Nadere regels inzameling huishoudelijke afvalstoffen Castricum 2020

Geldend van 19-09-2020 t/m heden

Intitulé

Nadere regels inzameling huishoudelijke afvalstoffen Castricum 2020

Het college van burgemeester en wethouder van de gemeente Castricum:

gelet op het bepaalde in artikel 10, derde en vierde lid, van de Afvalstoffenverordening Castricum;

besluit:

vast te stellen de Nadere regels inzameling huishoudelijke afvalstoffen Castricum 2020.

Nadere regels inzameling huishoudelijke afvalstoffen Castricum 2020

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • a.

    locatiecriteria: criteria waaraan de locaties van de ondergrondse afval containers moeten voldoen;

  • b.

    gebruiker van een perceel: degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt;

  • c.

    ondergrondse container: vaste container in de grond waarin huishoudelijk afval wordt verzameld;

  • d.

    inzamelvoorziening: een manier waarop huishoudelijk afval ter inzameling moet worden aangeboden;

  • e.

    bebouwde locatie: straat of wijk.

Artikel 2 Locatiecriteria ondergrondse containers

Bij het aanwijzen van ondergrondse containers worden de volgende locatiecriteria in acht genomen:

Nr.

Locatiecriteria

Eis*

Voorkeur *

1.

Bereikbaarheid locatie bewoners

1.1

Voor plaatsing van ondergrondse containers als inzamelvoorziening dient als norm te worden gehanteerd:

- Restafval één voorziening (container van 5 m3) per ca. 75 woningen;

- Papier/karton; het aantal voorzieningen wordt per bebouwde locatie bepaald door de gemeente.

X

1.2

De maximale looptafstand van een woning naar de dichtstbijzijnde inzamelvoorziening mag niet meer zijn dan 125 meter. In uitzonderingsgevallen mogelijk te verhogen naar 250 meter.

De loopafstand wordt niet hemelsbreed gemeten. Bij hoogbouw wordt de looptafstand gemeten vanaf de dichtstbijzijnde in- of uitgang van het hoogbouwcomplex. Bij laagbouw wordt de loopafstand gemeten van de (meest gunstigste) erfgrens (een achterom telt hierbij mee).

X

1.2a

In afwijking van het bepaalde in 1.2 geldt voor woningen gelegen op De Woude dat de inzamelvoorziening gesitueerd is aan de walkant bij het pontje.

X

1.3

De locatie mag niet belemmerend zijn voor de doorgang van weggebruikers (zoals rolstoelgebruikers, kinderwagens, etc.).

X

1.4

De inzamelvoorziening moet altijd bereikbaar zijn voor onder andere rolstoelgebruikers en ouderen.

X

2.

Inzamelvoorziening t.o.v. de omgeving

2.1

De afstand tussen inzamelvoorziening en voorgevel van een gebouw dient op zijn minst 2 meter te zijn, maar zo mogelijk groter

X

2.2

De afstand tussen inzamelvoorziening en een blinde zijgevel van een gebouw dient op zijn minst 1 meter te zijn.

X

2.3

Het overrijden van het ondergrondse systeem door motorvoertuigen dient voorkomen te worden.

X

2.4

Binnen een straal van 2 meter van de inzamelvoorziening mag geen gelegenheid zijn tot het parkeren van motorvoertuigen of andere voortuigen die een belemmering kunnen vormen voor het legen van de inzamelvoorziening.

X

2.5

De inzamelvoorziening moet zo mogelijk NIET direct aan een doorlopende (drukke) weg worden gesitueerd, tenzij voldoende opstelruimte is om zonder belemmering van het doorgaande verkeer de inzamelvoorziening te legen.

X

2.6

Binnen een straal van 5 meter van de inzamelvoorziening mogen geen hoge objecten zoals bomen, lichtmasten en dergelijke aanwezig zijn die een belemmering kunnen vormen voor het legen van de inzamelvoorziening.

X

2.7

De inzamelvoorziening bevindt zich bij voorkeur niet voor een deur, onder een raam of balkon van een woonhuis.

X

2.8

De inzamelvoorziening bevindt zich niet voor een inrit, carport of garage.

X

2.9

De inzamelvoorziening bevindt zich niet op een parkeerplaats.

X

2.10

De inzamelvoorziening bevindt zich niet op een laad- en losplaats.

X

2.11

Aan de straatzijde van de inzamelvoorziening is een parkeerverbod (mogelijk). Een inzamelvoorziening naast een parkeerplaats moet zodanig worden uitgevoerd dat de inzamelvoorziening zonder problemen geleegd kan worden.

X

2.12

Als er een parkeerplek moet verdwijnen voor een inzamelvoorziening dan zo mogelijk de locatie opnieuw in te richten als trottoir met een inzamelvoorziening. Is dit niet mogelijk dan de locatie ten minste ophogen tot het niveau van het trottoir.

X

3.

Bescherming milieu

3.1

De inzamelvoorziening is zodanig gesitueerd dat bij het legen van de inzamelvoorziening geen schade ontstaat aan bomen (kroon, wortels).

X

3.2

De inzamelvoorziening bevindt zich bij voorkeur niet in openbaar groen, maar bij voorkeur in een verhard gebied.

X

3.3

Als plaatsing van de inzamelvoorziening onontkoombaar is, dan voorkomen dat er “groensnippers” overblijven.

X

3.4

Als op een locatie een boom moet worden gekapt om een inzamelvoorziening te kunnen plaatsen, dan wordt het verloren groen gecompenseerd.

X

3.5

De afstand tussen de inzamelvoorziening tot de insteek van een watergang is minimaal 5 meter. Bij het ontbreken van een echt talud is de afstand tot het water minimaal 10 meter.

X

3.6

De inzamelvoorziening bevindt zicht niet boven een rioolleiding. De inzamelvoorziening dient zich op een zodanige afstand van het riool te bevinden dat het riool zo nodig eenvoudig en veilig kan worden vervangen.

X

4.

Inzamelvoorziening t.o.v. het inzamelvoertuig

4.1

De locatie van de inzamelvoorziening is voor het inzamelvoertuig bereikbaar zonder dat het voertuig gedwongen achteruit moet rijden of andere vreemde manoeuvres moet uithalen.

X

4.2

De locatie van de inzamelvoorziening moet aan de openbare weg grenzen.

X

4.3

De inzamelvoorziening moet zodanig gesitueerd zijn dat het inzamelvoertuig altijd in voorwaartse richting kan aan- en wegrijden.

X

4.4

Bij locaties in doodlopende straten is een keervoorziening voor het inzamelvoertuig aanwezig, dan wel te realiseren.

X

4.5

De inzamelvoorziening mag niet direct aan een doorlopende weg worden gesitueerd, tenzij voldoende opstelruimte aanwezig is om zonder belemmering van het doorgaande verkeer de inzamelvoorziening te legen.

X

4.6

De inzamelvoorziening is bereikbaar via een weg die berekend is op zwaar verkeer. Inzamelvoertuig met belading is 10 ton. Verdeeld over 3 assen.

X

4.7

De inzamelvoorziening is zodanig gesitueerd dat het inzamelvoertuig bij lediging van de inzamelvoorziening geen hinder ondervindt van aanwezige objecten, zoals straatmeubilair

X

4.8

De afstand tussen de inzamelvoorziening en inzamelvoertuig bedraagt maximaal 2,5 meter.

X

5.

Veiligheid

5.1

In principe mag er geen fietspad tussen de inzamelvoorziening en het inzamelvoertuig bevinden. De inzamelvoorziening is ten minste 100 cm van een fietspad gesitueerd.

X

5.2

De inzamelvoorziening is zodanig gesitueerd dat het inzamelvoertuig daar veilig kan stoppen en werken.

X

5.3

De inzamelvoorziening moet zodanig gesitueerd zijn dat het inzamelvoertuig niet over geparkeerde wagens hoeft te kranen.

X

5.4

De inzamelvoorziening bevindt zich niet in de directe nabijheid van een kruispunt dat met verkeerslichten is geregeld om het zicht en de doorstroming niet te verstoren.

X

5.5

De inzamelvoorziening is zodanig gesitueerd dat het zicht op verkeersborden, verkeerslichten en bewegwijzering niet wordt belemmerd wanneer het inzamelvoertuig daar staat.

X

5.6

De inzamelvoorziening bevindt zich niet ter hoogte van een bushalte of busbaan.

X

5.7

De inzamelvoorziening is zodanig geplaatst dat gebruikers die wonen aan een drukke doorgaande weg zo weinig mogelijk die weg hoeven over te steken.

X

5.8

De inzamelvoorziening is open, veilig en ’s avonds goed verlicht.

X

5.9

De inzamelvoorziening is zodanig gesitueerd dat sociale controle op het gebruik mogelijk is.

X

5.10

De inzamelvoorziening is niet te dicht bij een speelplek gesitueerd of voldoende zijn afgeschermd van de speelplek.

X

5.11

De inzamelvoorziening bevindt zich niet direct in een bocht.

X

5.12

De inzamelvoorziening ligt bij voorkeur op minimaal 5 meter afstand van een zebrapad.

X

6.

Inzamelvoorziening t.o.v. ondergrondse infrastructuur

6.1

Het plaatsen van de inzamelvoorziening in het tracé van kabels en leidingen of het tracé waar de aanleg van kabels en leidingen is voorzien is niet toegestaan, tenzij deze eenvoudig verplaatst kunnen worden.

X

6.2

Indien de inzamelvoorziening vooruitlopend op de aanleg van kabels en leidingen wordt geplaatst dient de afstand tot de geprojecteerde kabels en leidingen op zijn minst een 0,5 meter te zijn.

X

6.3

Bij plaatsing van de put van de inzamelvoorziening in situaties waar reeds kabels en leidingen aanwezig zijn moeten zodanige voorzieningen worden getroffen dat aanwezige (bovengrondse kabels en leidingen op geen enkele wijze beschadigd of verplaatst kunnen worden.

X

6.4

De afstand tussen de putten van de inzamelvoorziening ten opzichte van kabels en leidingen moet op zijn minst 0,5 meter zijn.

X

7.

Clusters

7.1

Indien mogelijk is er op de locatie voldoende ruimte om meerder inzamelvoorzieningen te realiseren (papier/karton, GFT, PMD).

X

7.2

Bij een locatie met meerdere inzamelvoorzieningen met er tussen 2 inzamelvoorzieningen minimaal 1 tegel (30x30 cm) ruimte aanwezig blijven.

X

* Eis: criteria waaraan een locatie voor een inzamelvoorziening altijd moet voldoen

* Voorkeur: criteria waaraan een locatie voor een inzamelvoorziening zo mogelijk moet voldoen

Artikel 3 Slotbepaling

Deze Nadere regels treden in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Castricum van 19 mei 2020.

De heer G.A. Suanet QC

secretaris

De heer drs. A. Mans

burgemeester