Regeling vervallen per 02-06-2017

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Castricum 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 01-06-2017

Intitulé

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Castricum 2015

Burgemeester en wethouders maken ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet bekend dat de gemeenteraad in zijn vergadering van 4 december 2014 de verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Castricum 2015 heeft vastgesteld.

De raad van de gemeente Castricum;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 oktober 2014;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet;

gezien het advies van de raadscarrousel;

besluit vast te stellen de Verordening individuele studietoeslag gemeente Castricum 2015;

Artikel 1. Begripsomschrijving

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Castricum

Artikel 2. Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.

Artikel 3. Advies over oordeel verdienen wettelijk minimumloon

  • 1. Het college wint advies in bij het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen met betrekking tot het oordeel of een persoon niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie.

  • 2. Indien in de voorafgaande 12 maanden reeds is geadviseerd over de mogelijkheden van arbeidsparticipatie van een persoon en op basis hiervan het college voldoende zicht heeft op deze mogelijkheden is het inwinnen van een advies als bedoeld in lid 1 niet noodzakelijk.

Artikel 4. Eenmaal per 6 maanden

  • 1. Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van 6 maanden in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

  • 2. Een individuele studietoeslag wordt eenmaal per 6 maanden uitbetaald.

Artikel 5. Hoogte individuele studietoeslag

  • 1. De hoogte van de individuele studietoeslag bedraagt 25 % van de bijstandsnorm voor een alleenstaande van 21 jaar en ouder.

  • 2. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 7. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele studietoeslag gemeente Castricum 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Castricum in zijn vergadering van

4 december 2014

De voorzitter,drs. A. Mans
De griffier, mr. V.H. Hornstra

Algemene toelichting Verordening individuele studietoeslag

De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het college de mogelijkheid mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het wettelijk minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en capaciteiten heeft.

Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014, 33 161, nr. 125, p. 2).

De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het wettelijk minimumloon te verdienen.

Verordeningsplicht

De Invoeringswet Participatiewet legt de gemeenteraad de verplichting op in een verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag. Deze verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet. De regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag (artikel 8, derde lid, van de Participatiewet).

Voorwaarden individuele studietoeslag

Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet spreekt overigens zowel over verzoek als aanvraag. Het college kan op een dergelijk verzoek – gelet op de individuele omstandigheden van een persoon - een individuele studietoeslag verlenen. Hiervoor is vereist dat deze persoon op de datum van de aanvraag:

  • 18 jaar of ouder is;

  • recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

  • een persoon is van wie is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt is niet in de Participatiewet geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag is het dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming.

De persoon zal - als aanvrager van de toeslag - aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.

De artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet zijn niet van toepassing bij verlening van de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het college. Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als een persoon met de studietoeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 van de Participatiewet is namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). Ook artikel 52 van de Participatiewet is niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot.

Studenten met een medische urenbeperking hebben ook recht!

Door het vereiste dat een student niet in staat is om met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen, is de studietoeslag niet toegankelijk voor studenten met alleen een medische urenbeperking. Deze studenten zijn wel in staat per uur het wettelijk minimumloon te verdienen, maar kunnen dit maar een beperkt aantal uren. Tijdens de behandeling in de Eerste Kamer werd de wens geuit dat ook deze studenten gebruik kunnen maken van de studietoeslag.

Aan deze wens wordt tegemoetgekomen. De wet moet hier echter op worden aangepast. Er wordt naar gestreefd deze wijziging voor 1 januari 2015 te hebben doorgevoerd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begrippen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet , Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

Artikel 2. Indienen verzoek

Een verzoek om een individuele studietoeslag kan worden ingediend door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet.

Het college kan aan deze personen, op een daartoe strekkend verzoek, een individuele studietoeslag verlenen (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Een persoon dient op datum van de aanvraag aan de voorwaarden te voldoen zoals genoemd in artikel 36b, eerste lid, van de

Participatiewet. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 van de Awb).

Om onduidelijkheid te voorkomen omtrent de wijze waarop het verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet moet worden ingediend, bepaalt artikel 1 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.

Artikel 3. Advies over oordeel verdienen wettelijk minimumloon

Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet regelt in welke gevallen het college op verzoek van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, een individuele studietoeslag kan verlenen. Dit is het geval indien een persoon op de datum van de aanvraag:

  • 18 jaar of ouder is;

  • recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

  • een persoon is van wie is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Met betrekking tot het laatst genoemde criterium wint het college advies in bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het gaat om advies met betrekking tot het oordeel of een persoon met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Bij de eerste adviesaanvraag wordt het UWV verzocht een prognose voor de toekomst te geven. Indien voor 100% vaststaat dat de situatie van de aanvrager niet zal verbeteren is verder onderzoek in de toekomst niet noodzakelijk.

Artikel 4. Eenmaal per 6 maanden

Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van zes maanden in aanmerking komen voor een individuele studie toeslag. Doorgaans kan een persoon halfjaarlijks starten met een opleiding. Voor de beoordeling of een belanghebbende in aanmerking komt voor een individuele studietoeslag wordt de situatie op de datum van de aanvraag beoordeeld (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Om deze reden is geregeld dat een persoon slechts eenmaal binnen een periode van zes maanden in aanmerking kan komen voor een individuele studietoeslag. Studeert een persoon na die zes maanden nog steeds en voldoet hij aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, dan kan hij opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. Met de periode van 6 maanden wordt aangesloten bij de halfjaarlijkse inschrijf- en startmomenten die doorgaans gelden voor opleidingen.

Dit kan bijvoorbeeld doeltreffend zijn omdat een persoon enkel op het moment van aanvraag moet voldoen aan de uit artikel 36b van de Participatiewet voortvloeiende voorwaarden voor aanspraak te maken op een individuele studietoeslag. Stel dat een persoon slechts eenmaal per twaalf maanden in aanmerking kan komen voor een individuele studietoeslag, dan wordt deze toeslag toegekend voor een periode van twaalf maanden waarbinnen de mogelijkheid bestaat dat deze persoon al lang geen studie meer volgt. Immers, alleen op moment van aanvraag moet een persoon voldoen aan de voorwaarden van artikel 36b van de Participatiewet. Als hij op enig moment na de aanvraag hier niet meer aan voldoet, heeft dat geen gevolgen voor het recht op een individuele studietoeslag.

Na afloop van de periode van 6 maanden dient de studietoeslag opnieuw te worden aangevraagd. Een persoon dient zelf het initiatief hiertoe te nemen. Een advies aanvraag bij het UWV is niet noodzakelijk indien bij een eerder advies reeds voor 100% vast is komen te staan dat de situatie niet zal verbeteren.

Betaling

Een individuele studietoeslag wordt eenmaal per 6 maanden uitbetaald. Een persoon moet op de datum van de aanvraag voldoen aan artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet. Als een persoon op enig moment na de aanvraag hier niet meer aan voldoet heeft dat hoe dan ook geen gevolgen voor het recht op een individuele studietoeslag. Bepaald is namelijk dat uitsluitend de situatie op de datum van de aanvraag bepalend is. Na 6 maanden kan een persoon opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

Artikel 5. Hoogte individuele studietoeslag

In artikel 5 van deze verordening is de hoogte van de individuele studietoeslag geregeld. Hierbij wordt de studietoeslag per persoon die voldoet aan de voorwaarden toegekend.

Bij de bepaling van de hoogte is aansluiting gezocht bij de vergoeding die het UWV thans uitkeert aan Wajongers. Dit is 25% van het wettelijk minimumloon. Omdat dit een bruto bedrag is en de bijstand netto bedragen zijn is uitgegaan van de bijstandsnorm per maand voor een alleenstaande. Het betreft de bijstandsnorm inclusief vakantie toeslag. Dit bedrag wordt dan eenmaal toegekend voor een periode van een halfjaar (zie ook artikel 4 van deze verordening).

Is sprake van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een individuele studietoeslag, dan komen zij beiden afzonderlijk in aanmerking voor een individuele studietoeslag van 25% van de bijstandsnorm voor een alleenstaande.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 7. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.