Verordening overleg lokaal onderwijsbeleid Capelle aan den IJssel

Geldend van 15-02-1998 t/m heden

Intitulé

Verordening overleg lokaal onderwijsbeleid Capelle aan den IJssel

De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel;gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;gelet op de bepalingen over het op overeenstemming gericht overleg in de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwiijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs;gezien de adviezen van de commissies voor:- Openbare Orde en Bestuurszaken, en- Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting;gezien het op 24 november 1997 gevoerde overleg met de vertegenwoordigers van de schoolbesturen van alle in de gemeente gevestigde scholen;overwegende dat het noodzakelijk is een regeling vast te stellen voor het overleg tussen de gemeente en de schoolbesturen over het lokaal onderwijsbeleid;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende: Verordening overleg lokaal onderwijsbeleid.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    schoolbestuur: het bevoegd gezag van een volgens de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde openbare of bijzondere school voor basisonderwijs, voor speciaal onderwijslvoor voorgezet speciaal onderwijslvoor speciaal en voortgezet speciaal onderwijslvoor voorbereidend wetenschappelijk onderwijslvoor algemeen voortgezet onderwijs voor voorbereidend beroepsonderwijs, die gelegen is op het grondgebied van de gemeente, alsmede de bestuurscommissie openbaar primair onderwijs;

  • b.

    advies: het advies van de onderwijsraad als bedoeld in de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • c.

    burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders.

HOOFDSTUK 2 OVERLEG

Paragraaf 2.1 Overlegorgaan lokaal onderwijsbeleid

Artikel 2 Functie overlegorgaan

  • 1. Er is een overlegorgaan lokaal onderwijsbeleid waarin burgemeester en wethouders met de vertegenwoordigers van alle schoolbesturen overleg voeren over de voorbereiding en uitvoering van het lokaal onderwijsbeleid.

  • 2. In het overlegorgaan komen aan de orde:

    • a.

      de onderwerpen waarop het op overeenstemming gerichte overleg van toepassing is als bedoeld in de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voorgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs;

    • b.

      overige onderwerpen van overleg aangaande het lokaal onderwijsbeleid.

  • 3. Op de onderwerpen, als genoemd in het tweede lid onder b is artikel 9 niet van toepassing.

Artikel 3 Samenstelling overlegorgaan

  • 1. Een schoolbestuur kan zich laten vertegenwoordigen in het overlegorgaan. Een schoolbestuur wijst daartoe maximaal twee vertegenwoordigers aan, die namens dit schoolbestuur het overleg voeren.

  • 2. Schoolbesturen kunnen zich gezamenlijk laten vertegenwoordigen in het overlegorgaan. Voor het bepalen van het aantal vertegenwoordigers is het gestelde in het eerste lid, tweede volzin, van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De portefeuillehouder onderwijs vertegenwoordigt burgemeester en wethouders in het overlegorgaan. De portefeuillehouder onderwijs fungeert als voorzitter van het overlegorgaan.

  • 4. De portefeuillehouder onderwijs kan zich in bijzondere gevallen laten vervangen door een andere bestuurlijke vertegenwoordiger, die daartoe door de portefeuillehouder is aangewezen.

Artikel 4 Derden

Derden kunnen deelnemen aan een overleg, indien de voorzitter van het overlegorgaan of één van de vertegenwoordigers van de schoolbesturen, genoemd in artikel 3, dit wenst.

Paragraaf 2.2 Voorbereiding overleg

Artikel 5 Uitnodiging

  • 1. Alvorens burgemeester en wethouders een voorstel aan de raad doen over een onderwerp, als bedoeld in artikel 2, lid 2, zenden zij de voorgenomen inhoud van dit voorstel met een toelichting daarop en, voorzover er voorbereidend overleg heeft plaats gevonden, de inventarisatie, als bedoeld in artikel 7, toe aan alle schoolbesturen.

  • 2. De toezending geschiedt onder bekendmaking van de plaats, de datum en het tijdstip waarop het overleg hierover zal aanvangen. Tussen de datum van de toezending van het voorstel en de datum van het overleg ligt ten minste één week.

  • 3. De schoolbesturen die niet deelnemen aan het overleg, kunnen voor de datum van dit overleg hun zienswijzen schriftelijk kenbaar maken aan burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders stellen de deelnemers aan dit overleg hiervan in kennis.

Artikel 6 Secretariaat

Burgemeester en wethouders voeren het secretariaat van het overlegorgaan.

Artikel 7 Voorbereiding

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een voorbereidend overleg instellen tussen vertegenwoordigers van de schoolbesturen en burgemeester en wethouders, dat voorafgaat aan het overleg in het overlegorgaan.

  • 2. Dit voorbereidend overleg wordt afgerond met een inventarisatie van de onderwerpen waarover wel en waarover geen overeenstemming is bereikt.

  • 3. Per onderwerp wordt aangegeven of het gaat om een onderwerp als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder a.

Artikel 8 Agendaoverleg

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een agendaoverleg instellen. Hierin wordt nagegaan welke onderwerpen op welk tijdstip in het overlegorgaan aan de orde kunnen komen. op grond hiervan stellen burgemeester en wethouders de agenda op.

  • 2. Aan dit agendaoverleg neemt, naast de portefeuillehouder onderwijs, maximaal één vertegenwoordiger per schoolbestuur deel.

  • 3. De portefeuillehouder onderwijs kan zich in bijzondere gevallen laten vervangen door een andere bestuurlijke vertegenwoordiger, die daartoe door de portefeuillehouder is aangewezen.

Paragraaf 2.3 Uitvoering overleg

Artikel 9 Advies onderwijsraad

  • 1. Indien een of meer schoolbesturen of burgemeester en wethouders een advies wensen over een onderwerp waarop het op overeenstemming gericht overleg van toepassing is, maken zij dit uiterlijk kenbaar in het overleg, als bedoeld in artikel 5, lid 2, waarin het onderwerp ter afronding aan de orde is. Dit gebeurt aan de hand van een schriftelijke gemotiveerde omschrijving van het onderwerp waarover het advies wordt verwacht. Hierbij wordt tevens het verband aangegeven tussen het onderwerp en de vrijheid van richting en vrijheid van inrichting van het onderwijs.

  • 2. Alle vertegenwoordigers krijgen in het in het eerste lid bedoelde overleg de gelegenheid hun zienswijzen naar voren te brengen over het verzoek om advies.

  • 3. Burgemeester en wethouders zijn belast met de indiening van een verzoek om advies. Zij doen dit uiterlijk vier weken na afloop van het overleg. Daarbij informeren zij tevens de onderwijsraad over de in het tweede lid bedoelde zienswijzen.

  • 4. De wettelijke termijn voor het uitbrengen van het advies wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de onderwijsraad burgemeester en wethouders uitnodigt het verzoek voor het uitbrengen van het advies aan te vullen met de gegevens die hij nodig heeft voor een goede vervulling van zijn taak, tot de dag waarop het verzoek is aangevuld.

  • 5. De gemeenteraad neemt gedurende de termijn voor het uitbrengen van het advies geen besluit over het onderwerp waarover advies is gevraagd.

  • 6. Burgemeester en wethouders zenden zo spoedig mogelijk een afschrift van het uitgebrachte advies toe aan alle schoolbesturen. Indien het geheel of gedeeltelijk opvolgen van het advies zou leiden tot een of meer inhoudelijke bijstellingen van het voorstel over een onderwerp waarover advies is gevraagd, worden de schoolbesturen bij de toezending van het afschrift van het advies uitgenodigd voor nader overleg. In alle andere gevallen beoordelen burgemeester en wethouders of nader overleg over het advies wenselijk is. Zij geven dit aan bij de toezending van het afschrift van het advies aan de schoolbesturen.

  • 7. Het overleg, als bedoeld in het vorige lid, vindt binnen twee weken plaats nadat het advies is uitgebracht. Burgemeester en wethouders informeren de gemeenteraad over dit overleg in de vorm van een aanvulling op het verslag als bedoeld in artikel 10.

Artikel 10 Verslaglegging; informeren raad

  • 1. Burgemeester en wethouders maken een verslag van het overleg.

  • 2. Het verslag bevat een overzicht van de besproken onderwerpen, waarbij per onderwerp wordt aangegeven:

    • a.

      of het bepaalde in artikel 2, tweede lid, onder a of b van toepassing is;

    • b.

      of volledige, geen volledige of geen overeenstemming is bereikt;

    • c.

      de in het overleg door de deelnemers naar voren gebrachte zienswijzen en - indien van toepassing - de zienswijzen als bedoeld in artikel 5, derde lid;

  • 3. de door de portefeuillehouder onderwijs in het overleg toegezegde wijzigingen in het oorspronkelijke voorstel.

    Indien artikel 9, eerste lid van toepassing is, wordt hiervan eveneens een weergave opgenomen in het verslag.

  • 3. Het overlegorgaan stelt in zijn eerstvolgende vergadering het verslag vast.

  • 4. In afwijking van het gestelde in het derde lid kunnen burgemeester en wethouders spoedheidshalve het concept van het verslag ter commentaar toezenden aan de schoolbesturen en derden, die hebben deelgenomen aan het overleg. Binnen 10 dagen na de dag waarop het concept van het verslag is toegezonden, maken de schoolbesturen en derden, die deel hebben genomen aan het overleg, schriftelijk hun opmerkingen over het concept van het verslag kenbaar.  Burgemeester en wethouders stellen in die situatie, in plaats van het overlegorgaan, het verslag vast met inachtneming van de opmerkingen.

  • 5. Burgemeester en wethouders brengen het vastgestelde verslag gelijktijdig met het voorstel over het onderwerp ter kennis van de raad. Voorzover burgemeester en wethouders afwijken van de tijdens het overleg naar voren gebrachte zienswijzen, wordt dit gemeld in het voorstel aan de raad.  Daarbij geven zij de redenen aan van het niet of niet geheel overnemen van deze zienswijzen.

Artikel 11 Heropening overleg

  • 1. Indien uit het oordeel van de betrokken raadscommissie over het voorgenomen voorstel aan de raad over een onderwerp blijkt dat de meerderheid van de raadscommissie of een deel van de raadscommissie dat volgens burgemeester en wethouders geacht wordt een meerderheid in de raad te vertegenwoordigen, van oordeel is dat het voorstel inhoudelijk bijstelling behoeft, dan kan een heropening van het overleg plaatsvinden. Burgemeester en wethouders beslissen daarover. Zij heropenen het overleg in ieder geval indien de inhoudelijke bijstelling betrekking heeft op een onderwerp als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder a waarover overeenstemming in het overlegorgaan was bereikt.

  • 2. Indien burgemeester en wethouders het overleg heropenen, dan roepen zij het overlegorgaan zo spoedig mogelijk bijeen, doch uiterlijk voor het moment waarop de raad een definitief besluit neemt over het onderwerp. In dit overleg hebben de vertegenwoordigers de gelegenheid om hun zienswijze te geven op het oordeel van de raadscommissie. Burgemeester en wethouders informeren de raad over het resultant van dit overleg in de vorm van een aanvulling op het verslag als bedoeld in artikel 10. De raad betrekt de in dit aanvullend verslag neergelegde zienswijzen bij zijn definitieve besluitvorming over het onderwerp.

HOOFDSTUK 3 SLOTBEPALINGEN

Artikel 12 Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen waarin deze Verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders, gehoord de vertegenwoordigers van de schoolbesturen in het overleg.

Artikel 13 Citeertitel; inwerkingtreding

  • 1.

    De verordening kan worden aangehaald als: Verordening overleg lokaal onderwijsbeleid Capelle aan den IJssel.

  • 2.

    Deze verordening treedt, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening procedure overleg huisvesting onderwijs, in werking met ingang van de dag na de bekendmaking.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 2 februari 1998,

de secretaris, de voorzitter,

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Aanhef

Hoewel de wet hiertoe niet verplicht, is het vanzelfsprekend dat voorafgaande aan de vaststelling van de verordening overleg over lokaal onderwijsbeleid plaatsvindt met (de vertegenwoordigers van) de schoolbesturen. Dit 'loverleg over de overlegprocedure" is uiteraard niet gebonden aan de procedureregels uit de verordening. Centraal hierbij staat echter wel dat de gemeente de betrokken besturen voldoende gelegenheid biedt om hun inhoudelijk oordeel hierover te geven en vervolgens dit oordeel zwaar te laten wegen bij de uiteindelijke vaststelling van de verordening. Dit is vanuit de overweging dat een niet door alle betrokken partijen onderschreven overlegprocedure contra-productief kan werken in het latere inhoudelijke overleg dat op basis van deze procedure wordt gevoerd.

HOOFDSTUK 1  ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1    Begripsbepalingen

De schoolbesturen die worden uitgenodigd voor het bestuurlijk overleg, zijn de bevoegde gezagsorganen van alle scholen die zijn gesitueerd op het grondgebied van de gemeente, en vallen onder de reikwijdte van een onderwerp van lokaal onderwijsbeleid waarop het overleg van toepassing is. De term "schoolbesturen" omvat ook het bestuur van het openbaar onderwijs.

De verordening gaat uit van de territoriale werking van de regelgeving, dat wil zeggen dat alle rijksbekostigde scholen en nevenvestigingen die gelegen zijn op het grondgebied van de gemeente onder de werking van de verordening vallen.  Deze benadering maakt het noodzakelijk goed na te gaan welke schoolbesturen in aanmerking komen voor deelname aan het overleg.

Tijdens het op overeenstemming gericht overleg kan het gemeentebestuur de onderwijsraad verzoeken om een advies uit te brengen over een onderwerp waarop het op overeenstemming gericht overleg van toepassing is. Het gemeentebestuur moet dit verzoek doen indien een schoolbestuur dit wenst (zie verder toelichting op de artikelen 2 en g).

HOOFDSTUK 2  OVERLEG

Paragraaf 2.1  Overlegorgaan lokaal onderwijsbeleid

Artikel 2    Functie overlegorgaan

In het overlegorgaan lokaal onderwijsbeleid wordt tussen de gemeente en alle schoolbesturen overleg gevoerd over de verschillende facetten van het lokaal onderwijsbeleid. Met de instelling van het overlegorgaan wordt beoogd het wettelijk voorgeschreven overleg te institutionaliseren.

De verordening is overigens zodanig ingericht, dat deze ook van toepassing is op onderwerpen, waarvoor wettelijk het op overeenstemming gericht overleg niet is voorgeschreven. Gezien de samenhang tussen de verschillende wetten en tevens uit oogpunt van harmonisatie en effectiviteit is doelbewust gekozen voor een zogenaamde brede overlegverordening, die toepasbaar is op alle overlegsituaties in het kader van het door de gemeente te voeren lokale onderwijsbeleid.

Daarnaast is ervoor gekozen om het overleg niet op te splitsen naar onderwerp of schoolsoort: zo blijft de integraliteit van het beleid het best gewaarborgd.  Dit laat uiteraard de mogelijkheid onverlet om het in dit artikel bedoelde bestuurlijk overleg in werkgroepen dan deeloverleggen voor te bereiden. Op de onderwerpen waarvoor het op overeenstemming gericht overleg in de wet is voorgeschreven, is artikel 9 (advies onderwijsraad) exclusief van toepassing.  De wetgever heeft met het op overeenstemming gericht overleg een "zwaarder" type van overleg willen cregren om tot consensus te komen. Het gemeentebestuur kan immers door zjjn wettelijke competenties dicht raken aan de autonomic van de scholen.

Het karakter van het in dit artikel bedoelde overleg is te allen tijde bestuurlijk. Het betreft immers een overleg tussen het gemeentebestuur en de schoolbesturen.

Dit ter onderscheiding van het technisch getinte voorbereidend overleg (artikel 7) en het agendaoverleg (artikel 8).

Artikel 3    Samenstelling overlegorgaan

Een schoolbestuur is uiteraard vrij om al of niet deel te nemen in het overlegorgaan. Indien een bestuur daarin plaatsneemt, wijst het hiervoor een of meer vertegenwoordigers aan. Uiteraard dient de mogelijkheid te worden geboden dat de vertegenwoordigers, net zo goed als dat het geval zal zijn bij vertegenwoordigers van het gemeentebestuur, zich laten bijstaan door een of meer adviseurs. Het schoolbestuur bepaalt door wie het zich laat vertegenwoordigen.

In het eerste lid is de vertegenwoordiging van een schoolbestuur - uit oogpunt van een effectief overleg - gebonden aan een maximum van twee per bestuur. In het tweede lid is de mogelijkheid van gezamenlijke vertegenwoordiging opgenomen.  Ook hier is het maximum gebonden aan twee vertegenwoordigers. Toepassing van het tweede lid is facultatief en kan alleen plaatsvinden indien de schoolbesturen daarmee instemmen.

Voor een effectief overleg is het belangrijk dat de besturen hun vertegenwoordigers voldoende mandaat geven voor het voeren van het overleg (innemen standpunten/maken van afspraken). De gekozen formulering dat de vertegenwoordiger namens zijn bestuur of een aantal besturen deelneemt aan het overleg, is daarvan een uitdrukking.

Uiteraard dient er wel voldoende ruimte te zijn voor de vertegenwoordigers om tussentijds terug te kunnen koppelen, wanneer zich tijdens of vlak voor het overleg nieuwe omstandigheden aandienen.

Positionering openbaar onderwijs

In de verordening is de vertegenwoordiging van het door de gemeente bestuurde openbaar onderwijs (i.c. door de bestuurscommissie ex artikel 82 van de Gemeentewet) in het overleg helder gemarkeerd.

De commissie openbaar primair onderwijs Capelle aan den IJssel is in artikel 1 expliciet als schoolbestuur vermeld. Evenals de andere schoolbesturen wijst de commissie vertegenwoordigers aan in het overlegorgaan.

De portefeuillehouder onderwijs treedt in het overlegorgaan op als vertegenwoordiger van de lokale overheid (derde lid) en niet als vertegenwoordiger van het openbaar onderwijs.

Hierdoor is het voor alle deelnemers in het overleg goed zichtbaar vanuit welke invalshoek (openbaar onderwijs of lokale overheid) iets wordt ingebracht in het overlegorgaan. Hiermee wordt het bestaan van de dubbelrol niet ontkend, maar wel een alternatief geboden om daarmee op voor alle partijen waarneembare wijze om te gaan.

Uit het derde lid vloeit voort dat de raad de wettelijke opdracht tot het voeren van overleg delegeert aan burgemeester en wethouders door middel van afvaardiging van de portefeuillehouders onderwijs naar het overleg. De deelname aan het overleg van burgemeester en wethouders in de persoon van de direct verantwoordelijke portefeuillehouder benadrukt - ook vanuit de invalshoek van de lokale overheid - het bestuurlijk karakter van het overleg.

Er is daarom - ook in geval van verhindering van de portefeuillehouder (vierde lid) - niet gekozen voor een ambtelijk vertegenwoordiger.

Artikel 4    Derden

Afhankelijk van het onderwerp van het overleg kunnen derden, niet te verwarren met de adviseurs van de gemeente of de schoolbesturen (zie de toelichting bij artikel 3), als deelnemer worden toegelaten tot het overleg. Denk bijvoorbeeld aan de schoolbegeleidingsdienst of welzijnsinstellingen.

Kertmerkend verschil tussen de positie van de schoolbesturen en deze derden is dat voor de laatsten de formule van het op overeenstemming gericht overleg in relatie tot het advies van de onderwijsraad niet opgaat. Wel dienen de zienswijzen van de aanwezige derden tot uiting te komen in het verslag van het overleg. Hierdoor kan de raad ook deze zienswijzen betrekken bij zijn definitieve besluitvorming over het betrokken onderwerp.

Paragraaf 2.2  Voorbereiding overleg

Artikel 5    Uitnodiging

De strekking van dit artikel is dat in procedurele zin wordt gewaarborgd dat de schoolbesturen tijdig worden ingeschakeld in het traject dat moet leiden tot een besluit over een onderwerp waarop het overleg van toepassing is. De gekozen termijn van minimaal een week om de schoolbesturen in de gelegenheid te stellen zich voor te bereiden op het overleg is gebruikelijk. Dit laat uiteraard onverlet dat er in praktijk naar kan worden gestreefd om een langere termijn te realiseren door de stukken eerder toe te zenden.

De gemeente is gehouden om een "aangekleed" voorstel toe te zenden. In de vorm van een toelichting wordt de overlegpartners inzicht gegeven in de achtergronden van het voorstel. Tevens dient te worden aangegeven of het overleg over het voorstel moet worden aangemerkt als een op overeenstemming gericht overleg.

De vertegenwoordigers van de schoolbesturen hebben uiteraard de mogelijkheid om ook zelf stukken in te brengen voor het overleg.

Indien het overleg wordt voorbereid (zie artikel 7), dan verdient het aanbeveling dat het voorstel ook vergezeld gaat van de uitkomst van dit vooroverleg (bijvoorbeeld in de vorm van een inventarisatie van onderwerpen waarover wel of niet overeenstemming bestaat).

De formulering dat het overleg op een bepaald tijdstip zal "aanvangen", impliceert dat het overleg niet in d6n ronde behoeft te worden afgerond. Vaak zal het zo zijn dat voor het overleg meer dan 66n bijeenkomst nodig is. Er is voor gekozen om deze optie van vervolgoverleg niet te binden aan nadere formele vereisten (behoudens de beschreven omstandigheden in artikel 9, zesde lid, en artikel 11 van de verordening) over de uitnodiging en toezending van stukken.  De deelnemers kunnen hierover in het eerste overleg concrete afspraken maken die inspelen op de feitelijke situatie die zich op dat moment voordoet.

Artikel 6    Secretariaat

In formele zin zi n burgemeester en wethouders belast met het voeren van het secretariaat van het overlegorgaan. De praktijk is dat het secretariaat - onder verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders - wordt verzorgd door een of meer gemeenteambtenaren. Het zal daarbij in de regel gaan om ambtenaren die belast zijn met aangelegenheden inzake het lokaal onderwijsbeleid.

Artikel 7    Voorbereiding

Het hier bedoelde overleg heeft tot doel om onderwerpen in inhoudelijke en technische zin voor te bereiden voor de bespreking in het overlegorgaan.

Er zijn meerdere tijdstippen mogelijk om het voorbereidend overleg te laten plaatsvinden.

Het kan voorafgaan aan het agendaoverleg als bedoeld in artikel 8. Indien een onderwerp is voorbereid, kan het op de agenda geplaatst worden.

Men kan er ook voor kiezen om het voorbereidend overleg na het agendaoverleg te houden.

Indien een onderwerp op de agenda is geplaatst, kan het worden voorbereid voor het overleg in het overlegorgaan.

Daarnaast kan ervoor gekozen worden om het voorbereidend overleg en het agendaoverleg samen te voegen.

De bereikte overeenstemming en overgebleven verschillen van inzicht in het vooroverleg vormen de basis van het overleg in het overlegorgaan.

De inventarisatie van de onderwerpen waarover al dan niet overeenstemming is bereikt, vormt een hulpmiddel voor een efficient overleg. In het kader van het op overeenstemming gericht overleg richt de aandacht zich meestal op de nog resterende geschilpunten, waarbij in het kader van het op overeenstemming gerichte karakter van het overleg gestreefd moet worden naar een oplossing. Dit neemt niet weg dat in het overleg tevens een inhoudelijke discussie kan plaatsvinden over de onderwerpen waarover, blijkens de inventarisatie, wel overeenstemming bestond in het voorbereidend overleg.

Er is van afgezien om het voeren van het voorbereidend overleg te binden aan procedurele voorschriften. Afhankelijk van de omvang van de problematiek dient dit overleg met een grote mate van flexibiliteit te kunnen worden ingericht en gevoerd.

Het voorbereidend overleg kan bijvoorbeeld per onderwerp of schoolsoort plaatsvinden. Deze flexibiliteit geldt ook voor de wijze van vertegenwoordiging (ambtelijk dan wel op bestuurlijk niveau).

Burgemeester en wethouders kunnen dit voorbereidend overleg instellen. Zij doen dit uiteraard in nauw overleg met de vertegenwoordigers van de schoolbesturen.

Artikel 8    Agendaoverleg

In het agendaoverleg kan onderzocht worden welke onderwerpen op welk tijdstip in het op overeenstemming gericht overleg aan de orde kunnen komen en welke onderwerpen op welk tijdstip in andere vormen van overleg.

De ratio is om te komen tot een vroegtijdige afstemming op bestuurlijk niveau van welke zaken er in de tijd bezien aan de orde zullen komen. Alle partners kunnen dan in de planning van hun werkzaamheden hiermee rekening houden. Het bovenstaande gebeurt uit een oogpunt van plarunatig werken. Dit laat onverlet dat tijdens het overleg in het overlegorgaan de agenda op verzoek van een of meer vertegenwoordigers kan worden aangepast.

Burgemeester en wethouders stellen dit overleg in. Zij doen dit, evenals bij het voorbereidend overleg, in samenspraak met de vertegenwoordigers van de schoolbesturen.

Om het overleg werkbaar te houden is het aantal vertegenwoordigers van schoolbesturen die deelnemen aan dit agendaoverleg gesteld op maximaal 66n per schoolbestuur.

De vervanging van de portefeuillehouder is hier op analoge wijze geregeld als woor het bestuurlijk overleg (artikel 3). Ook in dit overleg gaat het immers om een afsteiming op bestuurlijk niveau.

Paragraaf 2.3  Uitvoering overleg

Artikel 9    Advies onderwijsraad

Dit artikel heeft betrekking op de rol van de onderwijsraad.

Daar waar het lokaal onderwijsbeleid inzake huisvesting, schoolbegeleiding, achterstandenbeleid en OALT de grondwettelijke vrijheid van richting en vrijheid van inrichting van het onderwijs raakt, kan de onderwijsraad in beeld komen.  Niet als geschillenbeslechter, maar als adviseur van de lokale overheid. Maar wel, wanneer een schoolbestuur zich beroept op strijdigheid met deze grondwettelijke aspecten van onderwijsvrijheid, in de vorm van een verplichting voor de gemeente om advies te vragen. De wetgever beperkt de formulering doelbewust tot de vrijheid van richting en inrichting. Het aspect van de bekostiging van het openbaar en bijzonder onderwijs naar dezelfde maatstaf (gelijke behandeling) is daarbij niet genoemd.

Mocht een gemeente echter een ongerechtvaardigd onderscheid aanbrengen tussen bijzonder en openbaar onderwijs en daardoor scholen voor bijzonder onderwijs vanwege hun bijzonder zijn achterstellen bij openbaar onderwijs, dan handelt deze gemeente in strijd met de vrijheid van richting en inrichting. Er wordt immers een inbreuk gemaakt 6p de wezenlijke aard van de bijzondere school. Een schoolbestuur kan via deze invalshoek de gemeente verzoeken om advies te vragen van de onderwijsraad.

Artikel 9 geeft in procedurele zin aan op welke wijze een of meer overlegpartners, schoolbesturen en gemeentebestuur, kenbaar moeten maken dat ze de onderwijsraad willen inschakelen voor een advies over aspecten aangaande een onderwerp waarop het op overeenstemming gericht overleg van toepassing is.  Uitgangspunt daarbij is dat de partij die om advies verzoekt, inhoudelijk en gemotiveerd aangeeft wat de relatie is tussen deze aspecten en de vrijheid van richting of vrijheid van inrichting. Dit gebeurt uiterlijk in het overleg dat is bestempeld als het laatste, afrondende overleg over het desbetreffende onderwerp. Het is aan te bevelen om het finale karakter van het overleg te vermelden in de uitnodiging. Zowel de schoolbesturen als burgemeester en wethouders zijn gebonden aan dit uiterste moment (zie artikel 9, eerste lid).  Burgemeester en wethouders dienen het verzoek om advies in bij de onde rwij s raad.

Zij doen dit uiterlijk vier weken na afloop van het overleg. Deze termijn is opgenomen vanwege het feit dat de wet met het oog op een goede procesgang voorschrijft dat in de gemeentelijke verordening wordt opgenomen vanaf wanneer en tot welk moment het gemeentebestuur de onderwijsraad kan verzoeken een advies uit te brengen. De termijn is op vier weken gesteld in plaats van de voorgestelde twee weken, omdat het niet goed mogelijk is om binnen twee weken de procedure met betrekking tot het vaststellen van het verslag - de spoedprocedure vergt al minimaal 10 dagen - af te ronden.

Tevens is erin voorzien dat in het overleg van gedachten kan worden gewisseld over de inhoud van het verzoek aan de onderwijsraad. Dit is tegen de achtergrond dat iedereen erbij gebaat is dat er minimaal duidelijkheid bestaat over de beweegredenen van een, meer of alle partijen om zich tot de onderwijsraad te wenden. Deze gedachtewisseling laat uiteraard het recht van een individueel schoolbestuur of de gemeente onverlet om de onderwijsraad in te schakelen, ook wanneer de andere overlegpartners daaraan geen behoefte hebben. Daarnaast zal ook de onderwijsraad in het kader van zijn advisering gelnformeerd willen worden over de (mogelijk afwijkende) zienswijzen van alle partners uit het overleg.

De adviestermijn bedraagt vier weken. De wettelijke bepalingen geven aan dat de termijn van vier weken wordt opgeschort indien de onderwijsraad op redelijke gronden aanvullende gegevens nodig heeft voor een goede vervulling van zijn taak (zie het vierde lid). Bij de formulering van de opschorting van de termij'n is aangesloten bi artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat artikel bevat een regeling voor opschorting van de termijn bij de aanvraag van een beschikking.

De woorden "nodig voor een goede vervulling van diens taak" maken duidelijk dat de onderwijsraad gemotiveerd zal moeten aangeven welke gegevens hij nodig heeft.  De onderwijsraad zal alleen aanvullende gegevens kunnen opvragen voorzover die redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor het uitbrengen van het advies.

Verder bepaalt de wet dat de gemeenteraad geen besluit neemt over een onderwerp waarop het overleg van toepassing is alvorens de termijn is verstreken waarbinnen de onderwijsraad advies moet uitbrengen (zie het vijfde lid). In het zesde lid wordt bepaald in welke situatie er in ieder geval nader overleg plaatsvindt over het advies van de onderwijsraad. Dit is aan de orde wanneer de onderwijsraad adviseert om inhoudelijke wijzigingen aan te brengen in het voorstel over het desbetreffende onderwerp.

In alle andere gevallen maken burgemeester en wethouders de afweging of nader overleg noodzakelijk is. In de verordening is voor deze formule gekozen in plaats van voor de benadering om ongeacht de strekking en inhoud van het advies standaard te bepalen dat nader overleg plaatsvindt over het uitgebrachte advies.

Er kunnen zich namelijk situaties voordoen waarin een dergelijk nader overleg geen toegevoegde waarde heeft, bijvoorbeeld wanneer het advies het voorstel van burgemeester en wethouders onderschrijft.

Om te voorkomen dat eventueel nader overleg over het uitgebrachte advies tot een te grote vertraging in het besluitvormingsproces leidt, is in het zevende lid een termijn van twee weken opgenomen waarbinnen een dergelijk overleg plaats zal dienen te vinden. Om hierbij problemen te voorkomen verdient het aanbeveling om aan de vooravond van de indiening van het verzoek om advies met de daarbij behorende stukken bij de onderwijsraad alvast in onderling overleg enkele data te reserveren voor een eventueel nader overleg.

Op de advisering door de onderwijsraad is hetgeen in algemene zin over advisering is geregeld in de Awb van toepassing. In dit verband is met name het bepaalde in artikel 3:6, tweede lid, artikel 3:7 en artikel 4:20 van belang. Zo kan op grond van artikel 3:6 de gemeenteraad een besluit nemen over een onderwerp waarop het overleg van toepassing is indien de onderwijsraad het advies niet binnen vier weken uitbrengt.

Op grond van artikel 3:7 is de gemeenteraad gehouden om, al dan niet op verzoek, de gegevens beschikbaar te stellen die de onderwijsraad nodig heeft voor het uitbrengen van het advies. Wanneer de gemeenteraad afwijkt van het advies van de onderwijsraad, worden ingevolge artikel 4:20 de redenen daarvan vermeld in de motivering (In de derde tranche van de Awb worden de bepalingen aangaande motivering verplaatst naar afdeling 3.7).

Artikel 10   Verslaglegging; informeren raad

De raad zal bij zijn besluitvorming over het onderwerp waarop het overleg van toepassing is de argumenten en zienswijzen moeten wegen die in het overleg naar voren zijn gebracht. Hiertoe is het van belang dat de raad zich een duidelijk beeld kan vormen van de inhoud en strekking van hetgeen tijdens en voor het overleg is aangevoerd. De raad wordt hierover op de hoogte gebracht via toezending van het verslag van het overleg.

In het verslag wordt per onderwerp aangegeven of het op overeenstemming gericht overleg van toepassing is. Daarnaast wordt per onderwerp aangegeven in hoeverre er in het overlegorgaan overeenstemming over het onderwerp is bereikt.

Het verslag bevat uiteraard de zienswijzen die door de verschillende deelnemers (vertegenwoordigers van schoolbesturen, derden en de gemeente) zijn ingebracht.  Voorzover deze zienswijzen niet of niet geheel zijn overgenomen in het voorstel dat aan de raad is voorgelegd, wordt hiervan in het betrokken raadsvoorstel melding gemaakt door burgemeester en wethouders.

Daarbij wordt ook aangegeven op welke gronden burgemeester en wethouders tot het desbetreffende oordeel zijn gekomen.

Artikel 11   Heropening overleg

De uitkomst van het overleg vormt een belangrijk gegeven in de verdere besluitvormingsprocedure (raadscommissie en raad) over een onderwerp waarop het overleg van toepassing is.

In het voorstel van burgemeester en wethouders is aangegeven op welke wijze is omgegaan met de naar voren gebrachte zienswijzen. Indien er in het verdere besluitvormingsproces signalen komen dat vermoedelijk wordt afgeweken van het voorstel van burgemeester en wethouders en dat daarmee de uitkomst van het overleg in een ander licht komt te staan, komt de vraag aan de orde of de mogelijkheid moet worden geboden om over de gewijzigde situatie het overleg te heropenen.

Een eventueel hernieuwd overleg is in dit artikel gekoppeld aan het resultant van de bespreking van het voorstel van burgemeester en wethouders in de raadscommissie waarin onderwijsaangelegenheden aan de orde komen.

Indien de raadscommissie of een deel daarvan dat een meerderheidvertegenwoordigt in de raad aanleiding ziet voor een standpunt om te komen tot inhoudelijke bijstellingen in het voorstel van burgemeester en wethouders, dan kan dit aanleiding zijn om het overleg te heropenen.

In 66n geval moeten burgemeester en wethouders het overleg heropenen, namelijk indien dit oordeel betrekking heeft op inhoudelijke onderdelen van het voorstel waarover in het op overeenstemminggerichtoverlegovereenstemming was bereikt.  Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat deze consensus een zwaarder gewicht kan hebben dan een bereikte overeenstemming over een onderwerp waarover de wetgever geen op overeenstemming gericht overleg heeft voorgeschreven. Er kunnen zich in dit laatste geval naar aanleiding van de behandeling in de raadscommissie verschillende situaties voordoen:

  • 1.

    Over (onderdelen van) het voorstel dat burgemeester en wethouders hebben ingebracht bestond in het overleg volledige overeenstemming. Het afwijkende meerderheidsstandpunt van de raadscommissie daarover betekent dus ook een afwijking van de bereikte consensus in het overleg. In een dergelijk geval heropenen burgemeester en wethouders het overleg. Het spreekt voor zich dat het daarbij dient te gaan om aspecten met een zekere importantie. Vandaar dat gekozen is voor de formulering dat het moet gaan om een "inhoudelijke" bijstelling. Het zou bijvoorbeeld overdreven zijn om voor kleine technische bijstellingen een bestuurlijk overleg bijeen te roepen.

  • 2.

    De afwijkende visie van de raadscommissie strookt met de afwijkende zienswijzen zoals die gezamenlijk door de vertegenwoordigers van de schoolbesturen zijn ingebracht in het overleg. In een dergelijke situatie lijkt het opnieuw bijeenroepen van het overleg niet noodzakelijk, tenzij burgemeester en wethouders dit dienstig vinden voor hun standpuntbepaling over het meerderheidsstandpunt van de raadscommissie.

  • 3.

    De afwijkende visie van de raadscommissie strookt met de zienswijze zoals die door een deel van de schoolbesturen in het overleg naar voren is gebracht.  In deze situatie kan het bijeenroepen van het overleg gewenst zijn in verband met de positie van de schoolbesturen die hun zienswijze niet gehonoreerd zien. Burgemeester en wethouders bezien de noodzaak daartoe.

Het voordeel van de in dit artikel neergelegde procedure is dat het gemeentelijk besluitvormingsproces voortgang kan vinden zonder het gewicht van het overleg geweld aan te doen. Het voorstel van burgemeester en wethouders, al dan niet bijgesteld naar aanleiding van de behandeling in de raadscommissie, kan namelijk doorgaan naar de raad.

Het resultaat van het heropende overleg kan vervolgens ter kennis worden gebracht van de raad. Dit resultaat wordt door de raad betrokken bij de uiteindelijke besluitvorming. Dit positioneert de raad ook als hoogste bestuursorgaan in de gemeente, die alles afwegend een finale beslissing neemt.

HOOFDSTUK 3  SLOTBEPALINGEN

Artikel 12   Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordening niet voorziet

Wanneer de verordening voor het overleg in bepaalde zaken niet voorziet, dan nemen burgemeester en wethouders een beslissing. Aangezien dergelijke beslissingen (de inrichting van) het overleg raken, is erin voorzien dat burgemeester en wethouders hierover de andere partijen uit het overleg horen.

Artikel 13   Citeertitel; inwerkingtreding

Bij de inwerkingtreding van de verordening overleg lokaal onderwijsbeleid dient de verordening procedure overleg huisvesting te worden ingetrokken.

Zoals bij artikel 2 al is vermeld, is gekozen voor een zogenaamde brede overlegverordening waaronder ook het overleg over de inhoud van de verordening voor de onderwijshuisvesting is begrepen.