Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2011

Geldend van 27-11-2010 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2011

No. 2010/772

De raad van de Gemeente Coevorden;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 oktober 2010,

bijlagenr. 772;

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening;

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2011.

(Verordening rioolheffing 2011)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan, als bedoeld in hoofdstuk III van de Wet Waardering Onroerende Zaken (Wet WOZ);

  • b.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • c.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • d.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede zuivering van huishoudelijk afvalwater, verder te noemen: rioolheffing afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, verder te noemen: rioolheffing hemel- en grondwater.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belastingen worden geheven;

    1. van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachten eigendom bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en

    2. van de gebruiker van een perceel van waaruit direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2. Met betrekking tot het eigenarendeel van de belastingen wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. Met betrekking tot het gebruikersdeel van de belastingen wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt:

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel –niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4- voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de belastingen geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing rioolheffing afvalwater

  • 1. Het gebruikersdeel van de rioolheffing afvalwater wordt geheven naar het aantal kubieke meters dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 2. Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het einde van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 3. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een :

    a. watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    b. bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest, kan worden afgelezen.

  • 4. Indien sprake is van een melkveebedrijf wordt het aantal kubieke meters afvalwater vastgesteld op de klasse 0 m³ t/m 500 m³.

  • 5. Indien sprake is van overige bedrijven dan bedoeld in lid 4, wordt er van uitgegaan dat, op verzoek, 90% van het toegevoerde of opgepompte water op het riool wordt geloosd.

  • 6. Indien een belanghebbende vindt dat op grond van lid 5 dat een onjuiste hoeveelheid afvalwater in de heffing wordt betrokken, dan dient deze belanghebbende aannemelijk te maken hoeveel water daadwerkelijk op het gemeentelijk riool is geloosd, dan wel dient belanghebbende aannemelijk te maken hoeveel afvalwater niet via het gemeentelijk riool is afgevoerd.

  • 7. Indien sprake is van onbemeterde percelen wordt het aantal kubieke meters afvalwater vastgesteld op de klasse 0 m³ t/m 500 m³.

Artikel 6 Maatstaf van heffing rioolheffing hemel- en grondwater

  • 1. het eigenarendeel van de rioolheffing hemel- en grondwater wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

  • 2. het eigenarendeel van de rioolheffing hemel- en grondwater wordt geheven naar de waarde in het economische verkeer van het perceel.

  • 3. Ingeval het perceel een onroerende zaak is, is de waarde in het economische verkeer de op de voet van hoofdstuk 4 van de Wet Waardering Onroerende Zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde zoals deze voor het in artikel 8 bedoelde kalenderjaar geldt.

  • 4. Ingeval voor het perceel geen waarde op de voet van hoofdstuk 4 van de Wet Waardering Onroerende Zaken is vastgesteld, wordt de heffingsmaatstaf van dat perceel bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid van de Wet WOZ.

Artikel 7 Belastingtarieven

  • a. Het gebruikersdeel van de rioolheffing afvalwater bedraagt per jaar, indien het aantal kubieke meters geloosd afvalwater valt in de categorie:

    • 1.

      van 0 tot en met 500 m³ € 85,69;

    • 2.

      van 501 tot en met 15.000 m³ € 568,54;

    • 3.

      van 15.001 tot en met 25.000 m³ € 6.146,78;

    • 4.

      groter dan 25.001 m³ € 16.246,29.

  • b. Het eigenarendeel van de rioolheffing hemel- en grondwater wordt geheven naar een vast bedrag per perceel € 49,51;

  • c. Het eigenarendeel van de rioolheffing hemel- en grondwater bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt 0,016 %;

  • d. Indien de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 6, lid 3 en 4 beneden € 17.000,- blijft wordt er geen rioolheffing eigenarendeel WOZ- waarde geheven.

Artikel 8 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar,

Artikel 9 Wijze van heffing

De belastingen worden bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belastingen zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel van de belastingen, zo dit later is, bij aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belasting jaar aanvangt, is het gebruikersdeel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel van de belastingen in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar, verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,-.

  • 4. Het tweede en derde lid is niet van toepassing als de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en daar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 5. Belastingbedragen minder dan € 10,- worden niet geheven.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen die worden opgelegd in het belastingjaar waarop zij betrekking hebben worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan € 100,- doch minder dan € 2.500,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. Andere aanslagen dan die genoemd in het eerste lid, moeten worden betaald uiterlijk

    1 maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van de rioolheffing hemel-en grondwater wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van rioolrechten.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening rioolheffing 2010”, vastgesteld bij raadsbesluit van 3 november 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de derde dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening rioolheffing 2011”.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 4 november 2010.

, voorzitter.

, griffier.