Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting

Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2019

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting

De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel;

gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende:

Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting.

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam "hondenbelasting" wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 2 Belastingplicht

1. Belastingplichtig is de houder van een hond.

2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de ambtenaar, belast met de heffing aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3 Vrijstelling

1. In dit artikel wordt verstaan onder hondenasiel: aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden die zwervend zijn aangetroffen, dan wel waarvan door de eigenaar permanent afstand is gedaan, welke locatie als inrichting is aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren.

2. De belasting wordt niet geheven ter zake van honden:

a. die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij te samen met de moederhond worden gehouden;

b. die gehouden worden als hulp voor visueel of lichamelijk gehandicapte personen, voor

zover met succes opgeleid door een erkend instituut;

c. waarvan de houder geen ingezetene van de gemeente is en de hond niet langer dan dertig dagen in het belastingjaar in de gemeente verblijft;

d. die gehouden door politiefunctionarissen, zijn of worden afgericht als politiehonden ten dienste van de politie;

e. waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma van het hoofdcomité van het Nederlandse Rode Kruis of van de Nederlandse Vereniging van Rode-Kruishonden;

f. die verblijven in een hondenasiel;

g. die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een bedrijfsinrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5 Belastingtarief

1. De belasting bedraagt per belastingjaar:

a. voor een eerste hond € 77,40;

b. voor een tweede hond € 154,80;

c. voor iedere volgende hond boven het aantal van twee € 154,80.

2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in een kennel, per belastingjaar per kennel € 380,90. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt onder een kennel verstaan een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, bestemd en gebruikt voor het fokken van honden voor de verkoop of aflevering van nakomelingen.

3. Het tweede lid blijft buiten toepassing als belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden, als blijkt dat dit bedrag lager is dan het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop

van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalender- maanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,-.

4. Voor belastingbedragen tot € 5,- vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen hondenbelasting of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 9 Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen als volgt worden betaald:

a. uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld;

b. in afwijking in zoverre van a. geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan € 75,-, doch minder dan € 2.000,-, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatisch betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elke van de volgende termijnen telkens een maand later;

c. in afwijking van het a. en b. moeten de aanslagen die worden gedagtekend in enig jaar gelegen na het kalenderjaar waarop de aanslag betrekking heeft, worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering wordt geen kwijtschelding verleend van de in artikel 5, eerste lid, letter b. en c., alsmede van de in artikel 5, tweede lid, genoemde belastingen.

Artikel 11 Nadere regels door burgemeester en wethouders

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van hondenbelasting.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening hondenbelasting 2019.

Artikel 13 Inwerkingtreding

1. De "Verordening hondenbelasting 2018" van 18 december 2017, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich vóór die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgende op die van bekendmaking.

3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 17 december 2018,

de griffier, de voorzitter,