Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Capelle aan den IJssel 2013

Geldend van 15-12-2014 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Capelle aan den IJssel

De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel i, van de Wet werk en bijstand;

gezien het advies van de Cliëntenraad Sociale Zaken van 10 april 2013;

overwegende dat de gemeenteraad op grond van de Wet werk en bijstand bij verordening regelsdient te stellen over de verrekening van de bestuurlijke boete bij recidive als bedoeld in artikel 60bvan de Wet werk en bijstand;

b e s l u i t:

vast te stellen de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Capelle aan den IJssel2013, vergezeld gaande van de daarbij behorende toelichting.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      belanghebbende: de personen genoemd in artikel 4 van de wet;

    • b.

      beslagvrije voet: de beslagvrije voet als bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van hetWetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

    • c.

      bezit: waarde van de bezittingen waarover belanghebbende of diens gezin beschikt ofredelijkerwijs kan beschikken, met uitzondering van het in de woning met bijbehorend erfgebonden vermogen, bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de wet;

    • d.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel;

    • e.

      recidiveboete: een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de wet;

    • f.

      verrekenen: verrekening als bedoeld in artikel 60, vierde lid, van de wet;

    • g.

      wet: de Participatiewet.

  • 2.

    Voor zover niet anders is bepaald, worden de begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde

    betekenis als in de wet, tenzij daarvan wordt afgeweken in het eerste lid.

Hoofdstuk 2 Bescherming beslagvrije voet bij verrekening wegens recidive

Artikel 2 Verrekenen bij voldoende bezit

1.Indien het bezit waarover de belanghebbende beschikt of redelijkerwijs kan beschikken tenminste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt, verrekent het college de recidiveboetezonder inachtneming van de beslagvrije voet.

2.De verrekening, bedoeld in het eerste lid, geschiedt gedurende een tijdvak van ten hoogstedrie maanden met ingang van de eerste dag van de kalendermaand volgend op de dagtekeningwaarop de bestuurlijke boete is opgelegd.

Artikel 3 Verrekenen bij geen of onvoldoende bezit

1.Indien het bezit waarover de belanghebbende beschikt of redelijkerwijs kan beschikken niet tenminste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt, verrekent het college de recidiveboetegedurende één maand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. De verrekening geschiedtmet ingang van de eerste dag van de kalendermaand volgend op de dagtekening waarop debestuurlijke boete is opgelegd.

2.Aansluitend op de verrekening als bedoeld in het eerste lid, verrekent het college derecidiveboete in de daaropvolgende twee maanden op een dusdanige wijze dat belanghebbendeblijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 80% van de toepasselijke bijstandsnorm.

3.Tot het inkomen, bedoeld in het tweede lid, worden ook middelen gerekend als bedoeld inartikel 31, tweede lid, onderdelen n en r, van de wet.

Artikel 4 Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet

In afwijking van de artikelen 2 en 3 kan het college de recidiveboete met inachtneming van debeslagvrije voet verrekenen indien:

a.aannemelijk is dat verrekening op de wijze, bedoeld in de artikelen 2 of 3, zou leiden tothuisuitzetting van belanghebbende; of

b.anderszins sprake is van dringende redenen.

Artikel 5 Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

De artikelen 2, 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijkeboete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de wet, indien en voor zover deze boete nog niet isbetaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 6 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive

Capelle aan den IJssel 2013.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking zoals bedoeld in artikel 139van de Gemeentewet.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 10 juni 2013,
de griffier, de voorzitter,

TOELICHTING VERORDENING VERREKENING BESTUURLIJKE BOETE BIJ RECIDIVE

CAPELLE AAN DEN IJSSEL 2013

ALGEMENE TOELICHTING

Op 1 januari 2013 is de "Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving" in werkinggetreden. Voor de WWB introduceert deze wet de bestuurlijke boete bij een schending van deinlichtingenplicht. Het college is verplicht de bestuurlijke boete met de lopende uitkering te verrekenen.

In beginsel moet bij deze verrekening de bescherming van de beslagvrije voet in acht genomen worden.

Is echter sprake van een bestuurlijke boete wegens recidive, dan kan het college besluiten de boetegedurende maximaal drie maanden zonder bescherming van de beslagvrije voet met de bijstandsuitkering te verrekenen. Er is sprake van recidive indien binnen vijf jaar (tien jaar bij eenstrafrechtelijke sanctie) na het onherroepelijk worden van de eerdere boete opnieuw schending van de inlichtingenplicht plaatsvindt met als gevolg het ontstaan van een fraudevordering.

De wet verplicht de gemeenteraad in een verordening nadere regels te stellen over de bevoegdheid de beslagvrije voet tijdelijk buiten werking te stellen bij verrekening van de recidiveboete. Gemeenten krijgen daarmee de ruimte een afweging te maken van situaties of omstandigheden waarin het buiten werking stellen van de beslagvrije voet niet proportioneel wordt geacht. De nieuwe bevoegdheid kan op veel verschillende manieren worden ingevuld. Omgemeenten enige aanknopingspunten te bieden, hebben het RCF Kenniscentrum Handhaving - Landelijk Kenniscentrum Handhaving, Divosa, de VNG en Schulinck gezamenlijk een modelverordening ontwikkeld, waarvan het uitgangsprincipe, behoudens enkele technische aspecten, in deze verordening is overgenomen.

De bevoegdheid van de gemeenteraad strekt zich slechts uit over het al dan niet in acht nemen van debeslagvrije voet bij verrekening van de recidiveboete.

In het kader van pseudoverrekening kunnen gemeenten te maken krijgen met verzoeken van anderegemeenten om een door hen opgelegde recidiveboete te verrekenen. Het college dat de boete heeft opgelegd zal in dat geval aangeven in hoeverre het de beslagvrije voet in acht wil nemen (volgens de regels van zijn gemeentelijke verordening). De gemeente die de uitkering verstrekt, moet in beginsel gehoor geven aan dit verzoek. Mocht de beslagvrije voet niet gerespecteerd worden, dan kan de belanghebbende het college waarvan hij uitkering ontvangt, verzoeken de beslagvrije voet toch in acht te nemen. In artikel 60b, tweede lid, van de wet is geregeld dat het college die de uitkering verstrekt, de bevoegdheid heeft aan dit verzoek van belanghebbende tegemoet te komen. Het ligt voor de hand dat het college bij de beslissing op dat verzoek handelt analoog aan de regels die in de eigen gemeentelijke verordening zijn vastgelegd.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die in de verordening voorkomen en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal gevallen wordt verwezen naar definities in de wet om ervoor te zorgen, dat er zoveel mogelijk aansluiting blijft bij de wetgeving die van toepassing is.

Bezit

De verordening kent een definitie van het begrip bezit. Het gaat daarbij om (de waarde van) alle bezittingen waarover een belanghebbende of diens gezinsleden beschikken of redelijkerwijs kunnen beschikken.

Bezittingen kunnen zowel bestaan uit geld als op geld waardeerbare goederen. Dit betekent dat ook rekening gehouden moet worden met andere (parttime) inkomsten waarover de belanghebbende of zijn gezin kan beschikken.

Bij het begrip bezit zoals dat in de verordening wordt gebruikt, gaat het nadrukkelijk niet om vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet. Eventueel aanwezige schulden spelen immers geen rol en worden dus ook niet op het bezit in mindering gebracht. Ook de vermogensvrijlatingen van artikel 34, tweede lid, van de wet zijn hier niet van toepassing. Een belanghebbende die vanwege de volledige verrekening met de beslagvrije voet zonder inkomsten komt te zitten, zal de bezittingen waarover hij beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, volledig moeten aanwenden om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien.

Een uitzondering is gemaakt voor de door belanghebbende en zijn gezin bewoonde (eigen) woning.

Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat de belanghebbende een aanwezige auto te gelde moet maken. Het geld dat hiervoor beschikbaar kan komen kan belanghebbende redelijk snel over beschikken. Voor het bijvoorbeeld afkopen van een levensverzekering zou mogelijk een langere periode kunnen gelden. Per individuele situatie zal beoordeeld moeten worden of de belanghebbende op een vrije korte termijn (redelijkerwijs) zijn bezit te gelde kan maken om gedurende de periode van verrekening in de noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien.

Verrekenen

De wet kent een ruimer begrip van verrekenen dan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Voor de duidelijkheid is daarom een aparte begripsbepaling opgenomen in de verordening.

Artikel 2

Uitgangspunt van deze verordening is dat volledige verrekening met de beslagvrije voet plaatsvindt voor de maximale termijn van drie maanden als een belanghebbende over voldoende bezittingen beschikt om dit op te kunnen vangen. Dat uitgangspunt is vastgelegd in artikel 2 van deze verordening. Van voldoende bezit is sprake als de belanghebbende over ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm beschikt dan wel redelijkerwijs kan beschikken.

Immers, bij aanwending of tegeldemaking van deze bezittingen, zou een periode van drie maanden overbrugd moeten kunnen worden. Andere inkomsten die de belanghebbende de komende drie maanden ontvangt worden dus ook in ogenschouw genomen.

Op grond van artikel 18a, lid 8 WWB is degene aan wie een boete is opgelegd, verplicht op verzoek aan het college (binnen 7 dagen - overeenkomstig de termijn die geldt om wijzigingen door te geven die van belang kunnen zijn voor het recht op uitkering) inlichtingen te verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de boete van belang zijn. Dit betekent dat als de belanghebbende geen of onvoldoende inzage geeft in zijn bezittingen het college de boete verrekent zonder inachtneming van de beslagvrije voet.

Artikel 3

Heeft een belanghebbende onvoldoende bezittingen om een periode van drie maanden volledige verrekeningmet de beslagvrije voet te kunnen overbruggen, dan verrekent het college slechts één maand zonderinachtneming van de beslagvrije voet. Voor de overige twee maanden vindt weliswaar verrekening met debeslagvrije voet plaats, maar niet volledig. Belanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van80% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Voor het percentage van 80% is aansluiting gezocht bij de invorderingsmogelijkheden die de Belastingdienstheeft bij notoire wanbetalers. Onder omstandigheden kan deze de beslagvrije voet (90% van de toepasselijkebijstandsnorm) verlagen met 10% op grond van artikel 19, eerste lid, van de Invorderingswet 1990.

Met de gekozen opzet wordt enerzijds uiting gegeven aan het principe dat fraude niet mag lonen. Het gaathier immers om belanghebbenden die herhaaldelijk hun inlichtingenplicht hebben geschonden. Daar mag eenduidelijk signaal tegenover staan. Anderzijds wordt rekening gehouden met de zorgplicht van gemeenten. Hetvolledig buiten werking stellen van de beslagvrije voet gedurende drie maanden kan kwalijkemaatschappelijke consequenties hebben. Dat moet voorkomen worden, nu de regeling daarmee zijn doelvoorbij zou schieten.

Een alleenstaande ouder van 27 jaar en ouder kan inkomsten uit arbeid hebben die op grond van artikel 31,tweede lid, onderdelen n of r, van de wet worden vrijgelaten voor de algemene bijstand. Bij verrekening van een recidiveboete tot 80% van de bijstandsnorm, tellen deze inkomsten echter gewoon mee. Het college laat deze inkomsten dus niet buiten beschouwing bij de beoordeling van de vraag of een belanghebbende nogover voldoende inkomen beschikt. Dat is geregeld in lid 3.

Artikel 4

In dit artikel is bepaald dat een uitzondering kan worden gemaakt op het niet in aanmerking nemen van de beslagvrije voet als bedoeld in artikel 2 en 3.

Hoewel het hier gaat om een herhaaldelijke schending van de inlichtingenplicht, zijn situaties denkbaar waarin volledige verrekening met de beslagvrije voet niet aanvaardbaar wordt geacht. Het gaat daarbij altijd om individuele omstandigheden waaraan het college zal moeten toetsen.

In onderdeel a is geregeld dat het college kan besluiten in afwijking van de artikelen 2 en 3 toch de beslagvrije voet te respecteren wanneer volledige verrekening waarschijnlijk leidt tot huisuitzetting van belanghebbende.

Voorkomen moet worden dat een belanghebbende door de volledige verrekening op straat komt te staan, nu dit de problematiek alleen maar verergert, met alle maatschappelijke kosten van dien. Belanghebbende moet dus hoofdhuurder zijn of eigenaar de woning.

Een dreigende huisuitzetting wordt in deze verordening gezien als een dringende reden om van verrekening met de beslagvrije voet af te zien. Dat volgt uit het woord 'anderszins' in onderdeel b.

De belanghebbende zal aannemelijk moeten maken dat de verrekening zal leiden tot huisuitzetting van de door belanghebbende bewoonde (eigen) woning. Op grond van artikel 18a, achtste lid van de wet is degene aan wie een boete is opgelegd verplicht desgevraagd aan het college inlichtingen te verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de boete van belang zijn.

Ook bij aanwezigheid van andere dringende redenen dan een dreigende huisuitzetting, kan het college rekening houden met de bescherming van de beslagvrije voet. Van dringende redenen is niet snel sprake.

Het moet dan gaan om zeer ernstige gevolgen voor de belanghebbende of diens gezin.

Het gaat slechts om incidentele gevallen, waarbij de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende en diens gezinsleden verkeren op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn. Het enkele feit dat het belanghebbende door de verrekening aan middelen ontbreekt om in het bestaan te voorzien, is op zich geen voldoende voorwaarde om te kunnen spreken van dringende redenen.

Artikel 5

In artikel 60b, derde lid, van de wet is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald. Mocht het college die eerdere, nog openstaande boetes gaan verrekenen, dan regelt artikel 5 dat de bepalingen in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 6

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 7

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening. Aangezien in de praktijk nog geen sprake is van een belanghebbende waarbij na 1 januari 2013 tot twee keer toe sprake is geweest van een fraudevordering die heeft geleid tot het opleggen van een bestuurlijke boete, zal de latere inwerkingtreding geen tot nauwelijks gevolgen hebben.

Waar een recidiveboete wel aan de orde is, vindt verrekening plaats met toepassing van de beslagvrije voet.

Op deze manier wordt een belanghebbende niet in een nadelige positie gebracht.