Gemeenschappelijke regeling Stadsregio Rotterdam

Geldend van 17-03-2015 t/m heden

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Stadsregio Rotterdam

De raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Capelle aan den IJssel elk voor zover het haar bevoegdheid betreft;

o v e r w e g e n d e:

  • -

    dat de deelnemers deelnemen in de gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam van 8 december 1998 (laatst gewijzigd 9 oktober 2007);

  • -

    dat de gemeenschappelijke regeling een plusregio op basis van hoofdstuk XI van de Wet gemeenschappelijke regelingen is;

  • -

    dat de in 2009 gepresenteerde bestuurlijke visie “verbindende kracht” noopt tot wijzigingen in de bestuurlijke structuur en dus de gemeenschappelijke regeling;

gelet op hoofdstuk XI van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

gelezen het voorstel van het de regioraad van de Stadsregio Rotterdam d.d. 16 december 2009;

b e s l u i t

de hierna volgende gewijzigde gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam vast te stellen:

gemeenschappelijke regeling Stadsregio Rotterdam

Hoofdstuk 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de Wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • b.

    de regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

  • c.

    de stadsregio: de stadsregio Rotterdam als bedoeld hoofdstuk XI van de Wet en in artikel 2 van de regeling;

  • d.

    de deelnemer: een aan de regeling deelnemende gemeente;

  • e.

    het algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de regeling;

  • f.

    gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van Zuid-Holland;

  • g.

    het gebied: het rechtsgebied van de stadsregio;

  • h.

    locatie van regionaal belang: locatie die door het algemeen bestuur is aangewezen als een locatie van regionaal belang;

  • i.

    strategische agenda: de taken en bevoegdheden van hoofdstuk 2 en 3 van deze regeling omvattend programma op hoofdlijnen dat het bestuur voornemens is in de lopende bestuursperiode uit te voeren;

  • j.

    werkplan: een jaarlijks aan de begroting gerelateerd uitvoeringsprogramma.

    • 2.

      Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, de stadsregio en in plaats van de hieronder genoemde bestuursorganen de daarachter genoemde bestuursorganen:

  • a.

    de gemeenteraad: het algemeen bestuur;

  • b.

    het college van burgemeester en wethouders: het dagelijks bestuur;

  • c.

    de burgemeester: de voorzitter.

Artikel 2 Algemene bepalingen

Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, genaamd stadsregio Rotterdam.

De stadsregio is gevestigd te Rotterdam.

Het gebied van de stadsregio omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

Artikel 3 Bestuursorganen

  • 1. Het bestuur van de stadsregio bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

  • 2. De voorzitter is zowel voorzitter van het algemeen bestuur als van het dagelijks bestuur.

HOOFDSTUK 2 TAKEN, BELANGEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 4 Taken en belangen

De stadsregio heeft tot taak, met inachtneming van hetgeen bij wet en in deze regeling is bepaald, de bevordering van een evenwichtige ontwikkeling in het gebied. Zij houdt zich daartoe bezig met:

  • a.

    het, voor zover daar in het navolgende niet van wordt afgeweken, met inachtneming van de autonomie van de deelnemende gemeenten voorbereiden en ontwikkelen van een gezamenlijk regionaal beleid, voor zover het betreft de belangen op de volgende beleidsterreinen:

    • §

      ruimtelijke ordening en grondbeleid;

    • §

      wonen, stedelijke vernieuwing en daaraan gerelateerd sociaal beleid;

    • §

      verkeer en vervoer;

    • §

      economische ontwikkeling;

    • §

      milieu;

    • §

      groen en water;

    • §

      jeugdzorg;

  • b.

    het uitvoeren van de, met betrekking tot de in a genoemde belangen, rechtstreeks bij of krachtens wetgeving of bij of krachtens deze regeling aan de stadsregio opgedragen taken en bevoegdheden;

  • c.

    het organiseren van overleg en het uitbrengen van advies over intergemeentelijke aan-gelegen-heden, ook wanneer deze geen betrekking hebben op de belangen genoemd onder a.

Artikel 5 Door gemeenten overgedragen taken

  • 1. In het kader van de belangen genoemd in artikel 4 is de stadsregio bevoegd tot uitoefening van gemeentelijke taken en bevoegdheden die bij eensluidend besluit van de deelnemers aan haar zijn overgedragen.

  • 2. Uitoefening van de in het vorige lid genoemde taken en bevoegdheden behoeft de instemming van het algemeen bestuur.

  • 3. Met betrekking tot de in het eerste lid genoemde taken behoren aan de stadsregio alle aan de gemeenten toekomende bevoegdheden voor zover niet bij deze regeling of wet uitgezonderd.

  • 4. Het algemeen bestuur regelt voor zover nodig de verhouding van de op grond van dit artikel toegekende bevoegdheden tot die van de besturen van de deelnemende gemeenten.

Artikel 6 Door provincie overgedragen taken

  • 1. In het kader van de belangen genoemd in artikel 4 is de stadsregio bevoegd tot uitoefening van provinciale taken die door de provincie aan haar worden overgedragen voor zover niet bij deze regeling of wet uitgezonderd.

  • 2. Uitoefening van overgedragen provinciale taken en bevoegdheden behoeft de instemming van het algemeen bestuur.

  • 3. Met betrekking tot het eerste lid genoemde taken behoren aan de stadsregio alle aan de provincie toekomende bevoegdheden.

  • 4. Het algemeen bestuur regelt voor zover nodig de verhouding van de op grond van dit artikel toegekende bevoegdheden tot die van de deelnemende gemeenten.

Artikel 7 Dienstverlenende taken

  • 1. De stadsregio is bevoegd tot het verrichten van diensten ten behoeve van een of meer deelnemers, indien deze daarom verzoeken en het algemeen bestuur dat verzoek inwilligt.

  • 2. De stadsregio is bevoegd tot het verrichten van diensten ten behoeve van instellingen of organen waarin zij namens de deelnemers zitting heeft, indien desbetreffende instelling hierom verzoekt en het algemeen bestuur dit verzoek inwilligt.

  • 3. Een besluit tot dienstverlening wordt genomen door het algemeen bestuur en vermeldt de wijze van kostenverrekening en overige voorwaarden waaronder tot de gevraagde dienstverlening wordt overgegaan.

Artikel 8 Overige bevoegdheden

  • 1.

    De stadsregio komen alle bevoegdheden toe die het openbaar lichaam van rechtswege bezit om als rechtspersoon aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen.Voor alle van de in artikel 4 genoemde belangen, taken en bevoegdheden is de stadsregio bevoegd tot:

  • a.

    het reageren op rijks- en provinciale nota’s en plannen die voor het gebied van belang zijn;

  • b.

    het vertegenwoordigen van de regio in overlegsituaties;

  • c.

    het organiseren van overleg en het uitbrengen van advies.

    • 3.

      Voor zover de in het voorafgaande lid bedoelde bevoegdheden betrekking hebben op de belangen genoemd in artikel 4 onder punt a, worden deze bevoegdheden namens de deelnemers uitgeoefend.

    • 4.

      De stadsregio kan deelnemen aan gemeenschappelijke regelingen als bedoeld in de artikelen 93 en 96 van de Wet.

HOOFDSTUK 3 SPECIFIEKE BEVOEGDHEDEN

PARAGRAAF 3.1 RUIMTELIJKE ORDENING EN GRONDBELEID

Artikel 9 Uitvoeringscontracten

Het algemeen bestuur is bevoegd om uitvoeringscontracten af te sluiten in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling en verstedelijking en deze te hanteren als kader bij de toepassing van de artikelen 10 tot en met 13.

Artikel 10 Locaties van regionaal belang

Voor de ontwikkeling van locaties van regionaal belang is het algemeen bestuur bevoegd tot het geven van voorschriften van ruimtelijke, organisatorische, programmatische en financiële aard.

Artikel 11 Voorschriften deelnemers

  • 1. Het algemeen bestuur is ten aanzien van locaties van regionaal belang bevoegd voorschriften te geven met betrekking tot het door de deelnemers verwerven en uitgeven van gronden, de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, het verhaal van de kosten, alsmede de mate waarin de financiële gevolgen worden verdeeld over de deelnemers.

  • 2. Het algemeen bestuur is bevoegd voorschriften te geven met betrekking tot onderhoud en beheer van de gronden als bedoeld in het eerste lid van dit artikel en in artikel 12.

Artikel 12 Stadsregionale verwerving en uitgave gronden

  • 1. Aan het bepaalde in het tweede lid van dit artikel wordt door het algemeen bestuur slechts toepassing gegeven nadat hij heeft geconstateerd dat over de uitoefening van de in dit lid genoemde bevoegdheden door de desbetreffende gemeente(n) geen overeen-stemming met de stadsregio is bereikt.

  • 2. Het algemeen bestuur is bevoegd ten aanzien van locaties van regio-naal belang te bepalen dat de verwerving, inclusief de onteigening, en de uitgifte en ontwikkeling van gron-den, de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, alsme-de het verhaal van de kosten daarvan, uitsluitend door of vanwege de stadsregio kan plaatsvinden.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in artikel 48, derde lid, kan het algemeen bestuur besluiten de kosten in verband met taken genoemd in het tweede lid te activeren, voorzover redelij-kerwijs valt aan te nemen dat deze kosten, vermeerderd met de bijgeschre-ven rente, zullen worden terugontvangen uit de uitgifte van gron-den en bijdragen.

Artikel 13 Bijdragen voor locaties van regionaal belang

  • 1. Het algemeen bestuur is, ten behoeve van het verstrekken van bijdragen in de kosten van te ontwikkelen locaties, bevoegd te bepalen dat gemeenten, ter zake van de ontwikkeling van locaties gelegen op hun grondgebied, een bedrag dienen te betalen aan de stadsregio.

  • 2. Ten behoeve van het in het eerste lid genoemde verstrekken van bijdragen, is het algemeen bestuur bevoegd te bepalen dat de deelnemers verplicht zijn over de in hun gemeente begonnen of gerealiseerde woningen en woningequivalenten een door het algemeen bestuur vast te stellen bijdrage te betalen aan de stadsregio.

PARAGRAAF 3.2 WONEN EN STEDELIJKE VERNIEUWING

Artikel 14 Wonen en stedelijke vernieuwing

  • 1. Het algemeen bestuur stelt een regionaal verstedelijkingsprogramma vast, mede als basis voor de verdeling over de deelnemers van financiële middelen.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt de hoofdlijnen vast van de woningdifferentiatie van bouwlocaties van regionaal belang.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt richtlijnen voor de deelnemers vast voor de wijze waarop de toewijzing van woningen en de registratie van woningzoekenden dient plaats te vinden.

Artikel 15 Meerjarig programma sociaal beleid

  • 1. Het algemeen bestuur kan een meerjarig programma vaststellen met betrekking tot sociaal beleid gerelateerd aan woon- en leefomgeving.

  • 2. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van dit programma.

PARAGRAAF 3.3 VERKEER EN VERVOER

Artikel 16 Hoofdlijnen beleid

  • 1. Het algemeen bestuur stelt de hoofdlijnen van het verkeer- en vervoerbeleid vast in een regionaal verkeer- en vervoerplan zoals bedoeld in de Planwet verkeer en vervoer, waarin in samenhang met ruimtelijke en milieuaspecten aandacht wordt besteed aan:

    • §

      openbaar vervoer;

    • §

      wegverkeer;

    • §

      verkeersveiligheid;

    • §

      parkeerbeleid;

    • §

      mobiliteitsmanagement;

    • §

      fietsverkeer;

    • §

      het goederenvervoer, waaronder het beleid met betrekking tot distributie en bevoorrading.

Artikel 17 Taken

  • 1. Het dagelijks bestuur voert de taken uit die bij of krachtens de Wet personenvervoer 2000 aan de stadsregio zijn opgedragen, waaronder het, al dan niet via aanbesteding, verlenen, wijzigen en intrekken van concessies tot het verrichten van openbaar vervoer.

  • 2. Het dagelijks bestuur voert de taken uit die bij of krachtens de Wet Infrastructuurfonds en de Wet Brede Doeluitkering verkeer en vervoer aan de stadsregio zijn opgedragen, waaronder het aanvragen van financiële bijdragen voor infrastructuurprojecten bij de rijksoverheid.

PARAGRAAF 3.4 MILIEU

Artikel 18 Milieuprogramma

  • 1. Het algemeen bestuur kan een meerjarig milieuprogramma vaststellen.

  • 2. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van dit programma.

PARAGRAAF 3.5 GROEN EN WATER

Artikel 19 Groen en water

Het algemeen bestuur stelt een regionaal groenblauwstructuurplan vast, waarin de hoofdlijnen van het regionale beleid ten aanzien van de groene ruimte zijn vastgelegd.

PARAGRAAF 3.6 JEUGDZORG

Artikel 20 Taken en bevoegdheden

Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur oefenen de aan de stadsregio bij of krachtens de Wet op de jeugdzorg toegekende taken en bevoegdheden uit.

PARAGRAAF 3.7 ECONOMIE

Artikel 21 Ontwikkelingsstrategie

  • 1. Ter behartiging van de economische ontwikkeling van de stadsregio stelt het algemeen bestuur:

    • a.

      periodiek een regionaal-economische ontwikkelingsstrategie op;

    • b.

      de hoofdlijnen vast van een regionaal promotie- en acquisitiebeleid gericht op bedrijfsvestiging en toerisme.

  • 2. Ter behartiging van de economische ontwikkeling van de stadsregio geeft het algemeen bestuur het beleid aan ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheden met betrekking tot bedrijventerreinen, kantoorlocaties en detailhandelsvoorzieningen die van regionaal belang zijn, daaronder mede begrepen zee- en luchthavens en de daarbij behorende bedrijfslocaties.

PARAGRAAF 3.8 BINDENDE ELEMENTEN EN PROCDURES

Artikel 22 Opname bindende elementen

In de plannen, programma's, richtlijnen, statuten en overige regelingen die in het kader van de sturende en ordenende taken en bevoegdheden door het algemeen bestuur worden vastgesteld, alsmede de besluiten die in dit kader door het algemeen bestuur worden genomen, kunnen voor gemeenten bindende elementen worden opgenomen.

Artikel 23 Bijzondere besluitvormingsprocedure

  • 1. Voor alle regelingen die de deelnemers bindende elementen bevatten, stelt het dagelijks bestuur een ontwerp op, na ter zake overleg te hebben gevoerd met de colle-ges van burge-mees-ters en wethou-ders van de deel-ne-mers en met andere, daarvoor in aanmerking komende bestu-ren, instellin-gen, diensten en perso-nen, van welk overleg verslag wordt gedaan in een bijlage bij de ontwerp-regeling.

  • 2. Inspraak over de in het voorgaande lid bedoelde regelingen vindt plaats volgens de in de desbetreffende gemeenten gebrui-kelijke regelingen. Afronding van de inspraak-proce-dure vindt plaats binnen een nader door het dagelijks bestuur te bepalen termijn.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt de ontwerp-regeling voorlopig vast.

  • 4. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerp-regeling vervolgens aan de raden van de deelne-mers, die hun beschouwingen binnen drie maanden ter kennis van het algemeen bestuur bren-gen.

  • 5. Binnen drie maanden na het verstrijken van de in het vierde lid genoemde termijn beslist het algemeen bestuur om-trent de vast-stelling van de regeling.

  • 6. Indien en voorzover tegen de ontwerp-regeling bezwaren zijn ingediend of het algemeen bestuur bij het vaststellen van de regeling afwijkt van het ontwerp, wordt het besluit tot vaststel-ling met redenen omkleed.

  • 7. De regeling wordt terstond na de vaststelling medegedeeld aan de raden van de deelnemers en aan gedeputeerde staten.

  • 8. Het eerste tot en met het zevende lid van dit artikel zijn van toepassing voor zover niet in deze regeling of bij wet anders is voorzien.

HOOFDSTUK 4 BETSUURSORGANEN

PARAGRAAF 4.1 ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 24 Samenstelling

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat, exclusief voorzitter, uit 30 leden. Gezamenlijk hebben zij 110 stemmen.

  • 2. De leden worden aangewezen door de raden van de deelnemers uit de wethouders en de raden van de deelnemers, de voorzitters inbegrepen.

  • 3. Elke deelnemende gemeente wijst twee leden aan.

  • 4. Het gewicht van de stemmen per lid is als volgt verdeeld:

    • a.

      de leden van de gemeenten Bernisse, Brielle en Westvoorne beschikken elk over één stem;

    • b.

      de leden van de gemeenten Albrandswaard, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel en Maassluis beschikken elk over twee stemmen;

    • c.

      de leden van de gemeenten Barendrecht, Lansingerland en Ridderkerk beschikken elk over drie stemmen;

    • d.

      de leden van de gemeenten Capelle aan den IJssel, Schiedam, Spijkenisse en Vlaardingen beschikken elk over vier stemmen;

    • e.

      de leden van de gemeente Rotterdam beschikken elk over 19 stemmen.

  • 5. Voor elke gemeente wordt door de raden van de deelnemende gemeenten twee plaatsvervangende leden aangewezen uit de raden, de voorzitters inbegrepen, en de wethouders van de deelnemers. Elk plaatsvervangend lid kan één lid per vergadering vervangen.

Artikel 25 Aanwijzing leden

  • 1. De raden van de deelnemende gemeenten wijzen in de eerste vergadering van hun zittings-periode de leden van het algemeen bestuur aan.

  • 2. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt lid of voor-zitter te zijn van de raad of het college van burgemeester en wethouders waaruit men krachtens artikel 24 is aangewezen.

  • 3. De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur, alsmede de voorzitter van de raad die hen heeft aangewezen, op de hoogte.

  • 4. Het aanwijzen ter opvulling van plaatsen die openvallen, vindt plaats binnen twee maanden nadat die plaatsen zijn opengevallen.

Artikel 26 Onverenigbaarheden

Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van de stadsregio aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij die in dienst van de stadsregio op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.

Artikel 27 Bevoegdheden

Alle bevoegdheden in het kader van deze regeling, die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen, behoren aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur kan, naar door deze te stellen regelen, het uitoefenen van deze bevoegdheden opdragen aan het dagelijks bestuur.

Artikel 28 Werkwijze

  • 1. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 en voor zover in deze regeling niet anders is bepaald heeft het algemeen bestuur tot taak en / of is hij bevoegd tot:

    • a.

      het bevorderen van een goede intergemeentelijke samenwerking;

    • b.

      het sturen, ordenen en integreren van ontwikkelingen en het terzake uitoefenen van bevoegd-heden op onderdelen van de onder punt a van artikel 4 aangeduide taakvelden;

    • c.

      het vaststellen van de begroting en het vaststellen van de rekening;

    • d.

      het maken van verordeningen binnen het kader van deze regeling.

Artikel 29 Strategische agenda en werkplan

  • 1. In het eerste jaar van iedere bestuursperiode stelt het algemeen bestuur een strategische agenda vast en voorts zo vaak als het algemeen bestuur dat wenselijk acht.

  • 2. Jaarlijks stelt het algemeen bestuur een werkplan vast voor het komende kalenderjaar.

  • 3. Alvorens tot vaststelling van de onder leden 1 en 2 bedoelde stukken over te gaan worden de raden van de deelnemende gemeenten over de ontwerpen hiervan geconsulteerd. Artikel 23 is niet van toepassing op deze consultatie.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt regels over de wijze van consultatie.

  • 5. Indien en voorzover tegen de ontwerpen bezwaren zijn ingediend of het algemeen bestuur bij het vaststellen van de stukken afwijkt van het ontwerp, wordt het besluit tot vaststelling met redenen omkleed.

Artikel 30 Vergaderingen

  • 1. Op het houden en de orde van vergaderingen van het algemeen bestuur zijn, voor zover daarvan bij de Wet niet is afgeweken, de artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 tot en met 33 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste vier maal en voorts zo vaak als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, dan wel tenminste een vijfde van de leden dit, onder op-gaaf van redenen, schriftelijk verzoekt.

  • 3. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 4. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte der aanwezigen daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 5. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.

  • 6. Wat betreft het opleggen van geheimhouding is artikel 23 van de Wet van toepassing.

Artikel 31 Reglement van orde

Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn werkzaamheden.

Besluiten worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen, tenzij bij deze regeling of bij wet anders is voorzien.

Artikel 32 Geven van inlichtingen

  • 1. Het algemeen bestuur geeft aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur van de stadsregio gevoerde en te voeren beleid nodig zijn.

  • 2. Het algemeen bestuur geeft aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden worden gevraagd.

  • 3. Het reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop de in het eerste en tweede lid bedoelde inlichtingen worden verstrekt.

  • 4. Een lid van het algemeen bestuur geeft aan de raad die hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door de raad, of een of meer leden daarvan, worden verlangd, op de in die gemeente gebruikelijke wijze.

  • 5. Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad die hem heeft aangewezen, op de in die gemeente gebruikelijke wijze ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 6. De raad die een lid in het algemeen bestuur heeft aangewezen, kan dit lid ontslaan, indien hij het vertrouwen van deze raad niet meer bezit. De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in die artikelen in de plaats van wethouder lid van het algemeen bestuur komt.

PARAGRAAF 4.2 DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 33 Samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit zes leden, te weten de voorzitter en vijf andere leden. Deze vijf andere leden worden door en uit het algemeen bestuur aangewezen. In ieder geval één van de door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen leden is een lid dat Rotterdam vertegenwoordigt als lid van het algemeen bestuur.

  • 2. Indien de aard van de opgave voor een bepaalde bestuursperiode of voor een bepaalde portefeuille daar aanleiding toe geeft kan het algemeen bestuur op voordracht van het dagelijks bestuur één extra lid aanwijzen. Dit lid kan in verband met de aard van de portefeuille aangewezen worden op grond van artikel 14 van de Wet. Een lid dat is aangewezen op grond van artikel 14 van de Wet heeft in het algemeen bestuur geen stem.

  • 3. Uitgezonderd de voorzitter, treden de leden van het dagelijks bestuur af in de eerste vergadering van de zittingsperiode van het algemeen bestuur.

  • 4. De leden van het dagelijks bestuur in nieuwe samenstelling worden aangewezen in de in het derde lid bedoelde vergadering.

  • 5. Het aanwijzen van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van een plaats die tussentijds openvalt, vindt plaats uiterlijk twee maanden nadat de plaats is opengevallen.

  • 6. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Artikel 49 en 50 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

  • 7. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur. Een lid dat ontslag heeft genomen, blijft niettemin zijn betrekking waarnemen totdat zijn opvolger die heeft aanvaard.

  • 8. Tussentijds verlies van het lidmaatschap van het algemeen bestuur brengt terstond verlies van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur mee.

Artikel 34 Taken en bevoegdheden

  • 1. Aan het dagelijks bestuur is opgedragen:

    • a.

      het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;

    • b.

      behoudens het bepaalde in artikel 9, het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur, daaronder tevens begrepen het sluiten van uitvoeringsovereenkomsten;

    • c.

      het stimuleren en coördineren van het intergemeentelijk overleg;

    • d.

      het beheer van de inkomsten en uitgaven van de stadsregio;

    • e.

      de zorg, voor zover niet aan anderen opgedragen, voor de controle op het geldelijke beheer en de boekhouding;

    • f.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan daarvoor in aanmerking komende bevoegdheden mandateren aan de secretaris.

  • 3. Het dagelijks bestuur geeft aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn.

  • 4. Het dagelijks bestuur geeft aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden worden gevraagd.

  • 5. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 6. De leden geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig zijn.

  • 7. Zij geven, tezamen dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, wanneer deze of een of meer van zijn leden hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.

  • 8. Het reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in het derde tot en met het zevende lid bepaalde.

Artikel 35 Vergaderingen

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo vaak als de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste twee andere leden van het dagelijks bestuur zulks schriftelijk, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, verzoeken.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur, inclusief de voorzitter, hebben ieder één stem. Besluiten worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen. Artikel 56 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald.

  • 4. In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 5. Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering.

  • 6. Op de vergadering, bedoeld in het vijfde lid, is het vierde lid niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerste vergadering was belegd alleen beraadslagen en besluiten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 36 Vergoeding

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur kunnen een tegemoetkoming in de kosten ontvangen. Deze wordt door het algemeen bestuur vastgesteld.

  • 2. Het algemeen bestuur kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen bij verordening een vergoeding vaststellen voor leden van het dagelijks bestuur.

PARAGRAAF 4.3 VOORZITTER

Artikel 37 Taken en bevoegdheden

  • 1. De burgemeester van de gemeente Rotterdam is voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur. Als voorzitter heeft hij in het dagelijks bestuur één stem. In het algemeen bestuur heeft hij geen stem.

  • 2. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 3. Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter wordt hij vervangen door een vice-voorzitter. Het dagelijks bestuur wijst uit zijn midden één of meerdere vice-voorzitters aan, die geen wethouder of raadslid zijn van de gemeente Rotterdam.

  • 4. De stukken die van het algemeen bestuur of van het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de voorzitter ondertekend.

  • 5. De voorzitter vertegenwoordigt het lichaam in en buiten rechte; hij kan deze vertegenwoordiging aan een door hem schriftelijk aan te wijzen gemachtigde opdragen.

  • 6. Indien de gemeente Rotterdam partij is in een geding waarbij de stadsregio is betrokken, oefent een vice-voorzitter de in het vijfde lid bedoelde bevoegdheid uit.

HOOFDSTUK 5 PORTEFEUILLEHOUDERSOVERLEG EN BEZWAARSCHRIFTENCOMMISSIE

Artikel 38 Portefeuillehoudersoverleg

  • 1. Met betrekking tot de taken en belangen als bedoeld in artikel 4 bestaan er overleggen van portefeuillehouders van de deelnemende gemeenten.

  • 2. Leden van het portefeuillehoudersoverleg zijn de leden van de Colleges van Burgemeester en Wethouders, tot wiens portefeuille de belangen behoren, waartoe het overleg is ingesteld en hun plaatsvervangers.

  • 3. Voorzitter van het portefeuillehoudersoverleg is het lid van het dagelijks bestuur dat het werkterrein van dat portefeuillehoudersoverleg in dat bestuur behartigt.

  • 4. Het portefeuillehoudersoverleg kan advies uitbrengen aan het dagelijks bestuur. In elk geval adviseert hij over voorstellen van dit bestuur aan het algemeen bestuur.

  • 5. Een vergadering van een portefeuillehoudersoverleg is openbaar. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte der aanwezigen daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 6. Het portefeuillehoudersoverleg beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.

  • 7. Wat betreft het opleggen van geheimhouding is artikel 23 van de Wet van toepassing.

Artikel 39 REO

  • 1. Het portefeuillehoudersoverleg Economie vindt tegelijkertijd met het provinciale Regionaal Economisch Overleg plaats.

  • 2. In afwijking van artikel 38 vindt dit overleg plaats onder voorzitterschap van de gedeputeerde van de provincie Zuid-Holland tot wiens portefeuille economie behoort. De portefeuillehouder van de stadsregio Rotterdam tot wiens portefeuille economie behoort is plaatsvervangend voorzitter. Aan dit overleg nemen een vertegenwoordiger van het ministerie van Economische Zaken en een vertegenwoordiger van de Kamer van Koophandel deel.

Artikel 40 Algemene Bezwaarschriftencommissie

  • 1. Het algemeen bestuur benoemt een adviescommissie als bedoeld in artikel 7:5 en 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt een verordening bezwaarschriftencommissie op.

HOOFDSTUK 6 SECRETARIS

Artikel 41 Taken en bevoegdheden

  • 1. Het algemeen bestuur beslist op voordracht van het dagelijks bestuur omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris. Het dagelijks bestuur oefent de overige bevoegdheden ten aanzien van de secretaris uit.

  • 2. De secretaris is secretaris van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur en heeft de leiding over het ambtelijk apparaat.

  • 3. Alle stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan, worden door hem mede-ondertekend.

  • 4. De secretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter terzijde bij de uitoefening van hun taak.

  • 5. Het dagelijks bestuur regelt bij verhindering of ontstentenis van de secretaris zijn vervanging.

HOOFDSTUK 7 AMBTELIJK APPARAAT

Artikel 42 Organisatie en rechtspositie

  • 1. Op het personeel zijn van toepassing:

    • a.

      de huidige en toekomstige wettelijke regelingen die het gemeentebestuur van Rotterdam op grond van de Ambtenarenwet voor het personeel van de gemeente Rotterdam heeft vastgesteld;

    • b.

      de huidige en toekomstige beleidsregels die het gemeentebestuur van Rotterdam ter uitvoering van de onder a. bedoelde regelingen heeft vastgesteld.

  • 2. De bevoegdheden ten aanzien van het personeel, met uitzondering van benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris, worden uitgeoefend door het dagelijks bestuur.

Artikel 43 Formatie

  • 1. De formatie van de ambtelijke organisatie van de stadsregio wordt, binnen de door het algemeen bestuur vastgestelde begroting, vastgesteld door het dagelijks bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur regelt de organisatie van het ambtelijk apparaat van de stadsregio.

Artikel 44 Ambtelijke voorbereiding

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt, met inachtneming van de door het algemeen bestuur te bepalen prioriteiten, de organisatie van de ambtelijke voorbereiding van voor besluitvor-ming in aanmerking komende onderwerpen vast.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan deelnemers verzoeken om in aanvulling op het ambtelijk apparaat van de stadsregio gedurende een bepaalde periode of deel van de werktijd ambtelijke bijstand te verlenen. Het dagelijks bestuur regelt de voorwaar-den waaronder de hier bedoelde bijstand wordt verleend en sluit hiertoe een overeenkomst met de betrokken deelnemer.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde bijstand vindt plaats onder verantwoor-delijkheid van het dagelijks bestuur.

HOOFDSTUK 8 EXTERN KLACHTENRCHT

Artikel 45 Aanwijzing ombudsman

De ombudsman van de gemeente Rotterdam is bevoegd tot behandeling van verzoekschriften als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 9 ARCHIEF

Artikel 46 Zorg en beheer

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen bij deze regeling ingesteld, overeenkomstig een door het algemeen bestuur met inachtneming van de Archiefwet vast te stellen regeling, die aan gedeputeerde staten wordt meegedeeld.

  • 2. Gedeputeerde staten oefenen toezicht uit op de krachtens het eerste lid aan het dagelijks bestuur opgedragen zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig het Archiefbesluit, voor zover deze van toepassing is op de organen van gemeenten.

  • 3. De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Rotterdam.

  • 4. De archivaris van de gemeente Rotterdam oefent toezicht uit op het in het derde lid genoemde beheer.

  • 5. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid en artikel 13, eerste lid van de Archiefwet over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde organen is aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente Rotterdam.

  • 6. De in het vijfde lid bedoelde archiefbescheiden worden beheerd door de archivaris van de gemeente Rotterdam.

HOOFDSTUK 10 FINANCI?LE BEPALINGEN

PARAGRAAF 10.1 FINANCI?LE ADMINISTRATIE

Artikel 47 Financiële verordeningen

  • 1. Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van de financieringsfunctie van de stadsregio.

  • 2. Ten aanzien van de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding zijn de artikelen 212, 213, 214 en 215 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

PARAGRAAF 10.2 BEGROTING

Artikel 48 Werkwijze en procedure

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks een ontwerpbegroting op, vergezeld van een nota van aan-bieding waarin opgenomen de voorgenomen activiteiten. De ramingen in de ontwerpbegroting worden behoorlijk toegelicht.

  • 2. De ontwerpbegroting wordt uiterlijk acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aange-boden toegezonden aan de raden van de deelnemers; artikel 190 van de Gemeentewet is van over-een-komstige toepassing. De raden van de deelnemers kunnen omtrent de ontwerpbegroting het dagelijks bestuur van hun gevoelen doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commen-taren waarin dit gevoelen is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 3. De lasten van de stadsregio over enig jaar, voor zover niet uit andere baten gedekt, worden gedragen door de deelnemers en worden in de begroting voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft vermeld als verschuldigde bijdrage.

  • 4. Voor de verdeling over de deelnemers van de in het derde lid bedoelde bijdrage wordt uitgegaan van het in-wonertal op 1 januari van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de bijdrage is verschul-digd. Voor het vaststellen van de aantallen inwoners worden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde bevolkingscijfers aangehouden.

  • 5. De deelnemers betalen jaarlijks voor 16 januari en voor 16 juni telkens de helft van de bijdrage bedoeld in het derde lid.

  • 6. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast uiterlijk 14 juli van het jaar voorafgaande aan dat, waarvoor de begroting moet dienen.

  • 7. Terstond na de vaststelling wordt, met verwijzing naar het gestelde in artikel 35, vierde lid van de Wet, de begroting in afschrift toegezonden aan de raden van de deelnemers die het bedrag, dat in deze begroting voor de gemeente als bijdrage in de kosten van de stadsregio is geraamd, in hun begroting opnemen.

  • 8. Het dagelijks bestuur zendt de begroting na vaststellen binnen de daarvoor gestelde termijn naar gedeputeerde staten.

  • 9. Met betrekking tot wijzigingen van de begroting is het bepaalde in de voorafgaande leden, behalve het zesde lid, van dit artikel van toepassing.

  • 10. De artikelen 192 en 208, 209, 210 en 211 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 11. Van het bepaalde in het negende lid kan worden afgeweken ten aanzien van begrotingswijzigingen die de gemeentelijke bijdragen niet aantasten, alsmede geen afwijking inhouden van het algemeen en financieel beleid.

Artikel 49 Nalatigheid deelnemer

  • 1. Wanneer aan het algemeen bestuur blijkt, dat de raad van een deelnemer niet voldoet of zal voldoen aan het gestelde in artikel 48, zevende lid, doet het algemeen bestuur aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van artikel 194 van de Gemeentewet.

  • 2. Artikel 195 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

PARAGRAAF 10.3 REKENING

Artikel 50 Werkwijze en procedure

  • 1. Van de rechtmatigheid en doelmatigheid van de baten en lasten van de stadsregio wordt door het dagelijks bestuur over het verstreken dienstjaar verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur onder overlegging van de door een ambtenaar, aangewezen bij de regels als bedoeld in artikel 47, overeenkomstig deze regels aangeboden rekening met de daarbij behorende bescheiden. Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door de op grond van de in artikel 47, tweede lid, genoemde regels aangewezen deskundige.

  • 2. Het algemeen bestuur onderzoekt de rekening zonder uitstel en stelt haar uiterlijk 14 juli vast.

  • 3. De rekening wordt binnen de daarvoor geldende termijn met alle bijbehorende stukken aan gedeputeerde staten toegezonden. Van de vaststelling doet het dagelijks bestuur mededeling aan de raden van de deelnemers.

  • 4. De vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

HOOFDSTUK 11 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 51 Toetreding

  • 1. Toetreding van gemeenten kan plaatsvinden bij daartoe strekkende besluiten van het algemeen bestuur en de bestuursorganen van de desbetreffende gemeenten en na verkregen verklaringen van geen bezwaar zoals bedoeld in artikel 110, eerste lid van de Wet.

  • 2. Het algemeen bestuur kan besluiten dat aan de toetreding voorwaarden zijn verbonden.

  • 3. De toetreding gaat in op een door het algemeen bestuur met inachtneming van artikel 109 van de Wet te bepalen tijdstip.

Artikel 52 Uittreding

  • 1. Een deelnemer kan uittreden door toezending van de daartoe strekkende besluiten van zijn bestuursorganen aan het algemeen bestuur en na verkregen verklaringen van geen bezwaar zoals bedoeld in artikel 110, eerste lid van de Wet.

  • 2. De uittreding kan slechts plaatsvinden op 1 januari na de datum, waarop opname in het register als bedoeld in artikel 109 van de Wet heeft plaatsgevonden, tenzij door het algemeen bestuur een later tijdstip is bepaald.

  • 3. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de uittreding.

Artikel 53 Wijziging

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 110 van de Wet kan de regeling worden gewijzigd bij daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen van alle deelnemers.

  • 2. De wijziging van de regeling treedt in werking op een door het algemeen bestuur met inachtneming van artikel 109 van de Wet te bepalen tijdstip.

Artikel 54 Opheffing

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 110 van de Wet kan de regeling worden opgeheven bij daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen van alle deelnemers. Deze besluiten worden ter kennis gebracht van gedeputeerde staten.

  • 2. De opheffing wordt van kracht op 1 januari of 1 juli, volgend op de datum waarop de opname in het register van de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties, als bedoeld in artikel 109 van de Wet, heeft plaatsgevonden, tenzij het algemeen bestuur een later tijdstip heeft bepaald.

  • 3. In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt hij daarvoor de nodige regels. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 4. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, na raadpleging van de raden van de deelnemers, vastgesteld.

  • 5. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de beëindiging van de regeling op de wijze de volgens de regelen als in de Wet voorzien.

  • 6. De organen van de stadsregio blijven, zo nodig, na het tijdstip van de beëindiging in functie totdat de liquidatie is voltooid.

Artikel 55 Toezending

Bij besluiten tot toetreding tot, uittreding uit, wijziging of opheffing van de regeling zendt het dagelijks bestuur van de stadsregio, conform artikel 109 en 110 van de Wet, de regeling aan gedeputeerde staten en de Ministers, wie het aangaat.

HOOFDSTUK 12 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 56 Inwerkingtreding

De gewijzigde regeling treedt in werking op 19 maart 2010 of zodra deze is opgenomen in het register als bedoeld in artikel 109 van de wet, indien dat tijdstip later ligt. De besturen van de deelnemers dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor de bekendmaking van de regeling.

Artikel 57 Aanhaling

Deze regeling kan worden aangehaald als "gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam".

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare raadsvergadering op 15/16 februari 2010,
de griffier de voorzitter
Capelle aan den IJssel, 12 januari 2010,
Het college van burgemeester en wethouders,
de secretaris de burgemeester
G.Kruijt J. F. Koen
Capelle aan den IJssel, 12 januari 2010.
De burgemeester,
J. F. Koen