Regeling vervallen per 14-02-2014

BIBOB beleidsregel horecabranche 2011

Geldend van 08-12-2011 t/m 13-02-2014

Intitulé

BIBOB beleidsregel horecabranche 2011

De burgemeester van Capelle aan den IJssel en het college van Capelle aan den IJssel, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft,

gelet op de artikelen 3, 9 en 30 van de wet BIBOB, artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht het Integraal Veiligheidsbeleid 2011-2014 zoals vastgesteld op 16 augustus 2011 en de beleidsnota BIBOB zoals vastgesteld op 25 oktober 2011,

overwegende:

eind jaren ’90 van de vorige eeuw heeft de onderzoeksgroep Fijnaut op verzoek van de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa onderzoek gedaan naar de dreiging van de georganiseerde misdaad in bepaalde economische sectoren. Deze commissie heeft een aantal criteria benoemd dat kenmerkend is voor branches die kwetsbaar zijn voor criminaliteit. Te denken valt aan sectoren die een lage drempel van toetreding kennen (weinig diploma’s vereist), waarvan de omzetcijfers onduidelijk zijn of sectoren waar weinig is geregeld of de regels juist gecompliceerd zijn.

De horecabranche is één van de economische sectoren die deze kenmerken in zich heeft. In de uitvoeringsmap BIBOB van het RIEC Rotterdam-Rijnmond is de horecabranche mede daarom aangemerkt als kwetsbaar voor criminaliteit. Dat wil niet zeggen dat iedere aanvrager van een vergunning uit deze branche kwade bedoelingen heeft. Het tegendeel ligt meer voor de hand, maar alertheid voor signalen van misstanden is geboden.

Een ondernemer die actief is of wil worden in de horecabranche is afhankelijk van de medewerking van de gemeente, bijvoorbeeld als gevolg van de noodzaak tot het hebben van een exploitatie-vergunning. Via instrumenten zoals de APV 2009, het bestemmingsplan en bestuurlijke handhavingbevoegdheden kan de gemeente sturing geven aan de horecabranche in

Capelle aan den IJssel. De gemeenten in regio Rotterdam-Rijnmond hebben aangegeven hun bestuursrechtelijke bevoegdheden nadrukkelijker en gecoördineerder in te zetten om daarmee barrières op te werpen tegen infiltratie van de georganiseerde criminaliteit in de legale bovenwereld. Het Regionale Informatie- en Expertisecentrum Rotterdam Rijnmond heeft daarbij een faciliterende

en ondersteunende rol.

Naast de bestuurlijke bevoegdheden zoals het opleggen van bestuursdwang of een last onder dwangsom kan de gemeente sinds 1 juni 2003 gebruik maken van de wet BIBOB. Deze wet moet bestuursorganen, zoals het college en de burgemeester, helpen in het bewaken van hun integriteit.

De wet BIBOB geeft bestuursorganen een extra weigerings- en/of intrekkingsgrond op grond waarvan vergunningen kunnen worden geweigerd of ingetrokken als blijkt dat de gevraagde of verleende beschikking gevaar loopt gebruikt te worden voor het ontplooien van criminele activiteiten.

In het Beleidskader BIBOB heeft de gemeente aangegeven de wet BIBOB toe te willen passen op de horecabranche in Capelle aan den IJssel. Omdat het gebruik van de wet BIBOB zwaar kan ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van personen en om willekeur te voorkomen, wordt in deze beleidsregel aangegeven op welke wijze de wet BIBOB gebruikt zal worden bij de verlening en/of intrekking van Exploitatievergunningen, Drank- en Horecawetvergunningen en Aanwezigheidsvergunningen voor kansspelautomaten (hierna gezamenlijk: horecavergunningen).

Horecabranche in Capelle aan den IJssel

Capelle aan den IJssel kent een in omvang relatief beperkte horecabranche en kent geen grootschalig geconcentreerd horeca-uitgaansgebied. In 2009 telde Capelle aan den IJssel 60 horecabedrijven en in deze sector waren 945 personen werkzaam. Halverwege 2011 waren erin totaal 88 vergunningen op grond van de Drank- en Horecawet verleend (DHW) aan zowel commerciële horecabedrijven als paracommerciële instellingen zoals kantines van sportverenigingen. In 2011 zijn op last van de burgemeester twee horeca-inrichtingen tijdelijk gesloten geweest op basis van artikel 13b van de Opiumwet.

Tot 2009 was het exploiteren van een horecabedrijf vergunningsvrij voor inrichtingen waar geen alcohol wordt geschonken. De APV 2009 stelt het hebben van een exploitatievergunning voor het exploiteren van een horecabedrijf verplicht. De APV 2009 bevat een overgangsbepaling die stelt dat exploitanten die voor de vaststelling van de APV 2009 een horecabedrijf exploiteerde, geacht wordt in het bezit te zijn van een voorlopige vergunning van 2 jaar (artikel 2:25 APV 2009). Dat betekent dat de meeste exploitanten van een horecabedrijf op basis van deze bepaling tot uiterlijk 1 december 2011 over een vergunning (geacht worden te) beschikken. Het indienen en in behandeling nemen van de aanvragen voor exploitatievergunningen vindt momenteel plaats. Horecabedrijven die over een exploitatievergunning beschikken, kunnen een aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten aanvragen. Halverwege 2001 waren in Capelle aan den IJssel 20 aanwezigheidsvergunningen voor kansspelautomaten verleend.

In Capelle aan den IJssel is de exploitatie van een aantal bijzondere inrichtingen niet toegestaan.

De Wet op de Kansspelen stelt dat het niet is toegestaan om een speelautomatenhal te exploiteren zonder dat deze mogelijkheid is opgenomen in de APV van de gemeente. In de APV 2009 is een dergelijke bepaling niet opgenomen, dus in Capelle aan den IJssel kan geen vergunning verleend worden voor het exploiteren van een speelautomatenhal. Aanvragen voor dergelijke vergunningen worden niet in behandeling genomen.

De exploitatie van een coffeeshop is eveneens aan te merken als een bijzondere vorm van een openbare inrichting. Op basis van de APV 2009 is het echter niet mogelijk om een aanvraag voor een coffeeshop in te dienen (artikel 2:47 APV 2009). Er is in Capelle aan den IJssel dan ook geen coffeeshop gevestigd.

Besluit vast te stellen:

BIBOB-beleidsregel horecabranche.

1.Doelstelling beleidsregel

Het gemeentebestuur van Capelle aan den IJssel wil met behulp van de wet BIBOB en haar daarop gebaseerde BIBOB-beleid, zoals vastgesteld in de beleidsnota BIBOB van 25 oktober 2011:

  • ·

    de aantasting van de veiligheid en/of leefbaarheid van groepen bewoners, bepaalde wijken of gebieden,

  • ·

    zowel de daadwerkelijke aantasting van de rechtsorde en de aantasting van de integriteit en bestuurlijke slagkracht van het bestuur,

  • ·

    als de verloedering door de aanwezigheid van criminaliteit en de subjectieve gevoelens van (on)veiligheid tegengaan.

Daarom past het gemeentebestuur de wet BIBOB toe op:

  • ·

    vergunningen op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet;

  • ·

    vergunningen op grond van artikel 2:12 Algemene Plaatselijke Verordening 2009 van Capelle aan den IJssel voor horecabedrijven (exploitatievergunning);

  • ·

    vergunningen op grond van artikel 2:27 Algemene Plaatselijke Verordening 2009 van Capelle aan den IJssel voor speelautomaten;

  • ·

    vergunningen op grond van artikel 3:4van de Algemene Plaatselijke Verordening 2009 van Capelle aan den IJssel voor seksinrichtingen en escortbedrijven(exploitatievergunning).

2.BIBOB-onderzoek

Een BIBOB-onderzoek bestaat uit twee stappen. De zogenaamde eigenhuiswerkfase vormt de eerste stap. In deze fase raadpleegt het gemeentebestuur (semi) openbare bronnen, zoals het handelsregister van de Kamer van Koophandel, de GBA, et cetera. Daarnaast maakt het gemeentebestuur gebruik van het Aanvraagformulier Exploitatievergunning om aanvullende informatie van de aanvrager te vergaren. In artikel 30 van de wet BIBOB is vermeld welke informatie het LBB in ieder geval noodzakelijk acht voor het kunnen doen van onderzoek naar feiten en omstandigheden die wijzen op gevaar voor faciliteren van criminele activiteiten via een gemeentelijke beschikking.

Met behulp van het Aanvraagformulier Exploitatievergunning verzamelt de unit Handhaving en Vergunningen de benodigde informatie zoals bedoeld in artikel 30 van de wet BIBOB.

Het Aanvraagformulier Exploitatieformulier verzoekt de aanvrager via het daadwerkelijk overhandigen van achterliggende documenten (uittreksels, contracten, et cetera) meer inzicht te geven in:

  • 1.

    het type vergunning & eigendomsverhouding van het pand waar de onderneming gevestigd is;

  • 2.

    de rechtsvorm van de onderneming;

  • 3.

    het bestuur en zeggenschap van de onderneming;

  • 4.

    betrokkenheid van de aanvrager bij andere ondernemingen;

  • 5.

    de (financiële) situatie van de onderneming;

  • 6.

    de wijze van financiering van de onderneming;

  • 7.

    eerder aangevraagde en/of verleende vergunningen.

De tweede stap in het BIBOB-onderzoek bestaat uit het vragen van een advies bij het Landelijk Bureau BIBOB . Het LBB is bevoegd om in gesloten bronnen informatie te verzamelen die van belang kan zijn om de mate van integriteit van een aanvrager te kunnen vaststellen. Het gaat dan om gesloten bronnen zoals de registers van de Belastingdienst, de politie, het Openbaar Ministerie,

et cetera.

3.Aanvragen van horecavergunningen

Degene die een horecavergunning, een DHW-vergunning en/of een aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten wil aanvragen (of wijzigen), moet dit via het Aanvraagformulier Exploitatie-vergunning doen bij de unit Handhaving en Vergunningen van de afdeling Stadsbeheer. Op basis

van de aanvraag zal de unit Handhaving en Vergunningen onderzoek doen naar de integriteit van de aanvrager in overeenstemming met de ‘eigen huiswerkfase’ uit het beleidskader BIBOB.

Een intakegesprek maakt naast het Aanvraagformulier Exploitatievergunning standaard onderdeel uit van de aanvraagprocedure.

De vragen uit het Aanvraagformulier Exploitatievergunning zijn bedoeld om duidelijkheid te geven omtrent de zeggenschap en financiering van een (horeca)inrichting. Het onderzoek dat hieruit volgt dient uitsluitsel te geven of er sprake is van schijnbeheer en/of de inrichting/vergunning gebruikt gaat worden om strafbare feiten te plegen, dan wel dat ter verkrijging van de vergunning strafbare feiten zijn gepleegd. In de onderstaande gevallen zal een aanvraag met extra zorg op risicosignalen worden onderzocht:

  • ·

    bij een nieuwe vestiging van een inrichting;

  • ·

    bij overname of wijziging exploitant van een horecabedrijf of seksinrichting;

  • ·

    indien een voorafgaande aanvraag door de vorige aanvrager ingetrokken is, omdat deze anders geweigerd zou worden;

  • ·

    bij een weigering of buiten behandelingstelling van een voorafgaande aanvraag (in verband met het niet dan wel onvolledig aanleveren van BIBOB-bescheiden);

  • ·

    een overname na een bestuurlijke maatregel, dan wel voorstel bestuurlijke maatregel.

Alle vragen die in het formulier gesteld worden dienen volledig beantwoord te worden door de exploitant(en). Tevens dienen alle documenten die voortvloeien uit de beantwoorde vragen aangeleverd te worden. Het niet compleet of onjuist aanleveren van bescheiden kan leiden tot een buiten behandeling stelling of weigering van de aanvraag (artikel 4 wet BIBOB). Het gemeentebestuur zal vervolgens naar aanleiding van de aangeleverde informatie beslissen of er redenen aanwezig zijn om een BIBOB-advies aan te vragen bij het Landelijk Bureau BIBOB (hierna: LBB). Indien dat het geval is, vraagt het bevoegde bestuursorgaan (afhankelijk om welke vergunning het gaat) een

BIBOB-advies aan bij het LBB. Deze aanvraag kan niet in mandaat worden gedaan.

De burgemeester en het college zijn als bestuursorganen bevoegd tot het verlenen van horeca-vergunningen. Op basis van de gemeentelijke mandaatregeling 2011 is de algemeen directeur gemandateerd tot het verlenen van de horecavergunningen (met uitzondering van de exploitatievergunning voor een seksinrichting), met de mogelijkheid van doormandatering aan het afdelingshoofd Stadsbeheer en het unithoofd Handhaving & Vergunningen. In het geval dat het bevoegde bestuursorgaan het LBB daadwerkelijk om advies vraagt, wordt het besluit op de aanvraag niet meer in mandaat genomen, maar door de burgemeester dan wel het college.

Indien er na verlening van een vergunning nieuwe feiten of omstandigheden bekend worden, kan de gemeente een BIBOB-onderzoek opstarten. Hiervoor is het niet altijd noodzakelijk dat een vragenlijst door de vergunninghouder wordt ingevuld, maar in de meeste gevallen wel gewenst om een verklaring voor goed betalingsgedrag van de Belastingdienst te overleggen. Door middel van een notificatiebrief wordt de vergunninghouder op de hoogte gesteld dat er een BIBOB-onderzoek gestart wordt en welke formulieren ingevuld dan wel vragen beantwoord moeten worden.

4.Aanleidingen aanvragen advies bij het Landelijke Bureau BIBOB (het LBB)

Er zijn drie aanleidingen die in een concreet geval leiden tot een verzoek om advies aan het LBB.

  • 1.

    De BIBOB-Officier van Justitie geeft een tip om in het kader van een aanvraag van een vergunning, dan wel een bestaande vergunning, een advies aan het LBB te vragen.

  • 2.

    Ten aanzien van een bestaande vergunning komen nieuwe feiten of omstandigheden aan de orde die reden geven tot een BIBOB-onderzoek.

  • 3.

    Na de eigenhuiswerkfase blijven vragen bestaan over:

    • a.

      de bedrijfsstructuur, of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming;

    • b.

      de financiering van het bedrijf;

    • c.

      de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd en/of de inventaris van de inrichting;

    • d.

      (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;

    • e.

      (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

De aanvrager/vergunninghouder zal door de gemeente schriftelijk worden geïnformeerd dat de gemeente voornemens is een BIBOB-advies bij het LBB aan te vragen (door middel van een zogenoemde notificatiebrief). De adviesaanvraag bij het LBB is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen staat daarom geen bezwaar of beroep open. Wel is het de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken. Bij een reeds verleende vergunning kan een vergunninghouder besluiten zijn vergunning in te leveren.

Indien dit het geval is, wordt hiervan aantekening gemaakt en wordt het RIEC Rotterdam-Rijnmond hierover geïnformeerd om de effectiviteit van het instrument BIBOB te meten.

5.Onderzoek door Landelijk Bureau BIBOB

De wet BIBOB stelt in artikel 9 dat het LBB tot taak heeft om bestuursorganen, voor zover deze bij of krachtens de wet de bevoegdheid hebben gekregen het bureau daartoe te verzoeken, desgevraagd advies uit te brengen over de mate van gevaar. Concreet betekent dit dat het college bevoegd is voor het vragen van een LBB-advies bij een aanvraag voor een Drank- en Horecawetvergunning, en de burgemeester bij een aanvraag voor een exploitatievergunning horecabedrijf of seksinrichting en een aanvraag voor een aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten.

Het LBB zal, als er een advies is gevraagd, een nader onderzoek instellen en een advies uitbrengen over de mate van gevaar, als bedoeld in artikel 3 van de wet BIBOB. Uiteraard wordt de betrokkene,

in dit geval de aanvrager van de vergunning zelf onderzocht. Daarnaast wordt onderzocht of deze misschien een relatie heeft tot strafbare feiten als bedoeld in de wet BIBOB. Dit betekent dat ook andere personen kunnen worden betrokken in het onderzoek.

In artikel 3 van de wet BIBOB is bepaald dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als die feiten door een ander gepleegd zijn en deze personen:

  • ·

    direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene, dan wel

  • ·

    zeggenschap heeft dan wel heeft gehad over betrokkene, dan wel

  • ·

    vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan betrokkene, dan wel

  • ·

    in een zakelijk samenwerkingsverband tot hem staat.

In het Aanvraagformulier Exploitatievergunning wordt daarom onder meer gevraagd wie de leidinggevenden dan wel vermogensverschaffers van betrokkene zijn en wat de wijze van financiering is. Al deze personen moeten er daarom rekening mee houden dat zij onderworpen kunnen worden aan een BIBOB-onderzoek.

Het LLB kan op grond van artikel 12 wet BIBOB in bepaalde gevallen contact opnemen met de aanvrager om aanvullende vragen te stelen. Het LBB moet in beginsel binnen vier weken adviseren aan het bestuursorgaan. Deze termijn kan eenmaal met vier weken worden verlengd . Het LBB zal hiervan het bestuursorgaan in kennis stellen. Het bestuursorgaan zal de aanvrager hiervan op haar beurt in kennis stellen. De beslistermijn voor de gemeente om te beslissen op de vergunningaanvraag wordt opgeschort gedurende de adviestermijn van het Landelijk Bureau BIBOB.

Het advies van LBB kan drie uitkomsten hebben met betrekking tot de mate gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB:

  • ·

    er is geen sprake van gevaar;

  • ·

    er is sprake van een minderemate van gevaar;

  • ·

    er is sprake van een ernstigemate van gevaar.

Het bestuursorgaan kan wanneer er sprake is van een mindere of ernstige mate van gevaar op basis van artikel 3 van de wet BIBOB een vergunning weigeren of intrekken wanneer er sprake is van ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor:

  • 1.

    het benutten van voordelen uit strafbare feiten;

  • 2.

    het plegen van strafbare feiten;

  • 3.

    wanneer een redelijk vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd.

Het bestuursorgaan kan het advies gebruiken ter motivering van een besluit. Het ligt voor de hand dat de vergunning in het eerste geval zal worden verleend. In het tweede en derde geval zal het bestuursorgaan een extra afweging dienen te maken of de vergunning wordt geweigerd dan wel ingetrokken of dat de vergunning onder extra voorschriften kan worden verleend. Voor de inhoud van het besluit blijft het bestuursorgaan verantwoordelijk.

Het bestuursorgaan zal, indien er het voornemen bestaat een negatieve beslissing te nemen op grond van een BIBOB-advies, de betrokkene in de gelegenheid stellen zijn zienswijze naar voren te brengen, betrokkene kan dan het BIBOB-advies inzien. Derden die genoemd zijn in de beslissing worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 4:8 Awb en moeten, indien te verwachten is dat zij hiertegen bedenkingen hebben, ook in de gelegenheid worden gebracht om hun zienswijze naar voren te brengen. Derden hebben overigens niet het recht om het advies in zijn geheel in te zien. Tegen de uiteindelijke beslissing van het bestuursorgaan waarin een BIBOB- advies is verwerkt kan bezwaar en beroep worden aangetekend.

6.Termijnen

De APV 2009 en de Drank- en Horecawet bevatten de termijnen waarbinnen een besluit moet worden genomen op een vergunningaanvraag. De termijn van een aanvraag gaat lopen op de dag dat een Aanvraagformulier Exploitatievergunning wordt ingediend. Voor een exploitatievergunning horecabedrijf geldt een reguliere beslistermijn van maximaal 12 weken. Deze termijn kan eenmaal verlengd worden met maximaal 12 weken. Voor de behandeling van een Drank- en Horecawetvergunning geldt een termijn van maximaal 12 weken.

Als na het indienen van een Aanvraagformulier Exploitatievergunning de bescheiden niet (volledig) zijn aangeleverd, krijgt de aanvrager dan wel exploitant 14 dagen de gelegenheid deze aan te leveren. De aanvraag wordt dan opgeschort tot de dag dat de aanvraag compleet is gemaakt. Na deze termijnen dient alles compleet aangeleverd te zijn. Indien dit niet het geval is, zal de aanvraag op grond van artikel 4.:5 van de Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld worden.

Mocht na aanleveren van het Aanvraagformulier Exploitatievergunning vanuit de gemeente behoefte zijn aan aanvullende informatie, dan kunnen er extra vragen gesteld worden aan de aanvrager.

Deze aanvullende vragen dienen binnen 14 dagen beantwoord te zijn. De aanvraag wordt in de tussentijd opgeschort tot de dag dat de vragen beantwoord zijn. Indien dit niet het geval is kan de aanvrager bij hoge uitzondering nogmaals 14 dagen uitstel verleend worden om de vragen te beantwoorden. Bij het niet tijdig beantwoorden van desbetreffende vragen zal de aanvraag op grond van de Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling worden gesteld. Deze handelwijze zal door de gemeente strikt worden toegepast met het oog op de Wet dwangsom bij niet-tijdig beslissen.

Indien het gemeentebestuur een advies vraagt aan het LBB, dan heeft dat een opschortende werking voor de vergunningaanvraag. De wet BIBOB regelt dat het LBB binnen maximaal 4 weken een advies verstrekt. Indien de gemeente niet alle benodigde informatie bij het LBB heeft aangeleverd dan wordt deze termijn bij het LBB opgeschort tot de dag waarop de gegevens door de gemeente zijn aangeleverd. Indien het LBB niet binnen 4 weken advies kan uitbrengen dan kan deze termijn eenmalig met maximaal 4 weken worden verlengd.

7.Vergunningverlening in afwachting advies Landelijk Bureau BIBOB

Wanneer het advies van het LBB langer dan 8 weken op zich laat wachten en de bovengenoemde termijn dreigt overschreden te worden, kan besloten worden om de vergunning te verlenen.

Het verlenen van de vergunning in afwachting van het BIBOB-advies van het LBB kan alleen na

24 weken van indiening van de aanvraag. In de vergunning staat de volgende passage vermeld:

Deze vergunning wordt u vooruitlopend op het nog te ontvangen BIBOB-advies verleend. Indien het Landelijk Bureau BIBOB advies uitbrengt waaruit blijkt dat er feiten en/of omstandigheden zijn die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden, dat ter verkrijging van de aangevraagde vergunning een strafbaar feit wordt gepleegd, alsmede indien er enige mate of ernstig gevaar bestaat, dat de vergunning mede zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen, kan de vergunning introkken worden.

Bij gelijktijdige behandeling van een exploitatievergunning en drank- en horecavergunning wordt gestreefd naar gelijktijdige besluitvorming binnen de uiterste wettelijke termijn. Het niet kunnen verstrekken van drank terwijl een inrichting wel geopend mag zijn, heeft zowel voor de ondernemer

als voor de maatschappij weinig toegevoegde waarde. Indien de behandeling van een BIBOB-adviesprocedure langer duurt dan beoogt, wordt in dergelijke gevallen de vergunning voor de exploitatie en de drank- en horecavergunning verleend, voorzien van dezelfde passage als hierboven genoemd.

8.Seksinrichtingen

De APV 2009 regelt dat het exploiteren van een seksinrichting of escortbedrijf (artikel 3:4 APV 2009) niet is toegestaan zonder een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan. Een seksinrichting is geen horecabedrijf in de zin van artikel 2:11 van de APV 2009. Momenteel is er in

Capelle aan den IJssel geen vergunningen verleend voor een seksinrichting of escortbedrijf.

De gemeenteraad van Capelle aan den IJssel heeft zich in 2000 uitgesproken over seksinrichtingen. De raad heeft bepaald dat in ieder geval in de bestemmingsplannen “Rivium” en “Hoofdweggebied” een maximum aantal m² aangewezen worden waar in principe de vestiging van seksinrichtingen is toegestaan. De raad heeft tevens bepaald dat er maximaal één vergunning voor een seksinrichting verleend mag worden. Het bestemmingsplan “Rivium” wordt momenteel aangepast. Vooralsnog is het beginnen van een seksinrichting in strijd met het bestemmingsplan. Als binnen het bestemmingsplan van Capelle aan den IJssel de vestiging van een seksinrichting mogelijk wordt, kan er bij de unit Handhaving en Vergunningen een aanvraag voor een vergunning voor het exploiteren van een seksinrichting worden ingediend.

In dat geval zal de unit Handhaving en Vergunningen de aanvrager verzoeken een Aanvraagformulier Exploitatievergunning in te vullen. Daarnaast zal de unit Handhaving en Vergunningen onderzoek doen naar het al dan niet voldoen aan de gedragseisen zoals geformuleerd in artikel 3:5 van de APV 2009. De aanvrager dient daartoe op verzoek van de unit Handhaving en Vergunningen aanvullende informatie aan te leveren die geen onderdeel uitmaken van het Aanvraagformulier Exploitatievergunning.

9.Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na de bekendmaking.

10.Citeertitel

De beleidsregel wordt aangehaald als: BIBOB-beleidsregel horecabranche 2011.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 29 november 2011.
Het college van burgemeester en wethouders voornoemd,
de secretaris, de burgemeester,
G.Kruijt. J.F. Koen.
De burgemeester voornoemd,
J.F. Koen.