Regeling vervallen per 17-07-2014

Verordening rechtsbescherming gemeente Coevorden 2006

Geldend van 02-03-2006 t/m 16-07-2014

Intitulé

Verordening rechtsbescherming gemeente Coevorden 2006

No. 2006/305

De raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Coevorden, ieder voor zoveel het hun bevoegdheid betreft;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 februari 2006, nr 305;

gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

besluiten:

vast te stellen de volgende Verordening rechtsbescherming gemeente Coevorden 2006

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    verwerend orgaan: het gemeentelijk orgaan dat het besluit heeft genomen waartegen bezwaar is gemaakt;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    commissie: de commissie voor de rechtsbescherming als bedoeld in

    artikel 2 van deze verordening of, indien die commissie uit haar midden een kamer heeft ingesteld ter uitvoering van deze verordening, die kamer;

  • f.

    voorzitter: de voorzitter van de commissie c.q. kamer.

Artikel 2 Instelling en taak

  • 1. Er is een commissie voor de rechtsbescherming.

  • 2. De commissie is belast met de advisering ten aanzien van de beslissing op bezwaarschriften die tegen besluiten zijn ingediend bij het bestuursorgaan op grond van enige wettelijke regeling.

  • 3. Van het bepaalde in het tweede lid zijn uitgezonderd bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten die genomen zijn op grond van een gemeentelijke belastingverordening.

Artikel 3 Samenstelling

  • 1. De commissie bestaat uit maximaal zes leden alsmede een genoegzaam aantal plaatsvervangers, die worden benoemd, geschorst en ontslagen door het college.

  • 2. Tot lid van de commissie, zijn niet benoembaar:

    • a.

      ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, alsmede zij die op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn bij de gemeente;

    • b.

      leden van de gemeenteraad;

    • c.

      leden van het college;

    • d.

      leden van een gemeentelijke commissie, waaraan bevoegdheden van de gemeenteraad of het college zijn toegekend.

  • 3. De leden wijzen uit hun midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan.

Artikel 4 Secretariaat

Het secretariaat van de commissie wordt verzorgd door een of meer, door het college aan te wijzen, ambtenaren.

Artikel 5 Kamers

  • 1. De commissie kan zich in kamers opsplitsten, die belast zijn met de behandeling van bepaalde categorieën bezwaarschriften.

  • 2. Een kamer bestaat uit tenminste drie leden.

  • 3. 1. De commissie bepaalt het aantal kamers, stelt voor elke kamer vast welke categorie of categorieën bezwaarschriften door die kamer zullen worden behandeld.

    2. De commissie wijst de leden, de voorzitter daaronder begrepen, en de plaatsvervangende leden van elke kamer aan.

    3. De commissie stelt bij aanwijzing van de plaatsvervangende leden voor elke kamer tevens een rooster voor hun plaatsvervanging op.

    4. De secretaris van de commissie of een van diens plaatsvervangers treedt op als secretaris van een kamer.

    5. Op de werkwijze van de kamers is het bepaalde in deze verordening zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De voorzitter van de commissie stelt de gemeenteraad, het college en de burgemeester onmiddellijk in kennis van de in het derde lid bedoelde besluiten.

Artikel 6 Zittingsduur

  • 1. De leden van de commissie treden af op de dag waarop de leden van de gemeenteraad aftreden. Zij kunnen terstond worden herbenoemd.

  • 2. De leden van de commissie kunnen op ieder moment ontslag nemen.

  • 3. Aftredende of ontslagnemende leden blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.

Artikel 7 Onvrijwillig ontslag

Het college ontslaat de leden van de commissie die door handelen of nalaten ernstig nadeel toebrengen in het in hen gestelde vertrouwen.

Artikel 8 Quorum commissie/kamers

Voor het houden van een zitting is vereist dat tenminste de voorzitter dan wel de plaatsvervangend voorzitter en één lid aanwezig is.

Artikel 9 Verslag

De commissie brengt jaarlijks verslag uit aan het college en de raad van haar werkzaamheden en de werkzaamheden van eventuele kamers uit haar midden.

Hoofdstuk 2 Het adviseren inzake beslissingen op bezwaarschriften

Artikel 10 Vergaderingen

  • 1. De voorzitter belegt een vergadering telkens als dit voor de behandeling van één of meer bezwaarschriften en met inachtneming van de in de wet getelde termijnen noodzakelijk is.

  • 2. Hij draagt zorg voor de oproeping van de leden onder mededeling van de voor de vergadering opgestelde agenda.

Artikel 11 Niet deelneming aan de behandeling

De leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

Artikel 12 Het indienen van bezwaar van het bezwaar- of beroepschrift

Het bestuursorgaan stelt het bezwaarschrift onmiddellijk na ontvangst in handen van de commissie.

Artikel 13 Vooronderzoek

  • 1. De voorzitter draagt er zorg voor, dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift genoegzaam voor te bereiden.

  • 2. Hij is bevoegd daartoe rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen.

Artikel 14 Overdracht bevoegdheden

De bevoegdheden, welke op grond van de volgende artikelen van de wet bij het bestuursorgaan berusten, worden ter uitvoering van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter:

a. artikel 2.1, tweede lid;

b. artikel 6:6;

c. artikel 6:17;

d. artikel 7:3;

e. artikel 7:4, 2e lid;

f. artikel 7.6, 4e lid;

Artikel 15 Uitnodiging zitting

  • 1. De voorzitter nodigt de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste twee weken voor de zitting schriftelijk uit.

  • 2. Binnen drie dagen na de uitnodiging kunnen de belanghebbenden of het verwerend orgaan onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

  • 3. De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan meegedeeld.

  • 4. De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen die genoemd zijn in het eerste tot en met het derde lid.

Artikel 16 Gelegenheid horen

  • 1. De opgeroepen belanghebbende en het bestuursorgaan worden in de gelegenheid gesteld in persoon of bij gemachtigde in een vergadering van de commissie hun standpunt toe te lichten.

  • 2. De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de wet.

  • 3. Indien de voorzitter op grond van het tweede lid besluit af te zien van het horen, doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan.

Artikel 17 Openbaarheid van vergadering

  • 1. De in artikel 16 bedoelde vergadering is openbaar tot het moment van beraadslaging van de commissie over het uit te brengen advies.

  • 2. De deuren worden gesloten, wanneer twee leden van de commissie het verzoeken of de voorzitter het nodig oordeelt. De commissie besluit of met gesloten deuren wordt vergaderd.

  • 3. In de in het tweede lid bedoelde vergadering kunnen de in artikel 16 bedoelde belanghebbenden aanwezig zijn en het woord voeren.

  • 4. De voorzitter kan de vergadering schorsen voor onderling beraad van de commissie. De in het derde lid bedoelde personen zijn bij dit beraad niet aanwezig.

  • 5. De voorzitter draagt er zorg voor dat tegelijk met de oproeping van de leden de plaats en het tijdstip van de vergadering ter openbare kennis worden gebracht.

Artikel 18 Het verslag

  • 1. Het verslag als bedoeld in artikel 7.7 van de wet vermeldt:

    • a.

      de namen van de leden van de commissie;

    • b.

      de namen van de op de vergadering verschenen belanghebbenden, hun gemachtigden, getuigen en deskundigen;

    • c.

      een korte vermelding van hetgeen op de vergadering met betrekking tot het behandelde bezwaar voorvalt.

  • 2. De voorzitter en de secretaris ondertekenen het verslag.

  • 3. Een afschrift van het verslag wordt aan de in artikel 16 genoemde belanghebbenden gezonden.

Artikel 19 Het advies

  • 1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

  • 2. Het aan het bestuursorgaan uit te brengen schriftelijk advies bevat de gronden waarop het steunt.

  • 3. Het advies wordt vastgesteld bij meerderheid van stemmen. Bij staken van stemmen beslist de stem van de voorzitter.

  • 4. De voorzitter en de secretaris ondertekenen het advies.

  • 5. Het advies wordt zo spoedig mogelijk ter kennis gebracht van de in artikel 16 bedoelde belanghebbenden.

  • 6. Het advies wordt, onder toezending van de op het advies betrekking hebbende stukken, aan het bestuursorgaan uitgebracht zo spoedig mogelijk nadat het bezwaarschrift bij het bestuursorgaan is binnengekomen.

Hoofdstuk 3 Vergoeding werkzaamheden

Artikel 20

  • 1. De voorzitter van de commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie een vergoeding ten bedrage van € 180,- per vergadering.

  • 2. Een lid van de commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie een vergoeding ten bedrage € 150,- per vergadering.

  • 3. De bedragen genoemd in de leden 1 en 2 worden jaarlijks per 1 januari geïndexeerd aan de hand van de loon- en prijsontwikkelingen in de overheidssector.

  • 4. Een lid van de commissie ontvangt een vergoeding van reiskosten voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie. De vergoeding betreft:

    • a.

      Bij gebruik van openbare middelen van vervoer: een volledige vergoeding van in redelijkheid gemaakte reiskosten.

    • b.

      bij gebruik van een eigen motorvoertuig: een vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten overeenkomstig de bedragen in

      artikel 2 van de Reisregeling binnenland.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 21 Citeertitel

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening rechtsbescherming gemeente Coevorden 2006".

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 3.

    Met ingang van deze datum vervalt de “Verordening rechtsbescherming gemeente Coevorden 1998”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad in de openbare vergadering van 14 februari 2006.
, voorzitter.
, griffier.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
, burgemeester.
, secretaris.
De burgemeester voornoemd,

Toelichting

In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat de bestuursorganen van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft, besluiten de verordening vast te stellen. Duidelijk is dat de raad de verordende bevoegdheid heeft. Het college en de burgemeester hebben deze bevoegdheid niet, maar nemen hiermee het besluit tot instellen van de commissie bezwaarschriften. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen een en dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester. De ondertekening gebeurt eveneens door de drie bestuursorganen. Op een aantal artikelen wordt een nadere toelichting gegeven.

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit artikel zijn slechts die begripsbepalingen opgenomen die niet in de Awb voorkomen. Zo ontbreekt er een omschrijving van het begrip 'bestuursorgaan' hoewel dat op meerdere plaatsen in de verordening voorkomt. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt in de verordening aangeduid als 'verwerend orgaan'. Dit kan de gemeenteraad betreffen, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester of een commissie waaraan via delegatie bepaalde bevoegdheden van de hiervoor genoemde bestuursorganen zijn overgedragen.

Artikel 2 Instelling en taak

In het derde lid wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid belastingzaken (incl. de WOZ) uit te zonderen, omdat die betrekking hebben op een zo specifieke materie of voor onderwerpen waarover zulke grote aantallen bezwaarschriften te verwachten zijn dat het wenselijk is daarvoor een andere methodiek van horen en adviseren te hanteren. De Algemene wet inzake rijksbelastingen en de WOZ bevatten afwijkende of aanvullende bepalingen bevatten over beslistermijnen, het horen en de geheimhouding. In verband hiermee hebben wij ervoor gekozen ze uit te zonderen.

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

Het eerste lid verwijst naar de adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:13 Awb.

Door de bepaling in het eerste delegeert de raad de benoeming van commissieleden aan het college.

Artikel 4 Secretaris

Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden.

Artikel 5 Kamers

De commissie kan worden opgedeeld in kamers.

Artikel 6 Zittingsduur

Een lid kan bij zijn ontslag zelf het tijdstip van dat ontslag bepalen. Het kan ook een later tijdstip kiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnen zijn. De bepaling van het derde lid is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen.

Artikel 8 Quorum

Dit artikel spreekt voor zich.

Er is geen wettelijk bezwaar tegen het horen in het kader van de bezwaarprocedure door de voorzitter en één lid van de adviescommissie, terwijl advisering door de voltallige commissie heeft plaatsgevonden.

Artikel 11 Niet-deelneming aan de behandeling

Dit artikel behoeft geen toelichting. Zie ook artikel 2:4 Awb.

Ook al is de voorzitter formeel onafhankelijk, dan staat daarmee nog niet vast dat automatisch ook op inhoudelijk vlak van niet-vooringenomenheid sprake is.

Artikel 13 Vooronderzoek

Het spreekt voor zich dat de voorzitter van de commissie er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift genoegzaam voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente - hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de klager in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.

Aangezien het college belast is met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden voordat dat college de gelegenheid heeft gehad dit te toetsen aan een begrotingspost.

In dit verband verdient ook artikel 3:7 Awb aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.

Uit de hier gebezigde formulering volgt dat het ter beoordeling van het bestuursorgaan blijft welke gegevens dat zullen zijn. Uit de aard van het advies van de commissie vloeit evenwel voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De commissie zal immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen indien gegevens worden achtergehouden.

Artikel 14 Overdracht bevoegdheden

Ingevolge artikel 7:13 Awb beslist de commissie over onder andere de toepassing van artikel 7:4, zesde lid, en 7:5, tweede lid. Dit uitdrukkelijke voorschrift maakt het niet mogelijk dat deze bevoegdheid door de voorzitter (of een ander lid) van de commissie wordt uitgeoefend. De hiervoor aangehaalde bepalingen zijn in dit artikel dan ook niet genoemd.

De in dit artikel aangehaalde artikelen of artikelleden van de Awb luiden als volgt.

Artikel 2:1, tweede lid Awb

Een bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.

Artikel 6:6 Awb

Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

Artikel 6:17 Awb

Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in elk geval aan de gemachtigde.

Artikel 7:4, tweede lid Awb

Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.

Artikel 7:6, vierde lid Awb

Het bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het derde lid achterwege laten, voor zover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden [...].

Het derde lid van dit artikel luidt:

Wanneer belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord, wordt ieder van hen op de hoogte gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid.

Artikel 15 Uitnodiging zitting

Ingevolge het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van bezwaarmaker, een eenzijdig beeld ontstaat. Voorts is het voor een externe commissie van groot belang om van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissie moeilijk worden om een goede afweging te maken.

Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf. In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn dat de bezwaarde en de overige belanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden. Bezwaarden kunnen geattendeerd worden op de mogelijkheid om hun verweer op schrift te stellen dat bij het verslag wordt gevoegd.

Gekozen is voor een termijn van twee weken, mede in verband met de termijn van 10 weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (zie artikel 7:10 Awb) en het bepaalde in artikel 7:4 Awb (zie hierna).

Voorts is een regeling opgenomen over het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Uitstel hoeft overigens niet altijd te worden verleend. Betrokkene dient wel tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen. Een verzoek om uitstel moet niet automatisch gehonoreerd worden. Een gemotiveerd verzoek om uitstel kan ingewilligd worden, maar dient dan wel te worden beperkt tot een eenmalig uitstel omdat anders de afwikkeling van het bezwaarschrift een te grote vertraging kan ondervinden.

De toelichting op dit artikel van deze verordening is ook de plaats om te wijzen op het bepaalde in artikel 7:4 en 7:8 van de Awb. Het verdient aanbeveling om van de inhoud van deze artikelen bij de uitnodiging van de hoorzitting mededeling te doen.

Omdat de inhoud van deze artikelen voor zich spreekt, is ermee volstaan de tekst ervan hier integraal op te nemen.

Artikel 7:4 Awb

  • 1.

    Tot 10 dagen voor het horen kunnen belanghebbenden nadere stukken indienen.

  • 2.

    Het bestuursorgaan/beroepsorgaan legt het bezwaarschrift/beroepschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken, voorafgaand aan het horen, gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.

  • 3.

    Bij de oproeping voor het horen worden belanghebbenden gewezen op het eerste lid en wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen.

  • 4.

    Belanghebbenden kunnen van deze stukken tegen vergoeding van ten hoogste de kosten afschriften verkrijgen.

  • 5.

    Voor zover de belanghebbenden daarmee instemmen, kan toepassing van het tweede lid achterwege worden gelaten.

  • 6.

    Het bestuursorgaan/beroepsorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het tweede lid voorts achterwege laten, voor zover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Van de toepassing van deze bepaling wordt mededeling gedaan.

  • 7.

    Gewichtige redenen zijn in elk geval niet aanwezig, voor zover ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur de verplichting bestaat een verzoek om informatie, vervat in deze stukken, in te willigen.

  • 8.

    Indien een gewichtige reden is gelegen in de vrees voor schade aan de lichamelijke of geestelijke gezondheid van een belanghebbende, kan inzage van de desbetreffende stukken worden voorbehouden aan een gemachtigde die hetzij advocaat, hetzij arts is.

Volgens de parlementaire geschiedenis zal voor het aannemen van geheimhoudingsredenen een sterkere grond aanwezig moeten zijn dan de in de WOB opgenomen weigeringsgronden.

In de bezwaarschriftprocedure is aangaande inzage in en geheimhouding van stukken niet de WOB, maar artikel 7:4 Awb van toepassing.

Artikel 7:8 Awb

  • 1.

    Op verzoek van de belanghebbende kunnen door hem meegebrachte getuigen en deskundigen worden gehoord.

  • 2.

    De kosten van getuigen en deskundigen zijn voor rekening van de belanghebbende die hen heeft meegebracht.

Het aanwezig zijn van partijen bij het horen van getuigen in de bezwaarschriftprocedure is een beginsel van goede procesorde.

Artikel 16 Hoorzitting

Artikel 7:3 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. Voor een ingediend bezwaarschrift is dat indien:

  • a.

    het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is;

  • b.

    het bezwaar kennelijk ongegrond is;

  • c.

    de belanghebbenden verklaard hebben geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of

  • d.

    aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.

Ad d.

Het ligt voor de hand dat indien het verwerend orgaan aan het bezwaar van appellant volledig tegemoet denkt te kunnen komen, het daarover met de voorzitter van de commissie contact opneemt. In dit verband wordt ook gewezen op artikel 6:18 en 6:19 Awb. In artikel 6:18 gaat het over het tijdens het aanhangig zijn van bezwaar intrekken of wijzigen van het bestreden besluit. In artikel 6:19 wordt bepaald dat indien een bestuursorgaan zo'n intrekkings- of wijzigingsbesluit heeft genomen, het bezwaar geacht wordt mede gericht te zijn tegen het nieuwe besluit tenzij dat besluit geheel tegemoetkomt aan het bezwaar.

De bevoegdheid om van het horen af te zien wordt door de verordening toegekend aan de voorzitter van de commissie. Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn, gelet op artikel 7:13, vierde lid, waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voor zover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toepassing van artikel 7:3.

In het uiteindelijk uit te brengen advies hier op teruggekomen moeten worden. Dat is noodzakelijk omdat ingevolge artikel 7:12 Awb bij de beslissing op een bezwaarschrift, indien van het horen is afgezien, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.

Artikel 17 Openbaarheid zitting

Ingevolge artikel 7:5, tweede lid Awb besluit het bestuursorgaan, voor zover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid Awb wordt deze bevoegdheid aan de commissie toegekend.

In de onderhavige verordeningsbepaling is vastgelegd dat de hoorzitting in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld indien bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen.

De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 16 van de verordening achter gesloten deuren plaatsheeft.

De zitting van de commissie vindt in beginsel achter gesloten deuren plaats wat betreft bezwaarschriften die zijn ingediend tegen bijvoorbeeld persoonsgebonden besluiten op grond van de Wet werk en bijstand.

Artikel 18 Schriftelijke verslaglegging

Artikel 7:7 Awb vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijk vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Dit staat er overigens niet aan in de weg dat in de verordening een vaste procedure wordt opgenomen.

Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.

Gezien de betekenis van de hoorzitting in het kader van de besluitvorming in de bezwaarschriftfase, ligt het voor de hand (hoewel niet voorgeschreven in de Awb) dat het verslag van de zitting uiterlijk gelijktijdig met de beslissing op het bezwaar aan belanghebbende wordt toegezonden. Ook is het mogelijk het verslag van de hoorzitting vóór het nemen van het bestreden besluit aan de belanghebbenden te zenden. Hierdoor krijgen belanghebbenden de gelegenheid te reageren indien het verslag een onjuiste weergave bevat van de hoorzitting. Uit oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding zal dit vaak de voorkeur genieten. Het verslag speelt ook een rol in de raadkamer en bij het advies. Als een lid afwezig is geweest bij het horen en de stemmen staken in de adviescommissie, hoeft bij de hernieuwde behandeling in de commissie niet opnieuw gehoord te worden.

Artikel 19 Raadkamer en advies

De hoorzitting is in principe openbaar; de hier bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats.

Het horen kan plaatsvinden door een niet-voltallige commissie; de advisering dient plaats te vinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a. Hoe het advies totstandkomt, is niet voorgeschreven. Schriftelijke consultatie is mogelijk.

Volgens artikel 7:13, zesde lid Awb maakt in de bezwaarschriftprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht.

De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 van de Awb 10 weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter van de commissie dat indien hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen.

Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 Awb zijn artikel 3:41 tot en met 3:45 Awb, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten regelen, in dit geval niet van toepassing. Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekendgemaakt is. Het ligt voor de hand in verband hiermee ook belanghebbenden een afschrift van het verdagingsbesluit toe te zenden.

Artikel 20 Vergoeding werkzaamheden

Aangezien de leden van de commissie op grond van hun bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelneming aan haar werkzaamheden zijn aangetrokken wijkt de vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie naar boven af van de bedragen, genoemd in bijlage II, behorende bij het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Zulks met toepassing van artikel 15 van het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.