Regeling vervallen per 07-10-2020

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Buren 2018

Geldend van 01-08-2018 t/m 06-10-2020

Intitulé

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Buren 2018

De raad van de gemeente Buren;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15  mei 2018;

gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;

B E S L U I T :

vast te stellen de:

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Buren 2018

Inhoud

Index

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 2 Uitbreiding begrippen particulier of algemeen graf

Hoofdstuk 2 De begraafplaatsen

Artikel 3 Beheer begraafplaatsen

Artikel 4 Administratie

Artikel 5 Plattegrond

Artikel 6 Openstelling begraafplaatsen en ordemaatregelen

Artikel 7 Tijdstippen plechtigheden

Hoofdstuk 3 Indeling van de begraafplaatsen, onderscheid van graven en asbestemming

Artikel 8 Indeling begraafplaatsen

Artikel 9 Onderscheid en uitgifte graven

Artikel 10 Bijzetten; verstrooiing van as

Artikel 11 Capaciteit en formaat graven

Hoofdstuk 4 Vereisten voor begraving of bijzetting

Artikel 12 Over te leggen stukken

Artikel 13 Aanwijzing graf: controle bescheiden

Hoofdstuk 5 Verlenging en overdracht grafrechten

Artikel 14 Verlenging grafrechten

Artikel 15 Overgang grafrechten

Hoofdstuk 6 Wijziging van het graf, opgraving en ruiming

Artikel 16 Opgraving

Artikel 17 Ruiming

Hoofdstuk 7 Gedenktekens en grafbeplantingen

Artikel 18 Vergunning en onderhoud grafbedekking

Artikel 19 Schade grafbedekking

Artikel 20 Beplanting en losse voorwerpen

Hoofdstuk 8 Einde van de grafrechten

Artikel 21 Vervallen grafrechten

Hoofdstuk 9 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 22 Strafbepaling

Artikel 23 Onvoorziene situaties

Artikel 24 Overgangsbepaling

Artikel 25 Inwerkingtreding en citeertitel 11

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a

    begraafplaats(en):

    de gemeentelijke begraafplaats “Beusichem", gelegen aan de Beneden Molenweg in Beusichem;

    de gemeentelijke algemene oude begraafplaats "Buren", gelegen tussen de Julianalaan en De Dreef in Buren;

    de gemeentelijke algemene nieuwe begraafplaats “Buren” gelegen aan de Blatensedijk in Buren;

    de gemeentelijke begraafplaats "Eck en Wiel", gelegen aan de Vlissingsestraat, Verbrughweg in Eck en Wiel;

    de gemeentelijke begraafplaats "Ingen", gelegen aan De Brenk in Ingen;

    de gemeentelijke nieuwe begraafplaats "Lienden", gelegen aan de Haagsestraat in Lienden;

    de gemeentelijke oude begraafplaats "Lienden", gelegen aan de Oudsmidsestraat in Lienden;

    de gemeentelijke nieuwe begraafplaats "Maurik", gelegen aan de Homoetsestraat in Maurik;

    de gemeentelijke oude begraafplaats "Maurik", gelegen aan de Tielsestraat in Maurik;

    de gemeentelijke begraafplaats "Ravenswaaij", gelegen aan de Donkerstraat te Ravenswaaij;

    de gemeentelijke begraafplaats "Zoelen", gelegen aan de Beemdsestraat te Zoelen;

    de gemeentelijke begraafplaats “Zoelmond, gelegen aan de Donkerstraat in Zoelmond.

  • b

    graf: een zandgraf of grafkelder;

  • c

    grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin een of meerdere stoffelijke overschotten worden begraven of asbussen worden bijgezet;

  • d.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • e.

    urn: een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

  • f.

    particulier graf: een graf of grafkelder waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechts­persoon het uitsluitend recht is verleend tot:

  • 1.

    het doen begraven en begraven houden van stoffelijke overschotten;

  • 2.

    het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • 3.

    het doen verstrooien van as;

  • g.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegen­heid wordt geboden  tot het doen begraven van stoffelijk overschotten;

  • h.

    particulier urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

  • 1.

    het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • 2.

    het doen verstrooien van as

  • i.

    algemeen urnengraf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

  • j.

    particuliere urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijkpersoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • k.

    particuliere gedenkplaats:  een plaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend om overledenen te gedenken;

  • l.

    verstrooiingsplaats: een plaats waar as wordt verstrooid;

  • m.

    grafbedekking: gedenkteken en grafbeplanting op een graf, gedenkplaats of verstrooiingsplaats;

  • n.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats(en) of degene die hem vervangt;

  • o.

    rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitslui­tend recht is verleend op een particulier graf, een particulier urnengraf of een particuliere gedenkplaats, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • p.

    belanghebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf of een algemeen urnengraf is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

Artikel 2 Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

  • 1.

    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaal­de wordt, voor zover van belang, onder 'particulier graf' mede verstaan: particulier urnengraf, particuliere urnennis en particuliere gedenkplaats.

  • 2.

    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaal­de wordt, voor zover van belang, onder 'algemeen graf' mede verstaan: algemeen urnengraf.

Hoofdstuk 2. De begraafplaatsen

Artikel 3 Beheer begraafplaatsen

  • 1.

    Het beheer van de begraafplaatsen berust bij het college.

  • 2.

    Onder toezicht van het college worden een beheerder en zonodig een of meer daartoe hem vervan­gende personen belast met:

  • a. de administra­tie van de be­graafplaatsen;

  • b. het beheer en onderhoud van de begraaf­plaatsen;

  • c. het openen en sluiten van de graven voor een begra­ving, opgra­ving of ruiming c.q. bijzetting of ruiming van een asbus;

  • d. de verstrooiing van as.

Artikel 4 Administratie

  • 1.

    Het college is verantwoordelijk voor de ad­mini­stratie van de begraaf­plaatsen.

  • 2.

    De administratie bevat een register van alle op de begraaf­plaatsen begra­ven stoffelijke overschotten met een nauw­keurige aanduiding van de plaats waar zij be­graven zijn, alsmede een register van bijgezet­te asbussen met de krachtens artikel 65, eerste lid, van de wet voorgeschre­ven gegevens. De in deze regis­ters opgenomen gegevens zijn openbaar en worden op verzoek verstrekt.

  • 3.

    De administratie bevat een register van alle rechthebbenden en belanghebbendes van de graven, met hun namen en adressen en zo moge­lijk aanteke­ning van hun relatie tot de overlede­ne. Dit register is niet open­baar.

  • 4.

    De rechthebbenden en belanghebbendes zijn verplicht de wijziging van hun adres aan het college door te geven.

  • 5.

    Van de in het tweede en derde lid bedoelde registers kan een ieder, doch van het in het derde lid bedoelde register alleen rechtheb­benden en belanghebbendes of hun rechtsopvolgers, een uittreksel verkrijgen.

Artikel 5 Plattegrond

Van de begraafplaatsen berust bij de administratie een plattegrond, waarop de graven genummerd zijn aange­duid.

Artikel 6 Openstelling begraafplaatsen en ordemaatregelen

  • 1.

    De begraafplaatsen zijn van zonsopgang tot zonsondergang toeganke­lijk.

  • 2.

    In verband met werkzaamheden op een begraaf­plaats kan de beheer­der of degene die hem ver­vangt bezoekers de toegang tot (een deel van) de begraaf­plaats tijdelijk ontzeg­gen.

  • 3.

    Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

  • 4.

    Bezoekers van de begraafplaatsen dienen zich ordente­lijk te gedra­gen en zonodig de aanwij­zin­gen van personeel op te volgen.

  • 5.

    Het is steenhouwers, hoveniers, fotografen en andere personen die werkzaam­heden op de be­graafplaats of aan grafbedekkingen ver­richten, verboden dit te doen zonder vooraf­gaande toestemming van de beheerder. Deze toestemming kan mondeling worden gegeven. Bij de uitvoering van werkzaam­he­den dienen zonodig de aanwij­zin­gen van de beheerder te worden gevolgd.

  • 6.

    Het is verboden met motorrijtuigen op de be­graafplaats te rijden, behalve met toestem­ming van de beheerder. Mo­tor­rij­tuigen waarvoor toestemming is verleend, mogen niet har­der rij­den dan 10 km per uur.

  • 7.

    Het is verboden:

  • a. met fietsen, bromfietsen of andere motor­rij­wielen op de be­graaf­plaats te rijden of deze met zich mee te voeren;

  • b. op de graven te lopen of te zitten en er ge­reed­schappen of andere niet tot de graven beho­rende voorwer­pen op te leggen;

  • c. een begraafplaats te verontreini­gen;

  • d. zonder toestem­ming of op­dracht van de aanvrager een uit­vaart te fotograferen, te fil­men, video-opnamen te maken of anderszins te registreren;

  • e. zonder toestem­ming of op­dracht van het college op de begraafplaatsen te fotograferen dan wel fil­m- of video-opnamen te maken;

  • f. bloemen of an­dere waren te koop aan te bie­den of hier­voor reclame te maken;

  • g. as te ver­strooien of andere vormen van lijk­be­zor­ging te bezigen anders dan na toestemming van de beheerder.

  • 8.

    De beheerder kan bezoekers of werklieden die zich niet aan de hiervoor bedoelde geboden en verboden houden de toegang tot de begraafplaats ontzeggen. Bij herhaalde overtredingen kan geduren­de een door het college te bepalen periode de toegang worden ontzegd.

Artikel 7 Tijdstippen plechtigheden

  • 1.

    Het begraven van stoffelijke overschotten, het bijzetten van asbus­sen en de verstrooi­ing van as in de aanwezig­heid van nabestaanden ge­schiedt op werk­dagen van maandag tot en met vrijdag tussen 9.00 en 16.00 uur en op zaterdag tussen 9.00 en 14.00 uur. Op andere dagen en tijdstippen kunnen - ter beoordeling van de beheerder - eveneens begrafe­nissen, bijzettin­gen of andere plechtigheden plaatsvinden.

  • 2.

    Het tijdstip van begraven of bezorgen van as en het gebruik van de ontvangstruimtes wordt telkens en voor elke plechtigheid afzonder­lijk door de beheerder, in overleg met de betrok­ken aanvra­ger, recht­hebbende of belanghebbende, vastgesteld.

  • 3.

    Dodenherdenkingen en andere plechtigheden kun­nen geschie­den nadat deze ten minste een week tevoren bij de beheerder zijn ge­meld. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal geschie­den worden in het belang van de rust en de orde op de begraafplaats in overleg met de aanvrager door de beheerder vastge­steld.

Hoofdstuk 3. Indeling van de begraafplaatsen, onderscheid van de graven en asbestemming

Artikel 8 Indeling begraafplaatsen

  • 1.

    Graven worden uitgegeven aansluitend op de reeds uitgegeven graven.

  • 2.

    Het is voor een rechthebbende mogelijk naast een bestaand particulier graf één naastliggend particulier graf te huren. Dit is alleen mogelijk in de grafvelden die zijn aangewezen voor particuliere graven voor overledenen > 12 jaar.  

  • 3.

    Het is voor een rechthebbende mogelijk vooruitlopend op daadwerkelijk gebruik één graf te huren.

  • 4.

    Het college kan de indeling van de begraaf­plaatsen, de bestem­ming van de grafvel­den en het onder­scheid in graven nader vast stellen en wijzigen.

  • 5.

    Het college bepaalt welke graven tijdelijk niet mogen worden uitgegeven of gehuurd.

Artikel 9 Onderscheid en uitgifte graven

  • 1.

    Algemene graven worden uitgegeven voor een termijn van tien jaren. Deze termijn kan niet worden verlengd. Een stoffelijk overschot kan echter na afloop van deze termijn op verzoek van de belanghebbende of andere belangheb­benden worden herbegraven in een particulier graf.

  • 2.

    Particuliere graven worden uitgegeven voor een ter­mijn van twintig en dertig  jaren. Deze termijn wordt telkens met tien, twintig of dertig jaar verlengd op ver­zoek van de recht­heb­bende. De gemeente wijst rechthebbende tijdig op deze mogelijkheden, tegen het einde van de grafrechttermijn.

  • 3.

    Particuliere urnengraven en - nissen worden uitgegeven voor een ter­mijn van tien, twintig en dertig jaren. Deze termijn wordt telkens met tien, twintig of dertig jaar verlengd op ver­zoek van de recht­heb­bende. De gemeente wijst rechthebbende tijdig op deze mogelijkheden, tegen het einde van de grafrechttermijn.

  • 4.

    Het recht op een particulier graf geeft de rechtheb­bende het uitsluitend recht daarin te doen begraven en begraven te houden.

  • 5.

    Het in het eerste en tweede lid bedoel­de grafrecht wordt schrif­telijk gevestigd door middel van een grafak­te.

  • 6.

    Naast particuliere graven kan een naastliggend graf worden gereserveerd met een jaarlijks te verlengen termijn. Aan de rechthebbenden wordt voor deze graven geen grafakte verstrekt.

  • 7.

    Bestaande graven met een uitsluitend recht die voorheen zijn uitgege­ven voor onbe­paalde tijd, blijven be­staan tot het moment dat de desbetreffende begraaf­plaats wordt opgeheven.

  • 8.

    Het college kan aan een rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening en risico doen aanbren­gen van een grafkelder. Aan de vergunning kunnen nadere voorwaar­den worden verbonden.

  • 9.

    Het college kan één of meer begraafplaatsen aanwijzen onder de bepaling dat graven en urnennissen alleen worden uitgegeven aan personen die in de betreffende woonkern waar de begraafplaats ligt, zijn geboren, wonen of gewoond hebben. In bijzondere gevallen wanneer dit voor het beheer van de begraafplaats niet bezwaarlijk is, ter beoordeling van burgemeester en wethouders, kunnen graven op zo’n aangewezen begraafplaats ook aan andere personen of rechtspersonen worden uitgegeven.

Artikel 10 Bijzetten asbussen: verstrooiing van as

  • 1.

    Een asbus kan worden bijgezet in een particulier graf, een particulier urnengraf of een urnennis.

  • 2.

    Een asbus kan niet worden bijgezet in een alge­meen graf.

  • 3.

    Een asbus kan op een particulier graf slechts in een urn worden bij­gezet.

  • 4.

    Urnen op een graf of in een open nis dienen stevig aan de onder­grond te worden bevestigd.

  • 5.

    As kan worden verstrooid in een particulier g­raf en op de strooivelden gelegen op de begraafplaatsen in Eck en Wiel,  Buren (Blathumse dijk)  en Zoelen.

  • 6.

    Bijzetting van de asbus impliceert dat de rech­thebbende of belanghebbende opdracht geeft tot wij­ziging van de bestemming van de as in die zin dat de as dient te worden verstrooid, in­dien het grafrecht niet wordt ver­lengd en niet tij­dig een andere bestemming kenbaar is ge­maakt.

Artikel 11 Capaciteit en formaat graven

  • 1.

    Op de begraafplaatsen kunnen worden uitgegeven:

  • a. algemene graven;

  • b. particuliere (kinder)graven;

  • c particuliere grafkelders;

  • d. particuliere urnengraven;

  • e. particuliere urnennissen.

  • 2.

    Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel stoffelijke overschotten en hoeveel asbussen er kunnen worden bijgezet in de graven en hoeveel verstrooiingen van as er op of in de particuliere graven kunnen plaatsvinden. Het bepaalt tevens de afmetingen van de graven en de voor het plaatsen van een gedenkteken of beplanting beschikba­re afmetingen van een graf.

  • 3.

    Kindergraven worden uitgegeven voor kinderen < 1 jaar en voor kinderen ouder dan 1 jaar en jonger dan 12 jaar.

  • 4.

    Sommige typen graven of bepaalde diensten zijn soms niet, niet meer of nog niet, en niet voor alle termijnen, beschikbaar. Een aanvrager heeft geen recht op levering.

Hoofdstuk 4. Vereisten voor begraving of bijzetting

Artikel 12 Over te leggen stukken

  • 1.

    Degene die een stoffelijk overschot  wil doen begraven of as wil bezorgen, geeft daartoe op­dracht door middel van een door de be­heerder vast te stellen formu­lier.

  • 2.

    Degene die een stoffelijk overschot wil doen begraven of een asbus wil doen bijzet­ten of gebruik wil maken van de ontvangstruimten, of zijn gemach­tigde, geeft daarvan uiterlijk 3 werkdagen of 72 uur voorafgaand aan de dag of het tijdstip waarop de begraving of bijzetting zal plaats­vinden, schriftelijk kennis aan de be­heerder. Daarbij wordt aangege­ven ten aanzien van welke van de in artikel 9, 10 en 11 bedoel­de typen graven men een graf­recht wil vestigen.

  • 3.

    Indien de burgemeester verlof heeft verleend om het stoffelijk overschot binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgev­ing aan de beheerder­­­ zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 4.

    Bij de in het tweede en derde lid bedoelde kennisgeving dient het verlof tot begra­ving van de ambtenaar van de burgerlijke stand of een ander wettelijk daarmee gelijkgesteld document te worden overgelegd.

  • 5.

    Indien het stoffelijk overschot  binnen 36 uur na het overlijden wordt begraven dient behalve het in het vierde lid bedoelde verlof of document ook het in het derde lid bedoelde verlof van de burgemeester te worden overge­legd.

  • 6.

    Indien de begraving of de bijzetting in een bestaand particulier graf zal plaatsvin­den, dient een machti­ging daartoe aan de beheerder te worden overge­legd. De machtiging moet zijn ondertekend door de recht­hebben­de. Indien de rechthebbende is overleden en in het graf dient te worden begraven of zijn asbus dient te worden bezorgd, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

Artikel 13 Aanwijzgingen graf; controle bescheiden

  • 1.

    De aanwijzing van de plaats van het graf ge­schiedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 8, in overleg met de aan­vrager, door de beheerder.

  • 2.

    Tot de begraving of bijzetting wordt niet over­gegaan dan nadat:

  • a. de beheerder heeft geconsta­teerd dat aan de in de arti­kelen 12 en 14 opgenomen ver­eisten is vol­daan, en

  • b. alleen bij be­graving van een stoffelijk overschot, de beheerder­ de identiteit van het lijk heeft vastge­steld door vergelijking van het op de kist of een ander lijkom­hulsel vermel­de registratienum­mer met dat op een bijge­voegd document dat tevens de namen, overlij­dens- en ge­boortedata van de overledene dan wel de geslachtsnaam van de doodgebo­rene bevat.

  • 3.

    Het is verboden om een lijk stoffelijk overschot  te begraven in een zinken of andere metalen of kunst­stof (bin­nen)kist.

  • 4.

    Het is verboden om een stoffelijk overschot  te begraven met gebruikmaking van een lijkhoes die niet voldoet aan de voorwaarden van het Lijkom­hulselbe­sluit 1998.

  • 5.

    Het is verboden om in een kist of ander omhulsel voorwerpen of objecten bij te slui­ten die niet tot de kist of het stoffelijk overschot behoren, an­ders dan kleine verteerbare grafgiften.

  • 6.

    Bij het ter begraving aanbieden van een kist of ander lijkom­hulsel dient ten minste 24 uur voorafgaand aan het tijdstip van begra­ving een schriftelijke verklaring te worden overgelegd - volgens een door het college van burgemeester en wethouders vast te stel­len model - omtrent de aanwezigheid van de in voorgaande leden be­doelde materi­a­len en voorwerpen. Indien van een lijkhoes ge­bruik wordt gemaakt, zal de aanbieder tevens moeten overleg­gen a) een af­schrift van een rapport waaruit blijkt dat de ge­bruikte hoes voldoet aan de normen van het Lijkom­hulselbesluit 1998 en b) een bewijs dat de betreffen­de hoes is aangekocht.

Hoofdstuk 5. Verlenging en overgang grafrechten

Artikel 14 Verlenging grafrechten

  • 1.

    Begraving in een particulier graf waarvan de uitgif­tetermijn binnen 10 jaar af­loopt, kan alleen plaatsvin­den onder gelijktij­dige verlen­ging van de uitgifte­termijn met  minimaal 10 jaar in aansluiting op de grafrechttermijn

  • 2.

    De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechtheb­bende of belanghebbende en indien deze is overleden, door een van de in artikel 15, twee­de lid, bedoelde personen.

Artikel 15 Wijziging van het graf, opgraving en ruiming

  • 1.

    Een grafrecht kan worden overgedragen door overlegging aan de beheer­der van een door de rechthebbende of belanghebbende en de betrok­ken rechts­opvolger getekend bewijs van over­dracht. Over­dracht is slechts mogelijk op naam van één (rechts)persoon.

  • 2.

    In geval van overlijden van de rechthebbende of belanghebbende kan het grafrecht worden overgeschre­ven, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen 12 maanden na het overlijden van de recht­hebben­de of belanghebbende. Indien de rechthebbende is overleden en in het graf dient te worden begraven of zijn asbus dient te worden bezorgd, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

  • 3.

    Indien de in het vorige lid bedoelde over­schrijving niet binnen de termijn van 12 maanden is gedaan, kan het college het grafrecht ver­vallen verklaren.

  • 4.

    Na het verstrijken van de in de vorige leden bedoelde termijn kan het grafrecht alsnog op naam van een nieuwe rechthebbende of belanghebbende worden gesteld, tenzij het grafrecht betrekking heeft op een graf dat inmid­dels is geruimd.

  • 5.

    Een rechthebbende kan afstand doen van graf­rechten, zonder aan­spraak te kunnen maken op enige vergoeding.

Hoofdstuk 6. Wijziging van het graf, opgraving en ruiming

Artikel 16 Opgraving

  • 1.

    Stoffelijk overschotten zullen, behalve op gezag van een gerech­telijke autoriteit, niet worden opgegra­ven dan met verlof van de burgemeester van Buren en voor zover het eigen graven betreft niet dan met toestemming van de rechthebbende.

  • 2.

    Bij de opgraving van stoffelijk overschot ten zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de be­heerder met deze werkzaamheden zijn belast.

Artikel 17 Ruiming

  • 1.

    Graven worden niet eerder geruimd dan na afloop van tien jaren na het begraven van het laatste stoffelijk overschot.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het vorige lid worden particuliere graven niet eerder geruimd dan met toestemming van de rechthebbende dan wel wan­neer het recht op de voet van het bepaalde in artikel 15, vierde lid, of artikel 21 is ver­vallen.

  • 3.

    Rechthebbenden kunnen een particuliergraf laten schudden na een termijn van 20 jaar na de laatste bijzetting; in dat geval vindt ruiming van het graf plaats door het zorgvuldig bijeen garen van alle beenderen, die onder de bodem van het graf ingegraven worden.

  • 4.

    Bij de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de be­heerder met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk 7. Gedenktekens en grafbeplantingen

Artikel 18 Vergunning en onderhoud grafbedekking

  • 1.

    Het is verboden om zonder vergunning van het college grafstenen, zerken of andere ge­denk­tekens te plaatsen, alsmede heesters of andere beplan­tingen op graven aan te bren­gen. Voor het aanvragen van de vergunning worden op verzoek door de beheerder­ formulieren verstrekt.

  • 2.

    Voor de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetin­gen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen kan het college nadere regels vast­stellen. De regels kunnen per begraafplaats en per ge­deelte van de begraafplaats ver­schillen.

  • 3.

    Een vergunning kan worden geweigerd indien:

  • a. de duurzaamheid van de gebruik­te materialen onvoldoende of de fundering en con­structie onvol­doende stevig en vei­lig wordt ge­acht;

  • b. de grafbedek­king naar het oordeel van de behee­rder ern­stig afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

  • c. de tekst of afbeelding op het gedenkteken naar het oor­deel van de beheerder aan­stootge­vend of kwet­send kan zijn;

  • d. het karakter van de begraafplaats of een gedeelte daarvan, hiervoor niet geschikt is.

  • e. niet voldaan wordt aan de in het vorige lid bedoelde nadere regels.

  • 4.

    Het (doen) plaatsen of aanbrengen van gedenkte­kens of van beplan­tin­gen op gra­ven geschiedt door de rechtheb­bende of belanghebbende.

  • 5.

    Alle kosten voor het plaatsen of aanbrengen, herstellen of vernieu­wen van gedenk­tekens of van beplantingen op graven komen voor rekening van de rechthebbende of belanghebbende.

  • 6.

    De rechthebbende of belanghebbende is verplicht de grafbedekking naar het oordeel van de beheerder goed te onderhouden.

  • 7.

    Op algemene graven kan slechts een grafbedek­king worden aange­bracht, indien het graf vol is.

  • 8.

    Het college is bevoegd een grafbedekking voor haar rekening en risico tijdelijk weg te nemen, indien dit voor het beheer van de begraafplaats noodzakelijk is. Het wegnemen van een grafbedekking voor een begraving of bijzetting geschiedt voor rekening en risico van de rechthebbende.

Artikel 19 Schade grafbedekking

  • 1.

    De in artikel 18 bedoelde grafmonumenten, be­plantin­gen of andere grafbedekking, alsmede grafkelders, worden ge­acht voor rekening en risico van de recht­heb­bende of belanghebbende te zijn aangebracht. Schade als gevolg van brand, vanda­lisme, vorst, storm, bliksem, water­overlast en andere van buiten komende oorza­ken, of ontstaan door het wegha­len en terugplaatsen van een gedenkte­ken ten behoeve van een bijzet­ting, en eventuele gevolg­schade voor derden, is voor rekening van de recht­heb­bende of belanghebbende.

  • 2.

    De rechthebbende of belanghebbende is verplicht de - door welke om­standig­he­den ook - aan grafbedek­king toege­brachte schade op eerste aanschrij­ven te herstel­len, indien de beschadi­ging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de be­graafplaats scha­adt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden.

  • 3.

    Indien binnen twee maanden na de dag van aan­schrijving geen herstel of vernieuwing heeft plaatsgevonden, is het college bevoegd tot verwijde­ring en vernietiging van de gedenkte­kens of beplantin­gen over te gaan, waarbij geldt dat zij voor deze handeling niet aanspra­kelijk kan worden gesteld, onverlet het recht van het colle­ge tot herstel of vernieuwing op kosten van de rechthebbende of belanghebbende over te gaan.

  • 4.

    Dit artikel is mede van toepassing op vanwege het college voor reke­ning van de rechthebbende of belanghebbende aangebrachte gedenk­tekens of be­plan­tingen.

Artikel 20 Beplanting en losse voorwerpen

  • 1.

    Op en rond een particulier graf mogen winterharde gewas­sen en meerja­rige plan­ten worden aange­bracht, mits deze in volle was­dom niet hoger dan 80 cm worden en de afmetin­gen van het graf niet wor­den overschreden.

  • 2.

    Op en rond een algemeen graf en een strooiveld mogen geen gewas­sen, planten of andere materialen worden aange­bracht.

  • 3.

    Het is toegestaan om op of bij een graf losse bloemen te leggen of bloemen in steekva­zen te plaatsen.

  • 4.

    Het is niet toegestaan om op een graf losse voorwerpen van glas en andere breekbare materialen te plaatsen, evenals lichte voorwerpen die gemakkelijk weg kunnen waaien.

  • 5.

    Verwelkte bloemen, verwaarloosde planten en losse voorwerpen kunnen door de beheerder worden verwijderd.

Hoofdstuk 8. Einde van de grafrechten

Artikel 21 Vervallen grafrechten

  • 1.

    De grafrechten vervallen:

  • a. door het verlo­pen van de ter­mijn;

  • b. indien de rech­thebbende of belanghebbende af­stand doet van het recht;

  • c. indien de be­graafplaats wordt opgehe­ven.

  • 2.

    Het college kan de grafrechten vervallen ver­klaren:

  • a. indien de beta­ling van het gebruiks­recht en de onder­hou­dskosten ten behoeve van de vesti­ging of een verlenging van het graf­recht niet bin­nen drie maan­den na aanvang van die termijn is geschied;

  • b. indien de rech­thebbende of belanghebbende - on­danks een aanma­ning - in verzuim blijft een op grond van deze veror­dening op hem rustende ver­plichting na te komen of daar­mee in strijd handelt;

  • c. indien de rech­thebbende of de belanghebbende van een graf is overle­den en het recht niet binnen één jaar is overgeschre­ven.

  • 3.

    In de gevallen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, en in het tweede lid, vindt geen terugbeta­ling plaats van een deel van de kosten van het grafrecht, betaalde onderhouds­bijdragen of eventuele andere kosten.

  • 4.

    Het eventueel op het graf aanwezige gedenkteken of beplanting kan gedurende een maand vóór het vervallen van een graf­recht door de rechtheb­bende of belanghebbende van het graf worden verwij­derd. Na het vervallen van het grafrecht kunnen zij geen aanspra­ken op deze voor­wer­pen doen gelden. Deze materialen zullen voor hergebruik worden aangeboden.

Hoofdstuk 9. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 22 Strafbepaling

  • 1.

    Hij die handelt in strijd met artikel 6, derde, vijfde, zesde en zeven­de lid wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2.

    Overtreding van artikel 6, derde, vijfde, zesde en zevende lid, en artikel 12, zevende en achtste lid, van de verordening kan worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 23 Onvoorziene situaties

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of indien verschil van mening bestaat over de uitleg van haar bepalingen, beslist het college.

Artikel 24 Overgangsbepaling

  • 1.

    Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de 'Beheersver­ordening gemeente­lijke begraafplaatsen gemeente Buren 2015, vastgesteld op 4 november 2014, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de 'Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Buren 2015' is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 25 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2018.

  • 2.

    De 'Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Buren 2015' wordt ingetrokken met ingang van de in het eerste lid genoemde datum.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Buren 2018’.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Buren, d.d. 19 juni 2018

De griffier,

G. van Droffelaar

De voorzitter,

J.A. de Boer MSc