Regeling vervallen per 12-02-2013

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Coevorden 2011

Geldend van 01-01-2011 t/m 11-02-2013

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Coevorden 2011

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Lid 1. Wet

Lid 2. College

Lid 3. Compensatieplicht/beginsel

Lid 4. Aanmelding

Lid 5. Gesprek

Lid 6. Aanvraag

Lid 7. Belanghebbende

Lid 8. Psychosociaal probleem

Lid 9. Algemene voorziening

Lid 10. Algemeen gebruikelijke voorziening

Lid 11. Collectieve voorziening

Lid 12. Voorliggende voorziening

Lid 13. Gebruikelijke zorg

Lid 14. Beperkingen

Lid 15. Mantelzorger

Lid 16. Financiële tegemoetkoming

Lid 17. Voorziening in natura

Lid 18. Persoonsgebonden budget

Lid 19. Budgetperiode

Lid 20. Inkomen

Lid 21. Eigen bijdrage

Lid 22. Eigen aandeel

Lid 23. Hoofdverblijf

Lid 24. Individuele voorziening

Lid 25. Meerkosten

Lid 26. Besluit

Lid 27. Beleidsregels

Hoofdstuk 2. Het gesprek en de aanvraag

Artikel 2. Scheiding aanmelding en aanvraag

Artikel 3. Aanmelding voor een gesprek

Artikel 4. Het gesprek

Artikel 5. Het verslag van het gesprek

Artikel 6. De aanvraag

Hoofdstuk 3. De te bereiken resultaten

Artikel 7. Het maken van een afweging

Artikel 8. Een schoon en leefbaar huis

Artikel 9. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Artikel 10. Beschikken over schone draagbare en doelmatige kleding

Artikel 11. Het thuis kunnen zorgen voor gezonde kinderen die tot het gezin behoren.

Artikel 12. Wonen in een geschikt huis

Artikel 13. Zich verplaatsen in en om en nabij de woning

Artikel 14. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 15. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten

Hoofdstuk 4. Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming

Artikel 16. Mogelijke verstrekkingwijzen

Artikel 17. Inhoud beschikking bij verstrekking in natura

Artikel 18. Overwegende bezwaren bij het persoonsgebonden budget

Artikel 19. Inhoud beschikking bij het persoonsgebonden budget

Artikel 20. Inhoud beschikking bij de financiële tegemoetkoming

Artikel 21. De eigen bijdrage

Artikel 22. Het eigen aandeel

Hoofdstuk 5. Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies besluitvorming, intrekking en terugvordering

Artikel 23. Beperkingen

Artikel 24. Advisering

Artikel 25. Wijziging situatie

Artikel 26. Intrekking

Artikel 27. Terugvordering

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 28. Hardheidsclausule

Artikel 29. Gevallen waarin niet is voorzien

Artikel 30. Nadere regels

Artikel 31. Indexering

Artikel 32. Inwerkingtreding

Artikel 33. Citeertitel

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Lid 1.

Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning.

Lid 2.

College: College van burgemeester en wethouders.

Lid 3.

Compensatieplicht: De plicht van het College aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Daarbij legt artikel 4 van de Wet het College de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is.

Lid 4.

Aanmelding: de mededeling aan de gemeente dat er problemen zijn op grond waarvan iemand verzoekt een afspraak te maken voor een gesprek.

Lid 5.

Gesprek: het eerste contact na een aanmelding waarin met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de handicap, de beperkingen en de gevolgen, de te bereiken resultaten, de mogelijkheden een oplossing te bereiken via algemene, algemeen gebruikelijke collectieve voorliggende en individuele voorzieningen.

Lid 6.

Aanvraag: het - via een aanvraagformulier of op elektronische wijze - schriftelijke verzoek in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening.

Lid 7.

Belanghebbende: een persoon die voor zichzelf of, met een machtiging namens iemand anders, een aanmelding of een aanvraag doet.

Lid 8.

Psychosociaal probleem: een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door problemen die iemand heeft in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving.

Lid 9.

Algemene voorziening: een voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle Nederlanders maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure.

Lid 10.

Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking , dus ook door anderen gebruikt wordt, gewoon in de winkel te koop is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten.

Lid 11.

Collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt.

Lid 12.

Voorliggende voorziening: een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft.

Lid 13.

Gebruikelijke zorg: de zorg die op het gebied van het voeren van het huishouden voor alle leden van een leefeenheid geldt om gezamenlijk voor het huishouden te zorgen.

Lid 14.

Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten.

Lid 15.

Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de wet.

Lid 16.

Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening.

Lid 17.

Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen of in de vorm van een persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt aan een persoon met beperkingen.

Lid 18.

Persoonsgebonden budget: een geldbedrag, zoals bedoeld in artikel 6 en 6a van de wet, waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven.

Lid 19.

Budgetperiode: periode waarvoor een persoonsgebonden budget wordt verleend;

Lid 20.

Inkomen: het inkomen zoals bedoeld in artikel 4.2 lid 1 Besluit maatschappelijke ondersteuning (Staatsblad 2006, 450);

Lid 21.

Eigen bijdrage: een bij de verlening van een voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget voor rekening van de rechthebbende komende financiele bijdrage waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Staatsblad 2006,450) van toepassing zijn;

Lid 22.

Eigen aandeel: een bij de verlening van financiële tegemoetkoming voor rekening van de rechthebbende komende financiële bijdrage waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Staatsblad 2006,450) van toepassing zijn;

Lid 23.

Hoofdverblijf: de woonruimte waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijke woonadres indien het een persoon met beperkingen met een briefadres is.

Lid 24.

Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

Lid 25.

Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven de voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

Lid 26.

Besluit: het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Coevorden dat bestaat uit door het college op grond van deze verordening vast te stellen nadere regelgeving;

Lid 27.

Beleidsregels: de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Coevorden die bestaan uit door het college op grond van artikel 1:3 lid 4 Algemene wet bestuursrecht vast te stellen beleidsregels.

Hoofdstuk 2. Het gesprek en de aanvraag

Artikel 2. Scheiding aanmelding en aanvraag

Lid 1.

Aan een aanvraag voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet gaat een aanmelding voor een gesprek vooraf indien:

De aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die nog niet eerder een aanvraag in het kader van de Wmo heeft gedaan;

De aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die al eerder een gesprek rond de keukentafel heeft gevoerd maar waarbij sprake van gewijzigde omstandigheden of gewijzigde te bereiken resultaten;

Belanghebbende of het college daarom verzoekt.

Lid 2.

Indien belanghebbende aangeeft direct een aanvraag in te willen dienen vervalt het gestelde in het eerste lid onder a en b.

Artikel 3. Aanmelding voor een gesprek

Lid 1.

Een aanmelding voor een gesprek kan schriftelijk, telefonisch, mondeling of elektronisch worden gedaan bij het Loket Maatschappelijke Ondersteuning door of namens een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren.

Lid 2.

Tijdens of uiterlijk binnen 4 werkdagen na aanmelding zal een afspraak voor een gesprek worden gemaakt. Deze afspraak zal aan de aanmelder schriftelijk worden bevestigd.

Artikel 4. Het gesprek

Lid 1.

Het gesprek wordt gevoerd bij de belanghebbende thuis of in het gemeentehuis tenzij belanghebbende aangeeft het gesprek liever elders te voeren.

Lid 2.

Het gesprek wordt gevoerd aan de hand van een lijst te bespreken punten, die belanghebbende heeft ontvangen bij de schriftelijke bevestiging van de afspraak.

Lid 3.

Bij het voeren van het gesprek zal de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments als basis voor het begrippenkader worden gehanteerd.

Lid 4.

Als de belanghebbende een mantelzorger is wordt met de mantelzorger en zo mogelijk met de verzorgde geïnventariseerd welke problemen er bestaan bij de uitvoering van de mantelzorg.

Artikel 5. Het verslag

Lid 1.

Van het gesprek wordt een verslag gemaakt. De belanghebbende ontvangt een kopie van dit verslag. Indien gewenst kan de belanghebbende het verslag aanvullen.

Lid 2.

Het verslag van het gesprek om de keukentafel bevat in ieder geval:

Een omschrijving van de beperking, het chronisch psychisch probleem en/of het psychosociaal probleem zoals ervaren door belanghebbende;

De mogelijkheden die belanghebbende heeft ondanks dit probleem;

De problemen die belanghebbende ondervindt op basis van dit probleem;

De resultaten die belanghebbende wil bereiken op de in artikel 4 lid 1 Wmo omschreven terreinen;

De mogelijkheden die belanghebbende heeft om oplossingen te bewerkstelligen door middel van algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, collectieve voorzieningen of andere voorliggende voorzieningen;

De individuele voorzieningen die uiteindelijk nodig blijken om de geformuleerde doelstellingen te bereiken.

Lid 3.

Na het voeren van een gesprek kan een belanghebbende – onder verwijzing naar en onder toevoeging van het verslag van het gesprek – een aanvraag indienen voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet.

Artikel 6. De aanvraag

De aanvraag van een individuele voorziening kan schriftelijk of elektronisch plaatsvinden.

Hoofdstuk 3. De te bereiken resultaten

Artikel 7. Het maken van een afweging

Lid 1.

Bij het beoordelen welke voorzieningen getroffen gaan worden neemt het college het verslag van het gesprek indien aanwezig als uitgangspunt. Het college gaat uit van de persoonskenmerken en wensen van de aanvrager. Daarbij zal onderzoek gedaan worden naar de noodzaak en mogelijkheid tot leveren van maatwerk ten aanzien van het te bereiken resultaat.

Lid 2.

Alle voorliggende, algemeen gebruikelijke, collectieve en algemene voorzieningen die beschikbaar en bruikbaar zijn worden, voor zover die niet tot een oplossing hebben geleid in het gesprek, of voor zover geen gesprek heeft plaatsgevonden, eerst beoordeeld.

Artikel 8. Een schoon en leefbaar huis

Lid 1.

Het eerste te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het kunnen wonen in een huis dat schoon is. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten.

Lid 2.

Als het gaat om een schoon en leefbaar huis kan een individuele voorziening getroffen worden voor het lichte en/of het zware huishoudelijke werk.

Lid 3.

Indien de aanvrager een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen zal dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld worden.

Lid 4.

Voor zover de in artikel 7, lid 2 en de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

Artikel 9. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Lid 1.

Het tweede te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het voorzien zijn van dagelijkse benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt, evenals toiletartikelen en schoonmaakartikelen. Ook de noodzakelijke bereiding van maaltijden kan hieronder vallen.

Lid 2.

Als het gaat om het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het doen van boodschappen, voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen, en toiletartikelen, alsmede het bereiden en aanreiken van maaltijden.

Lid 3.

Voor zover de aanvrager gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare boodschappenservice of maaltijdvoorziening die in de individuele situatie van de aanvrager kan leiden tot het te bereiken resultaat zullen deze mogelijkheden eerst beoordeeld worden.

Lid 4.

Voor zover de in artikel 7, lid 2 en de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

Artikel 10. Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

Lid 1.

Het derde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het aanwezig zijn van gewassen, al dan niet gestreken en zo nodig opgevouwen of opgehangen kleding.

Lid 2.

Als het gaat om het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het wassen, drogen en strijken en opruimen van de dagelijkse was.

Lid 3

Voor zover de aanvrager gebruik kan maken van de diensten van de wasserij in de Bentheimer die in de individuele situatie van de aanvrager kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden.

Lid 4.

Voor zover de in artikel 7, lid 2 en de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

Artikel 11. Het thuis kunnen zorgen voor gezonde kinderen die tot het gezin behoren

Lid 1.

Het vierde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit de dagelijkse, gebruikelijke zorg voor in het huishouden aanwezige gezonde kinderen.

Lid 2.

Als het gaat om het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het – zo mogelijk tijdelijk ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen – vervangen van de ouder die in principe voor de kinderen zorgt.

Lid 3.

Voor zover de aanvrager gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare voor- tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de aanvrager kunnen leiden tot het te bereiken resultaat zullen deze mogelijkheden eerst beoordeeld worden.

Lid 4.

Voor zover de in artikel 7, lid 2 en de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

Artikel 12. Wonen in een geschikt huis

Lid 1.

Het vijfde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waar men over beschikt. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken, sanitaire ruimten, berging, tuin of balkon.

Lid 2.

Als het gaat om het normale gebruik van de woning kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning.

Lid 3.

Voor zover de aanvrager kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden.

Lid 4.

Voor zover de in artikel 7, lid 2 en de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt. Een verhuiskostenvergoeding kan dan wel verstrekt worden.

Lid 5.

De eigenaar-bewoner die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van de woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden.

Lid 6.

Het college kan besluiten dat de meerwaarde van de woning, die het gevolg is van de getroffen woonvoorziening, dient te worden terugbetaald volgens het in het Besluit vastgelegde afschrijvingsschema.

Artikel 13. Zich verplaatsen in en om de woning

Lid 1.

Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging, de tuin of het balkon kunnen bereiken en er zich zodanig kunnen redden dat normaal functioneren mogelijk is.

Lid 2.

Als het gaat om het verplaatsen in en om de woning kan een individuele voorziening worden getroffen bestaande uit een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik.

Lid 3.

Voor zover de aanvrager gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare rolstoelpool die in de individuele situatie van de aanvrager kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheden eerst beoordeeld worden.

Lid 4.

Voor zover de in artikel 7, lid 2 en de in het vorige lid van dit artikel genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

Artikel 14. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Lid 1.

Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning bestaat uit het kunnen doen van dagelijkse boodschappen, het kunnen bezoeken van familie, kennissen en het doen van gewenste activiteiten, alles binnen de directe regio.

Lid 2.

Als het gaat om het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen over de korte afstand rond de woning en het verplaatsen over de langere afstand binnen de directe woon en leefomgeving.

Lid 3.

Voor zover de aanvrager gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare scootermobielpool of van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur die in de individuele situatie van de aanvrager kan leiden tot het te bereiken resultaat zullen deze mogelijkheden eerst beoordeeld worden.

Lid 4.

Voor zover de in artikel 7, lid 2 en de in het vorige lid van dit artikel genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

Lid 5.

Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijke inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan anderhalf maal het sociaal minimum dan wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening zoals het collectief vervoer niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

Artikel 15. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten

Lid 1.

Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten bestaat uit het zo mogelijk kunnen afleggen van gewenste bezoeken en het deelnemen aan gewenste activiteiten.

Lid 2.

Als het gaat om de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het vervoer naar de gewenste bestemmingen.

Lid 3.

Voor zover de aanvrager gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare (vrijwilligers)organisaties die in de individuele situatie van de aanvrager kan leiden tot het te bereiken resultaat zullen deze mogelijkheden eerst beoordeeld worden.

Lid 4.

Voor zover de in artikel 7, lid 2 en de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

Hoofdstuk 4. Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming

Artikel 16. Mogelijke verstrekkingwijzen

Lid 1.

De te treffen voorzieningen kunnen als voorziening in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget worden verstrekt.

Lid 2.

Het college stelt vast in welke situaties de keuze tussen deze voorzieningen niet wordt geboden aan de hand van de in het Besluit neergelegde criteria.

Artikel 17. Inhoud beschikking bij verstrekking in natura

Bij het treffen van een voorziening in natura wordt in de beschikking vastgelegd:

welke de te treffen voorziening is,

wat de duur is van de verstrekking is,

hoe de voorziening in natura verstrekt wordt,

of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld, en

of er een eigen bijdrage verschuldigd is.

Artikel 18. Overwegende bezwaren bij verstrekking persoonsgebonden budget

Het college legt in het Besluit vast in welke situaties sprake is van overwegende bezwaren zodat er geen persoonsgebonden budget verstrekt wordt.

Artikel 19. Inhoud beschikking bij verstrekking als persoonsgebonden budget

Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking vastgelegd:

voor welk te bereiken resultaat het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een program van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden,

wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang tot stand is gekomen, wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is,

welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget, en

of er een eigen bijdrage is verschuldigd.

Artikel 20. Inhoud beschikking bij verstrekking als financiële tegemoetkoming

Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking vastgelegd:

voor welke te treffen voorziening de financiële tegemoetkoming bestemd is,

wat de duur van de verstrekking is,

er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld, en

of er sprake is van een eigen aandeel.

Artikel 21. De eigen bijdrage

Lid 1.

De persoon met beperkingen die in aanmerking wordt gebracht voor een individuele voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget is een eigen bijdrage verschuldigd, tenzij anders is bepaald in deze verordening.

Lid 2.

De hoogte van de eigen bijdrage wordt berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.1 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (staatsblad 2006, 450), waarbij de maximale grenzen worden gehanteerd.

Lid 3.

Het bedrag dat in zijn totaal aan eigen bijdrage wordt gevraagd is nooit hoger dan de door de gemeente gemaakte kosten voor de voorziening.

Lid 4.

Indien de voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verleend wordt de eigen bijdrage opgelegd nadat de voorziening is verleend.

Artikel 22. Het eigen aandeel

Lid 1.

De persoon met beperkingen die in aanmerking wordt gebracht voor een individuele voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming is een eigen aandeel verschuldigd, tenzij anders is bepaald in deze verordening.

Lid 2.

De hoogte van het eigen aandeel wordt berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.1 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Staatsblad 2006, 450), waarbij de maximale grenzen worden gehanteerd.

Lid 3.

Indien de voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming bestaat uit het verschaffen van een vergoeding voor verhuizing en inrichting kan gedurende maximaal 13 perioden van vier weken een eigen aandeel in rekening worden gebracht.

Lid 4.

Het bedrag dat in totaal aan eigen aandeel wordt gevraagd is nooit hoger dan de door de gemeente gemaakte kosten voor de voorziening.

Lid 5.

Het eigen aandeel wordt pas opgelegd nadat de voorziening is verleend.

Hoofdstuk 5. Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies, besluitvorming,

intrekking en terugvordering

Artikel 23. Beperkingen

Lid 1.

Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

De noodzaak voor het te bereiken doel langdurig noodzakelijk is, tenzij kortdurende hulp bij het huishouden leidt tot het te bereiken resultaat;

De te verstrekken voorziening als de goedkoopst-compenserende voorziening aan te merken is.

Lid 2.

Geen voorziening wordt toegekend:

Indien de voorziening algemeen gebruikelijk is;

Indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Coevorden

Voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken heeft gemaakt en niet meer na te gaan valt of deze voorziening als goedkoopst-compenserend aan te merken valt;

Voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

Voorzover op grond van enige andere wettelijke regeling of enige privaatrechtelijke overeenkomst of verbintenis aanspraak op de voorziening bestaat.

Voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

Voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd.

Indien de noodzaak tot het treffen van een voorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

De aanvrager niet verhuisd is naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meeste beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college.

De voorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

De aanvrager van een voorziening voor het eerst zelfstandig gaat wonen, uitsluitend voor zover de aanvraag een verhuiskostenvergoeding betreft;

De aanvrager verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg;

De ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

Artikel 24. Advisering

Lid 1.

Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op de aangevraagde voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke zorg diens relevante huisgenoten:

op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

op een door het college te betalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken;

Lid 2.

Indien de gemeente zelf niet de advisering en dienstverlening, voortvloeiend uit deze verordening en de daarop berustende nadere regels, doet, wordt dit opgedragen aan de partij genoemd in het besluit.

Artikel 25. Wijziging situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 26. Intrekking

Lid 1.

Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

Lid 2.

Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat:

de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

De persoon aan wie de voorziening is toegekend de voorziening binnen de budgetperiode niet meer gebruikt.

Artikel 27. Terugvordering

Lid 1.

Indien het recht op een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

Lid 2.

De terugvordering vindt plaats omdat er sprake is van een onverschuldigde betaling in de zin van artikel 6:203 BW of een ongerechtvaardigde verrijking in de zin van artikel 6:212 BW.

Lid 3.

Indien het gaat om een voorziening die in eigendom is verstrekt wordt de waarde van de voorziening geacht gelijk te zijn aan de hoogte van het verstrekte budget, waarbij er sprake is van een evenredige afschrijving gedurende de budgetperiode.

Lid 4.

De vordering kan altijd voldaan worden door het eigendomsrecht van de voorziening over te dragen aan de gemeente.

Lid 5.

Terugvordering blijft achterwege wanneer de voorziening voor een periode korter dan 2 jaar, aan het einde van de budgetperiode, niet meer wordt gebruikt of de restwaarde van de voorziening lager is dan een in het Besluit vast te stellen bedrag.

Lid 6.

Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening door het college tevens worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 28. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 29. Gevallen waarin niet is voorzien

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 30. Nadere regels

Het college is bevoegd ter zake van de uitvoering van deze verordening en de daarop berustende besluiten nadere regels te stellen.

Artikel 31. Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende gemeentelijk besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente …….

geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau van de Statistiek.

Artikel 32. Inwerkingtreding.

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Op de datum van inwerkingtreding vervalt de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010.

Artikel 33. Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Coevorden 2011” .

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Coevorden van 2 december 2010.

, voorzitter.

, griffier.