Regeling vervallen per 01-07-2015

Re-integratieverordening 2013

Geldend van 11-07-2013 t/m 30-06-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Re-integratieverordening 2013

No. 2013/2010

De raad van de gemeente Coevorden

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders, nummer 2010, met overneming van de daarin vermelde motieven;

gelet op de artikelen 7 en 8 en 10 lid 2 Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen,

B E S L U I T:

Vast te stellen: de Re-integratieverordening 2013

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de WWB.

    • b.

      de langdurig werkloze: de belanghebbende die gedurende een aaneengesloten periode van 12 maanden of langer aangewezen is (geweest) op een uitkering.

Hoofdstuk 2. Beleid en financiën

Artikel 2. Beleidsplan

  • 1. De gemeenteraad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening eens per vier jaar een beleidsplan vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering.

  • 2. Dit plan omvat in elk geval:

    • a.

      een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen;

    • b.

      een verdeling van de beschikbare middelen over de verschillende voorzieningen;

    • c.

      het flankerend beleid ten aanzien van zorg en hulpverlening.

  • 3. Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid.

  • 4. Het beleidsplan zoals bedoeld in het eerste lid, alsmede het verslag zoals bedoeld in het derde lid, bevat het oordeel van de cliëntenraad.

Hoofdstuk 3. Voorzieningen

Artikel 3. Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. In het beleidsplan zoals bedoeld in artikel 2 wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2. Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, 13 en 37 IOAW, 13 en 37 IOAZ niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

    • e.

      indien de persoon niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening.

  • 3. Het college kan een voorziening aanbieden aan een niet-uitkeringsgerechtigde voor de duur van maximaal een jaar.

Artikel 4. Werkstages

  • 1. Het college kan een persoon met een WWB-, IOAW-, IOAZ- of Anw- uitkering dan wel personen zoals bedoeld in artikel 10 lid 2 WWB een werkstage gericht op arbeidsinschakeling aanbieden.

  • 2. Het doel van de werkstage is het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3. Deze werkstage duurt maximaal 6 maanden.

  • 4. Het college plaatst de persoon alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 5. In een schriftelijke overeenkomst wordt tenminste vastgelegd het doel van de werkstage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 5. Sociale activering

  • 1. Het college kan aan personen met een WWB-, IOAW-, IOAZ- of Anw- uitkering dan wel personen zoals bedoeld in artikel 10 lid 2 WWB activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 2. Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten of vrijwilligerswerk ter voorbereiding op een traject gericht op arbeidsinschakeling of gericht op het voorkomen van sociaal isolement.

  • 3. Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van belanghebbende.

Artikel 6. Detacheringsbanen

  • 1. Het college kan aan personen met een WWB-, IOAW-, IOAZ- of Anw- uitkering dan wel personen zoals bedoeld in artikel 10 lid 2 WWB een dienstverband aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De werknemer wordt voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een onderneming. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel werkgever en inlenende organisatie als tussen werknemer en inlenende organisatie.

  • 3. Een werknemer wordt alleen geplaatst indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 4. Op het dienstverband zoals bedoeld in het eerste lid is de arbeidsvoorwaardenregeling van de gemeente Coevorden van toepassing.

  • 5. Het college kan een organisatie aanwijzen die in opdracht van of namens de gemeente het werkgeverschap voor de banen, zoals bedoeld in het eerste lid, uitvoert.

Artikel 7. Loonkostensubsidies

  • 1. Het college kan een loonkostensubsidie verstrekken aan werkgevers die met een kwetsbare, uiterst kwetsbare of gehandicapte werknemer een arbeidsovereenkomst sluiten, waarbij belanghebbende een inkomen van tenminste het wettelijk minimumloon verdient en niet meer afhankelijk is van een bijstandsuitkering.

  • 2. De loonkostensubsidie bedraagt ten hoogste 50% van het wettelijk minimumloon gedurende maximaal 12 maanden ten behoeve van de kwetsbare werknemer. De loonkostensubsidie bedraagt maximaal 24 maanden ten behoeve van de uiterst kwetsbare werknemer en de gehandicapte werknemer.

  • 3. Onder kwetsbare werknemer wordt verstaan de persoon die:

    • a.

      voorafgaand aan de indienstneming gedurende zes maanden geen reguliere betaalde betrekking heeft gevonden;

    • b.

      geen startkwalificatie bezit;

    • c.

      ouder is dan 50 jaar; of

    • d.

      alleenstaande ouder is met een ten laste komend kind jonger dan 12 jaar.

  • 4. Onder uiterst kwetsbare werknemer wordt verstaan de persoon die onmiddellijk voorafgaand aan de indiensttreding 24 maanden of langer werkloos is geweest.

  • 5. De subsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt.

  • 6. De loonkostensubsidie wordt niet verstrekt indien de werkgever op grond van een andere regeling aanspraak maakt op financiële tegemoetkomingen in verband met de indiensttreding van de werknemer.

Artikel 8. Scholing

  • 1. Indien een persoon met een WWB-, IOAW-, IOAZ- of Anw- uitkering dan wel een persoon zoals bedoeld in artikel 10 lid 2 WWB niet beschikt over een startkwalificatie, kan een scholingstraject worden aangeboden die tot die kwalificatie leidt.

  • 2. Lid 1 is niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 7 lid 3 onderdeel a WWB.

Artikel 9. Participatieplaats

  • 1. Het college kan aan personen van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand een participatieplaats aanbieden zoals bedoeld in artikel 10a WWB.

  • 2. Het doel van een participatieplaats is personen die vooralsnog niet bemiddelbaar zijn middels het aanbieden van additioneel werk een stap richting arbeidsinschakeling te laten zetten.

  • 3. Ter uitvoering van het bepaalde in het eerste lid dient een belanghebbende onder verantwoordelijkheid van de gemeente additionele werkzaamheden te verrichten.

  • 4. Het college draagt er zorg voor dat de participatieplaats wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst die zowel door het college, de werkgever als een belanghebbende wordt getekend.

  • 5. Het college verstrekt aan personen die additionele werkzaamheden verrichten als bedoeld in dit artikel een premie van telkens € 150,- per zes maanden, conform artikel 10a lid WWB, mits in die zes maanden voldoende is meegewerkt aan het vergroten van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 6. Geen recht op een premie als bedoeld in het vorige lid, heeft de belanghebbende aan wie een maatregel op grond van de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand gemeente Coevorden 2013” of de “Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ gemeente Coevorden 2013” is opgelegd. Dit geldt slechts voor de periode waarin belanghebbende, als hem geen maatregel opgelegd zou zijn, recht zou hebben gehad op een premie als bedoeld in het vorige lid.

Artikel 10. Uitstroompremies

  • 1. Het college kan aan personen met een WWB-, IOAW-, IOAZ- of Anw- uitkering, dan wel personen zoals bedoeld in artikel 10 lid 2 WWB eenmalig een uitstroompremie toekennen van € 300,-.

  • 2. Deze premie wordt verstrekt indien een langdurig werkloze duurzaam uitstroomt naar algemeen geaccepteerde arbeid en niet meer afhankelijk is van een bijstandsuitkering.

Artikel 11. Nazorg

  • 1. Het college kan aan ondernemingen waarbij personen met een WWB-, IOAW-, IOAZ- of Anw- uitkering, dan wel personen zoals bedoeld in artikel 10 lid 2 WWB algemeen geaccepteerde arbeid hebben aanvaard, welke geen voorziening inhoudt, gedurende maximaal 12 maanden nazorg bieden.

  • 2. De nazorg is gericht op het bestendig maken van de arbeidsrelatie van belanghebbende en betrokken onderneming.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2013.

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening 2013.

Aldus besloten in de openbare vergadering

van 9 april 2013.

De raad voornoemd,

, voorzitter.

, griffier.

Algemene toelichting Re-integratieverordening 2013

algemene toelichting

Artikelsgewijze toelichting Re-integratieverordening 2013

artikelsgewijze toelichting