Regeling vervallen per 09-12-2017

Welstandsnota Capelle aan den IJssel 2013

Geldend van 03-04-2017 t/m 08-12-2017

Intitulé

Welstandsnota Capelle aan den Ussel 2013

De raad van de gemeente Capelle aan den Ussel;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

besluit:

1. de Welstandsnota Capelle aan den Ussel 2007 in te trekken;

2. de Welstandsnota Capelle aan den Ussel 2013 vast te stellen;

3. de bevoegdheid voor kleine aanpassingen in de Welstandsnota ten behoeve van de uitvoering van de welstandstoets te delegeren aan het college van burgemeester en wethouders.

Vastgesteld in de openbare vergadering 11 november 2013,

WELSTANDSNOTA

Capelle aan den IJssel

COLOFON

INHOUDSOPGAVE

De Welstandsnota Capelle aan den IJssel 2013

is een herziening van de Welstandsnota uit 2007. Veel van de teksten en een deel van de foto’s zijn uit die nota overgenomen, of zijn uitgangspunt geweest voor de herziening. Deze nota is destijds opgezet door adviesbureau BRO.

De Welstandsnota is vastgesteld op 11-11-2013 door de gemeenteraad.

Opgesteld door:

De afdeling Stadsontwikkeling met medewerking van Adviesbureau BRO:

Roelant ten Kate, Beleidsmedewerker.

Copyright: Gemeente Capelle aan den IJssel foto’s: Roelant ten Kate / BRO

AWELSTANDSBELEID

1. Inleiding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6

2. GebiedsgerichtWelstandsbeleid........9

  • 2.

    1 Identiteit

  • 2.

    2 Welstandstypologie

3. Welstandsniveaus. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10

  • 3.

    1 Luw welstandsniveau

  • 3.

    2 Regulier welstandsniveau

  • 3.

    3 Bijzonder welstandsniveau

  • 3.

    4 Geen welstandsvrij

4. Onderscheidinbouwopgaven............12

  • 4.

    1 Kleinschalige bouwopgaven

  • 4.

    2 Grotere bouwopgaven

  • 4.

    3 Grootschalige ontwikkelingsopgaven

5. Welstandenoverigbeleid. . . . . . . . . . . . . 14

  • 5.

    1 Welstand en het bestemmingsplan

  • 5.

    2 Welstand en monumentenbeleid

  • 5.

    3 Welstand en beeldkwaliteitsplannen

  • 5.

    4 Bouwwerken in de openbare ruimte

  • 5.

    5 Reclamebeleid

BWELSTANDSTOETSING

6. Inleiding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .18

7. ToetsingdoordeCommissie voor

welstandenmonumenten.............20

  • 7.

    1 Toetsing in reguliere gebieden

  • 7.

    2 Toetsing in bijzondere gebieden

  • 7.

    3 Toetsing bij grootschalige ontwikkelingsopgaven

  • 7.

    4 Toetsing bij uitzonderingen

  • 7.

    5 Toetsing bij Excessen

  • 7.

    6 Toetsing op verzoek

8. Ambtelijketoetsing. . . . . . . . . . . . . . . . . . .21

  • 8.

    1 Toetsing van kleinschalige bouwopgaven

  • 8.

    2 Toetsing van grotere bouwopgaven

  • 8.

    3 Toetsing van reclame-uitingen

  • 8.

    4 Toetsing bij twijfel

CWELSTANDSCRITERIA

9. Inleiding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .24

10. Basiscriteria .........................25

11. Gebiedscriteria. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .27

1 Historische Dijklinten

2 Historische Polderlinten

3 Planmatige woongebieden

4 Individuele bouw

5 Hoogbouw

6 Architectonische Ensembles

7 Bedrijven en Kantoorlocaties

8 Winkelcentra en Publieke voorzieningen

9 Grootschalige voorzieningen in het groen

10 Historische parken en Begraafplaatsen

11 Sport- en Recreatiegebieden

DBIJLAGEN

1. Algemene uitgangspuntenvan welstandstoetsing....................50

2. Excessenregeling ....................53

3. Organisatievanwelstand. . . . . . . . . . . . . .54

4. Vergunningsplicht....................56

5. Gebiedsbeschrijvingen................57

6. Begrippenlijst.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .80

7. Beeldkwaliteitsplannen................84

8. Monumentenen

beschermde dorpsgezichten...........86

12. Sneltoetscriteria. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .41

1 Bijbehorende bouwwerken

2 Daktoevoegingen

3 Kozijn- en gevelwijzigingen

4 Zonnepanelen en -collectoren, antennes en schotelantennes

5 Erfafscheidingen en hekwerken

6 Rolhekken en -luiken, terras- en zonnescher- men

9. Bestemmingsplannen . . . . . . . . . . . . . . . . .88

10.KaartGebiedstypen...................90

11.KaartWelstandniveaus..............92

12.Routeplanner Welstandstoetsing.......94

WELSTANDSBELEID

1.Inleiding.............................6

2.GebiedsgerichtWelstandsbeleid.........9

  • 2.

    1 Identiteit

  • 2.

    2 Welstandstypologie

3.Welstandsniveaus....................10

  • 3.

    1 Luw welstandsniveau

  • 3.

    2 Regulier welstandsniveau

  • 3.

    3 Bijzonder welstandsniveau

  • 3.

    4 Geen welstandsvrij

4.Onderscheidinbouwopgaven...........12

  • 4.

    1 Kleinschalige bouwopgaven

  • 4.

    2 Grotere bouwopgaven

  • 4.

    3 Grootschalige ontwikkelingsopgaven

5.Welstandenoverigbeleid..............14

  • 5.

    1 Welstand en het bestemmingsplan

  • 5.

    2 Welstand en monumentenbeleid

  • 5.

    3 Welstand en beeldkwaliteitsplannen

  • 5.

    4 Bouwwerken in de openbare ruimte

  • 5.

    5 Reclamebeleid

1.Inleiding

Aanleiding

Veranderingen in de bebouwde omgeving gaan vaak heel geleidelijk. Ze zijn het resultaat van een optelling van bouwinitiatieven, variërend van klei- nere bouwwerken zoals een schutting, aanbouw

of dakkapel, tot een compleet nieuwe woning. Het welstandsbeleid dient de samenhang binnen ruim- telijke gebiedseenheden te bewaken en moet de handvatten bieden om deze beoordeling te kunnen maken. Bovendien geeft het aanvragers vooraf in- zicht in de criteria waar een bouwplan aan getoetst wordt. Zij kunnen deze gebruiken als handvat bij het opstellen van hun bouwplan waardoor dit eer- der aan de eisen van welstand kan voldoen zodat de vergunningprocedure soepeler kan worden doorlopen.

In 2007 is de Welstandsnota Capelle aan den IJssel voor het laatst aangepast en vastgesteld. Vanwege gewijzigde wetgeving is het noodzakelijk de welstandsnota opnieuw aan te passen. Daar- naast biedt actualisatie ruimte voor aanpassing aan nieuwe inzichten.

In hoofdlijnen is het nieuwe welstandsbeleid uitge- werkt in de ‘Notitie Herziening Welstandsbeleid’. De raad heeft deze notitie op 10 juni 2013 vast- gesteld, waarna het voorstel is uitgewerkt in deze welstandsnota. Dit zorgt er voor dat het voor de aanvrager vooraf helder is wanneer zijn bouwplan getoetst wordt en aan welke regels dit gebeurt. Ook wordt meer verantwoordelijkheid bij de aan- vrager gelegd.

Nieuw beleid

In de huidige wet- en regelgeving ten aanzien van het bouwen heeft de aanvrager meer ruimte gekregen om bouwopgaven vergunningvrij uit te voeren. Daarnaast maakt nieuwe regelgeving het mogelijk de welstandstoets door anderen dan de Commissie voor welstand en monumenten uit te laten voeren.

In aansluiting op de wettelijke versoepeling is onderzocht waar ruimte is om het welstandsbeleid verder te vereenvoudigen. De gemeente wil hel- dere kaders stellen met oog voor behoud van de karakteristieken van Capelle aan den IJssel.

In deze welstandsnota is dit uitgewerkt door het reduceren en versimpelen van de welstandscrite- ria (minder en heldere regels), de introductie van gebieden met een luw welstandsniveau en aan- passingen op de wijze waarop het welstandsbeleid wordt getoetst.

De welstandsnota uit 2007 maakte onderscheid in

21 gebiedstypen, verdeeld over vijf hoofdgroepen. Verschillende woon- en werkgebieden in Capelle aan den IJssel hebben overeenkomsten in opbouw en architectuur. Ook de welstandscriteria voor

deze gebieden zijn in veel gevallen grotendeels gelijk. Het samenvoegen van deze gebieden en daarmee ook van de welstandscriteria is in het kader van de vereenvoudiging van het welstands- beleid goed mogelijk. Er worden dan ook nog maar11 welstandsgebieden onderscheiden. Voor deze gebieden gelden de zogenaamde Gebiedscriteria. Daarnaast zijn Basiscriteria en Sneltoetscriteria ontwikkeld die snelle en overzichtelijke toetsing mogelijk maken. Het herschikken en samenvoegen van de gebiedstypen leidt tot minder criteria.

Met de vaststelling van dit welstandsbeleid is het mogelijk geworden een groot gedeelte van de bouwplannen ambtelijk te laten toetsen. Dit sluit aan bij landelijke ontwikkelingen en maakt snelle toetsing mogelijk.

StatusDe Welstandsnota geeft op lokaal niveau inhoud aan de wijze van welstandstoezicht, zoals deze is vastgelegd in de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en is hiermee het instrument waarmee de welstandstoets van bouw- werken wordt uitgevoerd. De wet heeft daarbij vastgelegd dat deze toets moet zijn gebaseerd op zowel algemene als gebiedseigen kwaliteiten en kenmerken en voor de aanvrager transparant en navolgbaar moet zijn. In essentie komt het er op neer dat:

• De gemeenteraad bepaalt welk welstands- niveau en welke criteria in welk gebied van belang zijn bij de toetsing;

• De aanvrager in staat moet zijn daarvan ken- nis te nemen en zodoende vooraf weet waarop zijn bouwplan zal worden getoetst;

• Welstandstoezicht daar vervolgens naar te handelen heeft en welstandstoezicht haar beoordeling van het bouwwerk op die criteria goed naar de aanvrager dient te communice- ren.

Reikwijdte van de welstandsnota

Voordat iemand mag gaan bouwen, zal de aanvra- ger in beginsel een vergunning moeten aanvragen bij de gemeente. De aanvraag omgevingsvergun- ning wordt, naast welstand, onder meer getoetst aan het Bouwbesluit en aan het bestemmingsplan.

Welstand is onderdeel van bredere sturing op ruimtelijke kwaliteit. Naast welstand wordt onder andere door middel van (stedenbouwkundige) visies, beeldkwaliteitsplannen, erfgoed- en monu- mentenbeleid gestuurd op de ruimtelijke kwaliteit van de stad. Het handhaven en het liefst verster- ken van de ruimtelijke kwaliteit is een belangrijk uitgangspunt. Ruimtelijk kwaliteitsbeleid betekent: aandacht schenken aan cultuurhistorie en ruimte- lijke identiteit, het creëren van een aantrekkelijke omgeving met ruimtelijke diversiteit in stedenbouw, architectuur en landschap en het verantwoord om- gaan met groen, natuur en ecologische waarden.

De welstandsnota bevat de basisvoorwaarden, waaraan bouwplannen op welstandsaspecten worden getoetst. De nota legt voor een bepaald gebied op wijkniveau een beoordelingskader vast. Dit is opgesteld vanuit een visie op de toekomst van het gebied en vanuit een beeld van aanwezige waarden. Er worden criteria benoemd die ertoe moeten bijdragen dat de toekomstige bebouwing past in de omgeving en dat de samenhang binnen gebieden gewaarborgd blijft.

Evaluatie

Er vindt na een jaar na ingang van het beleid een evaluatie plaats van het welstandsbeleid. Hierna kunnen eventueel aanpassingen worden doorge- voerd. Aanpassingen kunnen betrekking hebben op de uitvoerbaarheid van de toetsing, up to date maken van de kaarten of wijzigingen naar aanlei- ding van gewijzigde wetgeving.

2.Gebiedsgerichtwelstandsbeleid

2.1 Identiteit

De identiteit van Capelle aan den IJssel is in de tweede helft van de vorige eeuw flink gewijzigd. Van een dorp langs de Hollandse IJssel, onder de rook van Rotterdam, is de stad uitgegroeid naar een woonkern met een eigen identiteit. De groei die de stad heeft doorgemaakt is in de ruimtelijke

structuur goed herkenbaar. De verschillende wijken uit de verschillende tijdsperioden (de jaarringen) zorgen voor de nodige afwisseling in het straat- beeld. Hierbij hoort een gebiedsgericht welstands- beleid.

2.2 Welstandstypologie

Bij het toetsen van een plan voor nieuwbouw of verbouw aan redelijke eisen van welstand wordt in de eerste plaats gekeken of de karakteristiek van het gebied in stand wordt gehouden of wordt ver- sterkt. Daarnaast wordt gekeken naar de kwaliteit van het gebouw zelf. Voor welstandstoetsing is een goed beeld van de bestaande situatie daarom van groot belang. Die bestaande situatie wordt be- schreven en geanalyseerd in deze welstandsnota (zie bijlage 5, Gebiedsbeschrijvingen). Op grond daarvan zijn Gebiedscriteria opgesteld (uitgewerkt in deel C) op basis waarvan het bouwplan wordt beoordeeld.

Omdat veel gebieden beschikken over overeen- komstige karakteristieken als gevolg van een ver- gelijkbare ontstaansgeschiedenis, ontwikkelings- wijze en samenhang van stedenbouw, architectuur en openbare ruimte, is het onnodig om elke wijk

of buurt afzonderlijk te beschrijven. Gebieden met dezelfde karakteristieken worden ondergebracht bij een gebiedstype. De opbouw en onderverdeling in verschillende gebiedstypen wordt de gebiedstypo- logie genoemd.

De gebiedstypologie vormt de basis van de wel- standsnota. Ook bepaalt de gebiedstypologie voor een groot deel welk welstandsniveau van toepas- sing is.

Er zijn 11 gebiedstypen onderscheiden. Op de Gebiedstypenkaart* ( zie bijlage 10) staat aange- geven tot welk gebiedstype een bepaalde locatie behoort.

legenda:

HistorischeDijklinten HistorischePolderlinten Planmatigewoongebieden

Individuelebouw

Hoogbouw

ArchitectonischeEnsembles BedrijvenenKantoorlocaties Winkelcentraen Publiekevoorzieningen

Grootschaligevoorzieningeninhetgroen HistorischeparkenenBegraafplaatsen Sport-enRecreatiegebieden

water hoofdwegen

spoorbaan metrobaan

Kaart Gebiedstypen

* Deze kaart is een momentopname en beschrijft zodanig de huidige situatie. De kaart zal worden geupdate indien veranderingen zijn doorgevoerd.

3.Welstandsniveaus

Er zijn 3 Welstandniveau’s te onderscheiden:

• Luw

• Regulier

• Bijzonder

De gevoeligheid van een gebied voor nieuwe bouwplannen is afhankelijk van de samenhang tussen de cultuurhistorie, de stedenbouw en de architectuur. Deze samenhang wordt bepaald door een aantal kenmerken van het gebied. Deze kenmerken zijn:

• Hoe de verschillende gebouwen in een gebied zijn gelegen ten opzichte van de straat, de verkaveling en elkaar;

• Welke bouwvormen voorkomen in dat gebied (grote of kleine massa’s, één of meerdere verdiepingen, met of zonder kap);

• In welke mate de gevels een karakteristieke opbouw hebben (staande of liggende ramen, een afzonderlijke onderpui e.d.);

• Of er sprake is van kenmerkend kleur- en ma-

teriaalgebruik en van specifieke details.

• Of er sprake is van bijzondere cultuurhistori- sche waarden.

De wijze van toetsen en de uitwerking van de welstandscriteria zijn direct gekoppeld aan de welstandniveaus. Op de Welstandniveaukaart* (zie bijlage 11) staat aangegeven tot welk welstandni- veau een bepaalde locatie behoort. De wijze van toetsing is uitgewerkt in deel B. De welstandscrite- ria zijn uitgewerkt in deel C.

3.1 Luwwelstandsniveau

Grote delen van de stad zijn op een uniforme ma- nier opgebouwd en er is in deze gebieden gestan- daardiseerd gebouwd. Het specifieke karakter van deze gebieden wordt niet bepaald door de bijzon- dere architectuur van de panden in het gebied, maar de eenduidige stedenbouwkundige opzet. Bouwinitiatieven in deze gebieden zijn er hoofd- zakelijk op kleine schaal. Het gaat daarbij om de plaatsing van dakkapellen, aanbouwen, bijgebou- wen etc. Inzet is een ‘ontspannen’ welstandsbeleid voeren. Van bouwopgaven in gebieden met een

luw welstandsniveau wordt verwacht dat deze een beperkte invloed hebben op de ruimtelijke kwaliteit. Er wordt meer ruimte geboden voor het realiseren van dergelijke kleinschalige bouwopgaven.

Er zijn voor welstandsluw gebied criteria opgesteld waar bouwplannen aan getoetst worden. Het zijn minimale eisen die initiatiefnemers niet ‘dwingt’ hun bouwwerk op een bepaalde manier te realiseren, maar stimuleert om een bouwwerk binnen ruime criteria vorm te geven.

Voor kleinschalige (veelvoorkomende) bouwopga- ven zijn eenduidige criteria opgesteld (deel C; de Sneltoetscriteria). Voor grotere bouwopgaven in gebieden met een luw welstandsniveau zijn een duidige criteria voor grotere bouwopgaven opge- steld (deel C; de Basiscriteria). Indien het plan

aan de Sneltoetscriteria, danwel de Basiscriteria voldoet, kan het bouwplan zonder verdere pro- cedure worden gerealiseerd. Ondanks de ruime mate van ontwerpvrijheid in gebieden met een luw welstandsniveau wordt hierdoor de ‘vinger aan de pols’ gehouden.

3.2 Regulierwelstandsniveau

Gebieden die een specifiek karakter hebben of gebieden waarbij de beeldkwaliteit wordt bepaald door de samenhangende architectuur van de pan- den in het gebied hebben een regulier welstand- niveau. Ook gebieden waarbij de impact van een bouwwerk op de omgeving groot is hebben een regulier niveau. Deze gebieden zijn de drager van het stedelijke weefsel en moeten ook als zodanig verzorgd worden. Ook de gebieden direct langs of op het spoor- en metrotracee, de hoofdwegen en openbaar toegankelijk water hebben een regulier niveau van welstand.

Voor de gebieden met een regulier welstandsni- veau zijn gebiedsgericht criteria opgesteld (deel C; de Gebiedscriteria). Welstandscriteria zijn daarbij aangepast aan de karakteristiek van een gebied, als aanvulling op de Basiscriteria. Ook zijn in deze gebieden de Sneltoetscriteria van toepassing voor de (veelvoorkomende) kleinschalige bouwopga- ven.

3.3 Bijzonderwelstandsniveau

Er zijn enkele gebieden met een specifieke karak- teristieke uitstraling of met een bepaalde te be- schermen waarde (bijvoorbeeld een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht). Voor deze gebieden wordt een specifieke vorm van welstandsbeleid gehanteerd, anders dan het reguliere welstands- beleid. Er is sprake van een bijzonder niveau van welstand.

Als er sprake is van veel samenhang tussen de cultuurhistorie, stedenbouw en architectuur zal een, van de karakteristiek afwijkend, nieuwbouw- plan eerder als minder passend ervaren worden dan in gebieden met weinig samenhang tussen deze kenmerken. Wordt de samenhang tussen

de kenmerken ook hoog gewaardeerd, zoals in de oude dorpskern van Capelle en aan het oude bebouwingslint in Schenkel, dan zal een afwijkend gebouw eerder als een verstoring van deze kwali- teit worden gezien. Wanneer sprake is van een ge- bied met een grote samenhang door bijvoorbeeld een specifieke overeenkomstige architectonische stijl of stedenbouwkundige compositie is sprakevan een sterke ensemblewaarde. De ensemble- waarde en het verder uitvoeren van de aanwezige kwaliteiten in deze gebieden is gewenst. Hiervoor is naast het opnemen van specifieke regels in

het bestemmingsplan een bepaalde mate van welstandsturing nodig. Met deze sturing (en de daaraan gekoppelde specifieke welstandscriteria) kan de ensemblewaarde in de gebieden worden gewaarborgd.

Voor gebieden met een bijzonder welstandsniveau zijn altijd de Gebiedscriteria van toepassing, voor zowel kleinschalige als grotere bouwopgaven.

Bij de Gebiedscriteria zijn de aanvullingen m.b.t. bijzondere gebieden apart benoemd.

3.4 Geenwelstandsvrij

Het beleidsmatige uitgangspunt is regie te houden op de gebouwde omgeving. Bij welstandsvrije ge- bieden kan slechts achteraf worden ingegrepen bij zeer ernstige gevallen (excessen). Er worden voor- alsnog geen welstandsvrije gebieden aangewezen. Er wordt ingezet op welstandsluw. Naar de toe- komst bestaat er altijd de mogelijkheid gebieden alsnog als welstandsvrij aan te wijzen, met name

de op zichzelf staande gebieden die nauwelijks invloed hebben op de beleving op stedelijk niveau.

legenda Bijzonder Regulier Luw

water hoofdwegen

spoorbaan metrobaan

Kaart Welstandniveaus

* Deze kaart is een momentopname en beschrijft zodanig de huidige situatie. De kaart zal worden geupdate indien veranderingen zijn doorgevoerd.

In het welstandsbeleid is rekening gehouden met

de verschillende bouwopgaven. Er wordt hierbij on- derscheid gemaakt tussen 3 typen bouwopgaven:

• Kleinschalige bouwopgaven

• Grotere bouwopgaven

• Grootschalige ontwikkelingsopgaven

Grote gebieden in de stad hebben een planmatige en projectmatige opbouw. Daarvan zijn de meeste gebieden niet onderscheidend door een bijzondere architectuur of samenhangende stedenbouwkun- dige opbouw. Voor de gebieden met een minder onderscheidende opbouw is het niet nodig om bouwopgaven volgens een specifiek gebiedsge- richt architectuurbeeld uit te voeren. Daarvoor is er in de huidige situatie al een te grote diversiteit in verschijningsvorm.

Gebieden waar wel sprake is van een onderschei- dende gebiedskarakteristiek zijn bijvoorbeeld de wijken en buurten Fascinatio, Paradijssel, ‘s- Gravenland. Hiervoor geldt dat er soms sprake is van een grote samenhang tussen al gerealiseerde bouwwerken, of er juist een grote verwantschap is met de architectuur of gebiedskarakteristiek.

Er wordt onderscheid gemaakt in hoe de toetsing aan het welstandbeleid zal worden uitgevoerd

en welke criteria daarbij worden gehanteerd. De schaal van een bouwwerk is immers bepalend voor de impact die het heeft op de ruimtelijke kwaliteit. Het is hierbij van belang te omschrijven welke bouwopgaven te onderscheiden zijn.

4.1 Kleinschaligebouwopgaven

Bij de kleinschalige bouwopgaven gaat het om ondergeschikte bouwwerken met een beperkte invloed op de ruimtelijke kwaliteit, zoals een dakka- pel, een bijbehorend bouwwerk, erfafscheidingen

of een beperkte gevelwijziging. Toch kan per wel- standniveau de impact ervan verschillen. Daarom is het goed de kleinschalige bouwopgaven per welstandniveau te onderscheiden.

Kleinschalige bouwopgaven in gebieden met een luw welstandsniveau.

Kleinschalige bouwopgaven in gebieden met een luw welstandsniveau hebben een beperkte invloed op de omgeving. Er is vaak sprake van een veel- voud van al gerealiseerde kleinschalige bouwwer- ken. Hier kunnen bewoners met hun kleinschalige bouwopgave in verschijningsvorm aansluiten op de al gerealiseerde vergelijkbare bouwwerken in de omgeving.

Kleinschalige bouwopgaven in gebieden met een regulier welstandsniveau.

Er zijn gebieden in de stad die op een zorgvul- dige manier zijn ontwikkeld en waar de ruimtelijke karakteristiek op dit moment samenhang vertoont. Deze gebieden hebben geen bijzondere architecto- nische of te beschermen waarde, maar toevoegen van kleinschalige bouwopgaven heeft invloed op

het aanzicht van een pand of invloed op het straat- beeld. Het toestaan van dakkapel of aanbouw zou hiervoor een te grote verscheidenheid vormen, ma- teriaal- en kleursoorten leiden. Het is gewenst om

in deze gebieden een bepaalde mate van uniformi- teit te blijven hanteren.

Kleinschalige bouwopgaven in gebieden met een bijzonder welstandsniveau.

Enkele gebieden hebben een specifieke architec- tonische uitstraling of bepaalde te beschermen waarde (bijvoorbeeld gemeentelijk beschermde dorpsgezichten). Kleinschalige bouwopgaven in deze gebieden maken vaak onderdeel uit van de karakteristieke opbouw van een pand of hebben in een bepaalde vorm een grote invloed op het straat- beeld. Het toestaan van dakkapel of aanbouw zonder zorgvuldige toetsing zou hier voor onge- wenste initiatieven kunnen leiden en afbreuk doen aan de te beschermen/behouden karakteristiek.

Het is gewenst om kleinschalige bouwopgaven te beoordelen in samenhang met de vormgeving en uitstraling van de hoofdmassa.

4.2Grotere bouwopgaven

Bij de grotere bouwopgaven gaat het om bouw- werken met een grote invloed op de ruimtelijke kwaliteit, en bouwwerken die niet passen binnen de omschrijving van kleinschalige bouwwerken. Het hierbij in hoofdzaak om nieuwbouwwoningen, bedrijfspanden, een grote verbouwing van een be-

staand pand of bouwwerken in de openbare ruimte zoals een brug.

Net als bij de kleinschalige bouwopgaven is de gebiedskarakteristiek bepalend voor de impact die het bouwwerk heeft op zijn omgeving. Daarom is het goed ook de grotere bouwopgaven per wel- standniveau te onderscheiden.

Grotere bouwopgaven in gebieden met een luw welstandsniveau.

Zoals eerder opgemerkt kenmerken grote delen van Capelle aan den IJssel zich door een repete- rend stedenbouwkundig patroon en ‘standaard- bouw’. Woongebieden zijn in bepaalde perioden

letterlijk en figuurlijk uit de grond gestampt waar- door er los van de tijdsperiode grote overeenkom- sten zijn in opbouw van de wijken.

In deze gebieden is de bouwopgave beperkt. Het bestemmingsplan geeft in deze gebieden maar een beperkte mogelijkheid om bestaande massa’s uit te breiden. Hier zal de bouwopgave veelal beperkt blijven tot het realiseren van kleinschalige bouwwerken aan of bij een pand. Indien er sprake is van huurcomplexen worden deze bouwwerken alleen dan gerealiseerd als dit collectief door de eigenaar wordt opgepakt. Er zal maar beperkt sprake zijn van grotere nieuwbouwplannen.

Grotere bouwopgaven in gebieden met een regu- lier en bijzonder welstandsniveau.

In gebieden met een regulier en bijzonder wel- standsniveau zijn specifieke gebiedskarakteristie- ken aanwezig die gewaarborgd moeten blijven. De set basiscriteria voor grotere bouwopgaven is in deze gebieden niet toereikend om de welstands- toets uit te voeren. Er zijn gebieden waar een spe- cifieke karakteristieke uitstraling of een bepaalde

te beschermen waarde (bijvoorbeeld gemeentelijk beschermde dorpsgezichten) van kracht is. Gro- tere bouwopgaven in deze gebieden hebben hoge mate van invloed op de karakteristieke opbouw

van een pand of hebben in een bepaalde vorm een grote invloed op het straatbeeld. Het is gewenst

om grootschalige bouwopgaven te beoordelen in samenhang met de vormgeving en karakteristiek van de omgeving.

4.3Grootschaligeontwikkelingsopgaven

Bij grootschalige ontwikkelingsopgaven gaat het

om bouwopgaven zoals grootschalige herstructu- rering en nieuwbouw of bouwkundige ingrepen die over meerdere bouwwerken gaan en meerdere percelen omvatten. Het gebied waar de groot- schalige ontwikkelingsopgave zal plaatsvinden wordt als ontwikkelgebied aangeduid. Ook kan

de gemeente zelf gebieden als ontwikkelgebied aanwijzen. In de Structuurvisie 2030 zijn gebieden aangeduid die de komende jaren meer aandacht krijgen, de zogenaamde kansgebieden. De ruim- telijke kwaliteit in deze gebieden staat onder druk. Voor een aantal gebieden wordt de karakteristiek mogelijk gewijzigd door herstructurering. Grootschalige ontwikkelingsopgaven brengen veelal een wijziging van de bestaande karakteris- tiek met zich mee. Gebieden krijgen door een ont- wikkeling vaak een nieuwe identiteit. Het reguliere welstandsbeleid is in deze situaties als toetsingka- der vaak niet geschikt. Voor deze opgaven is het ontwikkelen van een beeldkwaliteitsplan nodig. Het beeldkwaliteitsplan dient daarbij als toetsingska- der voor de welstandstoets. Voor de ontwikkeling van verschillende, nu gerealiseerde bouwplan-

nen, zijn al beeldkwaliteitsplannen opgesteld. Een beeldkwaliteitsplan heeft niet altijd tot doel om een excellente beeldkwaliteit te realiseren. Het plan is vooral bedoeld om de vooraf bepaalde architectuur en gewenste beeldkwaliteit in een gebied daad- werkelijk te realiseren. In Bijlage 7 is een lijst van beeldkwaliteitsplannen opgenomen, alswel een overzichtskaart met de kansgebieden en ontwikkel- locaties uit de structuurvisie.

5.1 Welstandenhet bestemmingsplan Een omgevingsvergunningaanvraag voor bouwen wordt zowel getoetst aan de bouwregels, zoals opgenomen in het bestemmingsplan alswel aan redelijke eisen van welstand. Wanneer er sprake is van een verschil tussen de inhoud van een

bestemmingsplan en een welstandsnota blijven bij toetsing van een omgevingsvergunningaanvraag voor bouwen de betreffende welstandscriteria buiten toepassing. Het bestemmingsplan heeft hier formeel juridisch ‘het laatste woord’. De inhoud van de welstandsnota is zoveel mogelijk afgestemd op de inhoud van het bestemmingsplan.

Voor wat betreft maatvoering en situering zijn de regels uit het bestemmingsplan leidend. Het bestemmingsplan geeft aan welke bouwwerken vergunningsvrij zijn en waar deze op het perceel gerealiseerd mogen worden (en waar niet). Een welstandstoets is alleen nog maar van toepassing indien een bouwwerk omgevingsvergunningplich- ting is of in die gevallen waar er geen omgevings- vergunning nodig is indien in de welstandsnota criteria zijn opgenomen.

Indien een bouwplan afwijkt van het bestemmings- plan, maar er wel medewerking verleend kan wor- den, dan wordt het bouwplan altijd voorgelegd aan de Commissie voor welstand en monumenten.

5.2 Welstandenmonumentenbeleid Monumenten worden in principe getoetst in het kader van de monumentenverordening en de Monumentenwet. Maar bij veranderingen aan de buitenkant en uitbreidingen speelt ook het archi- tectonische aspect. Daarop vindt dan in het kader van de Woningwet tevens een welstandstoets plaats. Die toets is vanzelfsprekend niet ‘regu- lier’, maar ‘bijzonder’. De directe omgeving van

een monument, gevormd door de ring van naast en tegenover het monument gelegen panden, is belangrijk voor de beleving daarvan. De omvang van zo’n ring is moeilijk te definiëren. In ieder geval vallen de beide panden of percelen aan weerszij- den van het monument onder bijzondere welstand. In een beschermd dorpsgezicht is dat reeds het geval; de toevoeging van bijzondere welstand voor de naaste omgeving geldt dan ook vooral voor gebieden, waar monumenten geïsoleerd in een omgeving van niet-monumentale objecten voorko- men die onder reguliere welstand vallen. Wanneer een monument duidelijk deel uitmaakt van een architectonische eenheid of stedenbouwkundig ensemble, bijvoorbeeld een kerk op een in samen- hang daarmee ontworpen plein, geldt bijzondere welstand voor de architectonische eenheid / het stedenbouwkundig ensemble als geheel. Bouwplannen in een beschermd dorpsgezichtof aan-of bij een rijksmonument of gemeentelijk monument worden altijd getoetst door de Commis- sie voor welstand en monumenten. De welstands- toets en de monumententoets vinden tegelijkertijd plaats. Alle ingrepen aan voor-, zij-, en achter-kant van een monument zijn object van toetsing, evenals het interieur. Zij worden beoordeeld op de zorgvuldigheid waarmee de oorspronkelijke archi- tectuur, materialen, details en kleuren worden gerespecteerd dan wel gerestaureerd. De basis van die monumententoets is het gebouw zelf ende redengevende omschrijving. Bij de welstands- toets worden naast de redengevende beschrijving de gebiedscriteria aangehouden. Wanneer die ontoereikend zijn kan teruggevallen worden opde ‘uitgangspunten van welstandstoetsing’. De commissie geeft twee onafhankelijke adviezen te weten een advies op grond van de Monumenten-

wet en/of Erfgoedverordening en advies op grond van de Welstandsnota.

In Bijlage 8 is een lijst van monumenten en be- schermde dorpsgezichten opgenomen.

Rijksmonumenten

De bescherming van het monument zelf is gere- geld in de Monumentenwet of in de Erfgoedveror- dening. Bouwen en verbouwen aan of in de directe omgeving van rijksmonumenten is vastgelegd

in de Monumentenwet. Rijksmonumenten zijn in het Monumentenregister ingeschreven door de Rijksdienst voor het Culturele Erfgoed (RCE). Het hele object, of het nu een gebouw of een object in de openbare ruimte betreft, is beschermd. Ver- anderingen aan rijksmonumenten doorvoeren is niet verboden, maar er moet altijd een vergunning aangevraagd te worden. Het is verboden rijks- monumenten te beschadigen of vernielen. Een vergunning wordt pas verleend na afweging van de belangen van zowel de belanghebbende(n) alswel de Rijksdienst voor het Culturele Erfgoed en de Commissie voor Welstand en Monumenten.

Deze afweging wordt doorgaans gemaakt door het dagelijks bestuur. De Rijksdienst voor het Cultu- rele Erfgoed wordt alleen bij specifieke gevallen gevraagd om advies.

Gemeentelijke monumenten

Net als bij rijksmonumenten dient bij bouwen en verbouwen aan een gemeentelijk monument uitge- gaan worden van een afweging tussen de belan- gen van de belanghebbende(n) en het object zelf. Bij een omgevingsvergunning voor bouwen moet de Commissie voor welstand en monumenten verplicht om advies gevraagd worden.

Beschermde dorpsgezichten

Delen van het oude dorp Capelle aan den IJs-

sel zijn aangewezen tot beschermd dorpsgezicht. Bouwen in beschermde dorpsgezichten is aan bepaalde regels gebonden. De regels zijn opge- nomen in een aangepast bestemmingsplan en hebben primair betrekking op het respecteren van de lokale karakteristiek. Voor de beschermde delen zijn de criteria zoals opgenomen in onderhavige welstandsnota het toetsingskader voor welstand.

5.3 Welstandenhet beeldkwaliteitsplan De welstandsnota bevat geen criteria voor groot- schalige ontwikkelingsopgaven in een ontwikkelge- bied. In de komende periode zal voornamelijk spra- ke zijn van herontwikkeling en herstructurering. In de Structuurvisie wordt hier verder op ingegaan. Dergelijke projecten doorbreken de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek, zodat geen criteria kunnen worden opgesteld zonder dat er

een concreet stedenbouwkundig plan aan ten grondslag ligt. In ontwikkelgebieden moet worden gelet op de specifieke structuren en kwaliteiten van het gebied. Op deze plek is het gewenst een plan

te realiseren met tenminste een regulier welstands- niveau dat kwaliteit toevoegt en representativiteit uitstraalt.

Zodra een grootschalig ontwikkelingsproject aan de orde is moeten er welstandscriteria worden opgesteld. Deze criteria worden onderdeel van een beeldkwaliteitsplan. De gemeenteraad stelt het beeldkwaliteitsplan vast zodat deze ook daadwer- kelijk als toetsingskader kan worden gebruikt. Dit beeldkwaliteitsplan vormt dan een aanvulling op de welstandsnota. Het opstellen van de (welstands) criteria in de beeldkwaliteitsplannen is een vast

onderdeel van de stedenbouwkundige voorberei- ding. De commissie voor welstand en monumenten heeft hierin een adviserende rol.

Voor dergelijke aanvullingen op de welstandsnota geldt dat de inspraak wordt gekoppeld aan de re- guliere inspraakregeling bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding. De criteria worden vastgesteld voordat de planvorming van de concrete bouw- plannen start en worden bekend gemaakt aan potentiele opdrachtgevers in het gebied.

In Bijlage 8 is een lijst van beeldkwaliteitsplannen opgenomen.

5.4 Bouwwerkenindeopenbareruimte De openbare ruimten en groengebieden worden binnen de gemeentegrenzen over het algemeen begrensd door bebouwing. Over die bebouwing doet welstand een uitspraak om de kwaliteit van die bebouwing en vooral ook de samenhang tus- sen bebouwing binnen een gebied zoveel mogelijk te waarborgen. De kwaliteit van die bebouwing heeft effect op de omgeving waarin dat gebouw staat. Een straat met kwalitatief hoogwaardige bebouwing draagt positief bij aan de beleving van die openbare ruimte. Andersom draagt een straat

met een kwalitatief hoogwaardige inrichting positief bij aan de beleving van de bebouwing langs die straat.

Omdat in het welstandsbeleid slechts in geringe mate kan worden ingegaan op de kwaliteiten van de openbare ruimte en groen, namelijk slechts op die aspecten waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, is het dan ook de kunst dat bij de wens

tot een integraal kwaliteitsbeleid voldoende afstem-

ming plaatsvindt tussen de welstandsnota met daarin vastgelegd de kwaliteiten voor de bebou- wing en daarnaast beleidsnota’s waarin de kwali- teiten vastgelegd zijn van de openbare ruimte en het groen. Deze afstemming kan op twee manieren plaatsvinden:

• Enerzijds door vanuit de gebiedsgerichte benadering, die gevolgd wordt in het kader van het opstellen van de welstandsnota, beleids- keuzen voor andere beleidsvelden vast te leg- gen. Dit vereist reeds van het begin af aan een integrale aanpak op gebiedsniveau. Dit zou

het geval zijn bij het opstellen van bijvoorbeeld een beeldkwaliteitsplan.

• Anderzijds kan men bij het opstellen van in- richtingsplannen, de Commissie voor welstand en monumenten bij de opzet van deze plannen betrekken. Immers, straatmeubilair, verlich- ting, verharding en verkeersmiddelen maken integraal onderdeel uit van de beleving van ruimtelijke kwaliteit in de gemeente. Dit zou

met name van belang zijn in de gebieden waar sprake is van een bijzonder welstandsniveau.

5.5Reclamebeleid

In de Nota buitenreclame 2012 is specifiek re- clamebeleid vastgesteld. Om versobering in het welstandsbeleid aan te brengen en consistent beleid te voeren zijn geen aparte gespecificeerde criteria voor reclame-uitingen in de welstandsnota opgenomen. Wel is bij de Basiscriteria en Ge- biedscriteria omschreven hoe met inpassing van reclame-uitingen op een bouwwerk om te gaan. De welstandstoets vindt echter primair plaats op basis van de criteria zoals vermeld in de Nota Buitenre- clame 2012.

7. WELSTANDSTOETSING

[vervallen]

8.Ambtelijke toetsing

[Vervallen]

WELSTANDSCRITERIA

9. Inleiding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .21

10. Basiscriteria .........................23

11.Gebiedscriteria......................25

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

Historische Dijklinten Historische Polderlinten Planmatige woongebieden Individuele bouw Hoogbouw

Architectonische ensembles Bedrijven en Kantoorlocaties Winkelcentra en Publieke voorzieningen Grootschalige voorzieningen in het groen Historische parken en Begraafplaatsen

Sport- en Recreatiegebieden

12.Sneltoetscriteria.....................31

1 Bijbehorende bouwwerken

2 Daktoevoegingen

3 Kozijn- en gevelwijzigingen

4 Zonnepanelen en -collectoren, antennes en schotelantennes

5 Erfafscheidingen en hekwerken

6 Rolhekken en -luiken, terras- en zonnescher- men

CInleiding

Het welstandsbeleid is gebiedsgericht en schaal- bewust opgezet. Voor de verschillende typen bouwopgaven zijn welstandscriteria opgesteld. De welstandscriteria zijn uitgesplitst in:

• Basiscriteria

• Gebiedscriteria

• Sneltoetscriteria

De Basiscriteria zijn opgesteld om een basiskwali- teit vast te stellen waaraan een plan in ieder geval moet voldoen.

De Gebiedscriteria gelden als aanvulling op de Basiscriteria. Bij toetsing aan de Gebiedscriteria wordt dus ook getoets aan de Basiscriteria. Samen vormen ze de complete set criteria.

De Sneltoetscriteria worden doorgaans los ge- hanteerd van gebiedsgericht beleid. Ze zijn er op gericht veelvoorkomende kleinschalige bouwwer- ken snel te kunnen toetsen. Echter kan bij toetsing van een bouwplan aan de Gebiedsgerichte criteria de set Sneltoetscriteria altijd als richtlijn worden gehanteerd.

Grondslag welstandscriteria

Aan de verschillende welstandscriteria liggen de algemene uitgangspunten van welstandstoetsing ten grondslag. Deze algemene uitgangspunten zijn als bijlage in de welstandsnota opgenomen (zie bijlage 1). Deze richten zich op de zeggings- kracht en het vakmanschap van het architecto-

nisch ontwerp en zijn terug te voeren op universele kwaliteitsprincipes. De algemene uitgangspunten liggen dan ook ten grondslag aan de planbeoor- deling en bestaan uit een uiteenzetting van alge- mene architectonische begrippen en aspecten. De algemene architectonische begrippen komen voort uit de notitie die de toenmalige rijksbouwmeester, dhr. Tj. Dijkstra, in 1985 heeft uitgebracht onder

de titel ‘Architectonische kwaliteit, een notitie over architectuurbeleid’.

Criteria en het bestemmingsplan

In bijlage 9 is een schema opgenomen waarin per wijk in Capelle aan den IJssel (afgestemd met de planbegrenzing van bestemmingsplannen) is aan- gegeven welke criteria voor welk type bouwplan van toepassing zijn. In algemene zin geldt dat het bestemmingsplan bepalend is voor de toegestane maatvoering. Mocht hierdoor strijdigheid ontstaan met één van de welstandscriteria dan wegen de bestemmingsplanbepalingen het zwaarst.

Basiscriteria

Tientallen jaren zijn wijken en buurten met de grootste zorg voor kwaliteit opgebouwd. Er is voor gekozen om dat wat gangbaar is voor wat betreft bouwen en materiaal- en kleurkeuze vooraf aan

de bouwer kenbaar te maken in de basiscriteria. Daarmee worden handvatten gegeven voor het uiteindelijke resultaat. Het is gewenst dat er een basiskwaliteit gehandhaafd blijft als het gaat om de wijze van bouwen. De basiskwaliteit bestaat onder meer uit het realiseren van bebouwing van een gangbare vorm en in gangbaar bouwmaterialen en kleuren. De ruimtelijke kwaliteit van Capelle aan de IJssel blijft zo behouden of kan worden versterkt.

De Basiscriteria zijn in drie schaalniveaus te onder- scheiden:

• Ruimtelijke inpassing;

• Bouwwerk op zichzelf;

• Uitwerking (Materiaal, kleur en detaillering).

Ruimtelijke inpassing:

• Bouwinitiatieven respecteren of versterken de ruimtelijke (of stedenbouwkundige) structuur alswel de kwaliteit van het openbaar gebied.

• Bouwinitiatieven zijn in maat en schaal afge- stemd op de omliggende bebouwing en/of de stad als geheel.

Bouwwerk opzichzelf:

• Nieuwbouw heeft een duidelijke en herkenbare hoofdvorm.

• Als de locatie onderdeel is van een woonblok, bouwblok of ensemble met een specifieke hoofdvorm, dan moet deze worden gevolgd.

• Uitbreidingen en bijgebouwen zijn onderge- schikt aan het hoofdgebouw.

• Het gevelontwerp heeft een eigen logica en is goed van verhouding.

• Grootschalige ingrepen in de gevel verstoren de opbouw van de gevel niet.

• De hoofdingang van een gebouw is vanaf de straat herkenbaar.

• Beganegrondgevels grenzend direct aan het openbare gebied zijn kwalitatief goed vormge- geven; de functie achter de gevel is in de vormgeving afleesbaar.

• Reclames zijn ondergeschikt aan en afge- stemd op het gevelontwerp.

Uitwerking:

• Materiaal, kleur en detaillering ondersteunen het karakter van het gevelontwerp.

• Bouwwerken grenzend direct aan openbaar gebied zijn van kwalitatief goed materiaal en worden zorgvuldig gedetailleerd.

• Kleuren zijn afgestemd op het bouwwerk opzichzelf, de omliggende bebouwing en/of de omgeving.

In gebieden met een regulier of bijzonder wel-

standsniveau zijn specifieke gebiedskarakteris-

De 11 Gebiedscriteria inCapelle aan denIJssel:

tieken aanwezig. De Basiscriteria zijn in deze

gebieden niet toereikend om de welstandstoets

1

Historische Dijklinten

gebiedsgericht uit te voeren. Er zijn gebieden waar

een specifieke karakteristieke uitstraling of een

bepaalde te beschermen waarde (bijvoorbeeld ge-

2

Historische Polderlinten

meentelijk beschermde dorpsgezichten) van kracht is. Bouwopgaven in deze gebieden hebben hoge

3

Planmatigewoongebieden

mate van invloed op de karakteristieke opbouw

van een pand of hebben in een bepaalde vorm een grote invloed op het straatbeeld. Het realiseren van

4

Individuelebouw

bouwplannen die alleen getoetst zijn aan de set

Basiscriteria zou hier tot ongewenste initiatieven

5

Hoogbouw

kunnen leiden en afbreuk doen aan de te bescher-

men/behouden karakteristiek. De criteria zijn een

op de karakteristiek van het gebied gerichte uitwer-

6

Architectonische Ensembles

king, aanvullend op de set Basiscriteria en bevat-

ten daarnaast criteria die de specifieke opbouw en

7

Bedrijven enKantoorlocaties

uitwerking van de bebouwing in het gebied moeten

waarborgen.

In de Gebiedscriteria zijn ook criteria opgenomen

8

WinkelcentraenPubliekevoorzieningen

die specifiek voor een bepaald deelgebied zijn op-

gesteld. Het aantal specifieke gebiedscriteria kan

9

Grootschaligevoorzieningeninhet groen

per deelgebied verschillen. Vanzelfsprekend zijn er

meer specifieke gebiedscriteria in gebieden waar

10

Historische parken enBegraafplaatsen

sprake is van een bijzonder welstandniveau.

De Gebiedscriteria zijn in drie schaalniveaus te onderscheiden:

• Ruimtelijke inpassing

• Bouwwerk op zichzelf

• Uitwerking (Materiaal, kleur en detaillering)

11 Sport-enRecreatiegebieden

1Historische Dijklinten

Ruimtelijke inpassing:

• De rooilijn volgt het lint (de weg). Nieuwe bebouwing in lijn met de bestaande lintbe- bouwing situeren.

• Aan de linten blijft tussen de bebouwing een voldoende mate van openheid aanwezig. Daarmee blijft het water of ‘achterland’ (gebie- den grenzend aan de achterzijden van perce- len aan de linten) vanuit het lint zichtbaar.

• Bebouwing op een perceel in maat en schaal op elkaar afstemmen.

• Hoofdbebouwing is gesitueerd op de kruin of aan de voet van de dijk.

• De woning is gesitueerd vóór de bijgebouwen en schuren.

• Functioneel onderscheid (het gebruik) tussen het hoofdgebouw en de bijgebouwen zichtbaar houden.

• Wordt bebouwing aan het water gesitueerd dan wordt een nadrukkelijke relatie met het water gelegd. De oeverconstructie is onder- deel van het architectonisch en landschappe- lijk ontwerp.

Bouwwerk op zichzelf:

• Nieuwbouw zoekt aansluiting bij de bouwmas- sa’s binnen de variatie van het lint.

• Aan het lint eenvoudige rechthoekige of lang- werpige hoofdvormen realiseren onder een kap.

• Verschillende kapvormen mogelijk; zadelda- ken, schilddaken en mansardekappen, zowel haaks als evenwijdig aan het lint.

• Grootschalige ingrepen in de gevel verstoren de opbouw van de gevel niet.

• Aan- en uitbouwen, dakkapellen, dakopbou- wen en andere ingrepen aan het hoofdgebouw zijn in samenhang met het hoofdgebouw ontworpen.

• De voorgevel van het hoofdgebouw heeft een bij de situatie passende horizontale of verticale geleding.

• De voorgevel is georiënteerd op het lint.

• Wordt bebouwing aan het water gesitueerd dan is de uitraling vanaf het water van groot belang en wordt de waterzijde ook gezien als voorgevel.

Specifiek voor beschermd dorpsgezichten:

• Bij een toevoegingen aan het dakvlak blijft het oorspronkelijke dakvlak goed herkenbaar; de randen van de bestaande dakvlakken blijven gehandhaafd.

• Uitsluitend erfafscheidingen in metselwerk, be- groeiing/hagen of houten of ijzeren hekwerken, passend bij de karakteristiek van de bebou- wing en inrichting van de openbare ruimte.

• Aan de voorzijde van de bebouwing zijn de erfafscheidingen laag.

• Gebruik van staande ramen.

• Rolluiken zijn niet toegestaan.

• Zeer terughoudend omgaan met reclame- uitingen. Reclames zijn ondergeschikt aan en afgestemd op het gevelontwerp.

Uitwerking (materiaal, kleur en detaillering):

• Materiaal, kleur en detaillering ondersteunen het karakter van het gevelontwerp.

• De keuze voor materialen en detaillering ver- sterken het uiterlijk van het bouwwerk.

• Bouwwerken zijn van kwalitatief goed materi- aal en worden zorgvuldig gedetailleerd.

• Daken met een overstek toepassen.

• Kleuren zijn afgestemd op het bouwwerk opzichzelf, de omliggende bebouwing en/of de omgeving.

• De gevel uitvoeren in baksteen/ijsselsteentjes van een passend baksteen formaat, metselver- band, voeg en voegkleur.

• Het toepassen van pleisterwerk als hoofdmate- riaal in de gevel is toegestaan.

• Baksteenkleur: donkere (aarde) tinten.

• Pleisterwerk: lichte tinten.

• Toegevoegde elementen zelfstandig vorm- geven in de lijn van de architectuur van het geheel.

• Toepassen van karakteristieke bouwelementen zoals windveren, gootlijsten en makelaars is toegestaan.

Specifiek voor beschermd dorpsgezichten:

• Kozijnen uitvoeren in hout.

• Dakbedekking in de vorm van gebakken/ge- smoorde pannen.

• Kozijnkleur: oudhollandse kleuren.

• Toepassen van roeden in de ramen (niet op de ramen).

• Toepassen van afwerkingen langs gevel- en vensteropeningen in de vorm van rollagen en strekken.

• De rooilijn volgt het lint (de weg). Nieuwe bebouwing in lijn met de bestaande lintbebou- wing situeren.

• Aan de linten blijft tussen de bebouwing een voldoende mate van openheid aanwezig. Daarmee blijft het ‘achterland’ (gebieden gren- zend aan de achterzijden van percelen aan de linten) vanuit het lint zichtbaar.

• Bebouwing op een perceel in maat en schaal op elkaar afstemmen.

• Hoofdbebouwing is gesitueerd op de kop van het perceel, direct of op korte afstand van het lint.

• Woning is gesitueerd vóór de bijgebouwen en schuren.

• Functioneel onderscheid (het gebruik) tussen het hoofdgebouw en de bijgebouwen zichtbaar houden. In een hoofdgebouw wordt gewoond

of gewerkt. Bijgebouwen worden gebruikt voor functies die ondergeschikt zijn aan de functie

in het bijgebouw en daar een relatie mee heb- ben.

• Nieuwbouw zoekt aansluiting bij de bouwmas- sa’s binnen de variatie van het lint.

• Woningen: uitgangspunt is een zadeldak , haaks op de weg. Bij (kleinere) individuele woningen (van oorsprong geen boerderij) zijn andere dakvormen en een kaprichting parallel aan de wegrichting ook mogelijk, mits passend in het straatbeeld.

• (Voormalige) boerderijen en stallen/schuren:

kapvorm is een zadeldak haaks op de weg.

• Aan- en uitbouwen, dakkapellen, dakopbou-

• wen en andere ingrepen aan het hoofdgebouw zijn in samenhang met het hoofdgebouw ont- worpen.

• De voorgevel van het hoofdgebouw heeft een bij de situatie passende horizontale of verticale geleding.

• De woning is georiënteerd op het lint. De voor- gevel is vanaf het lint zichtbaar aanwezig.

Specifiek voor beschermd dorpsgezichten:

• Bij een toevoegingen aan het dakvlak blijft het oorspronkelijke dakvlak goed herkenbaar; de randen van de bestaande dakvlakken blijven gehandhaafd.

• Uitsluitend erfafscheidingen in metselwerk, be- groeiing/hagen of houten of ijzeren hekwerken, passend bij de karakteristiek van de bebou- wing en inrichting van de openbare ruimte.

• Aan de voorzijde van de bebouwing zijn de erfafscheidingen laag.

• Gebruik van staande ramen.

• Rolluiken zijn niet toegestaan.

• Zeer terughoudend omgaan met reclame- uitingen. Reclames zijn ondergeschikt aan en afgestemd op het gevelontwerp.

• Materiaal, kleur en detaillering ondersteunen het karakter van het gevelontwerp.

• De keuze voor materialen en detaillering ver- sterken het uiterlijk van het bouwwerk.

• Bouwwerken zijn van kwalitatief goed materi- aal en worden zorgvuldig gedetailleerd.

• Daken met een overstek toepassen.

• Kleuren zijn afgestemd op het bouwwerk opzichzelf, de omliggende bebouwing en/of de omgeving.

• De gevel uitvoeren in baksteen/ijsselsteentjes van een passende baksteen formaat, metsel- verband, voeg en voegkleur.

• Het toepassen van pleisterwerk als hoofdmate- riaal in de gevel is toegestaan.

• Baksteenkleur: donkere (aarde) tinten.

• Pleisterwerk: lichte tinten.

• Toegevoegde elementen zelfstandig vorm- geven in de lijn van de architectuur van het geheel.

• Toepassen van karakteristieke bouwelementen zoals windveren, gootlijsten en makelaars is toegestaan.

Specifiek voor beschermd dorpsgezichten:

• Kozijnen uitvoeren in hout.

• Dakbedekking in de vorm van gebakken/ge- smoorde pannen.

• Kozijnkleur: oudhollandse kleuren.

• Toepassen van roeden in de ramen (niet op de ramen).

• Toepassen van afwerkingen langs gevel- en vensteropeningen in de vorm van rollagen en strekken.

3Planmatigewoongebieden

Ruimtelijke inpassing:

• Bouwinitiatieven zijn in maat, schaal en zij- delingese afstand afgestemd op de wijk als geheel.

Specifiek voor Oostgaarde:

• Parkeren vindt voor specifieke ensembles bin- nen Oostgaarde onder de woningen plaats.

Specifiek voor Capelle W est:

• Kleine verspringingen in de voorgevelrooilijn.

Specifiek voor s-Gravenland:

• Rechte getande rooilijn.

Bouwwerk op zichzelf:

• Nieuwbouw zoekt aansluiting bij de bouwmas- sa binnen het bouwblok.

• Aansluiten bij de kapvorm en –richting die voorkomt binnen het bouwblok.

• Aanpassingen aan bestaande bebouwing mag ook op een eigentijdse wijze gebeuren, mits van een hoog niveau.

• Accenten op de hoeken ter versterking van de stedenbouwkundige structuur zijn toegestaan mits de uitstraling van het ensemble als totaal niet wordt aangetast.

Specifiek voor Oostgaarde:

• Voor specifieke ensembles binnen Oostgaarde

toepassen van doorlopende dakvlakken.

Specifiek voor Molenbuurt:

• Toepassen van een groot overstek bij dakvlak- ken.

Specifiek voor Oude plaats:

• Bij een toevoegingen aan het dakvlak blijft het oorspronkelijke dakvlak goed herkenbaar; de randen van de bestaande dakvlakken blijven gehandhaafd.

• Uitsluitend erfafscheidingen in begroeiing/ hagen of houten of ijzeren hekwerken, pas- send bij de karakteristiek van de bebouwing en inrichting van de openbare ruimte.

• Gebruik van staande ramen.

• Rolluiken zijn niet toegestaan.

• Zeer terughoudend omgaan met reclame- uitingen. Reclames zijn ondergeschikt aan en afgestemd op het gevelontwerp.

Uitwerking (materiaal, kleur en detaillering):

• Kleuren zijn afgestemd op het bouwwerk op- zichzelf, of de wijk als geheel.

Specifiek voor Oostgaarde:

• Toepassen van lichte of donkere baksteen.

• Toepassen donkere bakstenen en kozijnen.

Specifiek voor Oude plaats:

• Kozijnen uitvoeren in hout.

• Dakbedekking in de vorm van gebakken/ge- smoorde pannen.

• Kozijnkleur: oudhollandse kleuren.

• Toepassen van afwerkingen langs gevel- en vensteropeningen in de vorm van rollagen en strekken.

• Bouwinitiatieven sluiten aan op de ontspannen ruimtelijke opzet van de wijk.

• Nieuwbouw is een passende toevoeging op de variatie van de omliggende bebouwing.

• Er zijn meerdere kapvormen mogelijk.

• Accenten op de hoeken ter versterking van de stedenbouwkundige structuur zijn toegestaan mits de uitstraling van het ensemble als totaal niet wordt aangetast.

• Aan- en uitbouwen, dakkapellen, dakopbou- wen en andere ingrepen aan het hoofdgebouw zijn in samenhang met het hoofdgebouw ontworpen.

Specifiek voor Bermweg en Schollevaartseweg:

• Hoofdrichting van de bouwmassa (en kap) ligt haaks op de weg.

Specifiek voor V an Maerlantpark:

• Bouwmassa heeft een rechte hoofdvorm en een plat dak.

• De gevelwand is (vrijwel) vlak. Geen zware plastiek door erkers, balkons etc.

Specifiek voor Ringvaartpark:

• Zadeldak met ruime overstek uitvoeren.

• Materiaal, kleur en detaillering versterken het eigen karakter van het gevelontwerp.

Specifiek voor Bermweg en Schollevaartseweg:

• Per woning minimaal 2 kleursoorten baksteen toepassen, waarbij de basiskleur een lichte kleur is.

• Grote diversiteit in maten, kleuren en materia- len vermijden.

• Dakpankleur is antraciet, ongeglazuurd. Beton- pannen zijn uitgesloten.

• Langs goot- en dakranden boeiboorden aan- brengen.

Specifiek voor V an Maerlantpark:

• Baksteen al dan niet witgeschilderd in combi- natie met natuurlijke materialen en kleuren.

Specifiek voor Ringvaartpark:

• Toepassen van een lichte baksteen met don- kere pannen.

• Toepassen van een grijze gemetselde band in de plint.

5Hoogbouw

Ruimtelijke inpassing:

• Bouwinitiatieven zijn in maat, schaal en zijde- lingse afstand afgestemd op de wijk en de stad als geheel.

• Hoogbouw is vaak specifiek georiënteerd. Aan- sluiting zoeken bij de overwegende oriëntatie

in het gebied.

• Aan de rand van een gebied met hoogbouw dient de vorm van de massa te zorgen dat de gebouwen worden opgenomen in het (stads) landschap.

Bouwwerk op zichzelf:

• Nieuwbouw zoekt aansluiting bij de bestaande hoogbouw of indien van toepassing ook bij laagbouw binnen het stedenbouwkundig en- semble (bijvoorbeeld stempelplan).

• Gezien het alzijdig karakter van hoogbouw, wordt elke gevel van een complex als een voorgevel beschouwd.

• Het gevelgeleding benadrukt de verticaliteit of horizontaliteit van het ontwerp

• De plint (begane grond) kan een andere vorm- geving krijgen ten opzichte van de bovengele- gen verdiepingen. De functie achter de gevel is in de vormgeving zichtbaar.

• Voor entreepartijen is een afwijkende architec- tuur mogelijk mits er in vormgeving een relatie is met het hoogbouwcomplex.

• Vervanging van balkonhekken, ballustrades en privacyschermen aanpakken per complex.

• Dichtbouwen van balkons is niet toegestaan.

• Schotels niet zichtbaar buiten de balkons toe- passen. Plaatsen van schotels gebeurt binnen de omtrek van het balkon of gezamenlijk op het dak.

Uitwerking (materiaal, kleur en detaillering):

• De keuze voor materialen en detaillering ver- sterken het uiterlijk van de hoogbouw.

• Kleuren zijn afgestemd op logica van de hoog- bouw opzichzelf.

• Bouwinitiatieven zijn in maat en schaal afge- stemd op het ensemble als geheel.

Specifiek voor Oostgaarde:

• Flats staan haaks of in een enkel geval even- wijdig aan de weg of het water.

Specifiek voor Nederlandse Bergenbuurt:

• Behoud van het stedenbouwkundig patroon van aaneengesloten ronde gebouwen.

• Nieuwbouw zoekt aansluiting bij de bouwmas- sa binnen het ensemble.

• Aansluiten bij de kapvorm en –richting die voorkomt binnen het ensemble of bouwblok.

• Accenten op de hoeken ter versterking van de stedenbouwkundige structuur zijn toegestaan mits de uitstraling van het ensemble als totaal niet wordt aangetast.

• Aan- en uitbouwen, dakkapellen, dakopbou- wen en andere ingrepen aan het hoofdgebouw zijn in samenhang met het hoofdgebouw ontworpen.

Specifiek voor Oostgaarde:

• De bouwmassa bestaat uit samengevoegde bouwmassa’s met haakse en schuine hoeken.

Specifiek voor ’t Zandrak en Paradijsselpark:

• De bouwmassa bestaat uit een kubistische hoofdvorm met vormvrije, toegevoegde ele- menten.

Specifiek voor Fascinatio:

• Toegepaste kapvormen in het gebied zijn zadeldaken, lessenaarsdaken en gebogen daken.

Specifiek voor Oostgaarde:

• Er is een parkeerdek onder bebouwing aanwe- zig.

Specifiek voor Capelle W est en Schenkel Oost:

• Clusters van seriematige woningen heb-

ben een vaste ritmiek van ramen, deuren en schoorstenen. Door individuele aanpassingen mag deze ritmiek niet worden doorbroken.

Specifiek voor Schenkel:

• Horizontale geleding van de woning.

• Eenvoudige en sobere gevelarchitectuur.

Specifiek voor Nederlandse Bergenbuurt:

• De bouwmassa bestaat uit samengevoegde bouwmassa’s met haakse en schuine hoeken.

• Elk element heeft één entree.

• Kleuren zijn afgestemd op het ensemble.

• Gebouwde erfafscheidingen zijn onderdeel van de architectonische eenheid.

Specifiek voor Fascinatio:

• Daken met een groot overstek uitvoeren.

• Gevels bestaan hoofdzakelijk uit een rode of gele baksteen.

• Daken zijn gedekt met rode of oranje pannen.

Specifiek voor Oostgaarde:

• Gevels worden opgebouwd uit donkere bak- steen. Geleding door toepassing van witte vlakken of witte betonnen banden.

Specifiek voor Capelle W est en Schenkel oost:

• Handhaven van karakteristieke raamvormen in de voorgevel.

Specifiek voor Paradijssel:

• Woningen aan de woonerven: gebogen dak- vlak, witte bakstenen, donker hout, glas en staal.

Specifiek voor Schenkel:

• Gevels uitvoeren in rode baksteen.

• Kozijnen uitvoeren in hout met een witte kleur.

• Daken uitvoeren in rode gebakken pannen.

• Witte omlijsting rondom de voordeur toepas- sen.

Specifiek voor ‘t Zandrak:

• Verschillende kapvormen zoals plat dak, pira- midedak of lessenaarsdak.

• Toepassing van baksteen, donkere pannen en hout.

Specifiek voor Nederlandse Bergenbuurt:

• Toepassing van rode baksteen en forse witte kozijnen.

Specifiek voor ‘s-Gravenland:

• Elk bebouwingscluster heeft zijn eigen archi- tectonische kenmerken die gevolg moeten worden.

7Bedrijven enKantoorlocaties

Ruimtelijke inpassing:

• De totale compositie van de bebouwing op één perceel is samenhangend.

• Representatieve bebouwing is gericht op de straat of belangrijkste openbare ruimte.

• Aan de randen van de werkgebieden moet de situering van de gebouwen afgestemd worden op de aangrenzende gebieden en/of het land- schap.

Bouwwerk op zichzelf:

• Nieuwbouw zoekt aansluiting bij de bouwmas- sa binnen het bouwblok als geheel.

• In de gebieden zijn voornamelijk platte daken of bijzondere dakvlakken toegepast.

• Entrées onderscheiden zich in of aan de gevel, mits in samenhang met de massa.

• Toepassen van open hekwerken en/of beplan- ting als erfafscheidingen.

• Bij nieuwbouw worden reclames, rolluiken en installaties meeontworpen.

Uitwerking (materiaal, kleur en detaillering):

• Entrées zijn uitgevoerd in kwalitatief duurzaam materiaal en worden zorgvuldig gedetailleerd.

• Bij voorkeur gedekte kleuren toepassen.

• De totale compositie van de bebouwing is samenhangend.

• Gebouwen en complexen hebben een alzijdig karakter.

• Representatieve bebouwing is gericht op de straat of belangrijkste openbare ruimte.

• Aan de randen van de winkelcentra en ge- bieden met publieke voorzieningen moet de situering van de gebouwen afgestemd worden op de aangrenzende gebieden en/of het land- schap.

• Nieuwbouw zoekt aansluiting bij de bouwmas- sa binnen het bouwblok of ensemble.

• Er is samenhang tussen de inrichting van het perceel en de architectuur van de bebouwing.

• Entrées onderscheiden zich in of aan de gevel, mits in samenhang met de massa.

• Beganegrondgevels grenzend direct aan openbaar gebied krijgen bijzondere aandacht. Dichte gevels worden voorkomen; de functie achter de gevel is in de vormgeving afleesbaar.

• Toepassen van open hekwerken als erfafschei- dingen.

• Bij nieuwbouw worden reclames, rolluiken en installaties meeontworpen.

• Beganegrondgevels grenzend direct aan openbaar gebied zijn uitgevoerd in kwalitatief duurzaam materiaal en worden zorgvuldig gedetailleerd.

• Gebouwen binnen een ensemble zijn in maat- voering, kleur- en materiaalgebruik op elkaar afgestemd.

9Grootschaligevoorzieningeninhet groen

Ruimtelijke inpassing:

• De totale compositie van de bebouwing is samenhangend.

• Representatieve bebouwing is gericht op de belangrijkste openbare ruimte.

• Aan de randen moet de situering van de gebouwen afgestemd worden op de aangren- zende gebieden en/of het landschap.

Bouwwerk op zichzelf:

• Nieuwbouw heeft een bouwmassa die is afge- stemd op de eigen positie binnen het groen.

• Er is samenhang tussen de inrichting van het perceel en de architectuur van de bebouwing.

• Entrées onderscheiden zich, mits in samen- hang met de massa.

• Toepassen van open hekwerken en/of beplan- ting als erfafscheidingen.

Uitwerking (materiaal, kleur en detaillering):

• Gebouwen binnen een ensemble zijn in maat- voering, kleur- en materiaalgebruik op elkaar afgestemd en op de omgeving.

• Hekwerken worden uitgevoerd in hoogwaardi- ge materialen en hebben een bij de omgeving passende kleur.

• Bouwinitiatieven zijn afgestemd op de positie binnen het groen danwel het landschap.

• De totale compositie van de bebouwing is samenhangend.

• Representatieve bebouwing is gericht op de belangrijkste openbare ruimte.

• Aan de randen moet de situering van de gebouwen afgestemd worden op de aangren- zende gebieden en/of het landschap.

• Er zijn meerdere kapvormen mogelijk.

• Er is samenhang tussen de inrichting van het perceel en de architectuur van de bebouwing.

• Gezien het alzijdig karakter van het bouwwerk binnen de voornamelijk groene omgeving, wordt elke gevel als voorgevel beschouwd.

• Toepassen van open hekwerken en/of beplan- ting als erfafscheidingen.

• Zeer terughoudend omgaan met reclame- uitingen. Reclames overstemmen het groene karakter van de omgeving niet.

• De keuze voor materialen is afgestemd op de omgeving.

• Hekwerken worden uitgevoerd in hoogwaardi- ge materialen en hebben een bij de omgeving passende kleur.

11Sport-enRecreatiegebieden

Ruimtelijke inpassing:

• Bouwinitiatieven zijn afgestemd op de positie binnen het groen danwel het landschap.

• De totale compositie van de bebouwing is samenhangend.

• Gebouwen en complexen hebben een alzijdig karakter.

• Representatieve bebouwing is gericht op de straat of belangrijkste openbare ruimte.

• Aan de randen van de sport- en recreatiege- bieden moet de situering van de gebouwen afgestemd worden op de aangrenzende gebie- den en/of het landschap.

Bouwwerk op zichzelf:

• Nieuwbouw heeft een bouwmassa die is afge- stemd op de eigen positie binnen het groen.

• Er zijn meerdere kapvormen mogelijk.

• Er is samenhang tussen de inrichting van het perceel en de architectuur van de bebouwing.

• Gezien het alzijdig karakter van het bouwwerk binnen de voornamelijk groene omgeving , wordt elke gevel als voorgevel beschouwd.

• Toepassen van open hekwerken en/of beplan- ting als erfafscheidingen.

• Zeer terughoudend omgaan met reclame- uitingen. Reclames overstemmen het groene karakter van de omgeving niet.

Uitwerking (materiaal, kleur en detaillering):

• De keuze voor materialen is afgestemd op de omgeving.

• Hekwerken worden uitgevoerd in hoogwaardi- ge materialen en hebben een bij de omgeving passende kleur.

40 Welstandsnota Capelle aan den1Jssel2013

Voor veelvoorkomende kleinschalige bouwopga- ven die niet vergunningsvrij zijn, zijn eenduidige randvoorwaarden opgesteld. Deze randvoorwaar- den worden sneltoetscriteria genoemd. Vanuit wel- standsoogpunt zijn de sneltoetscriteria minimale visuele kwaliteitseisen bedoeld om een bepaald ruimtelijk kwaliteitsniveau in stand te houden.

De aanvrager van een omgevingsvergunning kan aan de hand van de sneltoetscriteria zien of zijn

of haar bouwwerk voldoet aan redelijke eisen van welstand. Een bouwplan is niet strijdig met rede- lijke eisen van welstand als:

• Het bouwwerk voldoet aan de sneltoetscriteria.

• Het bouwwerk bij vervanging qua plaatsing

en vormgeving identiek is aan het oorspronke- lijke bouwwerk, mits het oorspronkelijke bouw- werk geen exces betreft.

• Soms bevatte het oorspronkelijke door de gemeente goedgekeurde ontwerp van het hoofdgebouw enkele optionele uitbreidingen (bijvoorbeeld een dakkapel). Indien het ge- plande bouwwerk gelijk is aan deze optionele uitbreiding dan is het bouwwerk niet strijdig met redelijke eisen van welstand.

• Het kan voorkomen dat in een bepaalde straat of buurt een specifiek beleid voor een van de genoemde categorieën bouwwerken is opge- steld. Mocht dit het geval zijn, dan is dat altijd in de vorm van een referentie aan een daar voorkomend uitgevoerd bouwwerk, bijvoor- beeld als onderdeel van het oorspronkelijke gebouw. Dat bouwwerk wordt dan ten voor-

beeld gesteld. Een bijzonder geslaagd voorstel kan eveneens achteraf als voorbeeld worden aangewezen.

De 6 Categorieën Sneltoetscriteria:

1Bijbehorendebouwwerken

2Daktoevoegingen

3Kozijn-enGevelwijzigingen

4Zonnepanelenen-collectoren,Antennes en

Schotelantennes

5ErfafscheidingenenHekwerken

6Rolhekken en-luiken,Terras-en

Zonneschermen

1Bijbehorendebouwwerken

Aangebouwdebouwwerken

Ruimtelijke inpassing:

• Plaatsing; Minimaal 1 meter achter de voorge- velrooilijn.

• Plaatsing; Minimaal 1 meter afstand tot de zijerfgrens van openbaar toegankelijk gebied.

Bouwwerk op zichzelf:

• Een aangebouwd bouwwerk is ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

• De gevelindeling sluit aan bij de vormgeving van het hoofdgebouw.

• De aanbouw heeft een plat dak.

Uitwerking:

• Materiaal, kleur en detaillering is afgestemd op het hoofdgebouw.

• Geen opvallend en/of contrasterend kleurge- bruik.

Vrijstaandebouwwerken

Ruimtelijke inpassing:

• Plaatsing; Minimaal 1 meter achter de voorge- velrooilijn.

• Plaatsing; Minimaal 1 meter afstand tot de zijerfgrens van openbaar toegankelijk gebied.

Bouwwerk op zichzelf:

• Een vrijstaand bouwwerk is ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

• Eenvoudige vormgeving, passend bij de func- tie van het bouwwerk en/of het hoofdgebouw.

• De aanbouw heeft een plat dak of een bij het hoofdgebouw passende kapvorm.

Uitwerking:

• Materiaal, kleur en detaillering is afgestemd op het hoofdgebouw of het tuin- of erfkarakter.

• Toepassing van kwalitatief goed materiaal.

• Geen opvallend en/of contrasterend kleurge- bruik.

Dakkapellen

Ruimtelijke inpassing:

• Op één dakvlak (woningblok) herhaling van gelijke dakkapellen.

• De afstand tussen de dakkapel en de rand

van het dakvlak (per woning) is in alle situaties minimaal 0,5 meter.

• Bij stapeling van dakkapellen op hetzelfde dakvlak; afstand tussen bovenzijde onderste dakkapel en voet bovenstaande dakkapel mini- maal 0,5 meter.

• Bij meerdere dakkapellen op hetzelfde dakvlak (woningblok); bovenzijde steeds op dezelfde hoogte.

• De dakkapel is nooit hoger dan vergunningvrij zou zijn toegestaan.

Bouwwerk op zichzelf:

• Op één dakvlak (bouwblok) herhaling van gelijke dakkapellen.

• Geen dichte panelen in het front van de dak- kapel. Ingeval achterliggende dragende muur is een smalle strook toegestaan.

Uitwerking:

• Materiaal, kleur en detaillering is afgestemd op het hoofdgebouw.

• Geen opvallend en/of contrasterend kleurge- bruik.

Dakopbouwen

Ruimtelijke inpassing:

• Op één dakvlak (bouwblok) herhaling van gelijke dakopbouwen.

• Bij plaatsing op een bijzondere dakvorm altijd voorleggen aan de commissie.

Bouwwerk op zichzelf:

• Een dakopbouw is ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

• Op één dakvlak (woningblok) herhaling van gelijke dakopbouwen.

• De dakopbouw heeft een bij het daktype pas- sende hoofdvorm.

• Bij dakopbouwen op een schuin dak; goot- hoogte nooit hoger dan de oorspronkelijke nok.

• De gevelindeling sluit aan bij de vormgeving van het hoofdgebouw.

• Bij dak één opbouwen op een schuin dak;

dichte panelen in het front (voorvlak) beperken.

Uitwerking:

• Materiaal, kleur en detaillering is afgestemd op het hoofdgebouw.

• Geen opvallend en/of contrasterend kleurge- bruik.

Dakramen

Ruimtelijke inpassing:

• Het gesloten karakter van het dak moet behou- den blijven.

• De afstand tussen het dakraam en de rand

van het dakvlak (per woning) is in alle situaties minimaal 0,5 meter.

• Bij meerdere dakramen; identieke maatvoering en logische rangschikking.

Bouwwerk op zichzelf:

• Dakramen in een staand formaat toepassen.

• Eenvoudig vormgeven.

Uitwerking:

• Materiaal, kleur en detaillering is afgestemd op het hoofdgebouw.

3Kozijn-enGevelwijzigingen

Ruimtelijke inpassing:

• Oorspronkelijke opbouw van de gevel moet herkenbaar blijven.

• Samenhang en ritmiek van de gevel als deel van de straatwand behouden.

Bouwwerk op zichzelf:

• Bij kozijnvervanging; het oorspronkelijke kozijn is uitgangspunt.

• Indeling sluit aan bij kozijn- en/of gevelwijzigin- gen die in de omgeving gerealiseerd zijn.

Uitwerking:

• Materiaal, kleur en detaillering is afgestemd op het hoofdgebouw.

• Transparante geveldelen niet blinderen met panelen of schilderwerk.

• Geen opvallend en/of contrasterend kleurge- bruik.

Zonnepanelenen-collectoren,Antennes enSchotelantennes4

Zonnepanelenen-collectoren

Ruimtelijke inpassing:

• De afstand tussen het zonnepaneel of -collec- tor en de rand van het dakvlak (per woning) is in alle situaties minimaal 0,5 meter.

• Bij meerdere zonnepanelen of -collectoren; identieke maatvoering en logische rangschik- king.

• De hellingshoek van het zonnepaneel of -col- lector is gelijk aan de hellingshoek van het dakvlak.

• Bij plaatsing op een plat dak; afstand tot de dakrand is minimaal gelijk aan de opbouw- hoogte.

Bouwwerk op zichzelf:

• Eenvoudige vormgeving.

Uitwerking:

• Materiaal en detaillering van de profielen is

eenvoudig.

• Kleur van de profielen afstemmen op de kleur

van de panelen.

Antennes enschotelantennes

Ruimtelijke inpassing:

• Nooit voor de voorgevelrooilijn.

• Schotelantennes hebben een doorsnee van maximaal 1 meter.

• Bij balkon aan de binnenzijde van de ballus- trade plaatsen.

Bouwwerk op zichzelf:

• Eenvoudige vormgeving.

Uitwerking:

• Materiaal en detaillering van de profielen is

eenvoudig.

• Kleur afgestemd op het hoofdgebouw.

5ErfafscheidingenenHekwerken

Erfafscheidingen

Ruimtelijke inpassing:

• Voor de voorgevelrooilijn ; hoogte maximaal 1 meter.

• Achter de voorgevelrooilijn; hoogte maximaal

2 meter.

Bouwwerk op zichzelf:

• Naar openbaar gebied gericht; materiaal moet afgewerkt/geschilderd zijn.

• Hoge erfafscheidingen direct grenzend aan openbaar toegankelijk gebied bij voorkeur ingroenen of uitvoeren als beplanting.

• Eenvoudige vormgeving.

Uitwerking:

• Toepassing van kwalitatief goed materiaal.

• Eenvoudige detaillering.

• Geen opvallend en/of contrasterend kleurge- bruik.

Hekwerken

Ruimtelijke inpassing:

• In openbaar gebied; hoogte passend bij de functie.

• Voor de voorgevelrooilijn ; hoogte maximaal 1 meter.

• Achter de voorgevelrooilijn; hoogte maximaal

2 meter.

Bouwwerk op zichzelf:

• In openbaar gebied; hekwerken transparant vormgeven.

• Bij vervanging oorspronkelijk hekwerk als uitgangspunt.

• Eenvoudige vormgeving.

Uitwerking:

• Toepassing van kwalitatief goed materiaal.

• Eenvoudige detaillering.

• Geen opvallend en/of contrasterend kleurge- bruik.

• Geen onafgewerkte delen.

Rolhekken en-luiken,Terras-enZonneschermen6

Rolhekken en-luiken

Ruimtelijke inpassing:

• Maatvoering afgestemd op het gevelontwerp.

Bouwwerk op zichzelf:

• Minimaal 75% transparant over de gehele op- pervlakte (in gesloten toestand).

• Bij nieuwbouw integreren in het gevelontwerp.

Uitwerking:

• De kleur is terughoudend en in afgestemd op het hoofdgebouw.

• Rolkast en geleiders geminimaliseerd en weggewerkt in de detaillering van het gevel- ontwerp.

Terras-enzonneschermen

Ruimtelijke inpassing:

• Vrije doorloophoogte minimaal 2,3 meter.

• Maatvoering afgestemd op het gevelontwerp.

Bouwwerk op zichzelf:

• Vormgeving afgestemd op het gevelontwerp.

• Geen zijschermen die de doorloop belemme- ren.

Uitwerking:

• De kleur is terughoudend en in afgestemd op het hoofdgebouw.

48 Welstandsnota Capelle aan den1Jssel2013

BIJLAGEN

1. Algemene uitgangspuntenvan welstandstoetsing....................50

2. Excessenregeling ....................53

3. [Vervallen Organisatievanwelstand. . . . . . . . . . . . . .54]

4. Vergunningsplicht....................56

5. Gebiedstypebeschrijvingen.............57

6. Begrippenlijst.. . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . .80

7. Beeldkwaliteitsplannen...............84

8. Monumentenen

beschermde dorpsgezichten...........86

9. Bestemmingsplannen................88

10.KaartGebiedstypen...................90

11.KaartWelstandniveaus..............92

12. [vervallen Routeplanner Welstandstoetsing.......94]

1.Algemene uitgangspuntenvan welstandstoetsing

Onderstaande algemene uitgangspunten liggen ten grondslag aan een planbeoordeling die niet

kan worden getoetst aan de welstandscriteria zoals omschreven in deel C. De uitgangspunten bestaan uit een uiteenzetting van algemene architectoni- sche begrippen en aspecten. De algemene archi- tectonische begrippen komen voort uit de notitie

die de toenmalige rijksbouwmeester, dhr. Tj. Dijks- tra, in 1985 heeft uitgebracht onder de titel ‘Archi- tectonische kwaliteit, een notitie over architectuur- beleid’. Ze vormen het begrippenkader en zijn als het ware het gereedschap van de Commissie voor welstand en monumenten bij de argumentatie van het welstandsadvies.

Toepassing algemene uitgangspunten van wel- standstoetsing

In bijzondere situaties, wanneer de Gebiedscrite- ria ontoereikend zijn, kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op de algemene uitgangspunten van welstandstoetsing. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een bouwplan afwijkt van de bestaande of toekomstige omgeving maar door bijzondere schoonheid wél aan redelijke eisen van welstand voldoet. De Commissie voor welstand en monumenten kan het college van burgemeester en wethouders in zo’n geval gemotiveerd en schrifte- lijk adviseren af te wijken van de Gebiedscriteria.

In de praktijk betekent dit dat het betreffende plan alleen op grond van de algemene uitgangspunten van welstandstoetsing wordt beoordeeld en dat

de bijzondere schoonheid van het plan met deze criteria overtuigend kan worden aangetoond. Het niveau van ‘redelijke eisen van welstand’ ligt dan uiteraard hoog, het is immers redelijk dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en

het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onder- scheidt.

Relatie tussen vorm, gebruik en constructie

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat de ver- schijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft.

Een bouwwerk wordt primair gemaakt om te wor- den gebruikt. Hoewel het welstandstoezicht slechts is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm van het bouwwerk niet los worden gedacht van de eisen vanuit het gebruik en de mogelijk- heden die materialen en technieken bieden om

een doelmatige constructie te maken. Gebruik en constructie staan aan de wieg van iedere vorm. Daarmee is nog niet gezegd dat de vorm altijd ondergeschikt is aan het gebruik of de construc- tie. Ook wanneer andere aspecten dan gebruik

en constructie de vorm tijdens het ontwerpproces gaan domineren, mag worden verwacht dat de uiteindelijke verschijningsvorm een begrijpelijke re- latie houdt met zijn oorsprong. Daarmee is tegelijk gezegd dat de verschijningsvorm méér is dan een rechtstreekse optelsom van gebruik en constructie. Er zijn daarnaast andere factoren die hun invloed kunnen hebben, zoals de omgeving en de associa- tieve betekenis van de vorm in de sociaal-culturele context. Maar als de vorm in tegenspraak is met

het gebruik en de constructie dan verliest zij daar- mee aan begrijpelijkheid en integriteit.

Relatie tussen bouwwerk en omgeving

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is.

Bij het oprichten van een gebouw is sprake van het afzonderen en in bezit nemen van een deel van de algemene ruimte voor particulier gebruik. Gevels

en volumes vormen zowel de externe begrenzing van de gebouwen als ook de wanden van de openbare ruimte die zij gezamenlijk bepalen. Het gebouw is een particulier object in een openbare context, het bestaansrecht van het gebouw ligt niet in het eigen functioneren alleen, maar ook in de beteke-nis die het gebouw heeft in zijn stede- lijke of landschappelijke omgeving. Ook van een gebouw dat contrasteert met zijn omgeving mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ont-worpen en de omgeving niet ontkent. Waar het om gaat is dat het gebouw een positieve bijdrage levert aan

de kwaliteit van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan.

Over de wijze waarop dat bij voorkeur zou moeten gebeuren, kunnen de Gebiedscriteria duidelijkheid verschaffen.

Betekenissen van vormen in de sociaal-culturele context

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwij- zingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maat- schappelijke realiteit.

Voor vormgeving gelden in iedere cultuur bepaalde regels, net zoals een taal zijn eigen grammaticale regels heeft om zinnen en teksten te maken. Die regels zijn geen wetten en moeten ter discussie kunnen staan. Maar als ze worden verhaspeld of ongeïnspireerd worden gebruikt, wordt een tekst verwarrend of saai. Precies zo wordt een bouw- werk verwarrend of saai als de regels van de architectonische vormgeving niet bewust worden gehan-teerd.

Als vormen regelmatig in een bepaald verband zijn waargenomen krijgen zij een zelfstandige betekenis en roepen zij, los van gebruik en con- structie, bepaalde associaties op. Pilasters in classicistische gevels verwijzen bijvoorbeeld naar zuilenstructuren, zuilen en/of pilasters van tempels. Transparante gevels van glas en metaal roepen associaties op met techniek en vooruitgang.

In iedere bouwstijl wordt gebruik gemaakt van ver- wijzingen en associaties naar wat eerder of elders reeds aanwezig was of naar wat in de toekomst wordt verwacht. De kracht of de kwaliteit van een bouwwerk ligt echter vooral in de wijze waarop die verwijzingen en associaties worden verwerkt en geïnterpreteerd binnen het kader van de actuele culturele ontwikkelingen. Er kunnen dan concep- ten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de

bestaande maatschappelijke realiteit. Zorgvuldig gebruik van verwijzingen en associaties betekent onder meer dat er een bouwwerk ontstaat dat integer is naar zijn tijd doordat het op grond van zijn uiterlijk in de tijd kan worden geplaatst waarin het werd gebouwd of verbouwd. Bij restauraties is sprake van herstel van elementen uit het verleden, maar bij nieuw- of verbouw in bestaande (monu- mentale) omgevingen betekent dit dat duidelijk moet zijn wat authentiek is en wat nieuw is toege-

voegd. Een ontwerp kan worden geïnspireerd door een bepaalde tijdsperiode, maar dat is iets anders dan het imiteren van stijlen, vormen en detaillerin- gen uit het verleden.

Associatieve betekenissen zijn van groot belang om een omgeving te ‘begrijpen’ als beeld van de tijd waarin zij is ontstaan, als verhaal van de ge- schiedenis, als representant van een stijl. Daarom is het zo belangrijk om ook bij nieuwe bouwplan- nen zorgvuldig met stijlvormen om te gaan, zij vormen immers de geschiedenis van de toekomst.

Evenwicht tussen helderheid en complexiteit

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er struc- tuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door eenvoud verloren gaat.

Een belangrijke eis die aan een ontwerp voor een gebouw mag worden gesteld is dat er structuur wordt aangebracht in het beeld. Een heldere struc- tuur biedt houvast voor de waarneming en is be- palend voor het beeld dat men vasthoudt van een gebouw. Symmetrie, ritme, herkenbare maatreek- sen en materialen maken het voor de gemiddelde waarnemer mogelijk de grote hoeveelheid visuele informatie die de gebouwde omgeving geeft, te reduceren tot een bevattelijk beeld.

Het streven naar helderheid mag echter niet ontaarden in simpelheid. Een bouwwerk moet de waarnemer blijven prikkelen en intrigeren en zijn geheimen niet direct prijsgeven. Er mag best een beheerst beroep op de creativiteit van de voor- bijganger worden gedaan. Van oudsher worden helderheid en complexiteit daarom als complemen- taire begrippen ingebracht bij het ontwerpen van bouwwerken. Complexiteit in de architectonische compositie ontstaat vanuit de stedenbouwkundige eisen en het programma van eisen voor het bouw- werk. Bij een gebouwde omgeving met een hoge belevingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig in een evenwichtige en span- ningsvolle relatie.

Schaal en maatverhoudingen

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen.

leder bouwwerk heeft een schaal die voortkomt

uit de grootte of de betekenis van de betref-fende bouwopgave. Grote bouwwerken kunnen uiter- aard binnen hun eigen grenzen geleed zijn maar worden onherkenbaar en ongeloofwaardig als ze

er uitzien alsof ze bestaan uit een verzameling los- staande kleine bouwwerken.

De maatverhoudingen van een bouwwerk zijn van groot belang voor de belevingswaarde ervan, maar vormen tegelijk één van de meest ongrijpbare aspecten bij het beoordelen van ontwerpen. De waarnemer ervaart bewust of onbewust de maat- verhoudingen van een bouwwerk, maar wáárom

de maatverhoudingen van een bepaalde ruimte aangenamer, evenwichtiger of spannender zijn dan die van een andere, valt nauwelijks vast te stellen. Duidelijk is dat de kracht van een compositie groter is naarmate de maatverhoudingen een sterkere samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast kunnen ook spanning en contrast daarin hun werking hebben.

De afmetingen en verhoudingen van gevelele- menten vormen tezamen de compositie van het gevelvlak. Hellende daken vormen een belangrijk element in de totale compositie. Als toegevoegde elementen (zoals een dakkapel of een zonnecol- lector) te dominant zijn ten opzichte van de hoofd- massa en/of de vlakverdeling, verstoren zij het beeld niet alleen van het object zelf maar ook van de omgeving waarin dat is geplaatst.

Materiaal, textuur, kleur en licht

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat mate- riaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken.

Door middel van materialen, kleuren en lichttoetre- ding krijgt een bouwwerk uiteindelijk zijn visuele en tactiele kracht: het wordt zichtbaar en voelbaar. De keuze van materialen en kleuren is tegenwoordig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden is. Die keuzevrij- heid maakt de keuze moeilijker en het risico van een onsamenhangend beeld groot. Als materialen en kleuren teveel los staan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben, maar slechts worden gekozen op grond van decora-tieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan de materiaal- en kleurkeuze afbreuk doen aan de zeggingskracht van het bouwwerk. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gebruik van materialen en kleuren geen ondersteuning geeft aan de architectonische vormgeving of wanneer het gebruik van materialen en kleuren een juiste interpretatie van de aard en de ontstaansperiode van het bouwwerk in de weg staat.

2.Excessenregeling

Inleiding

Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

en het bijbehorende Besluit omgevingsrecht per 1 oktober 2010 is er ook ten aanzien van het begrip

‘vergunningvrij’ het een en ander veranderd. Er be- staan nog steeds gevallen (activiteiten) waarvoor het niet is vereist dat een omgevingsvergunning wordt verleend, zij het dat deze gevallen nu in twee categorieën zijn te onderscheiden:

1) activiteiten die zowel voor het bouwen als de planologische gebruiksactiviteiten omgevingsver- gunningvrij zijn;

2) activiteiten die uitsluitend voor het bouwen om- gevingsvergunningvrij zijn.

Op basis van de Wabo is het dan ook nog steeds mogelijk om vergunningvrij te bouwen. Vergun- ningvrij bouwen betekent overigens niet dat er ook op andere vlakken geen regels voor het bouwen gelden. Zo gelden voor het bouwen van vergun- ningsvrije bouwwerken onder andere de regels van het burenrecht uit het Aanvragerlijk Wetboek en moet voldaan worden aan het Bouwbesluit en het Gebruiksbesluit.

Formeel gezien dient een omgevingsvergunningvrij bouwwerk ook te voldoen aan de redelijke eisen van welstand. Een omgevingsvergunningvrij bouw- werk wordt echter niet vooraf aan welstandseisen getoetst. Ook ontstaat er geen ‘illegale’ situatie als blijkt dat het opgerichte vergunningsvrije bouwwerk in strijd is met de redelijke eisen van welstand. Er

is als zodanig geen middel voor handen om er voor te zorgen dat het bestaande bouwwerk alsnog gaat voldoen aan de redelijke eisen van welstand. Ondanks het bovenstaande zijn er toch bepaalde grenzen aan wat er gebouwd mag worden. Het

gaat hier om uitzonderingen, zogenaamde wel- standsexcessen; uitsluitend bij bouwwerken die

‘in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand’ kan de gemeente ingrijpen. Hiervoor is de zogenaamde ‘repressieve welstandstoets’ ingesteld; een excessenregeling op grond waarvan gedwongen kan worden bouwwerken die ernstig

uit de toon vallen aan te passen. Het gaat hierbij niet om gebouwen die mooi of lelijk zijn, maar niet als passend worden beschouwd in de omgeving. Een gebouw is een exces als een groot deel van de mensen zich aan de vormgeving ergert.

Wettelijk kader

In artikel 12, eerste lid, van de Woningwet (Ww) is bepaald dat het uiterlijk van zowel bestaande, niet tijdelijke, bouwwerken als nog te bouwen vergun- ningvrije bouwwerken niet ‘in ernstige mate in strijd mogen zijn met redelijke eisen van welstand’. Op grond van artikel 13a van de Ww kan vervolgens het bevoegd gezag – in de meeste gevallen het college van burgemeester en wethouders- de eigenaar van een bouwwerk dat “in ernstige mate

in strijd is met redelijke eisen van welstand” aan- schrijven om die strijdigheid op te heffen.

Hiervoor is het echter wel noodzakelijk dat in de welstandsnota criteria zijn opgenomen die duidelijk maken wanneer een bouwwerk ‘in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand’.

De excessenregeling is niet bedoeld om de plaat- sing van een bouwwerk tegen te gaan.

Er geldt dat bij ernstige strijdigheid met redelijke ei- sen van welstand sprake moet zijn van een exces, dat wil zeggen een buitensporigheid in het uiterlijk, die ook voor niet-deskundigen evident is. Het gaat hierbij dus om zaken waaraan een groot deel van de mensen zich stoort. Vaak heeft dit betrekking

op:

• Het visueel of fysiek afsluiten van een bouw- werk voor de omgeving waarin het zich bevindt;

• Het ontkennen of vernietigen van architectoni- sche bijzonderheden bij aanpassing van een bouwwerk;

• Armoedig materiaalgebruik.

• Toepassing van felle of contrasterende kleu- ren.

• Te opdringerige reclames of reclames die een grove inbreuk maken op wat in de omgeving gebruikelijk is.

• Ernstige verwaarlozing van het uiterlijk van een bouwwerk.

3.Organisatievan welstand

[Vervallen]

4.Vergunningplicht

Welstandszorgenruimtelijkeordening Per 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalin- gen omgevingsrecht van kracht. Deze wet is van invloed op de omgevingsvergunningen en derhalve op onderhavige welstandsnota. De Wabo met bijbehorende AMvB (het Besluit omgevingsrecht) regels onder meer of bij bepaalde activiteiten, zo- als bouwen, een omgevingsvergunning vereist is of juist niet. De Wabo maakt daarbij een onderscheid in drie categorieën:

  • 1.

    Activiteiten, zoals bouwen en planogische activiteiten (past het bouwwerk binnen het be- stemmingsplan?), die een omgevingsvergunning behoeven (bijvoorbeeld de bouw van een nieuwe woning). Deze activiteiten zijn derhalve vergun- ningplichtig.

  • 2.

    Activiteiten die voor het bouwen omgevingsver- gunningvrij zijn, maar waarvoor de planologische activiteiten een vergunningvereiste blijft bestaan. De activiteiten moeten derhalve binnen het be- stemmingsplan passen, wanneer dat het geval is zijn ze omgevingsvergunningvrij.

  • 3.

    Activiteiten die zowel het bouwen als voor de planologische activiteiten vergunningvrij zijn. De desbetreffende activiteiten worden specifiek be- noemd in het Bor (bijvoorbeeld de bouw van een dakkapel aan de achterzijde).

  • 4.

    De activiteiten waarbij een omgevingsvergun- ning is vereist, dienen te voldoen aan de wel- standscriteria. De omgevingsvergunningvrije activiteiten hoeven geen welstandstoets te onder- gaan, met uitzondering van de activiteiten waarbij specifiek wordt verwezen naar welstandscriteria.

Met behulp van de per 1 oktober 2010 van kracht zijnde Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het bijbehorende Besluit omgevings- recht (Bor) kan worden bepaald of een omgevings- vergunningaanvraag voor bouwen vergunningvrij danwel vergunningplichtig is. Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt in drie categorieën:

• Vergunningvrij;

• Vergunningvrij onder voorwaarde;

• Vergunningplichtig.

Vergunningvrij

Indien voor bepaalde bouwactiviteiten ingevolge het Bor geen omgevingsvergunning is vereist en derhalve als vergunningvrij kunnen worden aange- merkt, hoeven deze bouwactiviteiten geen wel- standstoets te ondergaan. Vergunningvrij betekend niet Welstandsvrij. Een vergunningvrij bouwwerk dient te voldoen aan de welstandscriteria.

Vergunningvrij onder voorwaarden

Voor deze bouwwerken is ingevolge het Bor geen omgevingsvergunning vereist, indien aan be- paalde voorwaarden wordt voldaan. Deze bouw- werken liggen vaak in een zone grenzend aan het openbaar gebied en zijn vergunningvrij indien zij passen binnen het bestemmingsplan. Voor een aantal specifiek in het Bor genoemde bouwwerken geldt bovendien de aanvullende voorwaarde dat deze bouwwerken uitsluitend vergunningsvrij zijn, indien geen welstandscriteria zijn opgenomen. De gemeente heeft bij deze specifieke bouwwerken de keuze om hierover al dan niet welstandscriteria op te nemen.

Het betreft de volgende bouwwerken:

• Een bijbehorend bouwwerk op een afstand korter dan 1 meter van het openbaar gebied;

• Dakramen etc. op een voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdak- vlak;

• Een erf- of perceelsafscheiding op een afstand korter dan 1 meter van het openbaar gebied;

• Dakkapellen aan de voorzijde.

De gemeente Capelle aan den IJssel kiest ervoor om voor deze specifieke bouwwerken welstands- beleid te voeren.

Vergunningplichtig

Valt een bouwplan niet onder de hierboven be- schreven categorieën dan is het bouwplan vergun- ningplichtig. Is een bouwplan vergunningplichtig dan dient deze een welstandstoets te ondergaan. Bij de welstandstoets worden welstandscriteria gehanteerd die in deze nota zijn opgenomen. De welstandstoets vormt een onderdeel van de omge- vingsvergunningprocedure.

5.Gebiedstypebeschrijvingen

Er zijn gebieden waar een specifieke karakteris- tieke uitstraling of een bepaalde te beschermen waarde (bijvoorbeeld gemeentelijk beschermde dorpsgezichten) van kracht is. Bouwopgaven in deze gebieden hebben hoge mate van invloed op de karakteristieke opbouw van een pand of heb- ben in een bepaalde vorm een grote invloed op het straatbeeld. Het realiseren van bouwplannen wordt in goede banen geleid indien het bouwplan wordt getoetst aan Gebiedscriteria. Bijgaand zijn de gebiedsbeschrijvingen gevoegd die ten grondslag liggen aan de Gebiedsciteria en als ondersteuning bieden voor de beeldvorming bij de gebiedcriteria.

De 11 GebiedstypeninCapelle aan denIJssel:

1Historische Dijklinten

2Historische Polderlinten

3Planmatigewoongebieden

4Individuelebouw

5Hoogbouw

6Architectonische Ensembles

7Bedrijven enKantoorlocaties

8WinkelcentraenPubliekevoorzieningen

9Grootschaligevoorzieningeninhet groen

10 Historische parken enBegraafplaatsen

11 Sport-enRecreatiegebieden

1Historische Dijklinten

Algemeen

Dijklinten bevinden zich langs de grote rivieren. Kenmerkend is het hoogteverschil, de positie van de bebouwing ten opzichte van de dijk en de dicht- heid van de bebouwing. Vanaf 1200 wordt Capelle aan den IJssel omdijkt en ontstonden er dijklinten. Er is een onderscheid te maken tussen de ver- schillende dijklinten in Capelle aan den IJssel. In Capelle was men genoodzaakt zich op of aan de voet van de dijk te vestigen, vanwege overstro- mingsgevaar in het achterland. De oeverwallen langs de Hollandsche IJssel zijn verschillend in breedte, zodat men zich niet alleen op of aan de dijk kon vestigen, maar tevens verder van de dijk af. De laatste jaren zijn veel dijken langs de grote rivieren verhoogd en verlegd in het kader van de dijkverbetering. In sommige gebieden worden dij- ken doorgestoken als bufferruimte voor de afvoer van rivierwater.

Tussen de dijklinten bestaat verschil in dichtheid en in beleving van open- of beslotenheid. Op sommige plekken zijn nederzettingen en buurt- schappen ontstaan en op andere is het dijklint juist landelijk gebleven. Om deze verschillen in dijk- linten te accentueren worden verschillende wel- standseenheden onderscheiden. In Capelle aan den IJssel is verschil gemaakt in ‘dorpse dijklinten’,

‘uitlopers/buurtschappen’ en ‘landelijke dijklinten’. Voor elk van deze welstandseenheden gelden aparte criteria.

Dorpse dijklinten

In Capelle aan den IJssel is het dijklint van de

oude kern Capelle aan den IJssel een dorps dijklint

(Dorpsstraat en de Kerkweg).

Dorpse dijklinten worden gevormd door een fysieke verdichting in bebouwing en een visuele verdichting in het beeld. Historische dorpsgebieden zijn ontstaan als een verdichting van de dijklin-

ten. In deze verdichtingen vestigden zich naast

de agrarische functie ook de dienstverlenende en maatschappelijke functies. Het dijklint van de oude kern Capelle aan den IJssel is een dorps dijklint.

Dorpsstraat en Kerklaan

De bebouwing aan de Dorpsstraat en de Kerklaan vormen twee gesloten wanden langs de dijk en de weg. Veel van de woningen aan de Dorpsstraat zijn recht op de dijk gezet waardoor er geringe rooilijnverspringingen ontstaan. De bebouwing

bestaat uit staafvormige panden, die van dakvorm, nok en goothoogte sterk van elkaar verschillen.

De bouwhoogte van de woningen is 1,5 tot 2 lagen met een kap. In het centrumgebied komen er verschillende kappen voor als mansardekap, schilddak of zadeldak. Het kleur- en materiaalge- bruik in het centrumgebied loopt uiteen van wit pleisterwerk tot bakstenen. De voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel maar is te onderscheiden in boven en onderstuk. Het on- derstuk is meestal niet symmetrisch, bij sommige woningen is het bovenstuk in zijn geheel sym- metrisch. De gevels zijn op veel plaatsen sierlijk vormgegeven met klok-, trap- en lijstgevels. De gevels zijn op veel plaatsen sierlijk vormgegeven met details als muurankers, muurschotels, rolla- gen, strekken windveren en gootlijsten. Sommige gevels zijn zeer opvallend door hun witte spek-

lagen. De Dorpsstraat kent een smal wegprofiel evenals de Kerklaan die haaks op de Dorpsstraat ligt. De Dorpsstraat en de Kerklaan wordt gedomi- neerd door de hoge toren van de kerk en heeft een directe relatie met de dijk en de rivier.

Uitloper/buurtschappen

In Capelle aan den IJssel ligt de uitloper van het dijklint ligt aan de Dorpsstraat, een gedeelte van de Nijverheidstraat en de Ketensedijk.

De uitlopers van dijklinten zijn kleine clusters van bebouwing, soms op de kruin en soms aan de

voet van de dijk gelegen; soms direct aan de kern, als uitloper van de verdichting in de dorpskern en soms als buurtschap solitair aan de dijk.

Dorpsstraat, Nijverheidstraat en Ketensedijk

De uitlopers van de dijklinten zijn nog goed aan- wezig in het landschap. De lange uitlopers vormen dichtbij de oude kern aaneengesloten bebouwing en verder van de kern vrijstaande bebouwing. Onder aan de dijk liggen vrijstaande woningen al dan niet met een agrarische functie. De hoofd- bouwmassa’s verschillen van staafvormige boer- derijachtige woningen tot kleinere staaf- en blok- vormige woningen. Deze woningen hebben veelal een bouwhoogte van 1,5 tot 2 bouwlagen. De nok

-en goothoogte van de bebouwing varieert sterk in het dijklint. In de uitlopers komen verschillende kapvormen voor als een zadeldak, een mansar- dekap en een schilddak. De diversiteit is enorm, zowel in hoofdvorm, kleur- en materiaalgebruik, als in positie en richting. De bebouwing bestaat

uit traditionele materialen als baksteen en rode of grijze dakpannen. Toegepaste kleuren zijn wit en (stand)groen. De panden zijn vaak rijkelijk gedetail- leerd met details als windveren, gootlijsten, spek- lagen en dergelijke. Bij de recente invulling zijn het juist deze eenvoudige ambachtelijke en fijnzinnige middelen die ontbreken. Tevens zijn er erg grote dakkapellen geplaatst op sommige dakvlakken

van historische woning, hierdoor wordt het beeld enigszins verstoord.

Landelijkedijklinten

In Capelle aan den IJssel ligt het landelijke dijklint ligt het landelijke dijklint aan een gedeelte van de Nijverheidstraat.

Landelijke dijklinten bestaan uit overwegend vrij- staande bebouwing. Deze kan van oorsprong een relatie hebben met het water of het achterliggende agrarische gebied. Hierdoor bevinden zich aan de dijklinten zowel (voormalige) agrarische bebouwing als eenvoudige arbeiders- en visserwoningen. De bebouwing staat overwegend op een behoorlijke afstand van elkaar. In een aantal gevallen staan enkele gebouwen dichter bij elkaar. Het beeld van een landelijk dijklint wordt echter gekenmerkt door een zekere openheid. Deze wordt versterkt door

de situering van de bebouwing (overwegend) aan de voet van de dijk.

De Nijverheidstraat

Dit dijklint heeft veelal een open karakter met door- kijkjes naar het achterland. De bebouwing in dit gebied bestaat uit staafvormige agrarische bouw- massa’s en kleinere staafvormige bouwmassa’s. Deze liggen binnendijks aan de voet van de dijk. Net als in de uitlopers is ook in het landelijke dijk- lint de diversiteit enorm, zowel in hoofdvorm, kleur en materiaalgebruik, als in positie en richting. De bebouwing bestaat uit traditionele materialen als baksteen, rode of grijze dakpannen en riet. Toege- paste kleuren zijn wit en (stand)groen. De (his- torische) boerderijen zijn vaak gedetailleerd met details als windveren, goot¬lijsten, muurankers en speklagen.

2Historische Polderlinten

Algemeen

Polderlinten worden gekenmerkt door langgerekte landschappelijke lijnen met bebouwing in verschil- lende dichtheden. Capelle aan den IJssel is verka- veld en in cultuur gebracht vanaf de oeverwallen van de rivier de Lek en de Hollandsche IJssel, later gevolgd door binnenwaartse nederzettingen langs de weteringen: de polderlinten. De bebouwing aan het polderlint heeft overwegend dezelfde richting

als de verkaveling.

De dichtheid en de beleving van open- dan wel beslotenheid van bebouwing in de polderlinten verschilt. Soms zijn er nederzettingen aan de linten ontstaan. Om deze verschillen in polderlinten te accentueren worden verschillende welstandseen- heden onderscheiden. In Capelle aan den IJssel is verschil gemaakt in ‘dorpse polderlinten‘, ‘uitlopers/ buurtschappen’ en ‘landelijke polderlinten‘. Voor

elk van deze welstandseenheden gelden aparte criteria.

Uitlopersvan enbuurtschappeninhet polderlint

De uitlopers van polderlinten zijn kleine clusters

van bebouwing soms direct aan de kern, als uitlo- per van de verdichting in de dorpskern en soms als buurtschap solitair aan het lint.

In Capelle aan den IJssel zijn de Kerklaan, De Ruyterstraat, de Trompstraat, de Piet Heinstraat, de Kanaalweg, Capelseweg, Goudenregenstraat,

’s-Gravenweg en de Bermweg uitlopers van het polderlint.

De Kerklaan

De Kerklaan ligt haaks op het dijklint en loopt door tot de oude kern van Capelle aan den IJssel.

De kleinschalige bebouwing is gesitueerd op

de kop van het kavel, aan de weg en een oude wetering. De bebouwing in het lint is divers, maar heeft een duidelijke richting. Kenmerkend voor de Kerkweg is de woonbebouwing met een expressio- nistische architectuurstijl. Deze woon-bebouwing is in de jaren ‘20/30 in veel polderlinten gebouwd. De bebouwing vormden als het ware de eerste uitbrei- dingen van de kern. Deze woningen hebben veelal een bouwhoogte van 1,5 tot 2 bouwlagen met een variërende nok- en goothoogte. In deze uitlopers komen verschillende kapvormen voor zoals een mansardekap, een zadelkap en een schildkap.

Alle kapvormen hebben een ruime overstek. De Kerkweg heeft een breed wegprofiel. Op de foto zijn een aantal woningen te zien mt een verticale geleding. De hoofdmassa staat in een rechte rooilijn ten opzichte van de weg. De woningen zijn opgebouwd uit donker rode bakstenen en hebben witte Oud Hollandse kozijnen.

De Ruyterstraat, de Trompstraat en de Piet Hein- straat

De Piet Heinstraat en De Ruyterstraat liggen haaks op de dijk, de Nijverheidstraat. De Trompstraat verbindt deze twee polderlinten met elkaar. De wo- ningen zijn op de kop van de kavel gesitueerd en hebben geen voortuin. Ook hier is de bebouwing gegroeid en erg divers. In de linten komt woonbe- bouwing met een expressionistische architectuur- stijl voor. De woningen in de linten hebben veelal een bouwhoogte van 1 tot 1,5 bouwlagen met een variërende nok- en goothoogte. In deze uitlopers komen verschillende kapvormen voor zoals een mansardekap en een zadelkap en een schildkap. Deze woningen beschikken over kappen met een ruime overstek. Het kleur- en materiaalgebruik is uiteenlopend van donkere en lichte bakstenen tot wit pleisterwerk. Boven de kozijnen zijn er rollagen en strekken aangebracht in de gevel. Sommige woningen hebben klokgevels. Door het gebruik van verschillende kleurstellingen in de voorgevel is de eenheid van het woongebied enigszins aangetast.

De Kanaalweg, Capelseweg, ’s-Gravenweg en de

Bermweg uitlopers van het polderlint.

De bebouwing in deze polderlinten zijn gesitueerd op de kop van de kavel, aan het polderlint. Er is hier sprake van een zekere verdichting in het lint en vormt hierdoor een buurtschap. In deze linten komen hoofdzakelijk niet-agrarische bebouwing voor. De bebouwingsvorm is divers, maar heeft

een duidelijke richting. Ook de kapvormen variëren sterk. Naast zadeldaken komen er mansardekap- pen voor. Ook hier is de expressionistische archi- tectuurstijl bij woonbebouwing kenmerkend voor de uitlopers en buurtschappen. Deze woonbebouwing is in de jaren ‘20/30 in de polderlinten gebouwd. Deze bebouwing vormden als het ware de eerste uitbreidingen van de kern Capelle aan den IJssel. De bouwhoogte is hier 1,5 laag met een kap. De nok- en goothoogte varieert sterk in het lint. De woningen zijn opgebouwd uit donker rode bak- stenen en pannen en hebben witte Oudhollandse kozijnen. De oostzijde van de Capelseweg heeft een rommelige gevelindeling van de gebouwen. Dit wordt veroorzaakt doordat de jaren ‘30 bebouwing in een kwalitatief slechte staat verkeerd en dat woningen en bedrijven elkaar in het lint afwisselen. Tevens variëren de kapvormen sterk van zadelda- ken tot gebroken kappen.

Landelijkepolderlinten

In Capelle aan den IJssel zijn de ’s-Gravenweg en de Bermweg zijn te typeren als landelijke polder- linten.

Landelijke polderlinten bestaan uit overwegend vrijstaande bebouwing. Deze kan van oorsprong een relatie hebben met het achterliggende agra- rische gebied. Ze zijn op de verkavelings-richting en niet op de weg gesitueerd. De bebouwing staat

overwegend op een behoorlijke afstand van elkaar. In een aantal gevallen staan enkele gebouwen dichter bij elkaar. Het beeld van een landelijk pol- derlint wordt echter gekenmerkt door een zekere openheid. Deze wordt versterkt door de situering van de bebouwing; overwegend op enige afstand van de wetering of weg. De kapvorm van de bebouwing aan de landelijke polderlinten bestaat overwegend uit een zadeldak in dwarsrichting.

3Planmatigewoongebieden

Algemeen

Achter de historische structuren en aan de randen van de kernen zijn planmatig ontworpen woon- gebieden gebouwd. Door de jaren heen zijn er verschillende typen planmatig ontworpen buurten en wijken gebouwd, die telkens weer nieuwe ran- den van kernen vormen. Binnen de bouwblokken en soms binnen straten en buurten bestaat een zekere mate van uniformiteit.

In de planmatig ontworpen woongebieden kan onderscheid worden gemaakt in verschillende peri- oden waarin de woongebieden zijn gerealiseerd:

  • 1.

    Vooroorlogse woongebieden. De traditionele bebouwing uit de periode 1900-1945 heeft een ingetogen materiaal- en kleurgebruik voorzien van eenvoudige details. Er is vooral gebruik gemaakt van baksteen als bouwmateriaal.

  • 2.

    Woongebieden in stroken- en blokverkave- ling. Door de hoge productiestroom is er in de periode 1945-1980 veelvuldig gebruik gemaakt van verschillende bouwmaterialen zoals glas, baksteen, beton en staal. De bouwblokken hebben een repeterend patroon en geheel eigen kenmerkende detaillering.

  • 3.

    Woonerven. Deze woongebieden uit de jaren

1970-1985 kenmerken zich door het woonerf- concept. De bebouwing is zeer divers een gesitueerd in een groene woonomgeving. De menselijke schaal en maat is hierbij leidend. Kenmerkend zijn ook de vele aan- en uitbou- wen en niet-vrijstaande bijgebouwen aan de hoofdbouwvorm.

4.Woongebieden eind 20e eeuw. In deze woon- gebieden is een grote diversiteit aanwezig in bouwvormen en kleur- en materiaalgebruik. Binnen de bouwblokken en/of straatwanden is de samenhang doorgaans groot. De blokken onderling zijn doorgaans verschillend.

Vooroorlogsewoongebieden(1900-

1945)

Door de opkomst van de industrialisatie rond 1900 en daarmee de grote economische vooruitgang, nam de bevolking in de steden steeds meer toe. Mensen trokken van het platteland naar de stad voor werk. De slechte woningen van voor de Wo- ningwet (1901) en de stijgende vraag naar wonin- gen in deze jaren leidde tot een grote behoefte aan betere woningen. Deze werden gesitueerd in een schil rondom de oude kernen en in linten.

In Capelle aan den IJssel zijn de woningen aan on- der andere de Wilhelminastraat en de Emmastraat te karakteriseren als gebieden met vooroorlogse woonbebouwing.

De revolutiebouw leverde in Nederland een plat- tegrond op die gekenmerkt wordt door minimale planmatigheid. Dit is ontstaan door het onvol- doende leiding geven bij de groei van woonkernen. De woningen bestaan uit kleine arbeiderswoningen die in strokenbebouwing staan. De structuur van

de vooroorlogse woongebieden vormt een aan- eenrijging van kleine stratenplannen die slechts het beloop van de straten en rioleringen rege- len. Bepalend zijn ook het beloop van vroegere poldersloten, eigendoms- en perceelgrenzen en

oude verkavelingspatronen. De maximalisatie van grondopbrengsten in deze periode heeft geleid

tot smalle straten met vrij diepe, gesloten bouw- blokken. Tevens werden de woningen opgedeeld waardoor er een hoge woningdichtheid ontstond. Het vooroorlogse woongebied onder aan de dijk bestaat uit seriematige bebouwing.

Emmastraat en Wilhelminastraat

Deze woningen staan aan een weg die haaks op de Dorpsstraat en dijk ligt. De arbeiderswoningen zijn zeer kleine woningen en hebben geen voor- tuin. De bouwhoogte is 1,5 laag met een schildkap. Het kleur- en materiaalgebruik is traditioneel, er is gebruik gemaakt van donkere bakstenen, hout en rode gebakken pannen. Ritmering van dakkapellen en schoorstenen in het woongebied versterkt het lineaire karakter van de verbinding tussen de dijk

en het vroegere buitengebied. De dakkapellen zijn op verschillende wijze toegepast en verstoren hier- door het beeld van het woongebied. Fraai is wel de lijst die onder de dakrand is verwerkt. Het kleurge- bruik is rustig en straalt rust en anti-stedelijkheid

uit. De gevels hebben detailleringen als windveren, muurschotels en een rollaag boven deuren en vensters.

Woongebiedeninstroken- enblokver- kaveling(1945-1980)

Woonwijken in stroken- en blokverkaveling zijn

planmatig ontwikkelde woonwijken met een in vorm en uitstraling eenzijdige woonbebouwing. Veel uitleggebieden zijn vanaf de jaren ’50 ge- realiseerd in een eenvoudig patroon van rechte straten met een symmetrisch straatprofiel. Langs deze straten zijn verschillende typen woningen gebouwd, veelal in rijen, afgewisseld met flats, ap- partementenblokken en dubbele woningen.

In Capelle aan den IJssel bestaat een groot deel van de wijk Middelwatering en een klein gedeelte van Oostgaarde uit gebieden die zijn te karakteri- seren als gebieden met traditionele bebouwing.

Woongebieden in stroken- en blokverkaveling worden gekenmerkt door een eenvoudige ruim- telijke structuur, stedenbouwkundig patroon en eenvoudige hoofdbouwvormen. De architectuur en de toegepaste materialen en bouwvormen stralen anti-stedelijkheid uit. Doorgaans worden natuurlijke materialen toegepast, bij voorkeur baksteen en gebakken pannen. De gevels zijn van een gedekte materiaalkleur en voorzien van een eenvoudige

‘dorpse‘ detaillering. In de stedelijke kernen is er vaker sprake van clusters grote huizenblokken, vaak in een repeterend patroon. Deze wijken wor- den ‘omringd’ door grote autowegen en veel groen. Vaak worden experimentele verkavelingsvormen toegepast zoals stroken- en hofverkaveling. In de kleinere kernen zijn het vooral woonwijken in tra- ditionele blokverkaveling met traditioneel vormge- geven rijen- en dubbele woningen. Vaak komen de straten op de historische structuren in de kernen

uit.

Er zijn twee typen bebouwingselementen te onder- scheiden:

• Seriematige objecten

• Bijzondere bebouwingselementen

Middelwatering

In Middelwatering zijn er veel woongebieden met een stroken- en blokverkaveling te onderschei- den. Deze woningen liggen aan onder andere de volgende straten: Slotlaan, Rubenssingel, Paulus Potterlaan, Gerard Doustraat, Lepelaarsingel, Reigerlaan, Roerdomplaan, Rembrandtsingel, Rozenburcht, Costasingel, Merelhoven, Merellaan, Fazantstraat, Wulpenhof, Sternenhof, Gorzen-

hof, Gruttosingel, Karekietstraat. Het woongebied beslaat een groot gedeelte van de wijk Middelwa- tering en bepaalt hierdoor in hoge mate het uiterlijk van deze wijk. Zoals ook te zien aan de foto’s is dit woongebied erg divers en is de eenheid van het woongebied niet sterk. Langs de straten zijn name- lijk verschillende woningtypes gebouwd, veelal in rijen, afgewisseld met appartementencomplexen. De hoofdbebouwing staat in een rechte rooilijn ten opzichte van de weg en bestaat overwegend uit 2 bouwlagen met een kap. In dit woongebied is het kleur- en materiaalgebruik van de woningen sober en traditioneel. De gevels hebben vaak weinig detailleringen. Deuren en kozijnen zijn soms felle kleuren om zo het straatbeeld op te fleuren. Door het gebruik van verschillende kleurstellingen in

de voorgevel is de eenheid van de woongebieden enigszins aangetast.

Oostgaarde

De woningen aan onder andere de volgende straten: Kalundborg, Silkeborg, Dakotaweg, Hordaland, Floridaweg, Nevadaweg, Osloplein, Banda Neira, Ahiolostraat, Namleastraat, Tanim- barstraat, Tualstraat, Aroehof, Leasestraat hebben een stroken- en blokverkaveling. Deze woonge- bieden liggen ten noorden van het winkelcentrum de Terp in de wijk Oostgaarde. De woongebieden worden gekenmerkt door een grote variatie aan bebouwing. Deze woongebieden zijn in de jaren

‘50 en ‘60 gerealiseerd. De woningen liggen veelal aaneengesloten. Vaak liggen deze woningen

in korte blokjes van maximaal 6 woningen. De hoofdbebouwing bestaat overwegend uit 2 bouw- lagen met een kap. Het kleur- en materiaalgebruik is sober en traditio-neel. De gevels hebben weinig detaillering. Kenmerkend voor de woonbuurten in Oostgaarde is het rechte symmetrische stratenpa- troon. De wegen hebben een normaal profiel en parkeervoorzieningen. Op dit moment is de een- heid en samenhang in sommige woonbuurten nog erg sterk. Het gevaar bestaat dat door het gebruik van verschillende kleurstellingen in de voorgevel, de eenheid van het woongebied enigszins wordt aangetast.

Woonerven(1970-1985)

Als reactie op de blok- en strokenverkaveling ont- staat in de jaren ’70 de Forumbeweging die aan- dacht vraagt voor de menselijke schaal en maat van nieuwe woongebieden. Deze wijken worden gekenmerkt door het woonerfconcept. De wijken bestaan hoofdzakelijk uit eengezinswoningen in een groene woonomgeving waarbij de menselijke schaal en maat leidend is.

De woongebieden in Oostgaarde, Capelle West en Schollevaar die zijn gerealiseerd in de periode

1970-1980 en hebben een grillig straten- en ver- kavelingspatroon met hofjes. In Schenkel ligt een woongebied, de Molenbuurt, met woonerven dat eind jaren ‘80 is gerealiseerd in forumgedachte.

De bebouwing is deels georiënteerd op de open- bare ruimte en de weg. Bij de woningen die zijn geclusterd rondom de woonerven ontbreekt een duidelijk onderscheid tussen voor- en achterkan- ten. Dergelijke wijken zijn door de clustering en de situering van de woningen op het woonerf sterk naar binnen gekeerd. De architectuur van wonin- gen in dergelijke wijken is ingetogen en sluit aan bij de mode van de jaren ’70: donkere kleurtoon, het gebruik van ambachtelijke materialen zoals hout, baksteen en gebakken pannen. Op enkele plekken dringen erfafscheidingen door tot aan de openbare weg waardoor het grillige beeld nog eens versterkt wordt.

In de woongebieden zijn twee typen bebouwings- elementen onderscheiden:

• Seriematige objecten

• Bijzondere bebouwingselementen

Oostgaarde

De wijk Oostgaarde bestaat voor een groot ge- deelte uit woonerven. Deze woongebieden zijn in de tweede helft van de twintigste eeuw een woon- gebied ontstaan. Door dit woongebied liggen de Zuiderbreedte, de Keerkring en de Wester lengte als hoofdontsluitingswegen. Deze ontslui-tings- wegen hebben een breed profiel wat uitnodigt tot hard rijden. De erven hebben een zeer kronkelige structuur waardoor de toegestane snelheid wordt aangehouden. In de bebouwing van de woonerven is veel variatie aanwezig. De woningen zijn zowel traditioneel vormgegeven als gebouwd vanuit de forumgedachte. Traditioneel wil zeggen dat er is gekozen voor een traditionele architectuur van

twee bouwlagen met een zadeldak, met een een- voudig kleur- en materiaalgebruik als bakstenen en gebakken pannen. De woningen die zijn gebouwd vanuit de forumgedachte zorgen voor een gevari- eerd beeld. De bebouwing in het woongebied heeft een variërende nok- en goothoogte. Tevens zijn de kapvormen binnen een bouwblok onregelmatig. De dakvlakken zijn overwegend doorlopend.

De gevelindeling van de woningen is afwisselend en zorgt voor een speels uiterlijk van het woonge- bied. Tevens hebben veel woningen een carport of parkeermogelijkheid voor de deur of in een par- keergarage onder de woning. De woningen zijn, vanuit de forumgedachte, opgebouwd met een lichte of een donkere baksteen en hebben don- kere dakpannen en kozijnen. Door het gebruik van verschillende kleurstellingen in de voorgevels is de eenheid van de woongebieden enigszins aange- tast.

Schollevaar

Ten westen van het polderlint de Bermweg is in de tweede helft van de 20e eeuw langzaam een groot woongebied ontstaan. De wijk wordt ontsloten door de volgende straten: de Burg. Van Dijklaan en de Burg. Bakkerlaan, Burg. Schalijlaan en Burg. Van Beresteijnlaan. Aan deze wegen liggen verschil- lende entrees het woongebied in. Deze wegen hebben een kronkelig verloop. In het centrum

van het woongebied ligt het treinstation Capelle- Schollevaar. Het woongebied bestaat uit verschil- lende eilanden in het water. Op verschillende plaatsen liggen groenvoorzieningen in de wijk, die op sommige plaatsen beeldbepalend zijn voor het karakter van het woongebied. In de bebouwing

van de woonerven is net als in de wijk Oostgaarde veel variatie aanwezig. De woningen zijn zowel traditioneel vormgegeven als gebouwd vanuit de forumgedachte. Traditionele architectuur van twee bouwlagen met een zadeldak, met een eenvou-

dig kleur- en materiaalgebruik als bakstenen en gebakken pannen. De woningen die zijn gebouwd vanuit de forumgedachte zorgen voor een geva- rieerd beeld in het woongebied. De bebouwing in het woongebied hebben een variërende nok- en goothoogte. Tevens zijn de kapvormen binnen

een bouwblok onregelmatig. De dakvlakken zijn overwegend doorlopend. Er komen verschillende daken in het woongebied voor zoals de zadelda- ken, lessenaarsdaken, platte daken en samenge- stelde daken. Door het gebruik van verschillende kleurstellingen in de voorgevels is de eenheid van de woongebieden enigszins aangetast.

Door de gehele wijk Schollevaar slingert zich de zogenaamde voorzieningenstrook. Deze strook wordt gevormd door het Maria Danneelserf, de Flo- ris Burgwal, de Norma en Het Steen.

Schenkel

De Molenbuurt in de wijk Schenkel ligt onder andere aan de volgende straten: Beltmolen, Zaagmolen, Poortmolen. Het woongebied bestaat uit eilanden in het water met daarom heen de woonerven. De woningen liggen in een gebogen rooilijn langs de weg. De woningen hebben zowel iets traditioneels als forum-achtigs. Traditioneel omdat de woningen een traditionele en eenvou- dig kleur- en materiaalgebruik hebben. Tevens is geko¬zen voor een traditionele architectuur van

twee bouwlagen met een zadeldak, met bakstenen en gebakken pannen. Vanuit de forumgedachte zorgt het woongebied voor een zeer gevarieerd beeld. De bebouwing in het woongebied heeft een variërende nok- en goothoogte. Tevens zijn de kapvormen binnen een bouwblok onregelmatig. De grote dakvlakken hebben een zeer grote overstek Tevens hebben de woningen parkeergelegenheid op eigen terrein onder een carport.

Capelle West

De redebuurt in Capelle West kent een grillig stratenpatroon dat mede wordt gedicteerd door de sloten die nadrukkelijk in de buurt aanwezig zijn. De grillige structuur wordt nog eens versterkt door de kleine verspringingen in de voorgevelrooilijnen. De woningen bestaan uit aaneengesloten rijen en kennen een traditionele opbouw met twee lagen plus een zadeldak. Het straatbeeld wordt veelal bepaald door vrijstaande bijgebouwen met een

laag en platdak aan de voorzijde van de woningen.

Woongebiedeneind20e eeuw

Eind 20e eeuwse en begin 21e eeuwse woon- gebieden worden gekenmerkt door een heldere stedenbouwkundige opzet. De architectuur varieert van wijk tot wijk, terwijl de eenheid en uniformiteit binnen de bebouwingsclusters groot is. Er ontstaan verschillende buurten met verschillen in archi- tectuur, bijvoorbeeld van neo-traditioneel (jaren

30-stijl) tot neo-modern (staal, beton, glas).

In Capelle West en ’s-Gravenland zijn enkele woongebieden te karakteriseren als gebieden die gebouwd zijn aan het einde van de 20e eeuw.

Als reactie op de naoorlogse architectuur en ste- denbouw vindt eind jaren ’80 een omslag plaats in het ontwerp van nieuwe woongebieden. De woningnood is achter de rug en er wordt meer

marktconform gebouwd. In de stedenbouwkundige opzet van de wijk krijgen verschillende architec- tuurthema’s een plek toegewezen, zodat ook het beeld van de wijken als geheel wordt ondersteund. Enkele grote lijnen, die soms teruggrijpen op een historische route, verbinden de eenheden binnen een wijk visueel. In de verkavelingsopzet wordt,

in tegenstelling tot de wijken uit de voorgaande decennia, weer gestreefd naar een helder onder- scheid tussen openbaar en privé. Er worden weer echte woonstraten en bouwblokken gerealiseerd, waarbij de voorzijde is gericht naar de straat en in de binnengebieden aan de achterzijde de private achtertuinen zijn gelegen. Op dit aspect vertonen de wijken een duidelijke gelijkenis met de woon- wijken in traditionele blokverkaveling, waardoor veelal dezelfde gebiedsgerichte criteria zullen gelden. De woongebieden uit deze periode hebben geen eenduidige structuur. Vaak zijn ze opgedeeld in kleinere buurten of clusters door verschillende woontypes, materialen en/of kleuren. De woningen kenmerken zich door hun enorme variatie aan vor-

men, kleuren en materialen waarmee de individu- aliteit van een wijk of buurt optimaal tot uitdrukking kan worden gebracht.

Er zijn voor deze woongebieden twee typen be- bouwingselementen te onderscheiden:

• Seriematige objecten

• Bijzondere bebouwingselementen

Capelle West

In Capelle aan den IJssel is het woongebied Capelle West rond de jaren ’90 uitgebreid. In dit woongebied zijn onder andere de volgende straten te karakteriseren als een gebied dat is gebouwd eind 20e eeuw: Van Beethovenstraat, Lisztstraat, Mozartstraat, Brucknerstraat, Rossinistraat. Dit woongebied is zeer divers. Elke straat of woon- buurt heeft zo zijn eigen architectuurstijl en bouw- vorm, hierdoor ontbreekt de eenheid en samen- hang in het woongebied.

Vaak liggen deze woningen in korte blokjes van maximaal 6 woningen. De woningen liggen in een rechte rooilijn op de weg met af en toe kleine ver- springingen in de bebouwingswand van een cluster seriële woningen. Kenmerkend voor de woonbuur- ten in Capelle West is het rechte symmetrische stratenpatroon dat aansluit op het stratenpatroon van het aangrenzende woongebied. De hoofdbe- bouwing bestaat overwegend uit 2 bouwlagen met een kap. De gevels hebben weinig detailleringen. Het kleur- en materiaalgebruik is van modern tot sober en traditioneel. De kapvorm verschilt sterk van platte daken, een lessenaarsdak tot een traditi- oneel zadeldak.

Schenkel

Het woongebied aan de Lupinestraat en het Meidoornveld bestaat uit twee grote apparte- mentencomplexen aan de randen met ertussen rijenwoningen. De bebouwing is eind jaren ’90 gerealiseerd en zijn qua kleur- en materiaalgebruik op elkaar afgestemd. De rijenwoningen bestaan

uit twee bouwlagen en een platdak. In de gevel zijn opgebouwd uit een rode baksteen. In de voorgevel zijn vlakken van bruine bakstenen gemetseld.

Ook het appartementencomplex is opgebouwd uit rode en bruine bakstenen. De voorgevel bestaat

uit de donker bruine bakstenen en enkele teruglig- gende delen zijn opgebouwd uit een rode baksteen (zoals de entree en de bovenste verdieping).

’s-Gravenland

De wijk ’s-Gravenland is in de jaren ’90 gerea- liseerd. In dit woongebied zijn onder andere de volgende straten te karakteriseren als een gebied dat is gebouwd eind 20e eeuw: Bernsteinstraat, Brahmsstraat, Bachstraat, Vivaldistraat. Ook dit woongebied is zeer divers. Elke straat heeft zo’n beetje zijn eigen architectuurstijl en bouwvorm. Hierdoor ontbreekt de eenheid en samenhang in het woongebied. Opvallend is wel het forumach- tige stratenpatroon, rechte wegen die worden gesplitst in erven. De woningen liggen veelal in een clusters van seriële bebouwing. De woningen liggen in een rechte of een getande rooilijn op de weg. De hoofdbebouwing bestaat uit traditionele bouwmassa’s met overwegend 2 bouwlagen met een kap. De kapvorm verschilt sterk van platte daken, een lessenaarsdak tot een zadeldak. De gevels hebben weinig detaillering. Het kleur- en

materiaalgebruik is zeer uiteenlopend van modern, traditioneel tot expressionistisch stijlkenmerken als houten voordeuren met aan de bovenzijde een ar-

cade, een afdak boven de voordeur en het dakvlak met een ruime overstek. In het woongebied komen veel straten voor met een neo-stijl. Dat wil zeggen dat de bebouwing kenmerken heeft van traditionele bouwstijlen uit de eerste helft van de vorige eeuw.

Gebieden met individueel ontworpen, vooral vrijstaande gebouwen, hebben doorgaans een be- perkte samenhangende karakteristiek tussen cul- tuurhistorie, stedenbouwkundig concept en archi- tectuurstijl. Deze gebieden zijn met name ontstaan aan randen van wijken en buurten. De gebouwen zijn individueel ontworpen en de wijken en straten hebben daardoor een gevarieerd gezicht.

In Capelle aan den IJssel is het Van Maerlantpark

in de wijk Middelwatering en de Gounodstraat in de wijk Capelle West en aan de oostzijde van Capelle aan den IJssel, het Ringvaartpark te karakteriseren als gebieden met individuele woningbouw.

Individuele bouw bestaat uit veelal vrijstaande, gevarieerde gebouwen. De individueel ontworpen woningen in de woongebieden in kleine kernen kennen doorgaans een hoofdbouwmassa van één of twee bouwlagen met kap of platdak. In de loop der jaren zijn de invloeden van diverse steden- bouwkundige stromingen ook in deze vrije sector- wijken ingebracht. In grotere kernen komen naast de traditionele individuele woningen en gebouwen ook individueel ontworpen stadswoningen voor. Deze hebben eveneens een eigen gezicht maar zijn qua bouwvorm aangepast aan het stadse bebouwingsbeeld.

In het Van Maerlantpark hebben de woningen veelal 2 lagen met een platdak of een lessenaars- dak. Het kleurgebruik bestaat in dit woongebied uit lichte witte bakstenen in combinatie bruine kozij- nen en een bruin boeibord. De woningen aan het Ringvaartpark zijn in de jaren ’90 gerealiseerd en bestaan uit traditionele bouwvormen. De woningen hebben 2,5 bouw¬lagen met een groot zadel-

dak met een ruime overstek. Deze woningen zijn

opgebouwd uit een lichte baksteen met donkere pannen. Opvallend zijn de trapdetailleringen in de voorgevel, onder de dakgoot, waar het bovenstuk van de woning over gaat in de plint. Tevens heeft de woning een donker grijze gemetselde band in de plint.

Aan de Gounodstraat in de wijk ’s-Gravenland liggen enkele individuele woningen. Deze wonin- gen bestaan uit 2 lagen en een kap. De woningen zijn allen opgebouwd uit baksteen. De nok- en goot hoogte varieert sterk. De woningen hebben verschillende kapvormen als een lessenaarsdak, een zadeldak als zelfs gebogen dakvlak. Het materiaalgebruik loopt uiteen van dakpannen tot aluminium plaatmateriaal.

Hoogbouw

Capelle aan den IJssel heeft een groot aantal gebieden met hoogbouw. Hoogbouw komt vooral voor als stedenbouwkundig accent langs belangrij- ke uitvalswegen en op kruisingen van hoofdwegen. Aan de rand van woonwijken uit de jaren zestig en zeventig komen soms grotere clusters van hoog- bouw voor in langgerekte bouwmassa’s vanaf vier lagen. De impact van hoogbouw op het stadsbeeld is zeer groot.

Hoogbouw in Capelle aan den IJssel is verspreid over de kern terug te vinden in de Wijk Middelwa- tering aan Valeriusrondeel, Reviusrondeel, Herman Gorterplaats, Frederik van Eedenplaats, Louis Couperusplaats, Wiekslag, Arendshof, Valkenhof, Sperwerhof, Buizerdhof, Fluiterlaan, Zwanensin- gel, Pluvierstraat en in de wijk Oostgaarde aan de Purmerhoek, Schermerhoek, Beem¬ster¬hoek,

De Baronie, De Graafschap en in de wijk Schenkel aan de Bongerd, Dotterlei, Wilgenhoek en Win- gerd.

De hoogbouw heeft een functionele opbouw, doordat in het gebouw veel appartementen zijn ondergebracht. De gebouwen in bouwmassa schijfvormig (staand). De gebouwen staan dwars op of evenwijdig aan de weg. De hoogbouw be- staat meestal uit grote gebouwen in een groene omgeving met parkeervoorzieningen in de directe omgeving. Deze gebouwen hebben veelal aan de ene zijde galerijen en aan de andere zijde balkons. Bij de situering van de hoogbouw is veelal reke- ning gehouden met de stand van de zon ten op- zicht lichtinval en de balkons. De hoogbouw heeft en een sterke horizontale geleding. De bebouwing heeft een bouwhoogte van drie lagen of meer met een plat dak. De flats zijn veelal opgetrokken met een lichte baksteen en hebben. De galerijen en

5

balkons hebben vaak een witte kleurstelling. Soms krijgen de galerijen of balkons een kleur om het beeld van de flat op te fleuren.

6Architectonische Ensembles

Traditionalistische architectuur Bebouwingsclusters in traditionalistische architec- tuurstijl maken deel uit van planmatig ontwikkelde woonwijken met in vorm en uitstraling sobere woonbebouwing. De samenhang in de bebouwing ontstaat onder meer door een ingetogen materi- aal- en kleurgebruik en eenvoudige hoofdbouw- massa’s.

Gebieden met een overwegend traditionalistische bebouwing worden gekenmerkt door een een- voudige ruimtelijke structuur, stedenbouwkundig patroon en eenvoudige hoofdbouwvormen. Inspi- ratie werd gezocht in de Nederlandse baksteen- bouw van het platteland. Het traditionalisme straalt anti-stedelijkheid uit. Kenmerkend zijn het vrijwel uitsluitend gebruik van baksteen, hoge met pan- nen beklede daken, topgevels en het gebruik van natuursteen op constructief belangrijke plekken. Ook de geslotenheid van de bakstenen gevels,

de hoogopgaande pannen zadeldaken met kleine overstekken, de toepassing van eenvoudige tradi- tionele hoofdvormen en het gebruik van natuurlijke materialen is kenmerkend. Doorlopende topgevels die het zadeldak aan beide zijden afgesloten, wer- den voorzien van hoge trap- of klokgevels.

Gebieden met een traditionalistische architectuur in Capelle aan den IJssel zijn:

• Oostgaarde

• Capelle West

• Schenkel

Capelle West

In Capelle West bestaat een groot gedeelte uit traditionele woningen. Onder andere aan de Abel Tasmanstraat, Kortenaerstraat, Jan van Galen- straat, Doormanplein, Van Speykstraat, Van Kins-

bergenstraat en Evertsenstraat. Deze woningen bestaan uit 2 lagen met een zadeldak.

Het materiaal en kleurgebruik van de woningen past in het traditionele plaatje. De gevels zijn opgebouwd uit bakstenen en op de daken liggen gebakken pannen. De seriële woningen hebben forse kozijnen van hout. Sommige woningen heb- ben twee opvallend ruitvormige raampjes in de voorgevel. De lange clusters van woningen vormen een gesloten wand richting de weg en de openbare ruimte. Ritmering van ramen, deuren en schoor- stenen verstrekt nog eens het lineaire karakter van het woongebied.

Schenkel

De Bloemenbuurt in Schenkel bestaat uit de stra¬ten: Bloemensingel, Anjerstraat, Jasmijn- straat, Hortensiastraat, Tulpstraat, Narcisstraat, Rozensingel, Goudenregen en Violierstraat. Dit woongebied heeft een traditionele architectuurstijl. Ook deze woningen bestaan uit 2 lagen met een zadeldak. De voorgevels hebben een horizontale geleding en zijn eenvoudig en sober van opbouw. Er is gebruik gemaakt van traditionele materialen als rode bakstenen, witte houten kozijnen en rode gebakken pannen. Boven en naast de voordeuren zijn kleine ramen ingemetseld. Fraai is de witte lijst rondom de voordeur. Het kleurgebruik is rustig en straalt rust en anti-stedelijkheid uit.

Forumarchitectuur

De Forumbeweging is ontstaan als reactie op de stroken- en blokverkaveling uit de jaren ’50 en ’60. Centraal in de Forumgedachte staat de aandacht voor de menselijke schaal en maat van de bebou- wing. De bebouwingsclusters zijn gesitueerd in

een woonerf-concept. De woningtypologie bestaat hoofdzakelijk uit eengezinswoningen in een groene woonomgeving.

De bebouwingsclusters uit de periode 1970-1980 zijn gesitueerd in wijken met een grillig straten- en verkavelingspatroon met hofjes. De bebouwing

is met name georiënteerd op de openbare ruimte en in enkele gevallen op de weg. Bij de clustering rondom woonerven ontbreekt een duidelijk onder- scheid tussen voor- en achterkanten, waardoor deze sterk naar binnen zijn gekeerd. Het materi- aalgebruik is ingetogen en sluit aan bij de jaren `70 mode: donkere kleurtoon en het gebruik van semi- ambachtelijke materialen zoals hout, bakstenen en gebakken pannen. Forum architecten kozen niet voor het monumentale, maar voor een elemen-

taire bouwkunst waar de invloed van de elemen- taire hoofdvormen zoals driehoeken kubussen en trapeziumvormige vierhoeken zichtbaar is. Ook de toepassing van afgeleiden van elementaire hoofd- vormen zoals afgeschuinde hoeken, afgeknotte en ongelijkbenige driehoeken komen veelvuldig voor. De clusters kennen een grillig beeld dat versterkt wordt door de erfafscheidingen die op veel plekken tot aan de openbare weg doorlopen.

Gebieden met een forumarchitectuur in Capelle aan den IJssel zijn de Scheldestraat en Keerkring in Oostgaarde.

Oostgaarde

Ten westen van het Scheldedal en ten zuiden van de Keerkring ligt het woongebied dat is gebouwd vanuit de forumgedachte. Het woongebied bestaat uit hoog- tot middelhoogbouw. De bebouwing heeft zowel een horizontale als een verticale geleding. De bouwhoogte verschilt van 3 tot 5 bouwlagen

met een plat dak of zadeldak die aan de bovenkant

afgekapt wordt. De flats liggen veelal haaks en

een enkele evenwijdig aan de weg of het water. De flats zijn opgebouwd uit een donkere baksteen en hebben een verticale geleding door de witte vlak- ken onder de ramen. De bebouwing heeft kleine uitpandige ronde balkons. Tevens heeft de bebou- wing een horizontale geleding door enkele witte betonnen banden in het pand.

Opvallend is het houten hekwerk langs de galerij. De eerste verdieping staat deels op witte pilaren. Hierdoor is er onder de flat de mogelijkheid om te parkeren tussen de witte pilaren in een parkeer- garage. De raamkozijnen van de bouwblokken hebben soms een opvallende kleur, zoals rood, om zo het pand op te fleuren. Door de eenvoud van de gebouwen zorgt dit niet voor een rommelig effect.

Modernistische architectuur

Bebouwingsclusters met een overwegende mo- dernistische architectuur kennen een zeer uiteen- lopend beeld. De nieuwe bebouwingsclusters, gesitueerd in nieuwe of herstructureringsgebieden krijgen een duidelijk imago mee dat onder meer naar voren komt in een uitgesproken architectuur. Er ontstaan buurten met geheel verschillende architectuur van neo-traditioneel tot neo-modern (kubistische, staal, beton, glas).

Per stedelijk gebied komen vaak meerdere mo- dernistische architectuurstijlen voor, maar de bebouwingsclusters vertonen vaak door ontwerp, materiaal- en kleurgebruik een grote mate van herkenbaarheid en vormen daardoor een samen- hangend ensemble.

Gebieden met een modernistische architectuur in

Capelle aan den IJssel zijn:

• Fascinatio;

• Het Paradijsselpark;

• De Schepenbuurt aan de haven ’t Zandrak;

• De Nederlandse bergen buurt;

• De volgende straten in ’s Gravenland: Schön- berglaan, Scarlattistraat, Puccinistraat, Pagani- nistraat, Monteverdistraat, Donizettistraat, Per- golesistraat, Kalmanstraat, Franckstraat, De Fallastraat, Couperinstraat en Delibesstraat.

Fascinatio

De woonwijk Fascinatio is gesitueerd tussen de toegangswegen tot de Van Brienenoord-brug, de kantorenwijk Rivium en de woonwijken Rotter- dam Kralingen, Schenkel en ‘s–Gravenland. De woonwijk biedt zowel plaats aan kantoren als aan bedrijven als aan woningen. Het samenspel in het stedenbouwkundig plan van de diverse functies,

6

in het onderhavige geval wonen en werken is één van de kernbegrippen in het verhaal ‘Fasci- natio de wonderwind’ van Tom Manders jr . In het Beeldkwaliteitsplan wordt aandacht besteed aan het stedenbouwkundige plan, de groenstrook en beeldkwaliteit. In de beeldkwaliteit wordt nadruk gelegd op de verschillende entree van de wijk. In het woonmilieu wordt onderscheid gemaakt in de singel aan de zuidzijde, de singel aan de noord- zijde, de lanen, de hoven, het ontmoetingspad en het parkwonen. Tevens worden er voor de kanto- ren en bedrijven ook enkele belangrijke aspecten besproken als: de gebouwen langs de metrobaan en langs de Abram van Rijckevorselweg. Tevens heeft de bestrating in dit plan ook een zeer belang- rijke rol, namelijk de sfeer van de openbare ruimte bepalen.

De eerste huizen zijn rond 2002 opgeleverd en bestaat onder andere uit de volgende straten: Articuslaan 1e en 2e, Flatusstraat, Optimashof 1e en 2e, Ardalaan, Octaviolaan en Pulsi Balonishof. Het woongebied is zeer divers maar in de materi- aalkeuze en het kleurgebruik vormt het woonge- bied een sterke eenheid. De woningen bestaan veelal uit 1,5 tot 2 lagen met een kap. De gesta- pelde bouw bestaat uit 3 lagen met een kap. In het woongebied komen verschillende kappen voor als zadeldaken, lessenaardaken en gebogen daken, alle met een grote overstek. Het kleurgebruik in

het woongebied is warm doordat de woningen zijn opgebouwd uit rode of gele bakstenen en de da- ken rode en oranje pannen hebben. De woningen staan in een rechte, gebogen dan wel een ver- springende rooilijn ten opzichte van de weg of de openbare ruimte, dit zorgt voor een speels effect

in het woongebied. De wegprofielen zijn over het

algemeen heel breed, maar een groene rotonde of

een gebogen rooilijnen zorgen voor een versmal- ling van de zichtlijnen.

Oostgaarde het Paradijsselpark

Paradijssel is een woongebied dat is gerealiseerd in de jaren ‘90 en ligt aan de aan de Hollandsche IJssel net achter de Groenedijk. In het woonge- bied staan zeer moderne woningen. Langs de

dijk ligt een gesloten wand die evenwijdig aan

de kronkelige dijk loopt. Achter de dijk liggen een viertal woonerven. Het woongebied is zeer divers, doordat er verschillende woningtypes voor komen. Bijvoorbeeld aan de dijk liggen seriematige wo- ningen van 3 bouwlagen met een plat dak of een dakterras. Bij deze woningen is het skelet duidelijk zichtbaar, doordat er veel glas en staal is gebruikt in de opbouw van de woning. Deze woningen hebben zowel een horizontale als een verticale

geleding. Horizontaal omdat de woningen de dijk volgen en hierdoor de zichtlijnen bepalen. Door- lopende raampartijen aan de voorzijde versterken het horizontale karakter. Verticale geleding doordat de verticale staafvormige opbouw van de afzonder- lijke panden duidelijk te zien is.

De woningen die aan de woonerven staan daar- entegen hebben een bouwhoogte van 2 lagen met een opbouw die een terugliggende positie heeft

ten opzichte van de voorgevel. Deze opbouw heeft een gebogen dakvlak wat zorgt voor een speels effect in de gevelwand. Deze woningen zijn opge- bouwd uit witte bakstenen, donker hout, glas en staal. Het wegprofiel van de woningen is breed en er is de mogelijkheid de auto aan de voorzijde van de woning op eigen terrein te parkeren.

Oostgaarde ’t Zandrak

De woningen aan de haven ‘t Zandrak liggen bui- tendijks op een zelling aan de Hollandsche IJssel. Ook deze woningen hebben een modernistische architectuur. De woningen hebben veelal 2 bouw- lagen met een platdak, tentdak of een lessenaars- dak. De woningen aan weerszijde van de Tjalk hebben 2 lagen met een lessenaarskap. Deze woningen zijn opgebouwd uit baksteen, donkere pannen en hout. De woningen aan de Tjalk heb- ben of een lichte crème kleurstelling of een groene kleurstelling. Het wegprofiel is doorgaans breed en de rijbanen worden op sommige plaatsen door een mooie groene middenberm gescheiden. Opvallend zijn de ellipsvormige woningen in het woongebied die zijn opgebouwd uit donkere bakstenen en veel glas. Aan de achterzijde hebben deze woningen schuren die bestaan uit licht hout en onderling

met elkaar zijn verbonden door een dak met een houten boeiboord.

Oostgaarde Nederlandse bergen buurt

De gestapelde woningen die liggen aan de Boomberg, Holterberg, Lemelerberg, Heuvelweg, Tankenberg en Waterberg hebben een bijzondere architectuur. Het stedenbouwkundige patroon bestaat uit aaneengesloten ronde gebouwen. Deze zijn in een cirkel ten opzichte van elkaar gesitueerd en te bereiken zijn via één entree. De

gestapelde woningen hebben een bouwhoogte van vier lagen met een groen schilddak. De woningen zijn opgebouwd uit rode bakstenen met forse witte kozijnen die veelal een twee of driedeling heb-

ben. De woningen hebben uitpandige balkons De gebouwen staan in een mooie groene omgeving. Het parkeren van de bewoners geschiedt dan ook in een parkeerkelder.

’s-Gravenland

De wijk ’s-Gravenland ligt ten zuiden van de Abram van Rijckevorselweg (N210). Het gedeelte ten zuid-oosten van de Schönberglaan kenmerkt zich, in tegenstelling tot het deel ten noord-westen hiervan dat een meer traditionele uitstraling heeft, als een gebied met modernistische woonbebou- wing. Ook dit modernistische woongebied is zeer divers. Elk bebouwingscluster heeft zo zijn eigen architectonische kenmerken. Zo heeft het woon- gebied rond de Monteverdistraat, onder andere woningen die zijn opgebouwd en witte bakstenen

en accenten van hout in de voorgevel. Opvallend is bij deze woningen het doorlopende boeiboord van de carports. Deze woningen hebben 2 lagen met een plat dak. In die zelfde wijk komen woningen voor die zijn gebouwd vanuit het structuralisme.

De hoofdbebouwing is opgebouwd uit een aantal verschillende eenheden met een hoekige vorm.

De geschakelde woningen hebben 2,5 bouwlagen met een plat dak met grote overstek. Ook deze woningen zijn opgebouwd uit witte bakstenen met donkere en lichte kozijnen. Kenmerkend voor de woningen zijn de dakterrassen. De woningen heb- ben meerdere dakterrassen doordat de woning uit drie gedeeltes bestaat met een variërende dak- hoogte.

Langs de Schönberglaan, de doorgaande route richting de wijk Middelwatering, komen zeer verschillende woningen voor. Zoals bijvoorbeeld de licht groene ronde woningen aan het water en de appartementen met ronde uitpandige balkons. Deze appartementen zijn opgebouwd uit lichte bakstenen met beton. Bouwhoogte langs de weg tellen 2 tot 3,5 lagen. Het kleur- en materiaalge- bruik is erg divers.

7Bedrijven enKantoorlocaties

Werkgebieden met weinig samenhang tussen ste- denbouw en architectuur

Gebieden/terreinen met weinig samenhang tussen stedenbouw en architectuur liggen in Capelle aan den IJssel in:

• Capelle West;

• Middelwatering;

• Oostgaarde;

• Hoofdweg;

• Schollevaar;

• Schenkel.

Werkgebieden zijn er in veel vormen en maten.

In Capelle aan den IJssel komt bedrijvigheid voor langs de infrastructuur-assen, zoals snelwegen, ri- vieren en spoorlijnen. De werkgebieden langs deze infrastructuur-assen zijn grootschalig van opzet en vaak gericht op een specifiek segment. De afzon- derlijke panden zijn veelal in particulier opdracht- geverschap ontwikkeld waardoor de samenhang in architectuur gering is. Op de wat oudere bedrijven- terreinen staan vaak sterk verouderde bedrijfsge- bouwen. Deze oudere bedrijventerreinen hebben veelal weinig samenhang door de diversiteit in de bebouwing. Aan het stedenbouwkundig ontwerp

van nieuwe ontwikkelde bedrijventerreinen ligt daarentegen vaak wel een programma van eisen ten grondslag (Stedenbouwkundig Programma

van Eisen - SPvE). Dit vertaalt zich in een heldere opzet van rooilijn, zijdelingse afstand en oriëntatie (en soms ook geleding van gevelwanden) en een menging van vormen, kleur- en materiaalgebruik.

De bebouwing in de verschillende werkgebied is veelal in de loop der jaren gegroeid. De hoofdbe- bouwing is sterk afwisselend, door kantoren, lood- sen en opslagplaatsen van de bedrijven. Hierdoor hebben de bedrijven dan ook een grote variatie in

hoofdbebouwing en architectuur. Eenheid is vaak ver te zoeken. Dit komt de kwaliteit en uitstra-

ling van de bedrijventerreinen niet ten goede. Het kleur- en materiaal gebruik van het werkgebieden verschilt van lichte en donkere bakstenen, grind- platen, glas tot aluminium loodsen. Daar komt nog bij dat ook de kapvorm telkens anders is van een platte kap tot een zadeldak. Het bedrijf presenteert zich naar de weg.

Werkgebieden en grootschalige publieke voor- zieningen met een kenmerkende modernistische architectuur.

Bij werkgebieden met bedrijventerreinen met mo- dernistische architectuur is groot belang gehecht aan de ruimtelijke kwaliteit. Zowel ruimtelijk als architectonisch is uitgegaan van een hoog ambitie- niveau. Vaak heeft een gebied een thema gekre- gen dat tot uitdrukking komt in de richting van het plangebied en de bebouwings(vormen).

Het bedrijventerrein Parc Rijckevorsel en Rivium hebben een modernistische architectuur. Deze bedrijven zijn zeer divers en hebben een eigentijds karakter door de bijzondere hoofdvormen en het gebruik van moderne materialen. Materialen als glas, staal en beton. Door de diversiteit binnen de bedrijventerreinen is de bouwhoogte en kapvorm veelal zeer verschillend. De bedrijven presenteren zich naar de openbare ruimte en staan veelal in een rechte of een getande rooilijn ten opzichte van de weg.

Het wegprofiel in deze gebieden is doorgaans breed, zodat zwaar verkeer als vrachtwagens ge- makkelijk door het gebied kunnen rijden. Parkeren geschiedt veelal op eigen terrein.

WinkelcentraenPubliekevoorzieningen8

Van origine hebben de Nederlandse steden een duidelijke en vergelijkbare ruimtelijke opbouw: een historische stadskern, omgeven door uitbreidingen uit de jaren twintig tot en met veertig en daarom- heen een schil van naoorlogse woongebieden

en bedrijventerreinen. De meeste voorzieningen waren in het centrum geconcentreerd en daarmee was dit ook het meest levendige deel van de stad. Deze één-kernigheid is vanaf de tweede helft van de 20e eeuw gewijzigd. De meeste steden kennen nu meerdere subcentra, waar soms omvangrijke bouwprogramma’s worden gerealiseerd. Mede door de vaak moeizame bereikbaarheid van veel binnensteden zijn aan de randen van de steden nieuwe gebieden ontstaan, waar wordt gewoond, gewerkt en gewinkeld.

Winkelcentra en grootschalige publieke voorzienin- gen in Capelle aan den IJssel zijn o.a.:

• De Koperwiek;

• De Terp

• De Scholver

Solitair gelegen winkelcentra, gesitueerd op promi- nente locaties in een wijk zijn vanaf de jaren zestig en zeventig in Capelle aan den IJssel gebouwd. Deze gebouwenclusters zoals winkelcentra ‘de Koperwiek’ en ‘de Scholver’ kennen een geringe relatie met het uiterlijk van de bebouwing van de omliggende wijken en buurten. Het winkelcentrum

‘de Terp’ daarentegen ligt in een aparte forumach- tige woonwijk. Het winkelcentrum is te bereiken

via een aantal wandelpaden langs rijenwoningen. De entree van deze woningen is op de eerste verdieping, doordat er onder de woningen een parkeergarage is aangelegd. Vanaf de buitenzijde is weinig van het winkelcentrum te zien.

De winkelcentra kennen een combinatie van win- kels, woningen en appartementen. De dynamiek in en rondom de winkelcentra is groot. Bouwaan- vragen hebben vooral betrekking op reclame- uitingen, gevelwijzigingen en aanpassingen aan

winkelpuien. Omdat deze winkelcentra qua bebou- wingstypologie afwijken van de bebouwing in de omliggende woongebieden en gezien de specifieke bouwopgave in winkelcentra is hiervoor in Capelle aan den IJssel een aparte typologie met specifieke criteria opgesteld.

9Grootschaligevoorzieningeninhet groen

Grootschalige bebouwingscomplexen en instituten die in het groen zijn gesitueerd komen in Capelle in den IJssel voor in de wijken:

• Middelwatering;

• Capelle West;

• Oostgaarde;

Deze complexen hebben vaak een (vrijwel) plan- matige en rationele opzet. De bebouwing in deze gebieden bestaat uit functionele bebouwing. Veelal zijn deze gebouwen opgebouwd met een aard- kleurige baksteen en hebben ze een platdak. De bouwhoogte bedraagt meestal 3 tot 4 bouwlagen. De gevels hebben geen detaillering, alleen op de entree wordt extra nadruk gelegd. De gebouwen liggen in een groene omgeving en zijn daardoor in

het algemeen rondom zichtbaar.

Historische parken enBegraafplaatsen10

Historische parken

De groene gebieden met een duidelijke relatie met de cultuurhistorie zijn over het algemeen delen

van landgoederen, kastelen, kloostercomplexen of oude begraafplaatsen of overblijfselen van ver- dedigingslinies. De relatie met de cultuurhistorie komt vaak tot uiting in het monumentale groen en de bijzondere bebouwing. Ook het niet planmatige aanlegpatroon laat zien dat de gebieden een lange geschiedenis hebben.

Middelwatering

In Capelle aan den IJssel ligt nog een locatie die een duidelijke relatie met de cultuurhistorie heeft, namelijk de voormalige locatie ’t Slot aan de Slot- poort. Op de plaats waar het kasteel van de heren Van Moordrecht gestaan had, liet Johan van der Veecken in het begin van de 16e eeuw een nieuw kasteel bouwen, met dubbele slotgrachten. Dit diende tot 1798 als buitenverblijf voor verschillende regentengeslachten uit Rotterdam. Daarna raakte het in verval, de inboedel werd verkocht en het slot werd afgebroken. Het slot bestaat dus inmiddels niet meer, maar de locatie is nog duidelijk gemar- keerd.

De naam van het winkelcentrum Slotplein in de wijk Middelwatering geeft aan waar het slot ge- staan heeft. Een gedenksteen voor de edelmanwo- ning die op het terrein van het slot gestaan heeft,

de oude slotgrachten en het dievenhuisje dat bij het slot hoorde, zijn de bewijzen van deze oude historie.

Parken enbegraafplaatsen

In Capelle aan den IJssel komen de volgende par- ken en begraafplaatsen voor:

• In de Wijk Capelle West aan het Kars-Wege- lingpad

• In de Wijk Schollevaar aan de Burgemeester

Schalijlaan

Parken komen verspreid in en om de kern Capelle aan den IJssel voor. Met name vanaf de jaren ’60 werden groene lobben in de stedenbouwkundige structuur opgenomen. Zij dienen als scheiding tussen verschillende wijken of buurten en kunnen tot diep in het stedelijk gebied doordringen. De be- bouwing in deze groengebieden varieert sterk en

is afhankelijk van de tijdsperiode waarin de groen- voorzieningen zijn aangelegd. Prieeltjes, kiosken en speelvoorzieningen zijn veelvoorkomend in dit type gebied.

Begraafplaatsen zijn traditioneel achter kerk- gebouwen gesitueerd of aan de randen van de kernen aangelegd. De oudere begraafplaatsen kennen geen planmatige aanleg. Zij kennen geen duidelijke landschapsarchitectuur. Nieuwe begraaf- plaatsen zijn vaak aangelegd volgens een bepaald landschapsplan. Dit is terug te zien in de bebou- wing op deze terreinen. Grote gebouwen komen niet voor op begraafplaatsen. Het gaat vooral om erfafscheidingen met poorten, aula’s en dienstge- bouwtjes.

11Sport-enRecreatiegebieden

Sportterreinen en recreatieve gebieden komen verspreid in de kern Capelle aan den IJssel voor. De sportcomplexen hebben vaak een (vrijwel) planmatige en rationele opzet. De bebouwing in deze gebieden bestaat onder meer uit sporthallen, kantines en kleedruimten en heeft een recreatieve bestemming. Doorgaans bestaat de bebouwing uit één laag met plat dak of laag zadeldak en staat deze vrij op het maaiveld. De gebouwen zijn daar- door rondom zichtbaar.

6.Begrippenlijst

A

Aangekapt: met kap bevestigd aan dakvlak. Aardtinten: roodbruine tinten.

Achterkant: de achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw; de zij- gevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) niet gekeerd is naar de weg of openbaar groen. Achtererfgebied: erf aan de achterkant en niet naar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan

1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw. Afdak: dak dat is aangebracht tegen een muur of gebouw om tegen neerslag te beschermen. Afstemmen: in overeenstemming brengen met. Antennedrager: antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne. Antenne-installatie: installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de

al dan niet in een techniekkast opgenomen appa- ratuur, met de daarbij behorende bevestigingscon- structie.

Asymmetrische kap: zadeldak met twee ongelijke dakvlakken.

Authentiek: overeenstemmend met het oorspron- kelijke, origineel, eigen kenmerken dragend, oorspronkelijk.

B

Bebouwing: één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.

Bedrijfsbebouwing: gebouwen ten behoeve van bedrijven zoals hallen, werkplaatsen en loodsen, hebben meestal een utilitair karakter. Beeldkwaliteitsplan: beleidskader dat wordt opge- steld voor de inrichting van het stedelijk gebied. Het beeldkwaliteitsplan is ondersteunend aan het

ontwerp en wordt veelal gelijktijdig met het ontwerp ontwikkeld. Daarnaast wordt het vooral ingezet als

inspirerend en enthousiasmerend document voor architecten en ontwikkelende partijen. Het beeld- kwaliteitsplan kan gebruikt worden door Welstand om plannen aan te toetsen en kan uiteindelijk deel gaan uitmaken van de welstandsnota. Beheersverordening: beheersverordening als be- doeld in artikel 3.38 van de Wet ruimtelijke orde- ning.

Behouden: handhaven, bewaren, in stand houden. Belendend: naastgelegen, (direct) grenzend aan. Beschermd stads- of dorpsgezicht: gebied dat van- wege de ruimtelijke of cultuurhistorische waarde is aangewezen tot beschermd gebied krachtens de Monumentenwet 1988.

Bestemmingsplan: door de gemeenteraad vastge- steld plan als bedoeld in artikel artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening waarin regels zijn opgeno- men omtrent het gebruik van de grond en de daar zich bevindende bouwwerken.

Bestrating: verharding zoals straatstenen of tegels. Bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is

tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergun- ning.

Bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofd- gebouw dan wel functioneel met een zich op het- zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Blinde muur / gevel: gevel of muur zonder raam, deur of opening.

Boeiboord: opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmate- riaal.

Boerderij: gebouw of gebouwen op een erf met

een (oorspronkelijk) agrarische functie en het daar- bij behorende woonhuis.

Bouwblok: een aan alle zijden door straten, wegen of groen begrensde groep gebouwen, die een stedenbouwkundige eenheid vormt.

Bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of ver-anderen of het ver- groten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen en of verande- ren van een standplaats.

Bouwlaag: verdieping van een gebouw. Bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het bestemmingsplan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. Bovenbouw: het bovendeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de schuine kap van een

huis met de daarbij behorende kopgevels. Buitengebied: buiten de bebouwde kom gelegen gebied, ook wel landelijk gebied genoemd. Bungalow: meestal vrijstaande woning waarvan alle vertrekken op de begane grond zijn gesitu- eerd.

Buurtschap: verzameling woningen of boerderijen buiten de bebouwde kom.

C

Commissie voor welstand en monumenten: de onafhankelijke adviescommissie die burgemeester en wethouders adviseert over welstandsbeleid en monumentenbeleid. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning beoordeelt deze commissie het uiterlijk, inclusief plaatsing in zijn omgeving, en de zichtbare kwaliteit van het bouwwerk op basis van de in de welstandsnota, dan wel de monumen- tenverordening.

Conformeren: zich voegen naar, gelijkvorming maken, aanpassen aan, afstemmen op.

Context: omgeving, situatie, geheel van omringen- de ruimtelijke kenmerken.

Contrasteren: een tegenstelling vormen.

D

Dak: afdekking van een gebouw, vlak of hellend dak, waarop dakbedekking is aangebracht. Dakbedekking: materiaal en constructie waarmee een dakvlak is afgedekt om te voorkomen dat er water binnenkomt.

Dakbeschot: bedekking van een kap, bestaande uit planken of delen, die over de gordin-gen of de daksparren zijn aangebracht.

Dakhelling: de hoek van het dak.

Dakkapel: uitbouw op een hellend dakvlak. Dakopbouw: een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert. Daknok: hoogste punt van een schuin dak. Hori- zontale snijlijn van twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dak.

Dakraam: raam in een hellend vlak. Dakvlak: een vlak van het dak/kap.

Dakvoet: laagste punt van een schuin dak. Het snijpunt van de daklijn en de onderliggende gevel- lijn.

Damwandprofiel: metalen beplatingsmateriaal met

een damwandprofilering.

Detail: ontmoeting van verschillende bouwdelen zoals gevel en dak of gevel en raam.

Detaillering: uitwerking, weergave van de verschil- lende onderdelen cq aansluitingen.

Diversiteit: verscheidenheid, afwisseling, variatie.

E

Ensemble: architectonische en stedenbouwkun- dige compositie van meerdere panden.

Erf: al dan niet bebouwd perceel of gedeelte daar- van dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het ge- bruik van dat gebouw, en, voor zover een bestem- mingsplan of beheersverordening van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbieden. Eerste verdieping: tweede bouwlaag van de wo- ning of het woongebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen.

Erker: kleine toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, meestal uitgevoerd in hout en glas.

F

Flat: groot gebouw met meerdere verdiepingen/ woonlagen. De appartementen in de flat zijn meestal gelijkvloers en worden op hun beurt flat/ flatjes genoemd.

G

Galerij: gang aan de buitenkant van een (flat) gebouw die toegang verschaft tot de afzonderlijke woningen.

Gebiedstype: aanduiding van een gebieden die een aantal belangrijke ruimtelijke kenmerken met elkaar gemeen hebben.

Gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

Geleding: verticale of horizontale indeling van de gevel door middel van inspringingen. Gepotdekseld: horizontaal gedeeltelijk over elkaar vallende gevelbeplating (oorspronkelijk houten planken).

Gevel: buitenmuur van een gebouw (afhankelijk van de plaats de voor-, zij- of achtergevel). (Gevel)geleding: onderverdeling van de gevel in kleinere vlakken. Verticale, horizontale of figuratie- ve indeling van de gevel door middel van gevel- openingen, metselwerk, inspringingen of andere gevelkenmerken en -detailleringen.

Goot: waterafvoer, veelal tussen gevel en dakvlak. Gootklos: in de muur bevestigd stuk balk te onder- steuning van een goot.

Gootlijn: veelal horizontale lijn die een goot of meerdere goten aan de gevel vormen. Groengebied: gebied met veel beplanting zoals parken, plantsoenen, sportterreinen en natuurge- bieden.

H

Hoekaanbouw: grondgebonden toevoeging meestal van één bouwlaag aan de hoek van een gebouw.

Hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwper- ceel door zijn constructie of afmetingen als belang- rijkste bouwwerk valt aan te merken.

Hoogbouw: gebouwen van meer dan vier lagen. Individueel gebouw: zelfstandig, op zichzelf staand gebouw.

I

Industriegebied: gebied bestemd voor de vestiging van industrie.

Installatie: set van elektrische beeld- en/of ge- luidsapparatuur, het aanbrengen van technische toestellen (montage) en/of deze toestellen zelf.

K

Kap: samenstel van houten, ijzeren of betonnen onderdelen dat de dakbedekking draagt.

Kavel: grondstuk, kadastrale eenheid. Kern: centrum van een dorp of stad.

Kop: in het algemeen gebruikt om de smalle kant van een rechthoekige vorm aan te duiden, bijvoor- beeld een gebouw.

L

Laag: zie bouwlaag.

Laagbouw: gebouwen van één of twee lagen. Landelijk gebied: zie buitengebied.

Latei: draagbalk boven gevelopening. Lessenaarsdak: dak met één hellend, niet onder- broken, dakvlak.

Lijst: een meestal versierde en geprofileerde rand als bekroning van de bovenzijde van een gevel. Lint: langgerekte weg met daarlangs bebouwing. Luifel: een plat uitgebouwd afdak, vaak boven een deur.

M

Maaiveld: bovenzijde van het terrein dat een bouw- werk omgeeft, de grens tussen grond en lucht. Mansardekap: dakvorm waarbij het onderste deel van het dak steiler is dan het bovenste deel waar- door ene geknikte vorm ontstaat.

Markies: opvouwbaar zonnescherm.

Massa: volume van een gebouw of bouwdeel. Mastiek: dakbedekking in de vorm van bitumen. Metselverband: het zichtbare patroon van metsel- werk.

Middenstijl: verticaal deel in het midden van een deur- of raamkozijn.

Monument: aangewezen onroerend goed als be- doeld in de Monumentenwet 1988 of als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumenten-

verordening voorzover aanwezig op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van deze welstandsnota.

Muurdam: penant, gedeelte van een muur tussen twee openingen (vensters of deuren) waarvan de hoogte groter is dan de breedte.

Muurschotels: muurankers met op de muur een afdichting in de vorm van een schotel.

N

Negge: het vlak c.q. de maat tussen de buitenkant van de gevel en het kozijn.

Nok: horizontale snijlijn van twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dak.

O

Onderbouw: het onderdeel van een gebouw, heeft meestal betrekking op de begane grond van een huis met een zadeldak.

Ondergeschikt: voert niet de boventoon. Ontsluiting: de toegang tot een terrein of een gebouw.

Oorspronkelijk: origineel, aanvankelijke vorm, authentiek.

Oorspronkelijke gevel: gevel van een gebouw zoals deze oorspronkelijk (ten tijde van de ople- vering van het gebouw) was.

Openbaar groen: met het openbaar groen wordt bedoeld hetgeen daaronder in het normale spraak- gebruik wordt verstaan, zoals parken plantsoenen en speelveldjes, die het gehele jaar (of een groot deel van het jaar) voor het publiek toegankelijk zijn. Een weiland, bossage of water kan in dit verband niet worden aangemerkt als openbaar groen. Openbaar toegankelijk gebied: weg als bedoeld

in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenver- keerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoe- nen, openbaar water en ander openbaar gebied

dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor

de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

Oriëntatie: de richting van een gebouw.

Overstek: bouwdeel dat vooruit steekt ten opzichte van het eronder gelegen deel.

P

Paneel: rechthoekig vlak, geplaatst in een omlijs- ting.

Parcellering: indeling in percelen.

Penant: gemetselde steunpilaar van het fundament van een gebouw. Gedeelte van een gevel tussen twee openingen (vensters of deuren) waarvan de hoogte groter is dan de breedte.

Pilaster: weinig uitspringende muurpijler, die dient om een boog of hoofdgestel te dragen. Plaatmateriaal: bouwmateriaal dat in plaatvorm geleverd wordt, zoals hout (triplex en mul-tiplex), kunststof (o.a. trespa) of staal (vlak of met profiel). Planmatige bebouwing: groep gebouwen herken- baar uitgevoerd volgens een vooraf opgesteld stedenbouwkundig c.q. architectonisch plan. Plasticiteit: ruimtelijkheid in de gevel, uitspringende of diepliggende vormen of kozijnen geven meer plasticiteit aan een gevel

Plint: een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de onderzijde van een gebouw.

Portiek: gemeenschappelijk trappenhuis.

R

Renovatie: vernieuwing van een gebouw. Rijtjeshuis/woning: huis als onderdeel van een reeks aaneengebouwde, gelijkende woningen. Rollaag: horizontale rij stenen boven een gevel- opening of aan de bovenzijde van een gemetselde wand.

S

Sanering: herinrichting door middel van sloop en vervangende nieuwbouw.

Schilddak: dak met vier hellende vlakken waarvan twee grote en twee kleine vlakken.

Schuur: bijgebouw ten behoeve van opslag. Slagenlandschap: een landschap met langgerekte ontginningslinten met haaks daarop een stelsel van smalle kavels gescheiden door afwaterings- sloten.

Speklaag: lichte natuurstenen band als afwisseling in baksteenmetselwerk Oorspronkelijk van natuur- steen, later ook van kunststeen of beton.

Situering: de plaats van een bouwwerk in zijn omgeving.

Stads- en dorpsvernieuwing: maatregelen voor de verbetering of vervanging van bebouwing en de openbare ruimte daaromheen.

Structuurvisie: beleidskader dat is opgesteld voor de verwachting of de wens voor de ontwikkeling van de samenhang (structuur) van een organisa- tie of van een plaats of een gebied voor de lange termijn.

T

Tactiel: met de tastzin verbonden.

Textuur: de voelbare structuur van een materiaal (bij metselwerk dus de oneffenheden van de steen en het voegwerk).

Typologie: een vakterm in de architectuur, waar- bij het gaat om het bepalen van de typen die de primaire kern van de stedelijke elementen (bouw- werken, straten, buurten, e.d.) vormen. Typologie heeft betrekking tot meerdere onderwerpen in de architectuur. Zo kunnen we spreken van de typolo- gie van een stad, de typologie van stedelijke gebie- den, de typologie van bouwwerken, de typologie van plattegronden, enzovoort.

V

Voorerfgebied: erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

Voorgevelrooilijn: langs de wegzijde met een re- gelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de even- wijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van

de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatige beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft. Of overeenkomstig Bor: voorgevelrooilijn als bedoel in het bestemmingsplan, de beheersverordening dan wel de gemeente bouwverordening.

Voorkant: de voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een ge- bouw voor zover die zijde direct grenst aan de weg of openbaar groen.

W

Welstandsniveau: de aard en de intensiteit waar- mee de bouwplannen aan de diverse welstandscri- teria zullen worden getoetst. Op deze manier worden de gebiedseigen waarden met betrekking tot beeldkwaliteit doeltreffend beschermd en/of versterkt

Windveer: plank aan weerskanten van een pan- nendak, bevestigd langs de buitenste rij pannen.

Z

Zadeldak: dak met twee tegenovergestelde dak- vlakken die bij de nok samenkomen.

aan de bovenzijde van een gemetselde wand.

7.Beeldkwaliteitsplannen

Kaart KansgebiedenenOntwikkellocaties:Structuurvisie

ontwikkellocaties (inclusief onderzoekslocaties kwetsbare voorraad)

kansgebieden

22.

4.

Kansgebieden

I Kansgebied 1, centraal Capelle

II Kansgebied 2, landelijk Capelle

III Kansgebied 3, Bongerd Wingerd e.o.

III

2. 3.

1.

5.

6.

7.

8.II

12.

15.

9.

13.

10.

11. I

15.24.

23.

Ontwikkellocaties

  • 1.

    Bongerd

  • 2.

    Bongerd Schenkel

  • 3.

    Wingerd

  • 4.

    Capelseweg Oost

  • 5.

    Capelseweg - Bermweg

18.

60

19.

17.20.

15. 15.

14.15. 16.

21.

6. ‘s-Gravenweteringpark / Kanaalweg

  • 7.

    Oeverrijk

  • 8.

    Tennispark ‘s-Gravenweg

  • 9.

    De Hoven fase-2

  • 10.

    Wiekslag

  • 11.

    Amandelhof

  • 12.

    Merellaan

  • 13.

    De Koperwiek

  • 14.

    Rubenssingel

  • 15.

    747 complexen

  • 16.

    Meeuwensingel

  • 17.

    Capelsebrug

  • 18.

    Albatros / YVC

19. P.C. Boutenssingel

  • 20.

    De Blinkert

  • 21.

    De Mient

  • 22.

    Wormerhoek

  • 23.

    Couwenhoekseweg

  • 24.

    AWZI

kansgebieden en ontwikkellocaties (inclusief onderzoekslocaties kwetsbare voorraad)

LijstBeeldkwaliteitsplannen

  • 1.

    Beeldkwaliteitsplan Hoofdweg

  • 2.

    Beeldkwaliteitsplan s’ Gravenweggebied

  • 3.

    Beeldkwaliteitsplan Pelikaanweg

Kaart Beeldkwaliteitsplannen

1

2

legenda

Beeldkwaliteitsplan

2

Toekomstig ontwikkelgebied

3

water

hoofdwegen spoorbaan

metrobaan

* Deze kaart is een momentopname en beschrijft zodanig de huidige situatie. De kaart zal worden geupdate indien veranderingen zijn doorgevoerd.

Rijksmonumenten

Dorpsstraat 3

Dorpsstraat 31

Dorpsstraat 160

Dorpsstraat 164

Dorpsstraat 181

Dorpsstraat 215

Dorpsstraat 217

Kerklaan 2

Kerklaan bij 2

Nieuwe Laan 11

Nijverheidsstraat 297

Nijverheidsstraat bij 297

Raadhuisstraat 7

Raadhuisstraat 9

’s Gravenweg 101

’s Gravenweg 219

’s Gravenweg 229

’s Gravenweg 325

’s Gravenweg 327

Gemeentelijke monumenten

Bermweg 13-15

Bermweg 29b

Bermweg 125

Bermweg 290

Bermweg 292

Binnenhof 22

Capelseweg 43/45

Doormanstraat 12

Dorpsstraat 56

Dorpsstraat 148

Dorpsstraat 150

Dorpsstraat 151

Dorpsstraat 158

Dorpsstraat 162

Dorpsstraat 166

Dorpsstraat 168

Dorpsstraat 176

Dorpsstraat 178

Dorpsstraat 209

Emmastraat 1/3/5

Emmastraat 2/4

Ericaplein 11

Freesiastraat 2

’s Gravenweg 99

’s Gravenweg 141

’ ’s Gravenweg 180

s Gravenweg 313/315/317

’s Gravenweg bij 325

’s Gravenweg 343

’s Gravenweg 347

’s Gravenweg 355

’s Gravenweg 358/358a/368

’s Gravenweg 359

Julianastraat 1 t/m 7

Julianastraat 9

Kerklaan 1

Kerklaan 6

Kerklaan 9

Kerklaan 10

Kerklaan 13

Ketensdijk 4/6/8

Merellaan 346

Merellaan 354

Nijverheidstraat 423

Plantsoenstraat 1/3

Raadhuissstraat 2/4/6/8

Raadhuissstraat 11

Rivierweg 15

De Ruyterstraat 19

Beschermd dorpsgezichten

1.Dorpsstraat – Kerklaan

Adressen:

Dorpsstraat: 120,122,134,136,138,140,142,142a,1

44,146,148,150,154,156,158,160,162,164,166, 16

8,172,176,178,179,181,197,199,201,209,215,217

Groenedijk: 4

Kerklaan: 1,3,5,7,9,11,11a,13,2,2a

2.Oude Plaats

Adressen:

Dorpsstraat: 3,9,42,44,46,48,50,50a,52,52b,54,54 b,54c,56,56a

Raadhuisstraat: 1,3,5,7,9,11,2,4,6,8,10

Emmastraat: 1,3,5,7,2,4

Julianastraat: 1,3,5,7,9

Plantsoenstraat: 1,3,5,7,9,11

3.Kleine Zeeheldenbuurt

Adressen:

Trompstraat: 2,4,6,8

Piet Heinstraat: 5,7,9,11,13,15,17,19,21,6,8,10,12

,14

De Ruyterstraat: 15,17,19,25,27,33,35,37,39,41,43

,45,47,16,18,20,22,24,26,28,30,32,34,36,38

4.Kerklaan oost

Adressen:

Kerklaan: 10 t/m 68 even

5.Schenkel oost

Adressen:

Violierstraat: 30 t/m 92 even Violierstraat: 1 t/m 39 oneven Lupinestraat: 2 t/m 24 even Rozensingel: 9 t/m 35 doorlopend Leliestraat: 1 t/m 23 oneven

Leliestraat: 2 t/m 22 even Azaleastraat: 1 t/m 19 oneven Azaleastraat: 2,2a,4 t/m 92 even Anemoonstraat: 1 t/m 15 oneven Anemoonstraat: 2 t/m 20 even Ericastraat: 1 t/m 23 even

Bermweg: 25,27,29,29a,29b,29c,31,31a t/m

65,65a oneven

Ericaplein: 1 t/m 11 oneven Goudenregenstraat: 1 t/m 13 oneven Goudenregenstraat: 12,12a,14 t/m 30,32,32a,34 t/m 46 even

Tulpstraat: 1 t/m 23 oneven Crocusstraat: 2 t/m 14 even Hortensiastraat: 1 t/m 31 oneven

Hortensiastraat: 2 t/m 34 even, inclusief 8a en 12a

Ranonkelstraat: 1 t/m 29 oneven

Ranonkelstraat: 22 t/m 30 even, inclusief 4a, 6a en

8a

Anjerstraat: 1 t/m 25 oneven, inclusief 15a

Anjerstraat: 2 t/m12 even Fresiastraat: 1 t/m 9 oneven Bloemensingel: 1 t/m 45 oneven

legenda

Rijksmonument

Gemeentelijk monument

Kaart MonumentenenBeschermd dorpsgezichten

6

5

6.Bergenbuurt

Adressen:

Boomberg: 101 t/m 170

Braamberg: 101 t/m 170

Cauberg: 101 t/m 154

Holterberg: 101 t/m 184

Lemelerberg: 101 t/m 184

Paasberg: 101 t/m 184

Pietersberg: 101 t/m 184

Tankenberg: 101 t/m 184

Vaalserberg: 101 t/m 170

Waterberg: 101 t/m 170

Woldberg: 101 t/m 170

Zijpenberg: 101 t/m 184

Beschermd dorpsgezicht 4

1water

2 hoofdwegen

3 spoorbaan metrobaan

* Deze kaart is een momentopname en beschrijft zodanig de huidige situatie. De kaart zal worden geupdate indien veranderingen zijn doorgevoerd.

Welstandszorg en bestemmingsplannen

Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken. Het bestem- mingsplan geeft het planologische en juridisch toetsbare kader voor het bouwen. Wat betreft de verhouding tussen het bestemmingsplan en wel- standstoezicht moet onderscheid worden gemaakt in impliciete (bijvoorbeeld geen uitputtende rege- ling – normen – ten aanzien van de plaatsing van bijgebouwen) en expliciete (bijvoorbeeld een maxi- maal toegestane nokhoogte) bouwmogelijkheden. Expliciete normering dient bij de welstandstoetsing zonder meer in acht te worden genomen; er mo- gen dus geen beperkende welstandseisen worden opgesteld. Bij impliciete bouwmogelijkheden kan

het welstandstoezicht ten opzichte van het bestem- mingsplan aanvullend werken, mits de bouwmo- gelijkheden niet geheel teniet gaan en duidelijk is dat de wetgever niet bewust van normering in het bestemmingsplan heeft afgezien (dit moet expliciet blijken uit het bestemmingsplan). Alle aanvragen worden eerst aan het bestemmingsplan getoetst voor ze aan welstand worden voorgelegd. Plannen die afwijken van een bestemmingsplan worden in principe niet voorgelegd aan de Commissie voor welstand en monumenten, tenzij de gemeente voornemens is medewerking te verlenen aan het plan. De gemeente geeft aan in hoeverre een plan past binnen het vigerende of voorgenomen plano- logische kader.

1. Rivium

  • 2.

    Fascinatio - Capelsebrug

  • 3.

    ’s Gravenland

  • 4.

    Capelle West

  • 5.

    Middelwatering

6. Oostgaarde

Welstandstypologie

Welstands- niveau

Kleinschalige bouwopgave

Grotere bouwopgave

Bijzonderheid

Architectonische ensembles

Bijzonder

• Gebiedscriteria

• Gebiedscriteria

Beschermd

Dorpsgezicht

Planmatige woongebieden

Luw

• Sneltoetscriteria

• Basiscriteria

Hoogbouw

Regulier

• Sneltoetscriteria

• Gebiedscriteria

Bedrijven en Kantoorlocaties

Regulier

• Sneltoetscriteria

• Gebiedscriteria

Winkelcentra en Publieke voorzieningen

Regulier

• Sneltoetscriteria

• Gebiedscriteria

Grootschalige voorzieningen in het groen

Regulier

• Sneltoetscriteria

• Gebiedscriteria

Sport- en Recreatiegebieden

Regulier

• Sneltoetscriteria

• Gebiedscriteria

Luw

• Sneltoetscriteria

• Basiscriteria

7.’s Gravenweg West

Welstandstypologie

Welstands- niveau

Kleinschalige bouwopgave

Grotere bouwopgave

Bijzonderheid

Historische Polderlinten

Bijzonder

• Gebiedscriteria

• Gebiedscriteria

Architectonische ensembles

Regulier

• Sneltoetscriteria

• Gebiedscriteria

Individuele bouw

Regulier

• Sneltoetscriteria

• Gebiedscriteria

8.Schenkel Zuid

Welstandstypologie

Welstands- niveau

Kleinschalige bouwopgave

Grotere bouwopgave

Bijzonderheid

Historische Polderlinten

Regulier

• Sneltoetscriteria

• Gebiedscriteria

Planmatige woongebieden

Luw

• Sneltoetscriteria

• Basiscriteria

Hoogbouw

Regulier

• Sneltoetscriteria

• Gebiedscriteria

Architectonische ensembles

Bijzonder

• Gebiedscriteria

• Gebiedscriteria

Beschermd dorpsgezicht

Grootschalige voorzieningen in het groen

Regulier

• Sneltoetscriteria

• Gebiedscriteria

9.Schenkel Noord

Welstandstypologie

Welstands- niveau

Kleinschalige bouwopgave

Grotere bouwopgave

Bijzonderheid

Planmatige woongebieden

Luw

• Sneltoetscriteria

• Basiscriteria

Bedrijven en Kantoorlocaties

Luw

• Sneltoetscriteria

• Basiscriteria

Sport- en Recreatiegebieden

Luw

• Sneltoetscriteria

• Basiscriteria

10.Schollebos e.o.

Welstandstypologie

Welstands- niveau

Kleinschalige bouwopgave

Grotere bouwopgave

Bijzonderheid

Historische Polderlinten

Bijzonder

• Gebiedscriteria

• Gebiedscriteria

Individuele bouw

Luw

• Sneltoetscriteria

• Basiscriteria

Grootschalige voorzieningen in het groen

Bijzonder

• Gebiedscriteria

• Gebiedscriteria

Sport- en Recreatiegebieden

Bijzonder

• Gebiedscriteria

• Gebiedscriteria

  • 11.

    Schollevaar

  • 12.

    Hoofdweg

Welstandstypologie

Welstands- niveau

Kleinschalige bouwopgave

Grotere bouwopgave

Bijzonderheid

Bedrijven en Kantoorlocaties

Luw

• Sneltoetscriteria

• Basiscriteria

Regulier

• Sneltoetscriteria

• Gebiedscriteria

Historische Parken en be- graafplaatsen

Regulier

• Sneltoetscriteria

• Gebiedscriteria

Kaart Bestemmingsplannen

12

11

10

9

8 6

7

5

3

2

1 4

* Deze kaart is een momentopname en beschrijft zodanig de huidige situatie. De kaart zal worden geupdate indien veranderingen zijn doorgevoerd.