Regeling vervallen per 21-02-2015

Nadere regels Re-integratieverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Capelle aan den IJssel 2011

Geldend van 10-03-2011 t/m 20-02-2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel;

overwegende, dat het wenselijk is het re-integratiebeleid zoals opgenomen in het beleidsplan Sociale Zaken ‘Werken aan activering’ 2008-2010 en de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2009 zoals vastgesteld door de raad in de vergadering van 18 mei 2009, vast te leggen in nadere regels,

gezien het advies van de Cliëntenraad van 2 februari 2011;

gelet op artikel 3, tweede lid, van de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2009;

besluit

vast te stellen de volgende regeling:

Nadere regels Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Capelle aan den IJssel 2011

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 - Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De begripsomschrijvingen zoals bedoeld in artikel 1 van de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2009 zijn in deze nadere regels van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid gelden de volgende begripsomschrijvingen:

    • a.

      duur dienstverband: de in de arbeidsovereenkomst overeengekomen periode waarin de werknemer werkzaamheden verricht;

    • b.

      duurzame arbeid: algemeen geaccepteerde arbeid die langer dan 6 aaneengesloten maanden duurt, waarbij de belanghebbende uitkeringsonafhankelijk is geworden en de werkgever geen loonkostensubsidie ontvangt;

    • c.

      functionele beperking: een door een onafhankelijke arts vastgestelde beperking, die lichamelijk, verstandelijk of psychisch van aard is;

    • d.

      gesubsidieerde baan: baan voor een uitkeringsgerechtigde waarvoor de werkgever bij het aangaan van het dienstverband een vorm van subsidie ontvangt;

    • e.

      inlener: de werkgever die een uitkeringsgerechtigde werkervaringplaats aanbiedt en hiervoor een inleenvergoeding betaalt aan het college;

    • f.

      omvang dienstverband: het in de arbeidsovereenkomst overeengekomen aantal uren dat een werknemer per week werkzaam is;

    • g.

      scholingsverplichting: de verplichting tot scholing op grond van artikel 9a lid 8 van de wet;

    • h.

      verdiencapaciteit: de mate waarin de werknemer de werkzaamheden naar vermogen kan uitvoeren, uitgedrukt als percentage van de “normale” verdiencapaciteit;

    • i.

      verordening: de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2009;

    • j.

      vrijwilligersvergoeding: een vergoeding voor de werkelijk gemaakte onkosten aantoonbaar verbonden aan het verrichte vrijwilligerswerk of een maximaal bedrag volgens de fiscale richtlijnen en waarop de Wet op de Loonbelasting 1964 niet van toepassing is;

    • k.

      vrijwilligerswerk: het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten in enig georganiseerd verband gericht op arbeidsinschakeling of zelfstandige maatschappelijke participatie en waar geen geldelijke waardering tegenover staat, uitgezonderd een eventuele vrijwilligersvergoeding.

Hoofdstuk 2 Het persoonsgebonden re-integratiebudget (Artikel 13 van de verordening)

Artikel 2 - doelgroep

Voor een persoongebonden re-integratiebudget komen in aanmerking uitsluitend uitkeringsgerechtigden op grond van de WWB, IOAW of IOAZ met een arbeidsverplichting of een scholingsverplichting, die:

  • a.

    op het moment van de aanvraag om toekenning van een persoonsgebonden re-integratiebudget geen andere re-integratieactiviteiten volgen, én;

  • b.

    een voorstel indienen voor een traject gericht op duurzame uitstroom naar reguliere arbeid, niet zijnde arbeid als zelfstandig ondernemer, én;

  • c.

    bij wie geen sprake is van ernstige belemmerende functionele beperkingen, onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal in woord en geschrift, verslavingsproblemen, problematisch gedrag, problematische schulden en/of een instabiele woon- of thuissituatie.

Artikel 3 - Termijn van de aanvraag

De aanvraag voor een persoonsgebonden budget wordt vóór aanvang van het traject ingediend.

Artikel 4 - Wijze van aanvragen

De belanghebbende maakt voor het aanvragen van een persoonsgebonden budget gebruik van het ‘Aanvraagformulier persoonsgebonden re-integratiebudget en standaardtrajectplan’.

Artikel 5 - Voorwaarden persoongebonden re-integratiebudget

  • 1. De beoordeling van de geschiktheid en de ondersteuning bij het opstellen van het trajectplan kan uitgevoerd worden door een gecontracteerde onafhankelijke derde.

  • 2. Het recht op een persoonsgebonden re-integratiebudget ontstaat nadat het trajectplan is goedgekeurd en de belanghebbende toestemming heeft het traject te volgen.

  • 3. Het persoonsgebonden re-integratiebudget kan alleen worden verstrekt voor de inkoop van een re-integratievoorziening, of onderdelen daarvan, zoals opgenomen in het trajectplan.

  • 4. De re-integratievoorzieningen worden uitsluitend ingekocht bij organisaties die ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel.

  • 5. De afdeling Sociale Zaken beheert het budget en doet hieruit rechtstreekse betalingen aan de organisatie die het traject of onderdelen daarvan uitvoeren.

Artikel 6 - De hoogte van het persoonsgebonden re-integratiebudget

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden re-integratiebudget bedraagt maximaal € 5.000,--, inclusief de btw.

  • 2. De hoogte van het budget voor de oriëntatie en nazorg bedraagt tezamen maximaal € 1000,--, inclusief de btw.

Artikel 7 – Plafond

Het plafond voor deze voorziening is jaarlijks 50 deelnemers. De volgorde van aanvraag is hierbij bepalend.

Hoofdstuk 3 Scholing (Artikel 14 van de verordening)

Artikel 8 - Noodzakelijkheid van scholing

  • 1. De aangeboden scholing is gericht op arbeidsinschakeling op korte termijn, tenzij de belanghebbende scholing volgt op grond van de Wet verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders en op grond daarvan een ontheffing van de arbeidsplicht heeft.

  • 2. Scholing gericht op zelfstandig ondernemerschap wordt uitsluitend aangeboden indien is aangetoond dat het toekomstige bedrijf of zelfstandig beroep levensvatbaar is.

  • 3. Een inschrijving bij het UWV Werkbedrijf als werkzoekende is verplicht, tenzij de belanghebbende scholing volgt op grond van de Wet verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders en op grond daarvan een ontheffing van de arbeidsplicht heeft.

  • 4. De scholing heeft betrekking op een erkende opleiding en vindt plaats bij een erkend opleidingsinstituut.

  • 5. Indien de persoon onderwijs of een beroepsopleiding wil volgen waarvoor beroep gedaan kan worden op de Wet studiefinanciering 2000 of op hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, dan is financiering op basis van de verordening niet mogelijk.

Artikel 9 - Duur van de scholing

  • 1. De duur van de scholing is maximaal 12 maanden.

  • 2. De duur van de scholing kan worden verlengd indien:

    • a.

      scholing wordt gevolgd in combinatie met een participatieplaats, zoals bedoeld in artikel 10 a lid 1 van de wet, of betaalde arbeid en deze combinatie een verlenging noodzakelijk maakt;

    • b.

      het behalen van een startkwalificatie noodzakelijk is;

    • c.

      het verwerven van kennis van de Nederlandse taal noodzakelijk is;

    • d.

      een alleenstaande ouder scholing volgt op grond van de Wet verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders.

Artikel 10 - De maximale kosten en de wijze van vergoeden

  • 1. Bij toekenning van scholing komen de volgende kosten voor vergoeding in aanmerking:

    • a.

      opleidingskosten en cursusbijdragen;

    • b.

      boeken en leermiddelen die door het opleidingsinstituut verplicht zijn gesteld;

    • c.

      examengeld.

  • 2. Kosten van scholing bedragen maximaal € 5.000,--.

  • 3. Van het tweede lid kan worden afgeweken indien:

    • a.

      scholing wordt gevolgd in combinatie met betaalde arbeid en deze combinatie een kostenverhogend effect heeft;

    • b.

      het behalen van een startkwalificatie noodzakelijk is;

    • c.

      het verwerven van kennis van de Nederlandse taal noodzakelijk is;

    • d.

      een alleenstaande ouder scholing volgt op grond van artikel 9a van de wet.

  • 4. De kosten worden direct of op declaratiebasis aan het opleidingsinstituut vergoed.

Artikel 11- De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten

  • 1.

    De hoogte van de tegemoetkoming aan een uitkeringsgerechtigde bedraagt 100 % van de voor tegemoetkoming in aanmerking komende kosten.

  • 2.

    De hoogte van de tegemoetkoming aan een belanghebbende niet zijnde een uitkeringsgerechtigde bedraagt 100 % van de voor tegemoetkoming in aanmerking komende kosten minus de draagkracht op grond van de wet.

Hoofdstuk 4 De leerwerkplek (artikel 15 van de verordening)

Artikel 12 - Duur van de leerwerkplek

  • 1. Deelname aan een leerwerkplek duurt maximaal 6 maanden.

  • 2. Deze termijn kan worden verlengd tot maximaal 1 jaar, indien er een intentie bestaat belanghebbende een regulier dienstverband aan te bieden.

Artikel 13 - Verplichtingen die aan de leerwerkplek verbonden zijn

  • 1.

    De leerwerkplekverlenende organisatie sluit met de betrokken persoon een leerwerkplekovereenkomst af door middel van een standaard leerwerkovereenkomst die door de gemeente is verstrekt.

  • 2.

    De leerwerkplekverlenende organisatie verzekert de geplaatste personen gedurende hun leerwerkovereenkomst tegen wettelijke aansprakelijkheid.

  • 3.

    Deze aansprakelijkheidsverzekering geeft secundaire dekking van door een persoon op een leerwerkplek aan eigendommen van derden toegebrachte schade gedurende de tijd dat hij werk verricht bij een leerwerkplekverlenende organisatie.

  • 4.

    De leerwerkplekverlenende organisatie is in beginsel verantwoordelijk voor de daden van de persoon op de leerwerkplek en kan de daaruit voortvloeiende wettelijke aansprakelijkheid niet afwentelen op de persoon op de leerwerkplek.

  • 5.

    De aansprakelijkheidsverzekering van de leerwerkplekverlenende organisatie biedt een speciale, secundaire dekking voor praktijkvorming, evenals voor het financiële risico van ongevallen tijdens werk- en reisuren.

Hoofdstuk 5 De detacheringsbaan (Artikel 16 van de verordening)

Artikel 14 - Werkgeverschap en taakverdeling bij detacheringsbanen

  • 1. De door het college aangewezen detacheerder biedt de uitkeringsgerechtigde een dienstverband aan op basis van het burgerlijk recht en plaatst deze op basis van een detacheringsovereenkomst bij een inlener.

  • 2. De detacheerder is verantwoordelijk voor begeleiding van werknemer en inlener.

  • 3. De inlener is verantwoordelijk voor de werkinhoudelijke begeleiding van de werknemer alsmede feitelijke leiding en toezicht.

Artikel 15 - Duur dienstverband

  • 1. Behoudens het derde lid biedt de detacheerder de uitkeringsgerechtigde een baan voor één jaar aan.

  • 2. Het dienstverband kan daarna nog ten hoogste twee maal met wederom een jaar worden verlengd.

  • 3. Maatwerk is mogelijk mits daarbij de volgende restricties in acht worden genomen:

    • a.

      de minimale duur van een dienstverband is zes maanden;

    • b.

      binnen een periode van maximaal 36 maanden mag het contract ten hoogste twee maal worden verlengd, overeenkomstig hetgeen hierover is bepaald in de wet Flexibiliteit en Zekerheid.

  • 4. Het dienstverband wordt niet verlengd als:

    • a.

      de werknemer bij beëindiging van de detacheringsbaan geacht wordt in zijn eigen levensonderhoud te voorzien door middel van doorstroming naar regulier werk;

    • b.

      de werknemer niet langer inwoner is van de gemeente Capelle aan den IJssel;

    • c.

      verlenging niet bijdraagt aan de versterking van het arbeidsmarktperspectief van de betrokken werknemer.

Artikel 16 - Omvang dienstverband

  • 1. De detacheerder biedt de uitkeringsgerechtigde een dienstverband van 32 uur per week aan.

  • 2. De omvang van het dienstverband kan worden verlaagd indien dit wegens in de persoon gelegen factoren noodzakelijk is, dan wel indien de uitkeringsgerechtigde met minder uren een netto inkomen verwerft dat gelijk is aan zijn uitkeringsnorm plus toeslag en langdurigheidtoeslag.

  • 3. De omvang van het dienstverband kan worden verhoogd indien dit nodig is om een inkomen te verwerven dat gelijk is aan de bijstandsnorm plus toeslag en langdurigheidtoeslag.

Artikel 17 - Loon

De werknemer heeft recht op het wettelijk minimumloon naar rato van de overeengekomen arbeidsduur.

Artikel 18 - Vaststellen verdiencapaciteit

  • 1. Voorafgaand aan het sluiten van een detacheringsovereenkomst zal de uitvoerder de verdiencapaciteit van de werknemer vaststellen volgens een objectieve methode.

  • 2. Indien verlenging van het dienstverband aan de orde is vindt opnieuw een beoordeling plaats van de verdiencapaciteit.

Artikel 19 - Hoogte inleenvergoeding

  • 1. De inleenvergoeding wordt steeds voor een jaar vastgesteld op basis van de verdiencapaciteit van de werknemer.

  • 2. De inleenvergoeding wordt uitgedrukt als percentage van de bruto loonkosten.

  • 3. De minimale inleenvergoeding voor een inlener bedraagt 25% van de bruto loonkosten, tenzij bij het bepalen van de verdiencapaciteit blijkt dat dit percentage niet reëel is.

  • 4. Het percentage van de bruto loonkosten dat de inlener als vergoeding betaalt is gelijk aan het percentage verdiencapaciteit van de klant. Een verdiencapaciteit van bijvoorbeeld 40% leidt tot een inleenvergoeding van 40% van de bruto loonkosten.

Artikel 20 - Begeleiding

Gedurende de detachering wordt de werknemer door de detacheerder intensief begeleid om de doorstroom naar duurzame arbeid te bevorderen.

Hoofdstuk 6 Loonkostensubsidie (artikel 17 van de verordening)

Artikel 21 – Algemene bepaling

Titel 4.2 Subsidies van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

Artikel 22 - Termijn van de aanvraag

De aanvraag voor loonkostensubsidie wordt vóór aanvang van het dienstverband ingediend.

Artikel 23 - Wijze van aanvragen

De werkgever maakt voor het aanvragen van een loonkostensubsidie gebruik van het ‘Aanvraagformulier loonkostensubsidie’.

Artikel 24- Voorwaarden van de loonkostensubsidie

  • 1. Loonkostensubsidie wordt verstrekt indien een dienstverband wordt aangegaan voor de duur van minimaal 6 maanden en maximaal 12 maanden.

  • 2. Indien de belanghebbende op de wachtlijst staat in het kader van de Wet Sociale Werkvoorziening kan worden afgeweken van lid 1.

  • 3. Loonkostensubsidie wordt verstrekt wanneer het dienstverband een zodanig aantal uren omvat dat de werknemer geen beroep meer hoeft te doen op een aanvullende bijstandsuitkering.

  • 4. Een kortere duur van het dienstverband van minimaal 20 uur in combinatie met een aanvullende bijstandsuitkering is alleen mogelijk indien:

    • a.

      uit onafhankelijk medisch onderzoek is gebleken dat er sprake is van een functionele beperking die volledige uitstroom uit de bijstandsuitkering belemmeren.

    • b.

      om sociale redenen is gebleken dat volledige uitstroom uit de bijstandsuitkering niet mogelijk is;

    • c.

      de aangeboden werkzaamheden een beperkte omvang hebben.

Artikel 25 - Hoogte van de loonkostensubsidie

  • 1. De loonkostensubsidie bedraagt bij een dienstverband met een omvang van 32 uur per week maximaal € 15.000,-- op jaarbasis.

  • 2. De loonkostensubsidie bedraagt bij een dienstverband met een omvang van 32 uur per week voor een belanghebbende die op de wachtlijst in het kader van de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) staat maximaal € 17.500,-- op jaarbasis.

  • 3. Indien de omvang van het dienstverband minder dan 32 uur per week is, wordt de subsidie naar rato verlaagd.

  • 4. De subsidie wordt niet verhoogd, indien de arbeidsduur hoger is dan 32 uur.

Artikel 26 - Uitbetalen loonkostensubsidie

  • 1.

    De loonkostensubsidie wordt per kwartaal, achteraf, op basis van de salarisspecificaties, uitbetaald.

  • 2.

    Indien de loonkostensubsidie niet is aangewend voor datgene waarvoor deze verstrekt is, wordt de loonkostensubsidie teruggevorderd.

Hoofdstuk 7 De premie (Artikel 18 van de Verordening)

Artikel 27- Premie arbeidsinschakeling

  • 1.Recht op een eenmalige premie heeft:

  • a. De uitkeringsgerechtigde die minimaal een jaar voorafgaand aan de arbeidsinschakeling uitsluitend en zonder onderbreking een uitkering op grond van de wet, de IOAW of IOAZ heeft ontvangen, danwel een aanvullende uitkering op grond van de wet, de IOAW of IOAZ heeft ontvangen naast zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering;

  • b. degene die voorafgaand aan de arbeidsinschakeling eerst gesubsidieerde arbeid heeft aanvaard.

    • 2.

      Het recht op een premie ontstaat één jaar na arbeidsinschakeling.

    • 3.

      De hoogte van de premie is 50 % van het in artikel 31, tweede lid onder j. van de wet genoemde bedrag.

Artikel 28 - De toekenning

De premie wordt ambtshalve toegekend, nadat aan de voorwaarden voor premie is voldaan.

Hoofdstuk 8 Nazorg en overige vergoedingen

Artikel 29 - Maximale vergoeding voor nazorg

De maximale vergoeding voor voorzieningen genoemd in artikel 19 van de verordening bedraagt € 500,--

Artikel 30 – Vergoeding van noodzakelijke kosten die gemaakt zijn in het kader van arbeidsinschakeling

  • 1.

    Onder de noodzakelijke kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling worden uitsluitend verstaan de kosten die verband houden met:

  • a.

    woon-werkverkeer of woon-leerwerkplekverkeer, zijnde de maximale fiscaal onbelaste reiskosten tot maximaal 6 maanden na de arbeidsinschakeling;

  • b.

    verwervingskosten;

  • c.

    verhuizing, indien de belanghebbende bij aanvaarding van het werk meer dan 25 kilometer van het werk woont en verhuist naar een woning op minder dan 10 kilometer van dat werk;

  • d.

    de eigen bijdrage kinderopvang tot maximaal 6 maanden na de arbeidsinschakeling.

  • 2.

    De aanvraag om een vergoeding van noodzakelijke kosten wordt vooraf ingediend.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 31 - Citeerartikel

Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als: Nadere regels Re-integratieverordening 2011

Artikel 32- Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze nadere regels treden in werking de dag na bekendmaking van het besluit.

  • 2.

    Met het in werking treden van deze nadere regels vervallen de eerder opgestelde ‘Nadere regels Re-integratieverordening 2009’, vastgesteld op 27 oktober 2009.

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 1 maart 2011

De burgemeester, De secretaris,