Regeling vervallen per 01-01-2017

Algemene subsidieverordening Capelle aan den IJssel 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2016

Intitulé

Algemene subsidieverordening Capelle aan den IJssel 2015

De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 juni 2014(Verseon nummer 580442);

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht,

gezien het advies van de commissie Bestuur, Veiligheid en Middelen,

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende verordening:

Algemene subsidieverordening Capelle aan den IJssel 2015

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie vande Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun opgrond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaarworden verklaard („de algemene groepsvrijstellingsverordening”) (PbEU L 214/3), dan wel laterdaarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    College: het college van burgemeester en wethouders;

  • d.

    De-minimisverordening: verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van de EuropeseGemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379/5), verordening (EG) nr. 1535/2007 van deCommissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende detoepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in delandbouwproductiesector (PbEU L 337/35) en verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissievan de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserijsector en tot wijziging vanVerordening (EG) nr. 1860/2004 (PbEU L 193/6), dan wel later daarvoor in de plaats tredendeEuropese regelgeving;

  • e.

    Egalisatiereserve: financiële reserve die gevormd wordt door de reservering van het verschiltussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor de subsidiewerd verleend;

  • f.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit ofvrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raadvan de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 en 109 van het Verdragheeft vastgesteld;

  • g.

    Onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die eeneconomische activiteit uitoefent;

  • h.

    Raad: de gemeenteraad;

  • i.

    Subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door het college verstrekt met het oog opbepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het college geleverdegoederen of diensten;

  • j.

    Subsidieontvanger: de natuurlijke persoon, de groep van natuurlijke personen, de rechtspersoonrespectievelijk de rechtspersoon in oprichting aan wie een subsidie is verleend dan wel tenaanzien van wie een subsidiebedrag is vastgesteld;

  • k.

    Subsidieregeling: de regeling(en) als bedoeld in artikel 3 van de verordening;

  • l.

    Subsidievaststelling: de beschikking waarbij het subsidiebedrag wordt vastgesteld;

  • m.

    Subsidieverlening: de beschikking waarbij een subsidie wordt verleend voor in de beschikkingomschreven nog uit te voeren dan wel nog niet afgeronde activiteiten;

  • n.

    Verdrag: Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie;

  • o.

    Verordening: Algemene subsidieverordening Capelle aan den IJssel 2015.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

1.Deze verordening is van toepassing op door het college verstrekken van subsidies vooractiviteiten op de beleidsterreinen die vallen onder de door de raad in de programmabegrotingvastgestelde programma’s, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordeningeen uitputtende regeling is getroffen en subsidies waarvoor op grond van artikel 4:23, derde lid

van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is.

2.Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is, kan het college bepalen

dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3 Subsidieregelingen

Het college stelt bij subsidieregeling(en) vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voorsubsidie. Voor zover van toepassing, wordt in de subsidieregeling(en) tevens bepaald welkedoelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de

subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4 Europees steunkader

1.Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kanhet college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

2.Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europeessteunkader, verwijst de subsidieregeling naar het toepasselijke steunkader.

3.Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de subsidieverleningnaar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

4.Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten,doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking, die voldoen aan de eisen vanhet toepasselijke steunkader.

5.Bij subsidies waarop een de-minimisverordening van toepassing is, komen ondernemingenalleen in aanmerking voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de deminimisverordening.

Artikel 5 Subsidieplafonds en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    De raad kan subsidieplafonds in de zin van artikel 4:22 Awb vaststellen.

  • 2.

    Als de raad een subsidieplafond heeft vastgesteld bepaalt het college bij subsidieregeling dewijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 3.

    De raad kan een subsidieplafond verlagen:

    a. als het subsidieplafond is vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar isvastgesteld of goedgekeurd; of

    b.als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten wordeningediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 4.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig hetvorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging.

  • 5.

    en subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordtverleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullenworden gesteld. Bij de subsidieverlening wordt daarop gewezen.

Artikel 6 Aanvraag

1.Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college, met gebruikmaking van een

daartoe door het college vastgesteld aanvraagformulier.

2. Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

  • a. een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

  • b. de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteitendaaraan bijdragen;

    c. een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Hetdekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingenten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;d.als de aanvrager een onderneming is:

1° een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook metstaatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteitenwaarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

2° een verklaring als bedoeld in een de-minimisverordening.

3.Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de

oprichtingsakte, de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het

voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

4.Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 7 Aanvraagtermijn

1.Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt dient te worden ingediendvóór 1 april voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

2.Andere aanvragen om subsidie dienen tenminste tien weken voordat de aanvrager voornemensis te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, te worden ingediend.

3.Het college kan bij subsidieregeling andere termijnen stellen.

Artikel 8 Beslistermijn

1.Het college beslist op een aanvraag om een subsidie binnen acht weken nadat de volledigeaanvraag is ingediend.

2.Het college kan de termijn genoemd in het eerste lid eenmaal met ten hoogste acht wekenverdagen.

3. Het college kan bij subsidieregeling andere termijnen stellen.

4. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag wordenaangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de EuropeseCommissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 9 Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

1.Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb weigert het college de subsidiein ieder geval:

a.als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeftvastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt;

b.als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge eeneerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig enonverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard;

c.als voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd geen of onvoldoende gelden op debegroting zijn gereserveerd;

d. als de aanvraag om subsidie een periode van meer dan één kalenderjaar betreft.

2. Het college kan bij subsidieregeling afwijken van het bepaalde in lid 1 sub d.

3. Onverminderd het vorige lid kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren:

a. als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op degemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente ofhaar ingezetenen;

b.als gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de activiteiten waarvoor subsidie wordtgevraagd onvoldoende zullen bijdragen aan de gemeentelijke beleidsdoelen;

c.als in de voorgenomen activiteit(en) dan wel het daarmee beoogde doel reeds op anderewijze in belangrijke mate is voorzien;

d.als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteitenwaarvoor deze wordt gevraagd;

e.in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevorderingintegriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

f. als de subsidiëring in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

g. als de aanvrager doelen nastreeft of activiteiten ontplooit dan wel zal ontplooien die in strijdzijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

h.als de subsidiëring niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing vanartikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met deinterne markt;

i. als de aanvrager de gevraagde gegevens niet overlegt;

j. in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

4. Het college kan een subsidie in ieder geval intrekken in het geval en onder de voorwaarden,bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

5.Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van eenterugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

6.Niet subsidiabel zijn salariskosten of kosten van uitkeringen wegens beëindiging van dewerkzaamheden, die de norm gesteld in de Wet normering bezoldiging topfunctionarissenpublieke en semipublieke sector overschrijden.

Artikel 10 Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de subsidieverlening vermeld op welkewijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 11 Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

1.Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet ofniet geheel zullen worden verricht, of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbondenverplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan hetcollege.

2. Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

a. beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoorsubsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

c. ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de subsidie verbonden verplichtingen niet ofniet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

d.wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerderechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van derechtspersoon.

Artikel 12 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

1.Het college kan aan een subsidieverlening verplichtingen verbinden met betrekking tot hetbeheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.

2.Bij subsidies vanaf € 50.000 die worden verleend voor de duur van een kalenderjaar, dient desubsidieontvanger uiterlijk op 1 september bij het college een tussenrapportage over de eerstezes maanden van het lopende kalenderjaar in die tenminste bestaat uit:

  • a.

    een overzicht van de voortgang van de activiteiten;

  • b.

    een overzicht van het verloop van de inkomsten en de uitgaven gerelateerd aan dezeactiviteiten.

3.Het college kan bij subsidieregeling verplichtingen opleggen gericht op het creëren van eenveilige omgeving voor kinderen bij het uitvoeren van de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 13 Bevoorschotting

1. Een subsidie tot € 5.000 wordt na verlening direct geheel uitbetaald.

2. Bij een subsidie vanaf € 5.000 tot € 50.000 die wordt verleend voor een kalenderjaar, wordt vóór1 februari van het kalenderjaar waarop het subsidiebedrag betrekking heeft 60% als voorschotuitbetaald en vóór 1 juli van datzelfde jaar 40%.

3.Bij een subsidie vanaf € 50.000 die wordt verleend voor een kalenderjaar, wordt hetsubsidiebedrag voor het eind van iedere maand van het kalenderjaar waarop de subsidiebetrekking heeft in twaalf gelijke delen als voorschot uitbetaald.

4.Bij andere subsidies wordt 90% van het subsidiebedrag direct uitbetaald en 10% na desubsidievaststelling.

5.De betaling van een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het college aande subsidieontvanger schriftelijk kennis heeft gegeven van het ernstige vermoeden dat er grondbestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 dan wel artikel 4:50 Awb.

6.Het college kan bij subsidieregeling andere wijzen van bevoorschotting bepalen.

Artikel 14 Vaststelling subsidies tot € 5.000

1.Subsidies tot € 5.000 worden door het college direct vastgesteld of verleend en binnen achtweken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld.

2.Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het vorige lid kan de aanvrager worden verplichtom op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordtverstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat

geval vindt de vaststelling plaats binnen acht weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn

verstrekt.

Artikel 15 Aanvraag vaststelling subsidies vanaf € 5.000 en tot € 50.000

1.Bij subsidies vanaf € 5.000 en tot € 50.000 dient de subsidieontvanger bij het college schriftelijkeen aanvraag tot subsidievaststelling in:

a.bij een subsidie die wordt verleend voor een kalenderjaar, uiterlijk op 1 april van het jaar dat

volgt op het betrokken kalenderjaar;

b. bij andere subsidies uiterlijk acht weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

2. De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerdeactiviteiten zijn verricht.

3.Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld en kan worden bepaald dat opeen andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht.

Artikel 16 Aanvraag vaststelling subsidies vanaf € 50.000

1.Bij subsidies vanaf € 50.000 dient de subsidieontvanger bij het college schriftelijk een aanvraagtot subsidievaststelling in:

a.bij een subsidie die wordt verleend voor een kalenderjaar uiterlijk op 1 april van het jaar dat

volgt op het betrokken subsidiejaar;

b. bij andere subsidies uiterlijk acht weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

2. De aanvraag bevat:

a. een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht;

b. een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven eninkomsten blijkend uit een financieel verslag of een jaarrekening;

c.bij een subsidie die wordt verleend voor een kalenderjaar een balans van het afgelopensubsidiejaar met een toelichting daarop; en

d. een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens wordenverlangd.

Artikel 17 Vaststelling subsidies vanaf € 5000

1.Het college stelt de subsidies vanaf € 5000 vast binnen acht weken na de ontvangst van een

aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste acht weken worden verdaagd.

3. Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor desubsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft teworden ingediend.

4.Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 15, eerstelid, aanhef en onder a of b en 16, eerste lid, aanhef en onder a of b, dan wel niet compleet isingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de

aanvraag niet binnen deze termijn ingediend of gecompleteerd, dan kan het college overgaan totambtshalve vaststelling.

Artikel 18 Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

1.Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, wordendeze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij de subsidieregeling ofbij de subsidieverlening voorgeschreven berekeningswijze.

2.Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van bijde subsidieregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven definities.

3.Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven enkostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

4.Bij de berekening van de tarieven die worden gebruikt bij het bepalen van de subsidiabele kostenmogen niet worden meegerekend salariskosten of kosten van uitkeringen wegens beëindigingvan de werkzaamheden, die de norm gesteld in de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen

publieke en semipublieke sector overschrijden.

Artikel 19 Egalisatiereserve

1.Het college kan bij de subsidieverlening bepalen dat de subsidieontvanger een egalisatiereservemoet vormen. Indien het college hiertoe besluit, wordt daarbij tevens de maximale hoogte van deegalisatiereserve aangegeven.

2.Het college kan aan de bepaling dat een egalisatiereserve wordt gevormd de verplichtingverbinden dat de subsidieontvanger het bedrag van de egalisatiereserve aan de gemeenteterugbetaalt, in geval van gehele of gedeeltelijke beëindiging van de subsidierelatie, dan wel in

geval van faillissement, surseance van betaling of liquidatie van de subsidieontvanger en dat desubsidieontvanger de gemeente een financieel zekerheidsrecht geeft ten behoeve van denakoming van deze verplichting.

3.De subsidieontvanger die een egalisatiereserve heeft gevormd, vermeldt bij de aanvraag om eensubsidie de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

Artikel 20 Hardheidsclausule

1.Het college kan bepalingen van deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2, 3 en 4, inindividuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing ervanvoor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in

verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

2. Toepassing van het vorige lid wordt gemotiveerd in de betreffende beschikking.

3. Van de toepassing van de hardheidsclausule wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 21 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2015.

  • 2.

    De Subsidieverordening welzijn 2004 wordt ingetrokken

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Capelle aan den IJssel2015.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 29 september 2014,

de griffier, de voorzitter,

Algemene toelichting

Inleiding

De Algemene subsidieverordening Capelle aan den IJssel 2015 (ASV) biedt, zoals de naam aangeeft,het algemene kader voor het verlenen van subsidies door de gemeente. De ASV bevat dehoofdelementen van het subsidieproces, waarbij de diverse fasen aan de orde komen die desubsidieaanvrager/-ontvanger en de gemeente in dit proces doorlopen. Het bevoegde bestuursorgaanaan de kant van de gemeente is het college, dat de uitoefening van de betreffende bevoegdheden inhet algemeen zal mandateren aan een ambtenaar.

Op grond van artikel 3 van de ASV moet het college subsidieregelingen vaststellen waaruit blijkt welkeactiviteiten voor subsidie in aanmerking komen. De subsidieregelingen kunnen uiteenlopen van het

subsidiëren van culturele activiteiten, tot het verstrekken van subsidies voor het opknappen vanbedrijfsterreinen. De bepalingen van de ASV zijn op alle onderliggende subsidieregelingen vantoepassing. Wel is het zo, dat in de subsidieregelingen op onderdelen van de ASV afgeweken kanworden.

De door het college vastgestelde subsidieregelingen zijn algemeen verbindendevoorschriften.

Behoudens uitzonderingen is de ASV van toepassing op alle beleidsterreinen die vallen onder deprogramma’s die de raad in de programmabegroting heeft vastgesteld. Zie hierover verder detoelichting op artikel 2.

Het subsidieproces

De aanvraag om subsidie (artikel 6) markeert in het algemeen de start van het subsidieproces. In demeeste gevallen wordt subsidie gevraagd voor activiteiten die nog verricht moeten gaan worden. Ditkunnen activiteiten zijn die het hele jaar in beslag nemen (bijvoorbeeld het beschikbaar stellen van

een bibliotheek), of activiteiten die van korte duur zijn (zoals het organiseren van een evenement). Bijhet bepalen van de kosten waarvoor subsidie wordt gevraagd moet de aanvrager rekening houdenmet berekeningswijzen en definities die door het college worden voorgeschreven (artikel 18).

Het college beoordeelt de aanvraag en beziet daarbij onder andere of er een reden is om de subsidiete weigeren (artikel 9). Als het laatste niet het geval is verleent het college de subsidie, indien nodigonder het maken van een begrotingsvoorbehoud (artikel 5 lid 5). Bij het verlenen van een subsidie

kunnen aan de subsidieontvanger verplichtingen worden opgelegd die hij bij het uitvoeren van deactiviteiten (en soms ook daarna) moet naleven (artikelen 11 en 12). In het algemeen krijgt desubsidieontvanger de subsidie door middel van voorschotten uitbetaald. Welke systematiek daarbij

gevolgd wordt is afhankelijk van de omvang van de subsidie (artikel 13).

De ASV gaat uit van het principe dat subsidies voor maximaal de duur van 1 kalenderjaar verleendworden. Het verlenen van een subsidie voor langere tijd heeft het voordeel dat de subsidieontvangeren het college zich niet ieder jaar over een aanvraag en de beoordeling hoeven te buigen. Hier staat

echter tegenover, dat het in een tijd waarin onzekerheid bestaat over de financiële positie van degemeente voor de hand ligt om elk jaar af te wegen of een bepaalde subsidie al dan niet verleendmoet worden. Dit aspect komt tot uiting in de weigeringsgrond van artikel 9 lid 1 sub d.

Nadat de activiteiten zijn uitgevoerd verzoekt de subsidieontvanger het college om de subsidie vast testellen. Bij dit verzoek geeft de subsidieontvanger aan dat hij de activiteiten heeft uitgevoerd (of niet)en wat dat heeft gekost. Hoe de subsidie moet worden verantwoord hangt af van hetgeen daarover

wordt bepaald in de subsidieregeling of bij de subsidieverlening (artikel 10) en van de omvang van deverleende subsidie (artikelen 15 en 16). Na beoordeling van de verantwoording wordt de subsidie doorhet college definitief vastgesteld (artikel 17). Als alles volgens plan is verlopen, is het bedrag van desubsidievaststelling gelijk aan het bedrag van de subsidieverlening. Zijn de activiteiten niet (geheel)uitgevoerd dan wordt de subsidie op een lager bedrag vastgesteld. Verstrekte voorschotten voor het

deel waar de subsidieontvanger geen recht op heeft worden door het college teruggevorderd.

Vorderingen die de gemeente op de subsidieontvanger heeft kunnen onder andere worden verrekendmet vorderingen die de subsidieontvanger op de gemeente heeft vanwege andere verleende ofvastgestelde subsidies (artikel 4:57 Awb).

Subsidies tot een bedrag van € 5000 kunnen direct worden vastgesteld. Zie hierover verder detoelichting op artikel 14.

Zowel voor het aanvragen van een subsidie, het nemen van een besluit over een aanvraag, hetindienen van een aanvraag tot vaststelling van de subsidie en het nemen van een besluit over dezeaanvraag gelden termijnen (artikelen 7, 8, 15, 16 en 17). Bij subsidieregeling kan van de meeste vandeze termijnen afgeweken worden.

De ASV bevat verder een artikel dat ertoe moet leiden dat subsidieregelingen en subsidies zijnafgestemd op eventueel toepasselijke Europese steunkaders (artikel 4) en regels betreffende hetvaststellen, verdelen en verlagen van subsidieplafonds (artikel 5, lid 1 tot en met 4). Artikel 19 van de

ASV betreft de vorming van een egalisatiereserve door de subsidieontvanger.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het subsidiebegrip wordt beschreven in artikel 4:21 lid 1 van de Awb. Hoewel het niet gebruikelijk isom termen uit hogere wetgeving in lagere regelgeving te herhalen, gebeurt dat met het oog op deleesbaarheid van de verordening wel met het belangrijke begrip subsidie. Om dezelfde reden worden

ook de begrippen subsidieverlening en subsidievaststelling in artikel 1 gedefinieerd.

Subsidie wordt verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager. In de handleiding bijde model Algemene subsidieverordening 2013 van de VNG wordt erop gewezen dat een tesubsidiëren activiteit ook kan bestaan in het nalaten van bepaalde handelingen, zoals het niet maaien

tijdens het broedseizoen.

Dat alleen activiteiten worden gesubsidieerd betekent dat bijvoorbeeld geen subsidie wordt verleendvoor de huur van een gebouw, of voor een exploitatietekort als zodanig. De kosten die wordengemaakt voor bepaalde activiteiten - zoals de huur van de ruimte waarin de activiteiten plaatsvinden -

kunnen alleen worden gesubsidieerd als onderdeel van de kostprijs van de activiteiten in kwestie.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekkenvan subsidies waarop de ASV van toepassing is. Het college is hiermee bevoegd om te besluiten over

het gehele subsidieproces.

Dit betreft in beginsel alle subsidies op de genoemde beleidsterreinen, met uitzondering van subsidieswaarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies waarvoorovereenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is.

Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geenwettelijke grondslag nodig is (zoals incidentele subsidies) is de ASV in beginsel niet van toepassing.

Het tweede lid van artikel 2 geeft het college de bevoegdheid om de ASV (deels) van toepassing teverklaren als daartoe aanleiding bestaat.

Artikel 3 Subsidieregelingen

Met dit artikel verplicht de raad het college om in nadere regels, hier verder subsidieregelinggenoemd, de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Voor zover het college iets wenst te regelen metbetrekking tot de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de subsidieen de wijze van uitbetalen, dient dit eveneens in de subsidieregeling te gebeuren.

In andere artikelen van ASV worden andere bevoegdheden gedelegeerd die betrekking hebben op deinhoud van de subsidieregeling zoals het afwijken van termijnen, het verbinden van bepaaldeverplichtingen aan de subsidie en de wijze van verdelen van het subsidieplafond.

Artikel 4 Europees steunkader

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijkesteunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV, of

dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.

Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat insubsidieregelingen en subsidiebeschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, hettoepasselijke kader expliciet wordt vermeld.

Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen deactiviteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen die voldoen aande eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 4). Even zo goed geldt, dat bij subsidies

waarop een de-minimisverordening van toepassing is, ondernemingen alleen in aanmerking komenvoor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van deze de-minimisverordening (lid 5).

Artikel 5 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

De raad stelt de eventuele subsidieplafonds vast (lid 1). Vervolgens bepaalt het college bijsubsidieregeling de wijze van verdelen (tweede lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van deAwb). Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat door de raad kan worden verlaagd, wordt op

de mogelijkheid van verlaging gewezen (derde en vierde lid).

Het college, dat via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over hetsubsidiëren van activiteiten, is verder verplicht – in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid,van de Awb – om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een

begrotingsvoorbehoud te maken (vijfde lid). Dit voorbehoud betekent, dat als voor de betreffendeactiviteiten geen of onvoldoende gelden op de begroting worden gereserveerd, de subsidieaanvraagalsnog afgewezen wordt.

Artikel 6 Aanvraag

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan.

Schriftelijk staat hier tegenover mondeling. Indien het college kenbaar maakt dat voor het indien vansubsidievragen de elektronische weg is opengesteld kan ook daarvan gebruik gemaakt worden

(artikel 2:15 Awb). In het tweede en derde lid is aangegeven welke stukken en gegevens bij deaanvraag overlegd dienen te worden.

De gegevens genoemd in lid 2 sub d moeten worden verstrekt teneinde te kunnen beoordelen of desubsidie kan worden verleend in overeenstemming met de staatssteunregels.

Bij subsidieregeling kan het college besluiten van de eerste drie leden van artikel 6 af te wijken(vierde lid).

Artikel 7 Aanvraagtermijn

De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Er wordt onderscheid gemaakt tussensubsidies die per kalenderjaar worden verstrekt en andere subsidies. De aanvraag voor een subsidiedie wordt verstrekt voor een kalenderjaar moet in het voorafgaande jaar al vroeg ingediend worden.

De reden hiervoor is, dat in die gevallen waarin er geen budget voor de subsidie is, er voldoende tijdmoet zijn om de raad te verzoeken om bij de besluitvorming over de Voorjaarsnota het budgetbeschikbaar te stellen

Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteldzijn in het eerste en tweede lid (derde lid).

Artikel 8 Beslistermijn

In de Awb staan geen strikte beslistermijnen voor een aanvraag om subsidie. In artikel 8 lid 1 en 2worden de termijnen gegeven waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag omsubsidie. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de beslistermijnen die

vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid (derde lid). Conform artikel 5 lid 5 dient in de beschikkingenvoor subsidies ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd eenbegrotingsvoorbehoud te worden gemaakt. De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de

Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie eeneindbeslissing heeft genomen (vierde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet inovereenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de

Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.

Artikel 9 Weigerings- intrekkings- en terugvorderingsgronden

Artikel 4:35 van de Awb bevat een aantal gronden op basis waarvan de subsidie kan wordengeweigerd. Onder het bereik van artikel 4:35 lid 1a en lid 1b vallen bijvoorbeeld de situaties waarin deaanvrager een zodanige werkwijze toepast of zodanig (administratief) is georganiseerd dat een

gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de activiteiten niet zullen plaatsvinden, dan wel dat nietzal worden voldaan aan de subsidieverplichtingen. Ook het geval waarin de aanvrager dan wel diens

medewerkers niet in voldoende mate zijn gekwalificeerd om de activiteiten uit te voeren kan onderdeze weigeringsgronden worden gebracht.

In het eerste lid van artikel 9 worden de algemeen geldende weigeringsgronden van artikelen 4:25,tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere verplichte gronden aangevuld.

Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis vaneen vrijstelling. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagdworden via een formele melding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan

moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond onder a). Inaanvulling daarop wordt met onderdeel b bepaald dat aanvragers tegen wie een terugvorderingsactieloopt niet in aanmerking komen voor subsidie.

De weigeringsgrond genoemd in lid 1 sub c spreekt voor zichzelf.

Zie over de weigeringsgrond die wordt genoemd in lid 1 sub d de algemene toelichting. Dat subsidiesin beginsel per kalenderjaar verleend worden laat overigens onverlet, dat de subsidieontvanger diegedurende drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie heeft gekregen voor min of meer dezelfde

activiteiten rechtsbescherming geniet als wordt besloten de subsidierelatie te beëindigen(artikel 4:51 Awb). Artikel 9 lid 2 geeft het college de mogelijkheid om bij subsidieregeling van hetbepaalde in lid 1 sub d af te wijken.

In het derde lid van artikel 9 zijn diverse facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het college kanin deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht.

De onderdelen a tot en met c, f, g en i spreken voor zichzelf.

Onderdeel d geeft onder andere de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager overvoldoende eigen middelen beschikt, dan wel voldoende kan beschikken over middelen die wordenverstrekt door derden. Een voorbeeld hiervan is de situatie waarin de door de aanvrager aan de

deelnemers van de activiteiten gevraagde eigen bijdrage zo laag is of zal zijn dat door een redelijkeverhoging van deze bijdrage subsidieverlening achterwege kan blijven.

Onderdeel e betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet bevorderingintegriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) niet kan doorstaan. Bij deze

weigeringsgrond is niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelfbeoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat hierbij louter om de integriteit van de persoon dan welrechtspersoon van de aanvrager aan wie het college op grond van de Wet Bibob geen subsidie wenst

te verlenen. Naast subsidie weigeren, kan het college in dergelijke gevallen ook een reeds verleendeen vastgestelde subsidies intrekken (vierde lid).

Onder h is een weigeringsgrond opgenomen waarmee het college een aanvraag kan weigeren alssubsidiëring niet is toegestaan dan nadat deze overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU(de meldingsprocedure) is goedgekeurd door de Europese Commissie. Het gaat hier om subsidiëring

die in beginsel niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels ofoverschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. In deze gevallen kan het college ófweigeren de subsidie te verstrekken óf de subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze

weg goedkeuring te verkrijgen. Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan uiteraard ook opeen andere grond worden geweigerd.

Onderdeel j tenslotte geeft het college de bevoegdheid in een subsidieregeling nog andereweigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.

Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming ismet de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, moet desubsidie ingetrokken en teruggevorderd worden (inclusief rente). Het vijfde lid geeft het college de

bevoegdheid om hier uitvoering aan te geven.

Het zesde lid beoogt te bewerkstelligen dat salariskosten en de kosten van uitkeringen wegensbeëindiging van werkzaamheden die hoger zijn dan het bedrag van de Wet normering bezoldigingtopfunctionarissen publieke en semipublieke sector (ook wel de Balkenendenorm genoemd) nietworden gesubsidieerd.

Artikel 10 Verantwoording

Dit artikel spreekt voor zichzelf

Artikel 11 Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

Artikel 11 bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor allesubsidieontvangers geldt.

Als de subsidieontvanger niet voldoet aan de op hem rustende verplichtingen kan het college desubsidie lager vaststellen dan wel de subsidieverlening intrekken of wijzigen (artikel 4:46 e.v. Awb). Ditgeldt onder meer ook als de activiteiten waarvoor de subsidie is gevraagd niet of slechts gedeeltelijk

hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden.

Artikel 12 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Dit artikel bevat een aanvullende bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidiebepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds direct mogelijk is opgrond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb).

De artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb maken het verder mogelijk om nog andere verplichtingen aaneen subsidie te verbinden, als de verordening daarvoor een grondslag biedt. Die grondslag is inartikel 12 lid 1 gegeven met betrekking tot verplichtingen in het kader van het beheer en gebruik van

datgene wat met de subsidie tot stand is gebracht.

Artikel 12 lid 3 biedt de mogelijkheid om in subsidieregelingen te sturen op de veiligheid van kinderenin gesubsidieerde organisaties waarin met kinderen wordt gewerkt. Een belangrijk aspect hiervan ishet voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Artikel 13 Bevoorschotting

Omdat het college de subsidie verleent is het logisch dat dit bestuursorgaan ook de voorschottenbetaalt. Om onnodig repeteren van de het woorden ’door het college’ te voorkomen is dit in de diverseleden van in artikel 13 niet expliciet vermeld.

Op grond van artikel 13 lid 1 worden subsidies tot € 5000 meteen uitbetaald. Het maakt hierbij geenverschil of de subsidie conform artikel 14 lid 1 is vastgesteld dan wel is verleend.

Artikel 14 Vaststelling subsidies tot € 5.000

Kenmerkend voor subsidies tot € 5.000 is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend. Erwordt niet meer standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actievemeldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 11 lid 1).

Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger.

Verder wordt op grond van artikel 13 lid 1 het voorschot in één termijn (lump sum) verstrekt en hoeftde subsidieontvanger geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor

kunnen lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling (eerste lid), wordt bij desubsidieverlening vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidiewordt vervolgens, binnen een nader bepaalde termijn ambtshalve vastgesteld. In het tweede lid is een

termijn opgenomen voor situaties waarin speciale rapportageverplichtingen worden opgelegd.

Artikel 15 Aanvraag vaststelling subsidies vanaf € 5.000 tot € 50.000

In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidieontvangers subsidies vanaf € 5.000 en tot € 50.000 aanhet college dienen te verantwoorden. Er dient een aanvraag tot vaststelling ingediend te worden(eerste lid), deze bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten

zijn verricht (tweede lid). Ingevolge artikel 10 wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit totverlening van de subsidie aan de subsidieontvanger bekend gemaakt.

Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven opwelke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten wordengebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, eendeskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie). Het verslag kan ookbestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat deverkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt. Voorts kan het

college, overeenkomstig het derde lid, in een subsidieregeling aangeven andere bewijsmiddelen teverlangen dan een inhoudelijk verslag.

Artikel 16 Aanvraag vaststelling subsidies vanaf € 50.000

Bij subsidies vanaf € 50.000 wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies: op basisvan gerealiseerde kosten en baten. De subsidievaststelling vindt plaats op basis van uitgevoerde

activiteiten en gerealiseerde kosten. Het derde lid biedt de basis om in een subsidieregeling tebepalen dat er ook andere, waaronder minder, gegevens gevraagd worden.

Artikel 17 Vaststelling subsidies vanaf € 5000

Het eerste lid bevat - overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb - de termijn waarbinnen de beschikkinggegeven dient te worden. Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen

worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. De verdaging van debeslistermijn conform het tweede lid – biedt dan uitkomst. Een besluit tot verdaging is appellabel.

Een subsidievaststelling kan worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger wordengewijzigd om de redenen die worden genoemd in artikel 4:49 lid 1 Awb.

Artikel 18 Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

Dit artikel schrijft voor dat als het college bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik maaktvan uurtarieven, de berekeningswijze hiervan en de voorgeschreven definities in een subsidieregelingof bij de subsidieverlening vastgelegd dienen te worden. Bij subsidies waarop een Europees

steunkader van toepassing is, is het college hierin beperkt tot tarieven en kostenbegrippen dievoldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 18 lid 4 heeft hetzelfde doel als artikel 9 lid 6.

Artikel 19 Egalisatiereserve

Op grond van artikel 19 wordt een egalisatiereserve gevormd als dit bij de subsidieverlening bepaaldis. In de situaties waarin het vormen van een egalisatiereserve geen deel uitmaakt van desubsidieverlening, is het vormen van een egalisatiereserve niet aan de orde. De verplichting van het

tweede lid is gebaseerd op artikel 4:39 Awb.

Egalisatiereserves die onder de werking van de Subsidieverordening Welzijn 2004 zijn opgebouwdblijven bestaan. Het college zal deze betrekken bij de beantwoording van de vraag of en, zo ja inhoeverre, de subsidieaanvraag moet worden afgewezen op basis van de weigeringsgrond vanartikel 9 lid 3 sub d).

Artikel 20 Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule vantoepassing is.

Artikel 21 Slotbepalingen

Dit artikel spreekt voor zichzelf.