Regeling vervallen per 30-09-2010

Verordening voorzieningen raads- en commissieleden en wethouders gemeente Coevorden 2006

Geldend van 27-07-2006 t/m 29-09-2010 met terugwerkende kracht vanaf 09-05-2006

Intitulé

Verordening voorzieningen raads- en commissieleden en wethouders gemeente Coevorden 2006

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Nr. 2006/341

De raad van de gemeente Coevorden, overwegende, dat het gewenst is nadere regels te stellen voor het verstrekken van voorzieningen ter ondersteuning van het functioneren als leden van de raad, commissies en college;

gelet op de artikelen 44 en 95 tot en met 99 van de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

besluit:

vast te stellen de navolgende:

Verordening voorzieningen raads- en commissieleden en wethouders gemeente Coevorden 2006

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet;

  • b.

    Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243;

  • c.

    Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244;

  • d.

    Reisbesluit binnenland: het Koninklijk Besluit van 1 maart 1993, Stb. 144;

  • e.

    Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56;

  • f.

    raadslid: lid van gemeenteraad;

  • g.

    Verplaatsingskostenbesluit 1989: het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989, Stb. 424.

Hoofdstuk II Voorzieningen voor raadsleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

Aan het raadslid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel I van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 3 Onkostenvergoeding

  • 1. Aan het raadslid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel II van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • 2. Aan een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel III van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1, onder e, en 8 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden vangen de vergoedingen bedoeld in de artikelen 2 en 3 aan op de dag van het afleggen van de eed of belofte bedoeld in artikel 14 van de Gemeentewet.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1, onder e, en 8 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden eindigen de vergoedingen bedoeld in de artikelen 2 en 3 op de dag bedoeld in artikel C4, tweede lid, van de Kieswet, dan wel het tijdstip bedoeld in de artikelen X1, eerste en derde lid, X6 en X8, tweede, derde en vijfde van de Kieswet.

  • 3. De vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, worden maandelijks uitbetaald.

Artikel 5 Reiskosten

  • 1. De ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden aan het raadslid vergoed.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 2 van de Reisregeling binnenland.

Artikel 6 Verblijfkosten

De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed, tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland.

Artikel 7 Scholing, cursus, congres, seminar of symposium

  • 1. De kosten van deelname van een raadslid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentebelang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

  • 2. Elke fractie ontvangt voor het volgen van scholing ten behoeve van het raadslidmaatschap jaarlijks een vast bedrag van € 450. Daarnaast ontvangt elke fractie voor het volgen van vakinhoudelijke scholing voor elk raadslid een bedrag van € 250 per jaar.

  • 3. De toekenning van het bedrag van € 250,- per raadslid wordt pas toegekend, indien daadwerkelijk kosten worden gemaakt.

  • 4. Het raadslid dat ten behoeve van de uitoefening van het raadslidmaatschap vakinhoudelijke scholing volgt, komt in aanmerking voor een tegemoetkoming in de studiekosten.

  • 5. Van de daadwerkelijk gemaakte kosten voor het volgen van vakinhoudelijke scholing van een raadslid, wordt 75% vergoed tot een maximum van € 250 per jaar.

Artikel 8 Fax, computer en laptop

  • 1. Aan het raadslid wordt voor de uitoefening van het raadslidmaatschap op aanvraag een bijdrage verstrekt voor de aanschaf van computer of laptop met bijbehorende randapparatuur en software.

  • 2. De hoogte van de bijdrage wordt bepaald op maximaal € 1415,- per zittingsperiode.

  • 3. Het raadslid dat in de loop van een zittingsperiode is benoemd dan wel het raadslidmaatschap heeft beëindigd, ontvangt de bijdrage bedoeld in lid 2, naar evenredigheid met de periode van uitoefening van het ambt in bedoelde zittingsperiode.

Artikel 9 Internetaansluiting via ISDN, ADSL of kabel

  • 1. Aan het raadslid wordt voor de uitoefening van het raadslidmaatschap op aanvraag een bijdrage verstrekt in de abonnementskosten van ISDN/ADSL/kabel ten behoeve van het gebruik van een computer die benodigd is voor de uitoefening van het raadslidmaatschap.

  • 2. De hoogte van de bijdrage wordt bepaald op het bedrag aan abonnements- c.q. inbelkosten tot een maximum van € 29,- per maand.

Artikel 10 Uitkering bij aftreden

  • 1. Aan het raadslid dat ophoudt raadslid te zijn, wordt op aanvraag met ingang van de dag van aftreden een uitkering verstrekt, voor zover geen gelijktijdig recht bestaat op een vergoeding voortvloeiend uit een wethouderschap bij de gemeente Coevorden.

  • 2. De duur van de uitkering bedraagt 2 maanden per vol jaar als raadslid met een maximumuitkeringsduur van twee jaar.

  • 3. De periode van het raadslidmaatschap wordt afgerond naar hele jaren, waarbij een periode van 26 weken of meer wordt afgerond naar boven en een periode van minder dan 26 weken naar beneden wordt afgerond.

  • 4. Indien de totale periode minder dan 26 weken bedraagt, wordt de periode naar boven afgerond

  • 5. De uitkering vangt aan op de dag, volgend op die waarop het raadslidmaatschap is beëindigd

  • 6. De uitkering bedraagt gedurende de eerste twaalf maanden 80%, gedurende de volgende twaalf maanden 70% van de laatstelijk genoten tegemoetkoming voor werkzaamheden van raadsleden. Deze uitkering wordt aangepast overeenkomstig de voor raadsleden geldende indexering.

  • 7. Indien een aanvraag om uitkering niet binnen een jaar na de mogelijke ingangsdatum daarvan is ingediend, vervalt het recht op uitkering.

  • 8. De uitkering wordt uitbetaald in maandelijkse termijnen.

  • 9. De uitkering eindigt:

    • -

      met ingang van de dag, volgende op die, waarop het afgetreden raadslid is overleden;

    • -

      met ingang van de dag, waarop het afgetreden raadslid wederom wordt benoemd als raadslid.

Artikel 11 Voorziening overlijden

Bij overlijden van een raadslid wordt aan de nabestaanden een bedrag uitgekeerd dat gelijk is aan de vergoeding voor een raadslid in de gemeente Coevorden over een tijdvak van drie maanden.

Artikel 12 Tegemoetkoming in de ziektekosten

Pm

Artikel 13 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

  • 1. Ingeval een lid van de raad een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van de wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de vergoeding van de werkzaamheden die dit lid van de raad ontvangt, dan wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van de bedoelde korting.

  • 2. Ingeval een lid van de raad een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de vergoeding van de werkzaamheden die dit lid van de raad ontvangt, dan wordt de vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van de bedoelde korting.

Artikel 14 Kinderopvang

  • 1. Aan het raadslid wordt op aanvraag een tegemoetkoming verstrekt in de kosten van kinderopvang.

  • 2. De door het college vastgestelde regeling kinderopvang personeel gemeente Coevorden 2005, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15 Spaarloonregeling

Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentepersoneel geldende spaarloonregeling.

Hoofdstuk III Voorzieningen voor wethouders

Artikel 16 Onkostenvergoeding

  • 1. Aan de wethouder wordt een onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 25, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders.

  • 2. Aan de wethouder van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 25, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders.

  • 3. Indien de wethouder op grond van artikel 24 van deze verordening een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking is gesteld bedraagt de onkostenvergoeding voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten, in afwijking van het eerste en tweede lid, 91 % van het voor hem ingevolge het eerste of tweede lid geldende bedrag.

Artikel 17 Reiskosten woon-werkverkeer

Aan de wethouder wordt voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling, indien de afstand daartussen meer dan tien kilometer bedraagt, een tegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend overeenkomstig de bedragen die bij of krachtens artikel 12 van het Verplaatsingskostenbesluit 1989 zijn vastgesteld.

Artikel 18 Zakelijke reiskosten

Aan de wethouder wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 16, vergoeding verleend voor gemaakte reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 17 bedoelde reizen ten behoeve van de gemeente. De vergoeding betreft:

  • a.

    bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten;

  • b.

    bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 2 van de Reisregeling binnenland.

Artikel 19 Verblijfkosten

De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfkosten ter zake van reizen, bedoeld in artikel 18 worden volledig aan de wethouder vergoed.

Artikel 20 Buitenlandse dienstreis

  • 1. Indien de wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt, worden de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2. Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling en/of een reis binnen het gebied van de Euregio (EDR), is vooraf toestemming van het college vereist.

Artikel 21 Scholing, cursus, congres, seminar of symposium

  • 1. De kosten van deelname van een wethouder aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

  • 2. De wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de uitoefening van het ambt van wethouder.

Artikel 22 Fax, computer en laptop

  • 1. Aan de wethouder wordt voor de uitoefening van het wethouderschap op aanvraag een bijdrage verstrekt voor de aanschaf van computer of laptop met bijbehorende randapparatuur en software.

  • 2. De hoogte van de bijdrage wordt bepaald op maximaal € 1.415,- per zittingsperiode.

  • 3. De wethouder die in de loop van een zittingsperiode is benoemd dan wel het wethouderschap heeft beëindigd, ontvangt de bijdrage bedoeld in lid 2, naar evenredigheid met de periode van uitoefening van het ambt in bedoelde zittingsperiode.

Artikel 23 Internetaansluiting via ISDN, ADSL of kabel

  • 1. Aan de wethouder wordt voor de uitoefening van het wethouderschap op aanvraag een bijdrage verstrekt in de abonnementskosten van ISDN/ADSL/kabel ten behoeve van het gebruik van een computer die benodigd is voor de uitoefening van het wethouderschap.

  • 2. De hoogte van de bijdrage wordt bepaald op het bedrag aan abonnements- c.q. inbelkosten tot een maximum van € 29,- per maand.

Artikel 24 Mobiele telefoon

Artikel 24 Mobiele telefoon

  • 1. Aan de wethouder wordt voor de uitoefening van zijn ambt op aanvraag een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2. De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 3. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

Artikel 25 Spaarloonregeling

De wethouder van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling.

Artikel 26 Kinderopvang

  • 1. Aan de wethouder wordt op aanvraag een tegemoetkoming verstrekt in de kosten van kinderopvang.

  • 2. De door het college vastgestelde regeling kinderopvang personeel gemeente Coevorden 2005, is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk IV Voorzieningen voor commissieleden

Artikel 27 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

  • 1. Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie een vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96, tweede lid, van de Gemeentewet ontvangt.

  • 3. Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie

  • a. als raadslid of wethouder;

  • b. uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

  • c. als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient.

  • 4. De raad kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen, ten aanzien van

  • a. een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en

  • b. een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

Artikel 28 Reis- en verblijfkosten

  • 1. Aan het lid van een commissie dat geen raadslid of wethouder is en niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden de reiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed. De vergoeding betreft:

  • a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer: een volledige vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten;

  • b. bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 2 van de Reisregeling binnenland.

  • 2. Aan het in het eerste lid bedoelde lid van de commissie worden vergoed de noodzakelijk gemaakte verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland.

Hoofdstuk V Hardheidsclausule

Artikel 29 hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen, waarin deze verordening niet of niet in redelijkheid voorziet een bijzondere voorziening treffen.

Hoofdstuk VI Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 30 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden 2006.

Artikel 31 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 16 maart 2006.

  • 2.

    Op de in lid 1 bedoelde datum vervallen de navolgende verordeningen: a. De Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden, vastgesteld bij raadsbesluit van 10 maart 1998. b. De verordening secundaire voorzieningen raads- en commissieleden vastgesteld bij raadsbesluit van 12 december 2000. c. De Verordening op de bruikleenovereenkomst inzake het Raadsinformatiesysteem (RIS) van de gemeente Coevorden, met dien verstande dat de bepalingen van die verordening van toepassing blijven op aanvragen ingediend op basis van die verordening.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van Coevorden d.d. 9 mei 2006.

Voorzitter, ,griffier

Goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten van 3 juli 2006, kenmerk 26/6.3/2006005807 Bekendgemaakt d.d. 12 juli 2006

Toelichting bij de Voorbeeldverordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden

ALGEMEEN

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe zijn totstandgekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Daarin zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, zijn in beide rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor de secundaire voorzieningen van raadsleden, zoals bijvoorbeeld een regeling voor de kinderopvang, de uitkering bij aftreden, een pensioenvoorziening en de beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Een soortgelijke bepaling is in artikel 99 opgenomen voor raads- en commissieleden. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van de gedeputeerde staten vereist.

De verordening bevat bepalingen inzake:

  • -

    de beloning voor de werkzaamheden van raads- en commissieleden (artikelen 2 en 26), waarbij is op te merken dat voor wethouders niets is opgenomen omdat hun bezoldiging uitputtend is geregeld in het Rechtspositiebesluit wethouders;

  • -

    een vaste algemene onkostenvergoeding voor wethouders en raadsleden (artikelen 3 en 16);

  • -

    reis- en verblijfkosten van wethouders, raads- en commissieleden, waarbij voor wethouders een onderscheid is gemaakt tussen woon-werkverkeer en zakelijke reizen (artikelen 5, 6, 17 t/m 20 en 28);

  • -

    beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur aan wethouders en raadsleden (artikelen 8, 9 en 22 t/m 24) en faciliteiten in de vorm van deelname van wethouders en raadsleden aan cursussen, congressen e.d. (artikelen 7 en 21);

  • -

    de mogelijkheid voor een aantal secundaire voorzieningen voor raadsleden, zoals een uitkering bij aftreden, een voorziening voor ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden, kinderopvang en spaarloonregeling (artikelen 10 t/m 14).

De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid

Wethouders en raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WAO. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening van bijvoorbeeld het ABP. Eigen voorzieningen zijn er op die onderdelen getroffen in de wet (Appa), in de genoemde rechtspositiebesluiten en in onderhavige verordening.

Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen wethouders en raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001.

De loon- en inkomstenbelasting

´Opting-in-regeling´

Wethouders en raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. De wethouder en het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ´opting-in-regeling´ genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en de wethouder c.q. het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Een model voor een verklaring is als bijlage opgenomen in de VNG-ledenbrief van 15 december 2000 (MARZ/CvA/2000005423).

Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. De inkomsten worden als loon belast in box 1. De wethouder of het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten, de zakelijke beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur en zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert. Ook kan betrokkene tegen een forfaitaire fiscale bijtelling in verband met privé-gebruik, een GSM ter beschikking worden gesteld die hij mede voor privé-doeleinden kan aanwenden, en kan hij deelnemen in de spaarloonregeling die er voor het gemeentelijk personeel is. Als op basis van de bepalingen uit de Wet inkomstenbelasting 2001 een bijtelling van toepassing is dan moet dat in de aangifte inkomstenbelasting worden meegenomen.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor de wethouder en het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Zij kunnen niet deelnemen aan de spaarloonregeling.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven (niet naar de forfaitaire bedragen die gelden voor hen die van de ´opting-in-regeling´ gebruik maken).Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of de wethouder of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op de artikelen 3 en 16).

Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor de wethouder en het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingssystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren:

  • -

    welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten);

  • -

    welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie;

  • -

    kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien is geopteerd voor de loonbelasting);

  • -

    voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding worden verstrekt.

Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende.

Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering

  • -

    bruikleen van computer- en communicatieapparatuur;

  • -

    gebruik van dienstauto's;

  • -

    deelname aan cursussen en congressen e.d.

De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door de wethouder of het raadslid maar worden direct door de gemeente voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven de wethouder of het raadslid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. In de toelichting op de artikelen 3 en 16 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat.

Voor hen die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen - transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In de door de raad op 13 april 2004 vastgestelde gedragscode voor bestuurders van de gemeente Coevorden zijn nadere gedragsregels zijn vastgelegd. Daarbij gaat het onder meer om afspraken omtrent de bestuurlijke uitgaven die in aanmerking komen voor bespreking en zonodig besluitvorming in het college. In die gedragscode is ook het beleid rond buitenlandse reizen en de bekostiging van zakendiners met derden opgenomen. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturen en de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met interpretatie- of meningsverschillen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid voor volwassenen, inclusief bijzondere beloningen. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van de vergoeding is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt.

Op grond van het bepaalde in de artikelen 3 en 4 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kan de raad besluiten dat voor alle leden tot ten hoogste 20% naar beneden wordt afgeweken van de door de minister vastgestelde maximumbedragen. De raad kan bovendien besluiten ten hoogste 20% van de (eventueel verlaagde) raadsvergoeding als presentiegeld uit te betalen.

De raadsvergoeding wordt aangepast bij indeling in een hogere gemeenteklasse of bij overgang naar een andere klasse bij stijging of daling van het inwonertal.

Artikelen 3 en 16 vaste onkostenvergoeding

Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het ambt van wethouder c.q. aan het raadslidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:

kostencomponent

aandeel in procenten

deeltijd wethouders

aandeel in procenten voltijd wethouders

representatie

35

26

vakliteratuur    

6

5

contributies, lidmaatschappen

12

16

telefoonkosten

12

9

bureaukosten, porti

5

4

zakelijke giften

10

10

bijdrage aan fractiekosten

10

16

ontvangsten thuis

7

11

excursies

3

3

Totaal

100

100

Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen. Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen (zie de artikelen 7 t/m 9 en 21 t/m 23). De onkostenvergoeding is in verband met deze overheveling naar de gemeentelijke bedrijfsvoering vanaf die datum neerwaarts bijgesteld. De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het (neerwaarts bijgestelde) bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op wethouders en raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime.

Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering.

De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in de rechtspositiebesluiten voor wethouders en raadsleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In de artikelen 3 en 16 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van de kostenvergoeding is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt.

Ook voor de onkostenvergoeding geldt dat deze met toepassing van artikel 3 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden met 20% kan worden verlaagd. Tevens wordt de onkostenvergoeding aangepast bij wijziging van de gemeenteklasse.

In de vaste kostenvergoeding zit ook een component telefoonkosten. Indien de gemeente voor zakelijk gebruik een mobiele telefoon aan een wethouder beschikbaar stelt moet er een korting worden toegepast op die vaste kostenvergoeding om te voorkomen dat voor dezelfde zakelijke telefoonkosten zowel in natura (mobiele telefoon in bruikleen) als in geld (via de vaste kostenvergoeding) een voorziening ten laste van de gemeente is getroffen. Dat is geregeld in artikel 16, derde lid. Voor alle wethouders aan wie de gemeente een mobiele telefoon beschikbaar heeft gesteld geldt dezelfde korting. Zie voor een specifieke toelichting op de ter beschikking stelling van een mobiele telefoon en de inhouding op de onkostenvergoeding de toelichting bij artikel 24.

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen

In het eerste lid van dit artikel is aangegeven vanaf wanneer de raadsvergoeding aanvangt. Een raadslid dat tijdens de demissionaire periode ook nog wethouder is heeft geen aanspraak op de raadsvergoedingen, maar blijft tot hij aftreedt als wethouder in het genot van de wethouderswedde en de bijbehorende onkostenvergoeding. Dit blijkt onder meer uit de definitie van raadslid in artikel 1, onder c, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Het tweede lid bevat de artikelen die aangegeven wanneer de raadsvergoeding eindigt. Voor een raadslid dat tussentijds ontslag neemt is dat uiterlijk één maand nadat hij zijn ontslag heeft ingediend of zoveel eerder als dat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn onherroepelijk (lees goedgekeurd) zijn geworden.

Artikel 5 reiskosten raadsleden

In dit artikel is het recht op vergoeding van reiskosten voor raadsleden geregeld. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding kan worden toegekend als het raadslid een dienstreis maakt ter uitvoering van een besluit van de raad, het college of de burgemeester. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een km-vergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt.

Artikel 6 Verblijfkosten raadsleden

Dit artikel regelt de vergoeding van verblijfkosten. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding kan worden toegekend als het raadslid een dienstreis maakt ter uitvoering van een besluit van de raad, het college of de burgemeester. Daarvoor gelden dezelfde maxima als voor het rijkspersoneel.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 7 en 21 Cursus, congres, seminar of symposium

Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen e.d. die door of vanwege de gemeente in het gemeentelijk belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen e.d. waaraan het individuele raadslid in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap op eigen initiatief deelneemt. Voor de leden van de raad is de regeling zoals opgenomen in de verordening secundaire voorzieningen raads- en commissieleden (raadsbesluit 12 december 200) overgenomen. Voor iedere fractie ieder raadslid staat een budget ter beschikking.

De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor raadsleden en wethouders die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 8, 9, 22 en 23 Fax, computer en laptop met ISDN of internetaansluiting

In de raadsperiode 2002-2006 gold de verordening op de bruikleenovereenkomst inzake het Raadsinformatiesysteem (RIS). Op grond van de ervaringen in deze periode, voortschrijdende inzichten en de nieuwe mogelijkheden op grond van de per 1 januari 2006 in werking getreden wijziging van het rechtspositiebesluiten (Stb. 2006 nr. 8) wordt thans gekozen voor een regeling waarbij aan de raadsleden een financiële vergoeding voor aanschaf en gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software, Voor de uitoefening van het raadslidmaatschap en het ambt van wethouder kan op grond van de op 1 maart 2006 in werking getreden wijzigingen van de rechtspositiebesluiten voor wethouders en voor raads- en commissieleden een vergoeding worden vertrekt in de aanschaf een PC met toebehoren en de abonnementskosten ISDN/ADSL of Kabel. In de verordening is van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.

Het gaat hier om een voordeel in de zin van de artikelen 44, derde lid, en 99, tweede lid, van de Gemeentewet waarvan de regeling bij gemeentelijke verordening de goedkeuring van de gedeputeerde staten behoeft. De grondslag voor deze faciliteit is te vinden in de rechtspositiebesluiten voor wethouders en raads- en commissieleden. Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald.

In de artikelen 9 en 23 is een gemeentelijke bijdrage geregeld in de kosten van de voorzieningen als ISDN, ADSL en internetaansluiting via de kabel. Bij vergoeding of verstrekking van een ISDN-abonnement geldt bijvoorbeeld dat een bedrag van euro 18,72 per maand (2002) voor rekening van het raadslid of de wethouder komt. Alleen het bedrag daarboven kan onbelast worden vergoed. Voor raadsleden en wethouders die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 14 en 26 kinderopvang

Het college heeft bij besluit van 7 september 2004 onder nr. 4 een regeling kinderopvang personeel gemeente Coevorden 2005 vastgesteld. Deze is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17 en 18 Reiskosten woon-werk en zakelijke reiskosten

Voor wethouders met een enkele reisafstand tussen woning en werk van meer dan 10 kilometer is in artikel 16 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld die aansluit bij die voor het rijkspersoneel.

Voor wethouders die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Ingevolge artikel 18 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer of met een (trein)taxi, volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met eigen middelen van vervoer volgens het belastingvrije tarief dat ook geldt voor het rijkspersoneel.

Artikel 20 Buitenlandse dienstreis

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privé-reis.

Ook raadscommissies maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moeten gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd. Hetgeen hierboven is geschreven over buitenlandse dienstreizen van wethouders geldt mutatis mutandis ook voor buitenlandse excursies en reizen van raadscommissies.

Voor degenen die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 24 mobiele telefoon

Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de wethouder voor overwegend zakelijk gebruik (90% of meer) belastingvrij een mobiele telefoon als 2e telefoon om niet ter beschikking worden gesteld. De abonnementskosten en de (zakelijke) gesprekskosten komen dan voor rekening van de gemeente. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die de wethouder met de gemeente sluit. Het model van die overeenkomst wordt door het college vastgesteld. De abonnements- en gesprekskosten komen voor rekening van de gemeente. Artikel 39 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 bepaalt dat de vergoeding van mede voor de dienstbetrekking gebruikte telefoon vrij is, zij het dat daarvoor een eigen bijdrage verschuldigd is wanneer de vergoeding meer bedraagt dan een jaarlijks door de minister van Financiën vast te stellen bedrag. Voor 2005 is het bedrag vastgesteld op 22,69 euro per maand (5,22 euro per week, 1,04 euro per dag). De component  'telefoonkosten' uit de (on)kostenvergoeding moet daarom met een percentage worden verminderd (Artikel 25 en 26 Rechtspositiebesluit wethouders). Deze vermindering moet eveneens worden vastgelegd in de verordening die de voorzieningen voor wethouders regelt. Een wethouder kan een vergoeding ontvangen voor diverse (on)kosten voortvloeiend uit zijn wethoudersambt. De hoogte van de (on)kostenvergoeding wordt jaarlijks per 1 januari door de minister van BZK bepaald. Ook een wethouder die de betrekking in deeltijd uitoefent, heeft aanspraak op de onkostenvergoedingen. De hoogte ervan wordt mede bepaald door de voor deze wethouder vastgestelde tijdbestedingsnorm of het deeltijdpercentage.

Artikel 27 vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders die in de commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben. Uitgezonderd zijn tenslotte vertegenwoordigers van belangengroepen e.d. tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient. De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden het maximale bedrag aangegeven. In artikel 14, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van het presentiegeld is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid voor volwassenen, inclusief bijzondere beloningen. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van het presentiegeld is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dat is geregeld in artikel 15 van het Rechtspositiebesluit. In artikel 27, vierde lid, is een bepaling opgenomen.

Artikel 30 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking vanaf de aanvang van het raadslidmaatschap voor de raadsperiode 2006-2010.