Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening tijdelijke regels wet investeren jongeren

Geldend van 01-07-2010 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening tijdelijke regels wet investeren jongeren

De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 november 2009,

gelet op artikel 12 van de Wet investeren in jongeren,

gehoord De Cliëntenraad,

b e s l u i t

vast te stellen de volgende verordening, vergezeld van de daarbij behorende toelichting

VERORDENING TIJDELIJKE REGELS WET INVESTEREN IN JONGEREN

HOOFDSTUK 1 - ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet investeren in jongeren;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den

      IJssel

HOOFDSTUK 2 - TOEPASSELIJKHJEID VERORDENINGEN WWB

Artikel 2 Werkleeraanbod

[Vervallen]

Artikel 3 Het verlagen van de inkomensvoorziening

[Vervallen]

Artikel 4 Het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik

De regels met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel c, van de wet, luiden als volgt:

De in de Handhavingsverordening Wet werk en bijstand gestelde regels, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Cliëntenparticipatie

[Vervallen]

Artikel 6 Het verhogen en verlagen van de norm

[Vervallen]

HOOFDSTUK 3 - SLOTBEPALINGEN

Artikel 7 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als

toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tijdelijke regels Wet investeren in jongeren.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 14 december 2009,
de griffier, de voorzitter,

TOELICHTING VERORDENING TIJDELIJKE REGELS WET INVESTEREN IN JONGEREN

ALGEMEEN

Op 1 oktober 2009 is de Wet investeren in jongeren (WIJ) in werking getreden. Het college is belast met uitvoering van de WIJ. De gemeenteraad daarentegen dient een vijftal verordeningen vast te stellen (art. 12 WIJ). Het vaststellen van een gemeentelijke verordening is echter een proces dat tijd vergt, temeer als daaraan een proces van beleidsvorming vooraf moet gaan. In het kader van de WIJ dient het ontwikkelen van visie en beleid met betrekking tot de verschillende onderdelen van de wet, maar in het bijzonder over de invulling van het werkleeraanbod zorgvuldig te geschieden. Daarom konden de nieuwe verordeningen niet vóór 1 oktober 2009 worden vastgesteld.

Om recht te doen aan de behoefte om het aan de WIJ gekoppelde besluitvormingsproces zorgvuldig te kunnen doorlopen, wordt een tijdelijke verordening vastgesteld, waarmee tot de datum waarop de nieuwe verordeningen in werking treden voldaan wordt aan de opdracht tot regelstelling. Deze “Verordening tijdelijke regels Wet investeren in jongeren” is een tijdelijke regeling en voorziet in (tijdelijke) regels als bedoeld in artikel 12 WIJ, met betrekking tot:

  • ·

    de inhoud van het werkleeranbod;

  • ·

    het verlagen van de inkomensvoorziening;

  • ·

    het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik;

  • ·

    de betrokkenheid van jongeren bij de uitvoering van de wet en

  • ·

    het verhogen of verlagen van de norm of de toeslag.

Uitgangspunt van deze tijdelijke regeling is dat daarmee gerealiseerd wordt dat de WIJ in eerste aanleg zoveel mogelijk WWB-conform wordt uitgevoerd op de onderdelen waarvoor een verordeningsplicht geldt. Dat sluit enerzijds aan bij de reeds bestaande uitvoeringspraktijk en anderzijds bij het uitgangspunt dat de WIJ op de onderdelen normensystematiek, verlagingen vanwege het niet nakomen van verplichtingen, vaststellen van inkomen en vermogen, terug- en invordering en verhaal, grotendeels identiek is aan de WIJ. Met het vaststellen van deze verordening wordt de bestaande uitvoeringspraktijk in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB) dus zoveel mogelijk voortgezet voor jongeren die een beroep doen op een werkleeraanbod in het kader van de WIJ. De wijze waarop dat vorm gegeven is, is dat waar dit mogelijk is, de betreffende WWB-Verordening, of bepalingen uit die verordening, van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.

ARIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

Dit artikel spreekt voor zich. Ter verbetering van de leesbaarheid wordt de Wet investeren in jongeren in deze Verordening aangeduid met ‘de wet’.

Artikel 2

Het simpelweg bepalen dat de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2009 van overeenkomstige toepassing is, kan knelpunten opleveren. Omdat met de WIJ een recht op werkleeraanbod wordt gerealiseerd en een paradigmawisseling is beoogd, is het uitgangspunt en daarmee ook de inhoud van de nog vast te stellen ‘Verordening met betrekking tot de inhoud van het werkleeraanbod’ duidelijk afwijkend van de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2009.

Het gaat immers niet langer om een niet afdwingbare aanspraak op voorzieningen (art. 10 WWB) maar om een afdwingbaar recht op een werkleeraanbod. Onderdelen van de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2009 die in ieder geval wel bruikbaar zijn, zijn de bepalingen die zien op de inhoud van de aan te bieden voorzieningen. Met het eerste lid wordt de inzetbaarheid van die voorzieningen voor het college ten behoeve van jongeren binnen het kader van de WIJ gerealiseerd. Uitzonderingen daarop zijn vermeld in het tweede lid. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de aldaar genoemde voorzieningen niet kunnen worden ingezet voor jongeren, omdat hun afstand tot de arbeidsmarkt nog niet zodanig groot is dat dergelijke voorzieningen beschikbaar zouden moeten worden gesteld, ter invulling van het werkleeraanbod.

Artikel 3

Het wettelijk kader voor het verlagen van de inkomensvoorziening, wijkt enigszins af van het kader dat geldt voor het verlagen van de bijstand. De bevoegdheid om de bijstand te verlagen wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid (art. 18, tweede lid WWB), ontbreekt in de WIJ. Daar staat tegenover dat in artikel 45 WIJ een aantal verplichtingen is geformuleerd, dat niet met zoveel woorden in de WWB is vastgelegd maar wel aanleiding kan geven tot verlaging. Het betreft de verplichtingen die betrekking hebben op het vaststellen en uitvoeren van het werkleeraanbod. Omdat deze verplichtingen overeenkomsten vertonen met de verplichting om gebruik te maken van een voorziening als bedoeld in artikel 9 WWB in samenhang met artikel10 WWB, zijn de regels die daarover in de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand 2009 zijn vastgelegd, van overeenkomstige toepassing verklaard. Daarvan uitgaande zijn in artikel 3 de volgende onderdelen van de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand 2009 van overeenkomstige toepassing verklaard:

  • ·

    algemene bepalingen (bijv. over samenloop);

  • ·

    regels over schending van de inlichtingenplicht;

  • ·

    regels met betrekking tot zeer ernstige misdragingen en

  • ·

    regels ten aanzien van schending van de verplichting om gebruik te maken van voorzieningen.

Artikel 4

De regels die zijn gesteld in de Handhavingsverordening Wet werk en bijstand zullen doorgaans zonder problemen van overeenkomstige toepassing kunnen worden verklaard. Het beleid inzake het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik kan eveneens toegepast worden op jongeren.

Artikel 5

De wijze waarop jongeren betrokken worden bij de uitvoering van de WIJ kan op voorhand op dezelfde wijze geschieden als in de WWB. Door het van overeenkomstige toepassing verklaren van de Verordening Cliëntenparticipatie WWB en Wsw wordt gerealiseerd dat de vormen van participatie die in die verordening zijn vastgelegd en de daarvoor gestelde regels evenzeer voor jongeren gelden. Met andere woorden: de uitvoering van de WIJ wordt ook tot het takenpakket van de Cliëntenraad gerekend. Hij vertegenwoordigt ook de jongeren. De regels over de samenstelling en werkwijze van de Cliëntenraad gelden ook in het kader van de uitvoering van de WIJ.

Artikel 6

Het wettelijk kader in de WIJ met betrekking tot het verhogen of verlagen van de norm of de toeslag is niet identiek met dat van de WWB. De leeftijdsverlaging voor 21- en 22-jarigen is uit de WWB geschrapt (art. 29 WWB). Aanpassing van de Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2005 kan echter pas plaatsvinden met ingang van 1 juli 2010, omdat jongeren die op

30 september 2009 een algemene bijstandsuitkering ontvangen, die nog houden tot uiterlijk

1 juli 2010. Omdat voor het overige het wettelijk kader binnen WWB en WIJ identiek is, is de Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2005 in zijn geheel van overeenkomstige toepassing verklaard.

Artikel 7

Het is van belang om een regeling op te nemen die voorziet in de bevoegdheid van het college om eventuele leemtes op te vullen en besluiten te nemen in de geest van de WIJ én deze Verordening, als onverhoopt blijkt dat daar toch niet expliciet in is voorzien. Opgemerkt wordt dat deze bepaling geen grondslag vormt voor het nemen van een belastend besluit. Daarvoor moet een eenduidige en expliciet benoemde concrete grondslag in regelgeving zijn opgenomen.

In de bevoegdheid om afwijkende besluiten te nemen in geval van onbillijkheden van overwegende aard is voorzien in het tweede lid. Niet altijd valt volledig uit te sluiten dat een grofmazige ‘van overeenkomstige toepassing verklaring’ onder omstandigheden nadelig kan uitwerken voor een jongere. In dergelijke gevallen moet het mogelijk zijn om van deze Verordening afwijkende besluiten te nemen die in het voordeel van de jongere zijn.

Artikel 8

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 9

Aan deze Verordening is terugwerkende kracht verleend tot 1 oktober 2009, zijnde de datum waarop de WIJ in werking is getreden. Deze terugwerkende kracht mag evenwel niet leiden tot belastende besluiten met betrekking tot feiten en omstandigheden die hebben plaatsgevonden tot de datum waarop deze Verordening in werking treedt.

Bij het vaststellen van de definitieve verordeningen die in de WIJ zijn voorgeschreven zal de onderhavige Verordening tegelijkertijd worden ingetrokken.