Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Cranendonck houdende regels omtrent de heffing en invordering van rioolheffing (Verordening rioolheffing 2021)

Geldend van 24-12-2020 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Cranendonck houdende regels omtrent de heffing en invordering van rioolheffing (Verordening rioolheffing 2021)

DE RAAD VAN DE GEMEENTE CRANENDONCK

Gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Cranendonck d.d. 29 september 2020;

Gelet op artikel : 228a van de Gemeentewet;

B E S L U I T

Vast te stellen de :

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN RIOOLHEFFING 2021.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • b.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • c.

    Brabant Water N.V.: Brabant Water Naamloze Vennootschap, gevestigd te `s-Hertogenbosch;

  • d.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van Brabant Water N.V. betrekking heeft;

  • e.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater alsmede het treffen van maatregelen ten einde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit:

    • a.

      water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd; en/of

    • b.

      water uit de grond wordt opgepompt;

  • 2. Voor het gebruikersdeel wordt:

    • a.

      gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

    • b.

      gebruik door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;

    • c.

      het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1. De belasting wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd;

  • 2. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de aan het belastingtijdvak voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald;

  • 3. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet de pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen; of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen;

    De eerste volzin is niet van toepassing indien het vaststellen van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling;

  • 4. De hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water dat niet als afvalwater is afgevoerd;

  • 5. Voor zover de gegevens als bedoeld in het tweede lid van dit artikel niet bekend zijn, wordt het waterverbruik door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar vastgesteld op basis van het waterverbruik van vergelijkbare huishoudens.

Artikel 6 Belastingtarieven

  • 1. De belasting als bedoeld in artikel 3, lid 1 onder a bedraagt per jaar:

    a.

    Van 0

    m3 tot en met 250 m3

    € 201,60

    b.

    Van 251

    m3 tot en met 500 m3:

    Bedrag onder a. + € 124,14

    € 325,74

    c.

    Van 501

    m3 tot en met 750 m3:

    Bedrag onder b. + € 124,14

    € 449,88

    d.

    Van 751

    m3 tot en met 1.000 m3:

    Bedrag onder c. + € 124,14

    € 574,02

    e.

    Van 1.001

    m3 tot en met 1.250 m3:

    Bedrag onder d. + € 124,14

    € 698,16

    f.

    Van 1.251

    m3 tot en met 1.500 m3:

    Bedrag onder e. + € 124,14

    € 822,30

    Indien in een belastingtijdvak meer dan 1.500 m3 wordt afgevoerd, is boven het ingevolge het onder f verschuldigde bedrag een recht verschuldigd van € 124,14 per jaar van het belastingtijdvak, voor elke hoeveelheid van 250 m3 of gedeelte daarvan waarmee de hoeveelheid van 1.500 m3 wordt overschreden.

  • 2. De belasting als bedoeld in artikel 3, lid 1 onder a en b bedraagt per jaar:

    a.

    tot en met 15.000 m³ is de opbouw van de belasting gelijk aan het vermelde onder artikel 3, lid 1 onder a;

    b.

    boven de 15.000 m3 maar minder dan 30.001 m3

    € 10.182,00

    c.

    boven de 30.000 m3 maar minder dan 100.001 m3

    € 20.364,00

    d.

    boven de 100.000 m3

    € 30.546,00

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1. Het belastingtijdvak is in de gevallen waarin de heffing door middel van afrekeningen van Brabant Water N.V. plaatsvindt de verbruiksperiode zoals die voor de betrokken belastingplichtige voor het desbetreffende belastingobject geldt;

  • 2. In andere gevallen dan in het eerste lid bedoeld is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1. De belasting wordt geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Deze kan worden gesteld op de afrekening van Brabant Water N.V. Als dagtekening van de kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de afrekening. Als kennisgeving van voorlopig gevorderde bedragen wordt aangemerkt de voorschotnota van Brabant Water N.V. of de kennisgeving op andere wijze van betaling van voorschotbedragen;

  • 2. De belasting per kalenderjaar wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. Ingeval het belastingtijdvak de verbruiksperiode is, moet in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, het voorlopig gevorderde bedrag, alsmede het definitief gevorderde bedrag worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop het voorschotbedrag, onderscheidenlijk het definitieve bedrag van de afrekening van Brabant Water N.V. moet worden betaald;

  • 2. Ingeval de belasting wordt geheven bij wege van aanslag moet, in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, het bedrag worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld;

  • 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen.

Artikel 10 Kwijtschelding

Met betrekking tot de in deze verordening opgenomen rioolheffing kan kwijtschelding worden verleend.

Artikel 11 Overgangsrecht

  • 1. De “Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2020” vastgesteld op 17 december 2019 door de gemeenteraad van Cranendonck, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan;

  • 2. Indien het belastingtijdvak een verbruiksperiode is en deze periode niet gelijk is aan het kalenderjaar, vangt in afwijking in zoverre van artikel 7, eerste lid, het eerste belastingtijdvak waarvoor deze verordening geldt aan op 1 januari 2021 en eindigt dat belastingtijdvak op het moment dat de op 1 januari 2022 lopende verbruiksperiode eindigt.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking;

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 13 Citeerartikel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening rioolheffing 2021”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Cranendonck

in de openbare vergadering d.d. 10 november 2020.

DE RAAD VOORNOEMD,

De griffier,

mr P.J.F. Bemelmans

De voorzitter,

F.A.P. van Kessel