Regeling vervallen per 04-10-2012

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2008

Geldend van 01-03-2009 t/m 03-10-2012

Intitulé

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2008

De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel;

gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet;

gelet op het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

gelezen het voorstel van de griffier en de voorzitter;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende verordening:

Wijziging verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2008

HOOFDSTUK I BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: een commissie als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet;

  • b.

    subcommissie: de door een commissie uit zijn midden ingestelde commissie die ten doel heeft de voorbereiding van een commissiestandpunt;

  • c.

    Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243;

  • d.

    Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244;

  • e.

    Regeling rechtspositie wethouders: de Ministeriële regeling van 20 februari 2001, Stcrt. 41 als bedoeld in artikel 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders;

  • f.

    Reisbesluit binnenland: het Koninklijk Besluit van 1 maart 1993, Stb. 144;

  • g.

    Reisregeling binnenland: het besluit van de minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56;

  • h.

    raadslid: lid van de gemeenteraad, daartoe benoemd conform de eisen en procedures daaraan gesteld door de kieswet;

  • i.

    commissielid: een door de raad benoemd burgerlid van een commissie, niet zijnde een raadslid;

  • j.

    Verplaatsingskostenbesluit 1989: het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989, Stb. 424;

  • k.

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;

  • l.

    gemeentesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 102 van de Gemeentewet;

  • m.

    concerncontroller: de ambtenaar belast met de functie concerncontroller van de gemeente Capelle aan den IJssel.

HOOFDSTUK II VOORZIENINGEN VOOR RAADSLEDEN

Artikel 2 Vergoeding voor raadsleden

Aan het raadslid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, eerste lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

Artikel 3 Onkostenvergoeding

  • 1. Aan het raadslid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten toegekend, die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, derde lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

  • 2. Ten aanzien van het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f. van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, vierde lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dat bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen

  • 1. Hij die gedurende een gedeelte van een kalenderjaar raadslid is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

  • 2. De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, vindt plaats in maandelijkse termijnen.

Artikel 5 Samenstelling onkostenvergoeding

  • 1. Kosten gemaakt ten behoeve van de uitoefening van de functie van raadslid dienen uit de onkostenvergoeding als bedoeld in artikel 3 te worden bestreden.

  • 2. De onkostenvergoeding is opgebouwd uit de volgende kostencomponenten:

    • -

      representatie;

    • -

      vakliteratuur;

    • -

      contributies, lidmaatschappen;

    • -

      telefoonkosten;

    • -

      bureaukosten, porti;

    • -

      zakelijke giften;

    • -

      bijdrage aan fractiekosten;

    • -

      ontvangsten thuis;

    • -

      excursies.

  • 3. Kosten, uitgaande boven de in artikel 3 bedoelde onkostenvergoeding, kunnen niet worden gedeclareerd.

Artikel 6 Reiskosten

  • 1. Aan het raadslid worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare vervoermiddelen en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 7 Verblijfkosten

De in redelijkheid gemaakte verblijfkosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel c. van de

Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 8 Excursie of reis buiten de landsgrenzen

  • 1. De gemeenteraad kan een commissie uit de gemeenteraad toestemming verlenen voor een door of vanwege de gemeente georganiseerde excursie of reis buiten de landsgrenzen. De gemeenteraad aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente.

Artikel 9 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1. De kosten van cursussen, congressen, seminars en symposia, die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd, alsmede de daarbij eventueel behorende reiskosten, komen voor rekening van de gemeente.

  • 2. Het raadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium, dat gericht is op deskundigheidsbevordering en/of vaardigheidstrainingen, dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in bij de voorzitter van zijn fractie. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3. De fracties, bedoeld in artikel 8 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad, ontvangen jaarlijks een financiële bijdrage als tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in het tweede lid.

  • 4. De in het derde lid bedoelde bijdrage bestaat uit een vast bedrag per raadszetel. De omvang van het toe te kennen bedrag wordt ieder jaar bij de vaststelling van de gemeentebegroting door de raad bepaald.

Artikel 10 Bevoorschotting bijdrage

  • 1.

    De bijdrage voor deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia bedoeld in het derde lid van artikel 9 wordt als voorschot per kalenderjaar verstrekt.

  • 2.

    Uitbetaling van de in het eerste lid genoemde bijdrage vindt plaats vóór 31 januari van een kalenderjaar. De fracties openen voor de toekenning van de bijdrage voor deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia een aparte bank- of girorekening. Dit kan dezelfde bank- of girorekening zijn die is geopend voor de fractieondersteuning.

  • 3.

    In hetjaar waarin verkiezingen plaatsvinden, wordt het voorschot verstrekt voor de maanden tot en met de datum van de verkiezingen. In de eerste maand na de verkiezingsdatum wordt het voorschot verstrekt voor de overige maanden.

  • 4.

    Het voorschot wordt verrekend met teveel ontvangen voorschotten in de jaren waarvoor de raad

bedragen heeft vastgesteld bedoeld in artikel 10a.

Artikel 10a Reserve

1.De raad reserveert het in enig jaar niet gebruikte gedeelte van de bijdrage toekomend aan een

fractie ter besteding door de fractie in de volgende jaren.

  • 2.

    De reserve is niet groter dan 30% van de bijdrage die de fractie in het voorgaande kalenderjaar toekwam ingevolge artikel 9.

  • 3.

    De aanspraak in enig kalenderjaar op de opgebouwde reserve, komt tot uitdrukking in de afrekening als bedoeld in artikel 11 over dat jaar. Bevoorschotting vindt desgevraagd plaats.

  • 4.

    De reserve blijft na verkiezingen beschikbaar voor de fractie die onder dezelfde naam terugkeert, dan wel voor de fractie die naar het oordeel van de raad als rechtsopvolger daarvan kan worden beschouwd.

  • 5.

    Als bij zetelverlies de reserve voor een fractie hoger zou worden dan aangegeven in het tweede lid, vervalt het recht op dat meerdere.

  • 6.

    Bij splitsing van een fractie, wordt de reserve verdeeld over de betrokken fracties naar evenredigheid van het aantal bij de splitsing betrokken leden, voor zover deze reserve niet meer bedraagt dan 30% van de bijdrage die de oorspronkelijke fractie in het voorgaande kalenderjaar ontving.

Artikel 11 Verantwoording

  • 1. Elke fractie legt, binnen drie maanden na het einde van het kalenderjaar, aan de raad verantwoording af over de besteding van de bijdrage voor cursussen, congressen, seminars en symposia onder overlegging van een verslag waarvan de gemotiveerde aanvragen deel uitmaken.

  • 2. Indien de verantwoording over het vorige kalenderjaar vóór de in het eerste lid genoemde termijn niet is ingediend, wordt de over het lopende kalenderjaar resterende vergoeding en eventueel volgende kalenderjaar vastgestelde vergoeding niet uitbetaald.

  • 3. Controle van het verslag vindt plaats door de concerncontroller. De concerncontroller rapporteert zijn bevindingen aan de commissie Algemene Zaken en Veiligheid. Deze commissie brengt advies uit aan de raad.

  • 4. De raad stelt na ontvangst van de adviezen van de concerncontroller en de commissie Algemene Zaken en Veiligheid de hoogte vast van:

    • a.

      de uitgaven van een fractie die in het vorige kalenderjaar uit de bijdragen bekostigd zijn;

    • b.

      de wijziging van de reserve;

    • c.

      de resterende reserve;

    • d.

      de verrekening tussen de in onderdeel a genoemde uitgaven en het ontvangen voorschot en, voor zover nodig, de hoogte van de terugvordering van ontvangen voorschotten en voor zover van toepassing bij wijze van sanctie de verrekening van de in artikel 9, lid 1 genoemde bedragen met de jaarlijks toe te kennen bijdrage.

Artikel 12 Computer

  • 1. Aan een raadslid worden ten behoeve van de uitoefening van het raadslidmaatschap bij de aanvang hiervan door de gemeente een laptop met ADSL-verbinding en een printer in bruikleen verstrekt.

  • 2. In de bruikleenovereenkomst die in verband met de in het eerste lid van dit artikel bedoelde voorzieningen door het raadslid dient te worden ondertekend, is opgenomen dat de in bruikleen gegeven voorzieningen voor meer dan 90% voor het raadslidmaatschap dienen te worden gebruikt.

  • 3. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 4. De in het eerste lid bedoelde voorzieningen zijn en blijven eigendom van de gemeente. Bij beëindiging van het raadslidmaatschap dienen de voorzieningen onmiddellijk te worden ingeleverd. In afwijking hiervan kunnen deze voorzieningen eventueel worden overgenomen tegen de boekwaarde. De voorzieningen worden afgeschreven in vier jaar.

Artikel 13 Spaarloonregeling

  • 1. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f. van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan de voor de medewerkers in dienst van de gemeente geldende Spaarloonregeling.

  • 2. Deelname aan de Spaarloonregeling is niet mogelijk, indien het raadslid gebruikmaakt van de wettelijke Levensloopregeling bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel 14 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

De vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, wordt op verzoek van het raadslid verlaagd indien door hem een uitkering wegens gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt ontvangen met als doelstelling het vermijden van een verlaging van deze uitkering.

Artikel 15 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

  • 1. In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van deze wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

  • 2. In het geval dat een raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

Artikel 16 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de gemeenteraad

  • 1. Een raadslid dat op grond van artikel 77 van de Gemeentewet meer dan 30 dagen onafgebroken het voorzitterschap van de gemeenteraad waarneemt, ontvangt voor deze waarneming een toeslag van 8% van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden over de tijd van de waarneming.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding bedoeld in artikel 3.

HOOFDSTUK III VOORZIENINGEN VOOR WETHOUDERS

Artikel 17 Onkostenvergoeding

Aan de wethouder wordt een onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten, die gelijk is aan het bedrag vermeld in artikel 25, eerste lid van het Rechtspositiebesluit wethouders zoals dit bedrag jaarlijks door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

Artikel 18 Samenstelling onkostenvergoeding

  • 1. Kosten gemaakt ten behoeve van de uitoefening van het ambt van wethouder dienen uit de onkostenvergoeding bedoeld in artikel 17 te worden bestreden.

  • 2. De onkostenvergoeding is opgebouwd uit de volgende kostencomponenten:

    • -

      representatie;

    • -

      vakliteratuur;

    • -

      contributies, lidmaatschappen;

    • -

      telefoonkosten;

    • -

      bureaukosten, porti;

    • -

      zakelijke giften;

    • -

      ontvangsten thuis;

    • -

      excursies.

  • 3. Kosten uitgaande boven de in artikel 17 bedoelde onkostenvergoeding kunnen niet worden gedeclareerd.

Artikel 19 Zakelijke reiskosten

  • 1. Aan de wethouder wordt een vergoeding verleend voor reiskosten ter zake van reizen ten behoeve van de gemeente gemaakt.

  • 2. Bij gebruik van een taxi binnen de gemeente kunnen de kosten op grond van overwegingen van representativiteit of veiligheid worden vergoed. De gemeentesecretaris beoordeelt de functionaliteit van de gedane uitgaven. De uitgaven komen alsdan in aanmerking voor volledige vergoeding.

  • 3. Bij gebruik van een taxi buiten de gemeente kunnen de kosten worden vergoed. De gemeentesecretaris beoordeelt de functionaliteit van de gedane uitgaven. De kosten komen alsdan voor in aanmerking voor volledige vergoeding.

  • 4. Bij gebruik van openbare vervoermiddelen vindt volledige vergoeding van de kosten plaats. Bij gebruik van een eigen personenauto wordt voor reizen binnen de gemeente een vast bedrag per maand toegekend en bij reizen buiten de gemeente de vergoeding als bedoeld in artikel 4, onderdeel b. van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 20 Verblijfkosten

De wethouder worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke verblijfkosten ter zake van reizen, bedoeld in artikel 19, vergoed.

Artikel 21 Buitenlandse dienstreis

  • 1. De wethouder, die het voornemen heeft een buitenlandse dienstreis te maken, heeft hiervoor toestemming nodig van het college van burgemeester en wethouders. De gemeenteraad wordt van het besluit van het college van burgemeester en wethouders op de hoogte gesteld.

  • 2. De wethouder die het voornemen voorlegt aan het college van burgemeester en wethouders, verschaft informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de omvang en de aard van het gezelschap en de geraamde hoogte van de kosten.

  • 3. De wethouder ontvangt voor de ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders noodzakelijk te maken buitenlandse dienstreis een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten overeenkomstig het Reisbesluit buitenland.

  • 4. Ingeval van een buitenlandse dienstreis kan aan de wethouder een voorschot worden verstrekt. Het voorschot kan eventueel in buitenlandse valuta worden verstrekt. Dit voorschot wordt binnen een maand na het plaatsvinden van de dienstreis verrekend door middel van een bij de gemeentesecretaris in te dienen declaratieformulier.

  • 5. Van iedere buitenlandse reis wordt een verslag opgesteld. Alle buitenlandse reizen worden vermeld in een jaarverslag.

  • 6. Het meereizen van de partner van de wethouder op kosten van de gemeente is alleen toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de uitnodigende partij en hiermee tevens het belang van de gemeente is gediend. Het meereizen van de partner moet worden betrokken bij de aanvraag.

  • 7. Het anderszins meereizen van derden op kosten van de gemeente is niet toegestaan.

    Het meereizen van derden op eigen kosten is wel toegestaan onder de voorwaarde dat dit

    wordt gemeld bij de aanvraag.

  • 8. Het verlengen van een buitenlandse dienstreis wegens vakantie is wel toegestaan onder de voorwaarde dat dit is opgenomen in de aanvraag. De extra verblijfkosten komen volledig voor rekening van de wethouder, tenzij blijkt dat de kosten door de verlenging van de reis substantieel lager zijn geworden.

Artikel 22 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1. De kosten van cursussen, congressen, seminars en symposia, die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd, alsmede de daarbij eventueel behorende reiskosten, komen voor rekening van de gemeente.

  • 2. De wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium, dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in bij de gemeentesecretaris. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen ter beoordeling van de gemeentesecretaris voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met het ambt van wethouder. Vergoeding is alleen mogelijk voor zover daartoe door de raad budget beschikbaar is gesteld.

Artikel 23 Computer

  • 1. Aan een wethouder wordenten behoeve van de uitoefening van het ambt van wethouder bij de aanvang hiervan door de gemeente een laptop met ADSL-verbinding en een printer in bruikleen verstrekt.

  • 2. In de bruikleenovereenkomst die in verband met de in het eerste lid van dit artikel bedoelde voorzieningen door de wethouder dient te worden ondertekend, is opgenomen dat de in bruikleen gegeven voorzieningen voor meer dan 90% voor het ambt van wethouder dienen te worden gebruikt.

  • 3. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 4. De in het eerste lid bedoelde voorzieningen zijn en blijven eigendom van de gemeente Capelle aan den IJssel. Bij beëindiging van het wethouderschap dienen de voorzieningen onmiddellijk te worden Ingeleverd. In afwijking hiervan kunnen deze voorzieningen eventueel worden overgenomen tegen de boekwaarde. De voorzieningen worden afgeschreven in vier jaar.

Artikel 24 Mobiele telefoon

  • 1. Op aanvraag wordt de wethouder voor de uitoefening van het ambt van wethouder door de gemeente een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld, die mede gebruikt mag worden voor privédoeleinden.

  • 2. De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 4. Op de netto bezoldiging dan wel de netto onkostenvergoeding van de wethouder die de mobiele telefoon voor meer dan 10% mede gebruikt voor privé-doeleinden, wordt een bedrag ingehouden dat gelijk is aan het bedrag dat op grond van de artikelen 38 respectievelijk 39 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 tot het loon wordt gerekend.

Artikel 25 Spaarloonregeling/levensloopregeling

  • 1. De wethouder kan op aanvraag deelnemen aan de voor de medewerkers in dienst van de gemeente geldende Spaarloonregeling.

  • 2. Deelname aan de Spaarloonregeling is niet mogelijk indien de wethouder gebruikmaakt van de wettelijke Levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel 26 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

De wethouder, die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikt, heeft ten laste van de gemeente aanspraak op vergoeding van:

  • a.

    reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de Ministeriële regeling als bedoeld in artikel 22, tweede lid van het Rechtspositiebesluit wethouders;

  • b.

    verhuiskosten in verband met de benoeming totwethouder overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de Ministeriële regeling als bedoeld in artikel 22, tweede lid van het Rechtspositiebesluit wethouders.

HOOFDSTUK IV VOORZIENINGEN VOOR COMMISSIELEDEN

Artikel 27 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

  • 1. Een lid van een commissie van de raad als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet dat vergaderingen van die commissie bijwoont komt in aanmerking voor een vergoeding;

  • 2. De hoogte van deze vergoeding is per vergadering 12 maal van het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 4 (50.000 – 100.000 inwoners) vastgestelde maximale vergoeding per vergadering

  • 3. Een lid van een commissie ontvangt per jaar maximaal 84 maal van het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 4 (50.000 – 100.000 inwoners) vastgestelde maximale vergoeding per vergadering.

Artikel 28 Cursus, congres, seminar of symposium

De artikelen 9 tot en met 11 van de verordening zijn van overeenkomstige toepassing op commissieleden.

Artikel 29 Computer

  • 1. Aan een commissielid wordenten behoeve van de uitoefening van het lidmaatschap van de commissie bij de aanvang van het lidmaatschap door de gemeente een laptop met ADSL-verbinding en een printer in bruikleen verstrekt.

  • 2. In de bruikleenovereenkomst die in verband met de in het eerste lid van dit artikel bedoelde voorzieningen door het commissielid dient te worden ondertekend, is opgenomen dat de in bruikleen gegeven voorzieningen voor meer dan 90% voor het lidmaatschap van de commissie dienen te worden gebruikt.

  • 3. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 4. De in het eerste lid bedoelde voorzieningen zijn en blijven eigendom van de gemeente. Bij beëindiging van het lidmaatschap van de commissie dienen de voorzieningen onmiddellijk te worden ingeleverd. Bij afwijking hiervan kunnen deze voorzieningen worden overgenomen tegen de boekwaarde. De voorzieningen worden afgeschreven in vier jaar.

HOOFDSTUK V DE PROCEDURE VAN DECLARATIE

Artikel 30 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door:

  • a.

    declaratie van vooruit betaalde kosten of

  • b.

    rechtstreekse facturering bij de gemeente.

Artikel 31 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1. Voor vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 6, 7, 19, 20, 21 en 26 wordt gebruikgemaakt van een declaratieformulier, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

  • 2. Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het raadslid of het commissielid, onderscheidenlijk de wethouder dient het declaratieformulier binnen twee maanden bij de griffier onderscheidenlijk de gemeentesecretaris in, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.

Artikel 32 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1. De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 9, 19, 20, 22 en 26 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het raadslid onderscheidenlijk de wethouder voor akkoord ondertekende factuur aan de gemeente.

  • 2. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier waarvan het model door het college is vastgesteld volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 3. Het raadslid onderscheidenlijk de wethouder dient het begeleidingsformulier en de factuur binnen twee maanden in bij de griffier onderscheidenlijk de gemeentesecretaris.

HOOFDSTUK VI CITEERTITEL EN INWERKINGTREDING

Artikel 33 Intrekking oude regeling

De Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2007 wordt ingetrokken.

Artikel 34 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na vaststelling en werkt terug tot en met

1 januari 2008.

Artikel 35 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2008.

Toelichting

A.Algemeen

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, algemene maatregel van bestuur, ministeriële regeling

(alleen wethouders) en gemeentelijke regeling. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers (APPA) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven, dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe zijn tot stand gekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Enkele vergoedingen voor wethouders die gelijk zijn aan die voor rijksambtenaren, maar voor hen in verschillende regelingen zijn opgenomen waarnaar in het verleden werd verwezen, zijn om pragmatische redenen opgenomen in een ministeriële regeling, de Regeling rechtspositie wethouders. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, zijn in beide rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor secundaire voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een regeling voor de kinderopvang en de uitkering bij aftreden als raadslid, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen.

Hoofdlijnen van de gemeentelijke verordening

In de onderhavige verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van de commissies voor advies aan de raad. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en de genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hen bij of krachtens de wet is toegekend, genieten de wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Een soortgelijke bepaling is in artikel 99 van de Gemeentewet opgenomen voor raads- en commissieleden.

De verordening bevat bepalingen inzake:

  • -

    de beloning voor de werkzaamheden van raads- en commissieleden (artikelen 2 en 27) waarbij is op te merken dat voor wethouders niets is opgenomen, omdat hun bezoldiging uitputtend is geregeld in het Rechtspositiebesluit wethouders;

  • -

    een vaste algemene onkostenvergoeding voor wethouders en raadsleden (artikelen 3 en 17);

  • -

    reis- en verblijfkosten van wethouders, raads- en commissieleden, waarbij voor wethouders een onderscheid is gemaakt tussen zakelijke reizen en buitenlandse dienstreizen (artikelen 6, 7 en 19);

  • -

    reis- en pensionkosten van de bij benoeming verhuisplichtige wethouder (artikel 26);

  • -

    beschikbaarstelling van computerapparatuur (artikelen 12, 23 en 29) en faciliteiten in de vorm van deelname aan cursussen, congressen en dergelijke (artikelen 9, 22 en 28) aan wethouders, raadsleden en commissieleden;

  • -

    een aantal secundaire voorzieningen zoals voor zowel wethouders als raadsleden de Spaarloonregeling of Levensloopregeling (artikelen 13 en 25);

  • -

    de procedure van declareren (artikelen 30 tot en met 32).

De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever.

Dat betekent dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, de Ziektewet en de WIA. Raadsleden worden ook niet aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van deze wet geen recht op vergoeding door de gemeente van de over de raadsvergoeding verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering.

Eigen voorzieningen zijn er op die onderdelen getroffen in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en in de onderhavige verordening. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is, vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964, maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor loonbelasting door de kiezen voor het fictief werknemerschap.

Wethouders zijn sinds de dualisering van het gemeentebestuur ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van deze wet. Echter, de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders.

Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving.

De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding, die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Er is sinds de dualisering van het gemeentebestuur derhalve geen mogelijkheid meer om wel of niet voor de loonbelasting te opteren. Wethouders vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en de WIA. Wachtgeld na aftreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (APPA); voor hen geldt derhalve niet de pensioenvoorziening bij het ABP. Wethouders zijn werknemers in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van deze wet recht op vergoeding door de gemeente van de over hun bezoldiging verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering.

De loon- en inkomstenbelasting

Opting in regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de “opting in regeling” genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem, dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat het raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt het vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving.

Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden.

De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en de zakelijke deelname aan cursussen en congressen.

Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen zoals de onkostenvergoedingworden gebruteerd toegekend, waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert. Ook kan betrokkene deelnemen in de Spaarloonregeling die er voor het gemeentelijk personeel is.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd, dan geldt voor het raadslid dat het voor de

Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Zij kunnen niet deelnemen aan de Spaarloonregeling.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbaar resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de

waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijke zakelijke gebruik leidt dan tot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting.

Zoals in het voorgaande is weergegeven, kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet uitsluitend bij de aanvang van de zittingsperiode te gebeuren, maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingssystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet hun eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze, waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de gemaakte kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren:

  • -

    welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuursposten);

  • -

    welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie;

  • -

    kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien de loonbelasting geldt);

  • -

    voor voorzieningen, die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto)vergoeding worden verstrekt.

Concreet betekent deze vergoedingsystematiek het volgende.

1. Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering

  • -

    Bruikleen van computerapparatuur.

  • -

    Deelname aan cursussen en congressen en dergelijke.

De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door de wethouder of het raadslid, maar worden direct door de gemeente voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer.

2. Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven op basis van declaratie aan het raads-, commissielid of de wethouder worden vergoed.

Deze kunnen als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed.

3. Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto)kostenvergoeding verstrekt. In de toelichting op de artikelen 3 en 18 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat.

Voor raadsleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd, geldt dezelfde systematiek, maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen, worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is – net als voor de besteding van alle andere publieke middelen – transparantie van groot belang.

Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik.

Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodig discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting. Dat is ook in hun belang, omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In Hoofdstuk V zijn in verband hiermee procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven en declaratie van vooruit betaalde kosten. Daarnaast zijn in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie.

In dit kader kan worden opgemerkt dat de bij de gemeente gebruikelijke procedures van controle en verantwoording van toepassing zijn.

B.Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 Vergoeding voor raadsleden

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald.

Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 van deze verordening is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag.

De gemeenteraad kan besluiten naar beneden af te wijken van het door de minister vastgestelde maximum. Daarvoor is in deze verordening niet gekozen.

Het bedrag voor de vergoeding van de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO-lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig, omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.

Artikelen 3 en 17 Vaste onkostenvergoeding

In deze artikelen is de vaste vergoeding geregeld voor de aan het ambt van wethouder dan wel aan het raadslidmaatschap verbonden kosten. Tevens is in de artikelen 5en 18 aangegeven uit welke kostencomponenten de vergoeding is opgebouwd. Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen. Daarvoor zijn vanaf deze datum specifieke voorzieningen getroffen. Verwezen kan worden naar de artikelen 9, 12, 22 en 23.

De vaste onkostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste onkostenvergoeding gelijk te houden, is het bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime. Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste onkostenvergoeding zonder brutering.

Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft de raadsvergoeding onbelast. Wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifte inkomstenbelasting.

De hoogte van de onkostenvergoeding wordt bij deze gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in de rechtspositiebesluiten voor wethouders en raadsleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In de artikelen 3 en 18 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag.

Het bedrag van de onkostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig, omdat in de verordening in algemene zin wordt aangegeven of de onkostenvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.

Artikelen 6 en 7 Reis- en verblijfkosten raadsleden

De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor woon-werkverkeer voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet dat raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente. Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.

Aan een door de raad benoemd burgerlid van een raadscommissie kan krachtens artikel 96, eerste lid van de Gemeentewet, echter wel een vergoeding worden gegeven voor de reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente. Gelet op de betrekkelijk geringe omvang van het Capelse grondgebied is in deze verordening een dergelijke vergoeding niet opgenomen.

In de verordening is voor wat betreft de hoogte van de vergoedingen aansluiting gezocht bij de vergoedingen uit de Regeling rechtspositie wethouders die in januari 2004 is ingevoerd.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt. De hoogte van de kilometervergoeding wordtvastgesteld door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Wijzigingen in de hoogte van de kilometervergoeding worden door middel van een circulaire aan het collegevan burgemeesteren wethouders meegedeeld . In 2006 was dit bedrag € 0,28 bij gebruik van de eigen auto. De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is voor

€ 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel.

Artikelen 9 en 22 Cursus, congres, seminar of symposium

Zoals in het vorenstaande al is aangeven, is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten hiervoor rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen en dergelijke die door of vanwege de gemeente in het gemeentelijk belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen en dergelijke waaraan het individuele raadslid in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap op eigen initiatief deelneemt. In dat laatste geval zijn aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspecificatie). Raadsleden dienen een aanvraag in bij de voorzitter van de fractie.

Collegeleden dienen de aanvraag bij de gemeentesecretaris in. De toetsing kan marginaal zijn in verband met de maximering van de vergoedingen. In geval van twijfel of de aanvraag voldoet aan de bepalingen uit dit artikel kan de gemeentesecretaris zich tot het college wenden.

De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding dan wel verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 12, 23 en 29 Computer

In de Verordening kostenvergoedingen lokaal bestuur 2001 is vastgelegd dat aan wethouders en raadsleden ten behoeve van de uitoefening van het ambt van wethouder respectievelijk het raadslidmaatschap

ICT-voorzieningen door de gemeente in bruikleen worden verstrekt. In deze verordening is vastgelegd dat aan de wethouders, raadsleden en burgerraadsleden zowel een laptop als een printer in bruikleen wordt gegeven.

De printer kan tevens dienst doen als scanner en fax. Voor opslag, het opvragen en/of uitwisselen van data en informatie kan gebruik worden gemaakt van het netwerk van de gemeente.

Op aanvraag kan een ADSL-verbinding worden geleverd. Sinds januari 2005 eist de belastingdienst dat een computer en bijbehorende apparatuur alleen onbelast ter beschikking mag worden gesteld indien de apparatuur voor 90% of meer zakelijk wordt gebruikt. Wordt de computer en bijbehorende voorzieningen voor meer dan 10% privé gebruikt, dan dient de vergoeding als loon te worden aangemerkt. Gedurende een periode van drie jaar dient in die situatie 30% van de aanschafwaarde tot het loon te worden gerekend. In dit verband is in de bruikleenovereenkomst opgenomen dat de in bruikleen gegeven voorzieningen voor meer dan 90% voor het ambt van wethouder dan wel het raadslidmaatschap dienen te worden gebruikt. Vergelijkbare spelregels zijn toepassing op de van gemeentewege verstrekte ADSL-verbinding.

Artikelen 13 en 25 Spaarloonregeling

Een raadslid dat heeft gekozen voor deelname aan de opting-in regeling kan deelnemen aan de Spaarloonregeling zoals deze geldt voor de medewerkers van de gemeente. Deze keuze kan niet worden gemaakt indien het raadslid heeft gekozen voor deelname aan de Levensloopregeling.

Een wethouder is een werknemer en kan dientengevolge gebruikmaken van de Spaarloonregeling dan wel de Levensloopregeling. Wanneer de wethouder gebruikmaakt van de gemeentelijke levensloopregeling is het niet toegestaan een levensloopbijdrage ten laste van de gemeente te verstrekken. De opbouw van de levensloopvoorziening mag uitsluitend ten laste van de wethouderswedde plaatsvinden. Aangezien wethouders geen verlofregeling kennen, is het slechts mogelijk dat de opgebouwde voorziening bij de beëindiging van het wethouderschap wordt meegenomen naar een volgende werkgever of dat uitbetaling ineens plaatsvindt.

Artikel 14 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

In de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat de gemeenteraad een brede afspiegeling van de bevolking dient te vormen. Om deze reden moeten drempels om raadslid te worden of te blijven worden weggenomen. In WAO en WIA geldt het algemene principe dat, indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor raads- en commissieleden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door een raads- of commissievergoeding een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raads- of commissiezetel of bij verhoging van de vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kunnen gemeenten hiervoor een voorziening treffen.

Deze is te vinden in artikel 14 van de verordening. Daarin is geregeld dat op aanvraag een raadslid een lagere vergoeding voor de werkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het raadslid.

Artikel 15 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

Artikel 20 van de Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment dat iemand die een werkloosheidsuitkering op grond van deze wet ontvangt, nieuwe werkzaamheden aanvangt, de WW-uitkering wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt.

Het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Indien iemand derhalve tot raadslid wordt gekozen, zal de WW-uitkering worden verlaagd met het aantal uren dat het UWV voor het raadslidmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden zal er een negatief inkomenseffect optreden. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt gemeenten de mogelijkheid dit nadeel te compenseren. Dit is geregeld in artikel 12 van de verordening.

Artikel 16 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap door de gemeenteraad

In artikel 77 van de Gemeentewet is geregeld dat het voorzitterschap van de gemeenteraad bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt waargenomen door het langstzittende raadslid.

De gemeenteraad kan ook een ander raadslid met de waarneming van het voorzitterschap belasten.

In overeenstemming met het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is in artikel 16 van de verordening geregeld dat bij een onafgebroken waarneming van meer dan 30 dagen het betreffende raadslid over de tijd van waarneming recht heeft op een toeslag van 8% van de vergoeding voor de werkzaamheden en van de vaste onkostenvergoeding.

Artikel 19 Zakelijke reiskosten

Ingevolge artikel 19 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer of met een taxi, volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt). Indien gebruik wordt gemaakt van de eigen personenauto voor reizen buiten de gemeente dan wel binnen de gemeente, geldt, indien wordt gekozen voor declaraties in 2006

€ 0,28 per afgelegde kilometer. De kilometervergoeding is, voor zover deze meer bedraagt dan € 0,19, belast. Voor reizen binnen de gemeente kan de wethouder naast een systeem van declaraties ook kiezen voor een vast bedrag per maand.

Artikel 21 Buitenlandse dienstreis

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijke belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. In deze artikelen zijn tevens bepalingen opgenomen over de expliciete besluitvorming in het college van burgemeester en wethouders over zaken met een buitenlandse dienstreis samenhangend. zoals de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel) en het meereizen van de partner.

Ook gemeenteraden of raadscommissies maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 24 Mobiele telefoon

Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de wethouder voor overwegend zakelijk gebruik (90% of meer) overeenkomstig hetgeen daarover in artikel 40 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 is bepaald, belastingvrij een mobiele telefoon als tweede telefoon om niet ter beschikking worden gesteld. De vraag of er sprake is van een eerste of een tweede telefoon moet worden beantwoord vanuit de positie van de werknemer. Als de werknemer thuis privé al een abonnement op een telefoonaansluiting heeft en de gemeente verstrekt daarnaast bijvoorbeeld een mobiele telefoon, dan kan de mobiele telefoon als tweede telefoon worden beschouwd. De abonnementskosten en de (zakelijke) gesprekskosten komen dan voor rekening van de gemeente. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die de wethouder met de gemeente sluit. Het model van deze overeenkomst is door het college vastgesteld.

Het verdient aanbeveling in de bruikleenovereenkomst de voorwaarde op te nemen dat de telefoon uitsluitend gebruikt mag worden ten behoeve van zakelijk verkeer.

Artikel 26 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

Sinds de dualisering van het gemeentebestuur kunnen personen van buiten de gemeenteraad tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. In artikel 26 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de gemeente in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van verhuizing. De vergoedingen zijn onbelast.

Artikel 27 Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor de burgerraadsleden in de raadscommissies geregeld.

Voor de wethouders en de raadsleden geldt dat hun vergoeding is geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Dit artikel geldt uitdrukkelijk evenmin voor de door de gemeente ingestelde commissies die niet kunnen worden aangemerkt als een raadscommissie, zoals de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften, de Monumentencommissie, de Welstandscommissie et cetera.

Op 28 maart 2006 heeft het college een besluit over hun vergoeding genomen.

De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven.

In artikel 33, eerste lid is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van het presentiegeld is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer

CAO-lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.

Artikelen 30 tot en met 32 De procedure van declaratie

In artikel 30 zijn de twee wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 31 en 32 is vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in acht genomen moeten worden.

Declaratie van vooruit betaalde kosten

Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:

  • -

    reis- en verblijfkosten van raadsleden;

  • -

    zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

  • -

    reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders;

  • -

    reis- en pensionkosten en verhuiskosten van wethouders.

Rechtstreekse facturering bij de gemeente

Rekeningen kunnen rechtstreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in de volgende gevallen:

  • -

    deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door raadsleden en wethouders;

  • -

    zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

  • -

    reis- en pensionkosten en verhuiskosten;

  • -

    reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders.

Artikelen 33 tot en met 35 Citeertitel en inwerkingtreding

Gekozen is voor inwerkingtreding met terugwerkende kracht van de gewijzigde bepalingen tot

1 januari 2008.

Sinds 20 februari 2004 bestaat naast het Rechtspositiebesluit wethouders ook de (ministeriële)

Regeling rechtspositie wethouders. In lijn met deze gehanteerde benaming is gekozen voor een nieuwe naam van de verordening: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2008.