). In die gevallen moet deze voorbereiding zo strak mogelijk opgerold en gebundeld, verticaal op de juiste diepte onder een beschermende voorziening te worden weggezet evenwijdig tegen de erfgrens van het perceel waar de voorziening voor bedoeld is. Het hiervoor eventueel benodigde tracé of straatoversteken dienen tegelijk met de aanleg van de hoofdsleuf te worden aangebracht.

4.9 Situering handholes

  • 1.

    Voor aanleg van handholes c.q. ondergrondse lasmoffen, gelijktijdig met de aanleg van de bijbehorende leidingtracés, dient in de aanvraag iedere handhole c.q. ondergrondse lasmof specifiek genoemd te worden. De locatie van de handhole c.q. ondergrondse lasmof dient middels een detailschets apart aangegeven te zijn. De handhole c.q. ondergrondse lasmof worden in het te verlenen instemmingbesluit specifiek benoemd.

  • 2.

    Voor aanleg van handholes c.q. ondergrondse lasmoffen in bestaande tracés dient afzonderlijk instemming verkregen te worden. Dit verzoek dient eveneens voorzien te zijn van een detailschets van de geplande locatie.

  • 3.

    De aanvraag moet vergezeld gaan van documentatie van het type toe te passen handhole(s) c.q. ondergrondse lasmof(fen). Tevens moet zijn bijgevoegd een schets met topografie 1: 500 van de gewenste handhole locatie(s).

  • 4.

    Tijdens de uitvoering kan alsnog de instemming voor de aangevraagde locatie worden ingetrokken als blijkt dat plaatsing tot onoverkomelijke problemen voor de deelnemende gemeenten of derden leidt. De vergunninghouder zal in die gevallen samen met de coördinator K&L een alternatief moeten zoeken.

  • 5.

    De exacte locatie van de handhole(s) c.q. ondergrondse lasmof(fen) moet te allen tijde in overleg met de coördinator K&L worden vastgesteld.

  • 6.

    Nadat het gat ten behoeve van de handhole c.q. ondergrondse lasmof is ontgraven dient de opzichter K&L in de gelegenheid te worden gesteld aanwezig te zijn bij de daadwerkelijke plaatsing van de handhole(s).

  • 7.

    De handhole c.q. ondergrondse lasmof dient op eerste aanzeggen van de deelnemende gemeenten voor rekening van de vergunninghouder te worden verplaatst of verwijderd ten behoeve van gemeentelijke werken conform artikel 5.8 van de Telecommunicatiewet.

  • 8.

    De handhole(s) en/of de ingaande en uitgaande buizen mogen geen hinder veroorzaken voor de bereikbaarheid van ondergrondse infrastructuur en bijbehorende onderdelen van de infrastructuur van derden en de deelnemende gemeenten. De vergunninghouder is hiervoor te allen tijde verantwoordelijk.

  • 9.

    Handholes c.q. ondergrondse lasmoffen mogen niet in doorgaande tracés worden geplaatst.

  • 10.

    Afgaande en inkomende buizen en kabels moeten onder de eventueel aanwezige kabels en/of leidingen van derden worden gelegd. De in- en uitgaande buizen van de handhole dienen onderlangs het tracé uitgebogen te worden naar de handhole toe. Verweving van het kabel- c.q. buizenstelsel dient zoveel mogelijk te worden voorkomen.

  • 11.

    Handholes c.q. ondergrondse lasmoffen mogen niet geplaatst worden nabij (hoofd)rioleringen, (hoofd)leidingen en/of huis- en bedrijfsaansluitingen van de Nuts- / Telecombedrijven. Minimale afstand is 1,00 meter. Wanneer niet aan deze voorwaarden kan worden voldaan, dient vergunningaanvrager zelf contact op te nemen met de betreffende eigenaar van de aansluiting teneinde van hem schriftelijke toestemming te verkrijgen voor een belemmering van zijn rechten. Deze toestemming is onderdeel van de aanvraag voor een instemmingsbesluit.

  • 12.

    De handholes dienen zodanig aangebracht te worden dat het deksel van de handhole een minimale dekking heeft van 25 centimeter onder het maaiveld. Verder dient de handhole ingebed en afgedekt te worden met straatzand conform de standaardvoorwaarden RAW.

  • 13.

    De maximale toegestane uitwendige breedte van de handhole is 70 centimeter. Indien deze niet toepasbaar is door ruimtegebrek, dient een andere locatie te worden bepaald of er dienen meerdere handholes van een kleiner formaat te worden toegepast. Bij handholes van afwijkend formaat dienen deze vooraf ter goedkeuring aan de coördinator K&L van de deelnemende gemeenten te worden voorgelegd.

  • 14.

    Bij plaatsing in de rijweg of een onderdeel daarvan moet de handhole en het deksel van een dermate solide constructie (minimaal verkeersklasse D400 NEN-EN 124) zijn dat alle soorten wegverkeer over de plaats van de handhole kunnen rijden of erop staan zonder dat daardoor verzakkingen ontstaan in de rijweg als gevolg van bezwijken of verzakken van de handhole.

  • 15.

    De handhole(s) c.q. ondergrondse lasmof(fen) blijft/blijven eigendom van de vergunninghouder. De vergunninghouder draagt zorg voor het beheer van de handhole c.q. ondergrondse lasmof, waaronder het op eerste aanzegging van de coördinator- of opzichter K&L op de juiste hoogte stellen van de handhole.

  • 16.

    De vergunninghouder blijft te allen tijde aansprakelijk voor alle schade en gevolgschade die mogelijkerwijs ontstaat door de aanwezigheid van de handhole c.q. ondergrondse lasmof.

  • 17.

    De handholes c.q. ondergrondse lasmoffen mogen niet aangebracht worden in kabel- en leidingtracés, rijbanen, parkeerplaatsen, uitwegen, op kruisingen, ter plaatse van de aansluitlocatie van woningen en binnen een afstand van 3,00 meter vanaf bomen. Handholes c.q. ondergrondse lasmoffen dienen bij voorkeur geplaatst te worden in voetpaden, bermen of groenvoorzieningen.

4.10 Huisaansluitingen riolering t.b.v. bouwkundige behuizingen

1.Rioolaansluitingen voor gemengde afvoer, vuilwaterafvoer of regenwaterafvoer dienen te worden uitgevoerd overeenkomstig het vigerende beleid van de deelnemende gemeenten.

5 Voorwaarden en eisen ten aanzien van de uitvoering

5.1 Bodemkwaliteit werkgebied

  • 1.

    Ieder aanvraag zowel groot als klein werk wordt door de deelnemende gemeenten beoordeeld op bodemverontreiniging. In het bodeminformatiesysteem zijn alle bij de gemeente bekende verontreinigingen opgenomen. Wanneer een bodemonderzoek in de nabijheid van het tracé bekend is, kan het volgende blijken:

  • ·

    de locatie is onverdacht van bodemverontreiniging;

  • ·

    de locatie is verdacht van bodemverontreiniging;

  • ·

    de locatie is (mogelijk/vermoedelijk) verontreinigd;

  • ·

    de locatie is (mogelijk/vermoedelijk) verontreinigd en er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

Van iedere aanvraag zal worden aangegeven welke van bovenstaande situaties voor het betreffende tracé of gedeelte van een tracé van toepassing is en welke procedure er eventueel moet worden gevolgd in het kader van de Wet Bodembescherming (Wbb).

  • 2.

    Op basis van de vastgestelde bodemkwaliteit van de onderzochte grond mag de eventueel te ontgraven grond binnen de locatie worden hergebruikt. De licht verontreinigde bovengrond mag niet in de onderste schone (ongeroerde) laag worden toegepast.

  • 3.

    Voor het hergebruik van grond is het besluit Bodemkwaliteit van kracht. Daarnaast zijn er nog een aantal aanvullende voorschriften. Deze zijn van toepassing wanneer te ontgraven grond elders wordt hergebruikt en wanneer grond van buiten de locatie op het terrein wordt toegepast. Ook het gebruik van secundaire bouwstoffen zoals puingranulaat is aan voorschriften gebonden. Vergunninghouder of diens gemachtigde grondroerder kan hierover contact opnemen met desbetreffende afdeling van de gemeente.

  • 4.

    Als bij grondwerkzaamheden duidelijk afwijkend (bodem)materiaal waaronder asbestverdacht materiaal wordt waargenomen moeten de werkzaamheden worden gestopt en het materiaal worden onderzocht. De resultaten van dit bodemonderzoek dienen aan milieuafdeling van de deelnemende gemeenten te worden overlegd. Aan de hand van de resultaten wordt bepaald of de werkzaamheden kunnen worden voortgezet.

5.2 Inventariseren bestaande ondergrondse infrastructuur

  • 1.

    De vergunninghouder dient zich te overtuigen van de plaats van alle reeds in het werk gelegen leidingen. Naast de verplichtingen uit hoofde van de WION, die toeziet op schadepreventie, dient door vergunninghouder ook een onderzoek in het kader van het borgen van de ondergrondse ruimtelijke ordening te worden uitgevoerd.

  • 2.

    Dit dient te geschieden door het tijdig opvragen van de leidinggegevens en overige voorwaarden bij het Kadaster-sectie KLIC c.q. bij de betreffende kabel- en/of leidingbeheerders. Op het werk dient, naast een kopie van het instemmingsbesluit c.q. goedgekeurde melding inclusief tekening(en), tenminste één exemplaar van de in lid 1 bedoelde tekening(en) aanwezig te zijn.

  • 3.

    De vergunningaanvrager dient zich te overtuigen van de plaats van alle reeds in het werk gelegen leidingen. Hiertoe dienen in het beoogde tracé proefsleuven gegraven te worden, waarbij de vergunningaanvrager zich dient te houden aan de CROW-publicatie 250: “Richtlijn zorgvuldig graafproces” alsmede de AVOI-, HOI- en WION bepalingen.

  • 4.

    Van de gemaakte proefsleuven en de maatvoeringen van de daarin aangetroffen kabels en leidingen houdt vergunninghouder een actuele registratie bij die op eerste aanzeggen van de coördinator- of opzichter K&L wordt overhandigd. Indien afwijkingen van het vigerende standaard profiel dan wel het door gemeente aangewezen tracé worden geconstateerd zal de vergunninghouder in overleg met de coördinator K&L een nieuw tracé uitzetten.

5.3 Informatie en communicatie

  • 1.

    Namens de vergunninghouder dient er altijd één aan te spreken verantwoordelijke persoon op het werk aanwezig te zijn. De naam van deze persoon moet bij alle betrokken partijen bekend zijn. Deze persoon heeft tot taak te controleren en te verifiëren dat alle gespecificeerde materialen worden toegepast en dat de constructiewerkzaamheden worden uitgevoerd volgens het bestek, de specificaties, de tekeningen en de gemaakte afspraken, alsmede dat de uitvoering geschiedt overeenkomstig het gestelde in de vergunning. Hij dient de door gemeentelijke en andere toezichthouders gevraagde informatie te verstrekken en de nodige medewerking te verlenen om hun werk mogelijk te maken.

  • 2.

    De voertaal op het werk is Nederlands, vergunningaanvrager dient ervoor zorg te dragen dat de sleutelfunctionarissen in zijn projectorganisatie c.q. van zijn grondroerder deze taal voldoende beheersen.

  • 3.

    Bij projecten zullen, ter beoordeling van de vergunninghouder en/of grondroerder, op regelmatige tijden bouwvergaderingen worden gehouden, waarbij in ieder geval de coördinator K&L wordt uitgenodigd.

  • 4.

    Van deze vergaderingen zal de vergunninghouder en/of grondroerder notulen opmaken en aan de coördinator K&L toezenden. Deze notulen zullen op de gebruikelijke wijze worden beoordeeld en vastgesteld door de vergadering.

  • 5.

    Bij werkzaamheden, waarbij de bereikbaarheid van belanghebbenden c.q. omwonenden tijdelijk wordt verminderd, alsmede bij grotere wegafzettingen, dient de vergunninghouder minimaal 5 werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden de belanghebbenden en omwonenden schriftelijk op de hoogte te stellen. Hierbij wordt in ieder geval informatie gegeven over:

    • ·

      Het moment van de uitvoering (datum en tijdstippen);

    • ·

      De duur van de voorgenomen werkzaamheden;

    • ·

      De plaats van de voorgenomen werkzaamheden (straatnamen);

    • ·

      De opdrachtgever van de voorgenomen werkzaamheden;

    • ·

      De contactpersoon en het telefoonnummer waaronder deze bereikbaar is.

Een afschrift van de schriftelijke informatie wordt door de vergunninghouder tegelijkertijd met de verzending en/of bezorging van deze informatie aan de coördinator K&L gezonden.

5.4 Handhaving

  • 1.

    Namens de gemeente zal de coördinator- of opzichter K&L toezien op het naleven van de voorschriften door de vergunninghouder en grondroerder. Men zal controleren op de naleving van onder andere:

  • -

    de naleving van de vergunningvoorwaarden;

  • -

    de naleving van de afspraken met bewoners, politie ed. ;

  • -

    de bereikbaarheid van de woonomgeving;

  • -

    de verdichting van de sleuf;

  • -

    de kwaliteit van het herstel van de sleuf en de verharding indien van toepassing;

  • -

    de schade aan verharding/groen binnen de invloedssfeer van het werk;

  • -

    de veiligheid, wegafzetting, etc.

  • 2.

    De betrokken afdeling van de gemeente is bevoegd de werkzaamheden direct stil te leggen, zonder vergoeding van kosten, indien:

  • ·

    Er wordt gewerkt zonder instemmingsbesluit danwel goedgekeurde melding, als bedoeld in artikel 4 van de AVOI;

  • ·

    Er wordt gewerkt in strijd met het in het instemmingsbesluit c.q. goedgekeurde melding opgenomen tijdstip van aanvang of voltooiing, de wijze van uitvoering of andere van toepassing verklaarde voorschriften;

  • ·

    Er wordt gewerkt buiten de in het HOI en/of instemmingsbesluit c.q. goedgekeurde melding aangegeven dagelijkse tijdstippen van aanvang of einde werk;

  • ·

    Er wordt gewerkt tijdens een periode waarin een breekverbod zoals aangegeven in hoofdstuk 3.8 van dit handboek van kracht is;

  • ·

    Aanwijzingen en geboden die door vertegenwoordigers van de gemeente worden gegeven niet onverwijld worden opgevolgd;

  • ·

    Uitvoerend personeel van de grondroerder zich onbehoorlijk, kwetsend en/of overlastgevend gedraagt;

  • ·

    Er onacceptabele verkeershinder en/of gevaarzetting voor het publiek ontstaat.

De werkzaamheden mogen pas worden hervat na toestemming van de betrokken afdeling, deze wordt in de regel pas verleend als de situaties die tot stilleggen hebben geleid naar genoegen van de betrokken afdeling afdoende en duurzaam zijn opgelost.

  • 3.

    In het geval dat sprake is van bovengenoemde situatie(s) hanteert de betrokken afdeling van de deelnemende gemeenten de volgende procedures:

  • ·

    Het geven van een waarschuwing aan betreffende grondroerder, waarbij grondroerder direct over moet gaan tot het opheffen van de ongewenste situatie(s), waarbij het reguliere werk nog door mag gaan en de vergunninghouder aansluitend wordt geïnformeerd;

  • ·

    Het uitreiken van een beschikking aan grondroerder, waarbij grondroerder direct het opbreek-, graaf- en legwerk moet staken in het werkingsgebied van betreffend instemmingsbesluit danwel goedgekeurde melding, direct moet overgaan tot het aanvullen van de gegraven sleuf alsmede het herstellen van de verharding en er eerst door gemeente wordt overlegd met vergunninghouder over het tijdstip en de condities waaronder het graafwerk weer mag worden hervat.

  • 4.

    Indien de grondroerder die het betreffende werk uitvoert na eerste sommatie in gebreke blijft bij het opvolgen van de door de gemeente uitgebrachte aanwijzingen of verplichtingen zal de gemeente de benodigde herstelwerkzaamheden voor rekening van vergunninghouder (laten) uitvoeren.

  • 5.

    Alle kosten en gevolgen, voortvloeiend uit het opleggen van extra voorwaarden en/of opschorting en/of eventuele herstelverplichtingen, zullen worden verhaald op de houder van de vergunningen van de infrastructuur waar het werk voor bedoeld is.

5.5 Opnemen en herstel verharding

  • 1.

    Tenzij anders is overeengekomen, mag per dag geen grotere sleuflengte worden gemaakt, dan op die dag weer volledig kan worden dichtgemaakt.

  • 2.

    De vergunninghouder is verplicht de ondergrond en de verharding na afloop van de werkzaamheden minimaal weer terug te brengen in de hoedanigheid en kwaliteit zoals deze bestond voor het aanvangen van de werkzaamheden. In het geval van verhardingen niet ouder dan 3 jaar moet voorafgaand aan de werkzaamheden betrekking hebbende op klein - c.q. groot werk met de coördinator K&L overlegd worden over de wijze waarop vergunninghouder de vereiste kwaliteit wil bereiken en die, voor een periode die voor betreffende verharding algemeen gebruikelijk is, kan garanderen. In het geval dat de door de gemeente gewenste duurzame kwaliteit niet kan worden bereikt kan zij verzoeken om de kabels en leidingen via een ander tracé te leggen dan wel de verharding over de volle breedte opnieuw te leggen. De kosten van het herstel van de verharding komen voor rekening van de vergunninghouder.

  • 3.

    Asfalt- en overige gesloten verhardingen dienen door vergunninghouder tijdelijk te worden hersteld met door vergunninghouder voor diens rekening aan te leveren betonklinkers. Het definitieve herstel wordt op kosten van de vergunninghouder uitgevoerd door de gemeente. De tarieven die de gemeente in rekening brengt zijn conform een vooraf vastgestelde prijsopgave.

  • 4.

    De volgende deelnemende gemeenten herstellen de open verharding in hun beheersgebied in eigen beheer en de verrekening geschied met de vergunninghouder volgens vooraf bekend gemaakte tarieven:

  • -

    Tiel

    De vergunninghouder herstelt de sleuf volgens de eisen welke in de standaard 2010 vermeld zijn. Inclusief zandbed en verdichting. De opgebroken verhardingmaterialen dient onder handbereik langs het tracé te worden verspreid.

  • 5.

    Indien een verharding gebroken of beschadigde elementen bevat dient vergunninghouder deze zelf en voor eigen rekening en risico te vervangen door elementen van gelijke samenstelling en hoedanigheid, zulks ter beoordeling van de coördinator - of de opzichter K&L. Tenzij tijdens een vooropname de hoeveelheid gebroken of beschadigde elementen zijn geïnventariseerd.

5.6 Bouwstoffen

1.De afgevoerde grond c.q. niet voor aanvulling geschikte grond moet door vergunninghouder worden aangevuld met zand c.q. grond conform het Besluit bodemkwaliteit welke door vergunninghouder voor eigen rekening en verantwoording wordt aangeleverd. Vergunninghouder dient op verzoek van de gemeente aan te tonen dat de geleverde bouwstoffen aan alle te stellen eisen voldoen. De vervoerskosten komen voor rekening van de vergunninghouder.

5.7 Maatregelen in het belang van het verkeer

  • 1.

    Ten behoeve van de verkeersvoorzieningen is de Standaard 2010 van toepassing en de daaraan verbonden CROW uitgave 96b: Maatregelen bij werken in uitvoering op niet-autosnelwegen en wegen binnen de bebouwde kom.

  • 2.

    De werkzaamheden dienen naar genoegen van de gemeente in tijd en uitvoeringswijze zodanig te worden gepland dat de bereikbaarheid van woningen en bedrijven maximaal wordt gegarandeerd.

  • 3.

    In geval van doodlopende straten of woonerven dient vergunningaanvrager er zorg voor te dragen, middels tijdelijke verkeersmaatregelen en /of aan te brengen tijdelijke voorzieningen (bijvoorbeeld rijplatenbanen, tijdelijke waterkruisingen of doorsteken door groenstroken etc.), dat de bereikbaarheid per auto van aanliggende woningen en bedrijven tijdens de uitvoering van de werkzaamheden zoveel mogelijk, en de bereikbaarheid voor hulpdiensten te allen tijde is gegarandeerd. Het aanbrengen, opruimen en weer in oorspronkelijke staat brengen van de openbare ruimte geschiedt door- en voor rekening van de vergunninghouder.

  • 4.

    Ter zake van het gestelde in lid 3 stelt vergunningaanvrager een gedetailleerde verkeers- werk- en tijdsplanning op die onderdeel uitmaakt van de aanvraag c.q. melding. De gemeente kan verlangen dat separaat nog meer verkeersplanningen worden vervaardigd.

  • 5.

    Indien de gemeente het noodzakelijk acht, met name bij afsluiten van belangrijke verkeerswegen, kan vergunninghouder worden verplicht zoveel mogelijk ´s nachts of in de avonduren de werkzaamheden uit te voeren. Dit zal indien vooraf bekend bij het instemmingsbesluit schriftelijk worden medegedeeld.

  • 6.

    De noodzakelijke verkeersvoorzieningen ter plaatse van de uit te voeren werken dienen, op aanwijzing van de coördinator- of opzichter K&L, door vergunninghouder te worden verzorgd. De kosten komen ten laste van de vergunninghouder. De planning en uitvoeringswijze van voorzieningen en maatregelen dienen tenminste drie weken voor aanvang van de werkzaamheden door de vergunninghouder bij de coördinator K&L worden ingediend, tenzij anders is overeengekomen.

  • 7.

    Als de door vergunninghouder uit te voeren werkzaamheden begeleid dienen te worden door tijdelijke verkeersregelinstallaties (VRI), dan dient de vergunninghouder dit 3 weken van tevoren te melden bij de coördinator K&L. Binnen 5 werkdagen na aanlevering zal door de gemeente het e.e.a. beoordeeld worden. Eventuele opmerkingen zullen door aannemer verwerkt moeten worden alvorens de tijdelijke VRI in gebruik te nemen.

  • 8.

    Verkeersvoorzieningen, die tijdelijk geen dienst doen, dienen door vergunninghouder terstond verwijderd c.q. afgedekt te worden tot het tijdstip dat deze weer nodig zijn. Het afvoeren van deze voorzieningen dient op een zodanig zorgvuldige wijze te geschieden dat er geen beschadigingen hieraan optreden. Bouwmaterialen dienen goed beveiligd te worden zodat derden daartoe geen toegang hebben.

  • 9.

    Indien de tijdelijke verkeersmaatregelen in een verharding aangebracht moeten worden dient het te verwijderen verhardingsmateriaal door vergunninghouder voor diens rekening te worden afgevoerd en na verwijderen van de verkeersmaatregel weer terug aangebracht te worden.

  • 10.

    Vergunninghouder draagt zorg voor een regelmatige en voldoende controle op de instandhouding van verkeersborden, wegbebakening en –afzettingen, ook buiten de normale werktijden en dient zorg te dragen voor het spoedig mogelijk herstel van deze verkeersmaatregel. Dit geldt ook voor de door de gemeente geplaatste verkeersvoorzieningen. Eventuele aanwijzingen door de coördinator- of opzichter K&L, met betrekking tot verkeersmaatregelen dienen terstond te worden opgevolgd.

  • 11.

    Ten behoeve van de werkzaamheden als bedoeld onder 7 verstrekt de aanvrager aan de coördinator - en de opzichter K&L naam, adres en telefoonnummer van één of meer werknemers belast met de uitvoering van deze werkzaamheden.

  • 12.

    De verkeersmaatregelen en voorzieningen mogen maximaal 72 uur voor aanvang van de werkzaamheden, afgedraaid, worden aangebracht. Het omdraaien mag pas twee uur voorafgaand aan de aanvang van de werkzaamheden geschieden. Na afloop van de werkzaamheden dienen de verkeersmaatregelen en voorzieningen, direct zodra de situatie dit toelaat, weer te worden afgedraaid. Indien de werkzaamheden worden onderbroken en de situatie laat dit toe dan dienen de verkeersmaatregelen en voorzieningen te worden afgedraaid gedurende het staken van de werkzaamheden. Twee uur voor de hernieuwde opstart van het werk dient het afdraaien ongedaan gemaakt te worden.

  • 13.

    Tijdelijke bebording mag niet aangebracht worden aan bestaande verticale elementen met uitzondering van lichtmasten.

  • 14.

    De aannemer of onderaannemer die de verkeersmaatregelen opzet en/of verwijderd dient in het bezit te zijn van een KOMO-procescertificaat op basis van de BRL-9101 conform het KIWA Reglement voor Procescertificatie.

  • 15.

    Vergunninghouder draagt zorg voor de bereikbaarheid van woningen, winkels, openbare gebouwen e.d. voor (minder valide) voetgangers en (brom) fietsers. In overleg met de betrokkenen kan de gemeente de mate van bereikbaarheid nader inhoud geven.

  • 16.

    Vergunninghouder houdt het gemotoriseerde bestemmingsverkeer naar woningen, winkels, bedrijven, bouwwerken, landerijen enz. in overleg met de betrokkenen zoveel mogelijk in stand. Indien met de betrokkenen geen overeenstemming kan worden bereikt over de beperking van de bereikbaarheid, treedt de vergunninghouder tijdig, minimaal 3 weken vooraf, in overleg met de gemeente.

  • 17.

    De stallingsplaats van haspel-, vracht-, directie-, materiaalwagens enz. moet in overleg met de gemeente worden bepaald. Hiervoor dient bij de afdeling Bouwen en Wonen mogelijk een omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

  • 18.

    Plaatsing van obstakels dient te voldoen aan CROW publicatie 130, “richtlijn voor het markeren van onverlichte obstakels” (ISBN 90 6628 283 5).

5.8 Maatregelen ten behoeve van de overlast beperking

  • 1.

    Het is niet toegestaan om op werkdagen voor 07.00 uur en na 18.00 uur opbreek- , graaf-, kabel-, aanvulling-, verdichting-, en/of bestratingswerkzaamheden uit hoofde van regulier werk in de openbare ruimte te verrichten.

  • 2.

    In erfontsluitingswegen mogen tussen 20.00 uur ’s avonds en 7.00 uur ’s ochtends geen werkzaamheden worden uitgevoerd.

  • ·

    In de winkelstraten en evenementenpleinen mogen geen opbrekingen zijn of worden uitgevoerd gedurende namens Burgemeester en Wethouders vergunde evenementen, inclusief de opbouw- en afbreekperiode.

  • 3.

    De dag voorafgaande aan een zaterdag of nationale feestdag moet om uiterlijk 12.00 uur het graven van geulen en het leggen/trekken van kabels etc. worden gestaakt en moet onverwijld worden overgegaan tot het aanvullen en verdichten van hoofdgeulen, het aanbrengen van de verhardingen en het opruimen van de werkomgeving. Uiterlijk 16.30 uur moeten alle werkzaamheden gereed zijn.

  • 4.

    Voorafgaand aan het graven van hoofdgeulen dienen, indien op het werk van toepassing, de voorzieningen t.b.v. de klantaansluitingen onder de eigen erven te worden aangebracht.

  • 5.

    Vergunninghouder dient alles te doen wat op grond van de meest actuele inzichten redelijkerwijs mogelijk is en verwacht mag worden om hinder als gevolg van b.v. lawaai, stank, modder e.d. veroorzaakt door voertuigen, machines, apparaten etc. tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Indien vergunninghouder bij hoge uitzondering door de gemeente wordt toegestaan ’s avonds c.q. ‘s nachts te werken is vergunninghouder verplicht in verband hiermee aanwijzingen van de gemeente op te volgen en zelf zorg te dragen voor de benodigde aanvullende vergunningen/ontheffingen.

  • 6.

    Vergunninghouder dient bij- en na het uitvoeren van werkzaamheden de begaanbare trottoir- en wegverhardingen vrij van verontreinigingen te houden.

5.9 Voorbereide huis/klantaansluitingen

  • 1.

    Er kan sprake zijn van voorbereide huisaansluitingen, waarbij de voor de huisaansluiting bedoelde buis, kabel of leiding al op de volledig benodigde lengte gemeten vanaf de hoofdleiding tot aan de klantaansluiting, in de openbare grond tijdelijk moet worden opgeborgen (voornamelijk bij CAI-, FTTH- en Datanetten). In die gevallen moet deze voorbereiding zo strak mogelijk opgerold en gebundeld, verticaal op de juiste diepte onder een beschermende voorziening te worden weggezet evenwijdig tegen de erfgrens van het perceel waar de voorziening voor bedoeld is. Het hiervoor eventueel benodigde tracé of straatoversteken dienen tegelijk met de aanleg van de hoofdsleuf te worden aangebrach

6 Voorwaarden en eisen ten aanzien van het grondwerk

6.1 Operationele eisen civieltechnische werkzaamheden

  • 1.

    Er mag pas worden gestart met graafwerk als met de coördinator- of opzichter K&L overeenstemming is bereikt over het te ontgraven tracé (zie hoofdstuk 5)

  • 2.

    Vergunninghouder is verplicht om tijdens de uitvoering de bepalingen aangaande de WION strikt na te leven. Hieronder in het bijzonder te verstaan de CROW-publicatie 250: “Richtlijn zorgvuldig graafproces”.

  • 3.

    Alle te leggen kabels en leidingen dienen duidelijk te zijn voorzien van een coderingslabel waaruit de functie dan wel eigenaar van deze kabel of leiding is af te leiden. Indien gebruik gemaakt wordt van coderingslabels dienen deze binnen de bebouwde kom om de twee meter te worden aangebracht.

  • 4.

    Voor het aanvullen van de sleuf, een pers- c.q. lasput moet(en) de kabel- en leidingbeheerder(s) van de vrijgegraven naastliggende en/of kruisende kabels en leidingen altijd in de gelegenheid worden gesteld om zijn/hun kabels en leiding(en) te inspecteren. Vergunninghouder is verplicht om de informatie en coördinatie terzake uit te voeren.

  • 5.

    het inmeten van kabels en leidingen moet de sleuf tot de helft van de diameter van de kabel of leiding (bundel) worden aangevuld, opdat bij het verder aanvullen van de sleuf het in te meten object niet meer kan verschuiven.

  • 6.

    Vergunninghouder zorgt zelf voor het dagelijkse toezicht op de in haar opdracht uit te voeren werkzaamheden. Het toezicht van de deelnemende gemeenten beperkt zich tot controle op de bepalingen uit het instemmingsbesluit, AVOI en het HOI.

  • 7.

    Dwarssleuven in trottoir, fietspad en/of rijweg alsmede langssleuven ter hoogte van in-/uitritten naar parkeergelegenheden op eigen erf, garageboxen, erven en terreinen van bedrijven dienen dezelfde dag te worden bestraat en afgewerkt. Indien een en ander niet mogelijk of niet praktisch is dienen noodmaatregelen te worden getroffen zodat de bereikbaarheid van genoemde objecten dezelfde dag weer gegarandeerd is.

  • 8.

    Na het afwerken van de bestrating mag geen puin, grond, zand en/of afval van de werkzaamheden op het werk meer voorkomen.

  • 9.

    Alle verhardingen dienen tijdens weekenden en feestdagen gesloten te zijn. Er mag in weekenden en tijdens feestdagen geen puin en/of afval op het werk aanwezig zijn.

  • 10.

    Wanneer de bestratingswerkzaamheden meer dan 1 werkdag zijn achtergeraakt bij de leidinglegging, zal de leidinglegging op eerste aanzegging worden gestopt en zal de vergunninghouder zonodig na overleg op eigen kosten noodmaatregelen moeten treffen.

  • 11.

    De vergunninghouder hoeft geen betere kwaliteit te leveren dan aanwezig was voordat met de graafwerkzaamheden werd begonnen. Uitzondering hierop zijn situaties waarbij in gezamenlijke vooropname van het tracé met de coördinator K&L nadere afspraken zijn gemaakt. De afspraken worden schriftelijk vastgelegd door de vergunninghouder en ter goedkeuring aangeboden aan de coördinator K&L. Vergunninghouder dient zelf het initiatief tot een vooropname te nemen.

  • 12.

    Alle materialen en elementen dienen onbeschadigd te worden opgeleverd. De vergunninghouder dient bij beschadiging zelf te zorgen voor herstel en te zorgen voor vervangend materiaal. Uitzondering hierop zijn situaties waarbij in gezamenlijke vooropname van het tracé met de coördinator K&L nadere afspraken zijn gemaakt over het leveren van elementen door de gemeente.

  • 13.

    Al het te gebruiken (bestratings-)materiaal dient van dezelfde soort, vorm, afmeting, kleur en afwerking alsmede van minimaal dezelfde kwaliteit te zijn als het oorspronkelijk aanwezige materiaal en de door de gemeente gebruikelijk toe te passen materialen.

  • 14.

    De visuele- en fysieke (elektronische conuswaarderegistratie) controle op het aanvullen en verdichten van de sleuven dient plaats te vinden door of namens de vergunninghouder. De vergunninghouder levert op aan de coördinator - en/of opzichter K&L. Indien de aanvulling c.q. verdichting niet aan de door de gemeente gehanteerde normen voldoet, wordt vergunninghouder in de gelegenheid gesteld dit binnen twee weken te herstellen. Na deze periode vindt wederom een controle door de gemeente plaats waarbij vergunninghouder verplicht kan worden om ter plaatse, op aanwijzing van de opzichter K&L een aantal fysieke (elektronische conuswaarderegistratie) verdichtingsmetingen uit te voeren.

  • 15.

    Indien na deze termijn herstel uitblijft c.q. onvoldoende is uitgevoerd is de gemeente gerechtigd om de reparatie op kosten van de vergunninghouder te herstellen.

  • 16.

    Als het herstel van de verharding wordt uitgevoerd door derde, dient men de planning af te stemmen met de betrokken partijen

6.2 Technische eisen grondwerkzaamheden

  • 1.

    De gemeente hanteert de Standaard RAW 2010 bepalingen als bindend.

  • 2.

    De plaats van de tijdelijke opslag van uitgekomen sleufmateriaal dient vooraf in overleg met coördinator - of de opzichter K&L te worden bepaald. Na beëindiging van het werk of bij de eerste aanzegging van de gemeente dienen deze materialen te zijn verwijderd.

  • 3.

    Het uitgegraven materiaal moet, vrij van stenen en dergelijke, met zorg in de juiste volgorde worden ingebracht om de oorspronkelijke profielopbouw zoveel mogelijk te herstellen.

  • 4.

    Onder de verharding moet het oorspronkelijke zandbed weer worden hersteld. Indien de oorspronkelijke dikte van het zandbed kleiner is dan 0,10 meter, zal de Vergunninghouder voor haar rekening en risico het te kort komende zand leveren en aanbrengen.

  • 5.

    Bij herstraten worden uitgekomen en nieuwe bestratingsmaterialen naar soort gescheiden gehouden en in aaneengesloten vakken verwerkt.

  • 6.

    De aanvulling van de sleuf in berm of onverharde grond mag na verdichting niet hoger zijn dan het omringende maaiveld. Tevens mag geen belemmering voor de afwatering ontstaan.

  • 7.

    Alvorens een asfaltconstructie wordt verwijderd moeten de zijkanten tot de gewenste diepte op steenmaat worden ingezaagd en met behulp van een compressor worden verwijderd. Bij mechanisch te verrichten grondwerk dient de sleuf minimaal 0,50 meter breder te zijn dan de bakbreedte van de graafmachine. Het ondergraven van de asfaltverharding is niet toegestaan. De vrijgekomen materialen dienen te worden onderscheiden naar:

  • teerhoudend;

  • niet teerhoudend.

  • 8.

    Teerhoudende vrijgekomen materialen dienen voor rekening van vergunninghouder te worden afgevoerd naar een erkend verwerkingsbedrijf. Er dient door de vergunninghouder zelf voor de benodigde afvalstroomnummers te worden gezorgd. De acceptatie/ en verwerkingskosten komen in alle gevallen voor rekening van vergunninghouder.

  • 9.

    Niet teerhoudende materialen dienen voor rekening van vergunninghouder te worden afgevoerd naar een erkend verwerkingsbedrijf. De acceptatie/ en verwerkingskosten komen in alle gevallen voor rekening van vergunninghouder.

  • 10.

    Stortbonnen etc. dienen direct te worden geretourneerd naar de opzichter K&L van de gemeente.

  • 11.

    De sleuf dient door vergunninghouder te worden dichtgestraat met noodbestrating.

  • 12.

    Het herstel van de asfaltverharding inclusief fundering wordt uitgevoerd door- of in opdracht van de betrokken afdeling van de gemeente.

  • 13.

    Het dichtblokken van een sleuf kan tot gevolg hebben dat verhardingen die om c.q. naast de sleuf liggen als gevolg van het gebruik door het verkeer verzakken en/of beschadigd worden. De schade die hieruit voor de gemeente voortvloeit, dient door vergunninghouder te worden hersteld.

7 Aansprakelijkheid, schade en verzekeringen

7.1 Aansprakelijkheid

  • 1.

    Ongeacht het verlenen van een instemmingsbesluit door de gemeente en/of goedkeuring door andere bevoegde instanties, is de vergunninghouder jegens de gemeente en/of derden aansprakelijk voor schade als gevolg van de uitvoering van het werk.

7.2 Schade als gevolg van ingravingen

  • 1

    Vergunninghouder zal de redelijkerwijs mogelijke maatregelen nemen om te voorkomen dat de gemeente dan wel derden tengevolge van het werk schade lijden.

  • 2.

    Schade aan gemeentelijke of andere eigendommen dient te worden vermeden. Mochten toch beschadigingen optreden dan dient vergunninghouder deze direct te melden aan de opzichter K&L en aan de beheerder van het beschadigde eigendom. Hierna geeft vergunninghouder zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen 24 uur nadat hem daarvan is gebleken, schriftelijk kennis aan de coördinator K&L.

  • 3.

    Het herstel van de schade vindt plaats in overleg en voor rekening van de veroorzaker. Uitgangspunt bij het herstel van de (voorziene) schade als gevolg van de werkzaamheden is dat de vergunninghouder de situatie in oorspronkelijke staat herstelt. Daarop zijn ook de vergunningvoorwaarden en deze uitvoeringsvoorschriften gericht.

  • 4.

    Omdat bij straatwerk al op voorhand bekend is dat er, ook bij goed herstel van de verharding, toch sprake is van een kwaliteitsachteruitgang is de vergunninghouder aan de gemeente een vergoeding verschuldigd

  • 5.

    Niet alle schades die de gemeente als gevolg van kabels- en leidingwerkzaamheden lijdt kunnen door de vastgestelde schadetarieven worden gedekt. Dit is het geval bij:

  • Schade bij groenwerkzaamheden;

  • Schade die ontstaat buiten de sleuf;

  • "Verborgen gebreken".

  • 6.

    Schade aan groenwerkzaamheden is aan de orde in de volgende situaties:

  • -

    Werkzaamheden waarbij de overlevingskans van de aanwezige beplanting gering is en dus moet worden vervangen;

  • -

    Werkzaamheden waarbij dicht in de buurt van bomen moet worden gewerkt;

  • -

    Aantasting (ecologische) kwaliteit groeiplaats.

  • In deze gevallen zullen al vóór het verstrekken van de vergunning specifieke afspraken worden vastgelegd Afhankelijk van de omvang van het werk kan in de voorwaarden "het 1e jaarsonderhoud groen" en "inboet beplanting na het 1e groeiseizoen" worden voorgeschreven. De schade aan bomen wordt vastgesteld op basis van de Richtlijnen NVTB (Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen).

  • In geval van schade of vervanging aan/van groenvoorzieningen zal de betrokken afdeling voor herstel c.q. vervanging zorgdragen. De kosten hiervan worden doorbelast aan de vergunninghouder.

  • 7.

    Van schade welke ontstaat buiten de sleuf is sprake als ten gevolge van werkzaamheden schade ontstaat buiten de sleuf (aan materialen, lantaarnpalen, verkeerslichten, geparkeerde auto's, e.d.) Voor zover het gemeentelijke eigendommen, betreft zal de gemeente deze schade verhalen op vergunninghouder. Afhankelijk van de specifieke situatie kan het wenselijk zijn dat er voorafgaand aan de werkzaamheden een gezamenlijke schouw en vastlegging plaatsvindt. Ontstane schades zullen zoveel mogelijk door de opzichter K&L worden vastgelegd, in een schaderapport en op foto.

  • 8.

    Verborgen gebreken is de definitie voor buitenproportionele verzakking van opgeleverd en goedgekeurd hersteld straatwerk. In dergelijke gevallen zal de vergunninghouder in staat gesteld worden de verharding, opnieuw, te herstellen. Als norm voor "buitenproportioneel" wordt een verzakking aangehouden van meer dan 0,03 meter, welke zich binnen één jaar na het eerste herstel voordoet (CROW-norm voor "ernstige schade").

7.3 Verzekeringen

  • 1.

    Vergunninghouder dient een Construction All Risk verzekering af te sluiten, welke dekking biedt tegen:

    • -

      beschadiging, verlies of vernietiging van het werk, waaronder de voor het werk bestemde materialen;

    • -

      het risico van aansprakelijkheid voor schade aan goederen van derden, en de daaruit voortvloeiende gevolgschade, alsmede voor dood en/ of lichamelijk letsel van personen, veroorzaakt door de uitvoering van het werk.

  • 2.

    De dekking van de verzekering loopt minstens vanaf de dag dat dit werk op het werkterrein een aanvang neemt tot het eind van de onderhoudsperiode.

7.4 Veiligheid

  • 1.

    Alle werkzaamheden moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving ten aanzien van veiligheid en arbeidsomstandigheden. De op dit gebied van kracht zijnde voorschriften moeten op het werk beschikbaar zijn.

7.5 Bereikbaarheid aangrenzende gebouwen

  • 1.

    De bereikbaarheid van woningen, openbare gebouwen en dergelijke voor (mindervalide) voetgangers dient te worden gewaarborgd. In dit verband dient rekening gehouden te worden met de toegankelijkheid voor hulpmiddelen zoals rollators en scootmobielen. In overleg met de betrokkenen en de opzichter K&L moet de bereikbaarheid worden gegarandeerd.

  • 2.

    Indien de beperking van de bereikbaarheid tot gevolg heeft dat de hulpdiensten objecten niet voldoende kunnen naderen of dat de bevoorrading van winkels en bedrijven anders dan normaal moet worden geregeld moet vooraf overleg worden gevoerd met de belanghebbenden en de opzichter K&L.

  • 3.

    Bij werkzaamheden op of in de nabijheid van eigendommen en installaties van derden moet vooraf overleg plaats vinden over eventueel te nemen specifieke veiligheidsvoorzorgsmaatregelen. Deze maatregelen moeten tevens worden verwerkt in het veiligheidsplan.

7.6 Grondwaterstanden

  • 1.

    Afwijkingen of veranderingen in de opgegeven grondwaterstanden geven geen recht op schadevergoeding of enigerlei andere financiële tegemoetkoming.

8 Voorwaarden en eisen ten aanzien van groenvoorzieningen

8.1 Eisen en uitvoering groenvoorzieningen

  • 1.

    De gemeente besluit aan de hand van de melding van vergunninghouder of beplanting (bomen, planten, struiken, gras) mag worden verwijderd of gesnoeid en, zo ja, of vergunninghouder dit zelf mag uitvoeren en onder welke voorwaarden. Ingeval tijdelijk uitgenomen beplanting moet worden teruggebracht gelden in elk geval de hierna te noemen voorwaarden in lid 2 t/m lid 6.

  • 2.

    Uitgenomen beplantingsmateriaal, dat na terugzetten niet meer aanslaat, zal na overleg met vergunninghouder door de gemeente in een hiertoe gunstig jaargetijde, door nieuw materiaal voor rekening van vergunninghouder worden vervangen

  • 3.

    Gazons en daarmede vergelijkbare grasvelden en –stroken moeten ter breedte van de sleuf regelmatig worden afgestoken en groen op groen worden opgeslagen.

  • 4.

    Na aanvullen van de sleuf op de vereiste hoogte moeten de gazonzoden weer nauwkeurig worden herlegd en met kruimelaarde worden aangevuld.

  • 5.

    Indien het herstel van de beplanting en/of het gazon door vergunninghouder wordt uitgevoerd, geldt hiervoor een onderhoudstermijn van 12 maanden, na eerste oplevering.

  • 6.

    De gemeente is vrij de groenwerkzaamheden in eigen beheer maar op kosten van de vergunninghouder uit te voeren. Afspraken dienen te worden gemaakt tijdens de voorname van de werkzaamheden.

8.2 Bescherming te handhaven bomen

  • 1.

    Bij het passeren van bomen moeten door vergunninghouder een aantal voorzorgsmaatregelen worden getroffen die schade aan de betreffende boom voorkomt. De maatregelen en aanwijzingen zijn aangegeven in RAW 2010.

  • 2.

    De instructies van Stadswerk boombescherming op bouwlocaties is van toepassing. De poster is te bestellen op www.stadswerk.nl

  • 3.

    Het rooien van bomen door vergunninghouder mag uitdrukkelijk pas geschieden nadat daarvoor kapvergunning is verleend en nadat de opzichter K&L goedkeuring heeft verleend.

  • 4.

    Het rooien van bomen houdt tevens in het verwijderen van de stobben en het aanvullen met zand van het boomgat incl. het laagsgewijze verdichten.

  • 5.

    Eventuele beschadigingen aan bomen, waar geen kapvergunning voor is afgegeven, dient te allen tijde worden voorkomen en zonodig dient vergunninghouder hiervoor maatregelen te treffen.

  • 6.

    Voor elke ten onrechte gerooide en/ of beschadigde boom, waarvoor geen kapvergunning is verleend zal aan vergunninghouder een boete per boom worden opgelegd, afhankelijk van de waarde van de betreffende boom, berekend volgens de Richtlijnen NVTB (Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen).

  • 7.

    Indien leidingen nabij het wortelgestel van bomen worden gelegd c.q. verlegd, dient vergunninghouder de door de gemeente gegeven richtlijnen uit de vergunning en dit handboek op te volgen.

8.3 Herstel groenvoorzieningen

8.3 Herstel groenvoorzieningen

  • 1.

    Vergunninghouder hoeft geen betere kwaliteit te leveren dan aanwezig voor de ontgraving werd uitgevoerd. Behoudens de normale degeneratie als gevolg van werken aan bestaand groen hoeft de gemeente echter geen verslechtering te accepteren.

  • 2.

    In het proces van vergunningverlening kunnen aparte specifieke afspraken gemaakt worden over bijzondere omstandigheden c.q. afwijkende voorwaarden of werkzaamheden.

  • 3.

    Alle materialen en elementen dienen in de oorspronkelijke staat en onbeschadigd te worden opgeleverd.

  • 4.

    Op aanwijzing van de opzichter K&L dient vergunninghouder bij beschadiging zelf te zorgen voor herstel, vervangend materiaal of anderszins.

  • 5.

    Al het te gebruiken materiaal dient van dezelfde soort en minimaal van eenzelfde kwaliteit te zijn als het oorspronkelijk aanwezige materiaal.

  • 6.

    Als ten gevolge van de werkzaamheden onvoorzien een boom zoveel schade oploopt dat deze gerooid moet worden dient vergunninghouder alsnog een kapvergunning bij de gemeente aan te vragen. Herplant van de betreffende boom wordt verzorgd door de betrokken afdeling op kosten van vergunninghouder.

  • 7.

    De grond dient op zodanige wijze te zijn afgewerkt dat er na klink sprake is van een vlakke aansluiting op de ongeroerde grond. Reservering voor klink mag max. 10 cm bedragen

  • 8.

    Te handhaven struiken en vaste planten dienen binnen 24 uur na het gereedkomen van de grondwerkzaamheden ter plaatse te zijn teruggeplant.

  • 9.

    Gazon dient nadat de juiste hoogteligging van de grond is bereikt, te worden ingezaaid met een mengsel op aangeven van soort en hoeveelheid door de opzichter kabels en leidingen.

  • 10.

    De volgende deelnemende gemeenten herstellen de groenvoorziening in hun beheersgebied in eigen beheer en de verrekening geschied met de vergunninghouder volgens vooraf bekend gemaakte tarieven:

  • - Tiel

De bijlagen kunt u terugvinden op het gemeenteblad