Regeling vervallen per 01-01-2021

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Cromstrijen houdende regels omtrent omgevingstaken Beleidsplan VTH (Vergunningen, Toezicht en Handhaving) Omgevingstaken Hoeksche Waardse gemeenten

Geldend van 07-04-2018 t/m 31-12-2020

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Cromstrijen houdende regels omtrent omgevingstaken Beleidsplan VTH (Vergunningen, Toezicht en Handhaving) Omgevingstaken Hoeksche Waardse gemeenten

Voorwoord

Voor u ligt het beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH). Dit beleidsplan geeft invulling aan onze wettelijke plicht om een dergelijk beleidsplan op te stellen.

Nog belangrijker echter, het geeft invulling aan onze wens om de uitvoering van vergunningverlening, het houden van toezicht en het handhaven van de regelgeving meer gezamenlijk vorm te geven en eenduidiger te maken.

Voor de burgers en bedrijven in de Hoeksche Waard is een uniform beleid beter te begrijpen. Daarmee voorkomen we zoveel mogelijk dat er in de ene gemeente iets wel mag en in de buurgemeente juist weer niet.

Ook voor onze ambtelijke organisaties brengt dit voordelen met zich mee. Door het gelijkstemmen van het beleid kan makkelijker ambtelijke capaciteit worden uitgewisseld en kan er worden geklankbord. Bovendien vergemakkelijkt dit ook het gezamenlijk inhuren van capaciteit.

In de praktijk blijkt dat niet iedereen zich aan de regels houdt en dat het toetsen van plannen, toezicht en handhaving noodzakelijk zijn. Ook in onze gemeenten vinden overtredingen plaats, worden veiligheidsvoorschriften in de bouw niet nageleefd en worden belangrijke voorzieningen vergeten bij bijvoorbeeld evenementen. Bewust en onbewust worden de regels en voorschriften om verschillende redenen niet nageleefd. Hierdoor wordt afbreuk gedaan aan de veiligheid en de kwaliteit van onze fysieke leefomgeving.

De komende jaren gaan we de VTH taken nog meer integraal benaderen. Dit in aanloop naar de Omgevingswet. Daarmee zijn alle partijen gebaat. Door een gecoördineerd en gezamenlijk optreden worden bedrijven en burgers minder belast. Ook wordt voorkomen dat handhavers van gemeente, waterschap, provincie, omgevingsdienst en politie elkaar, bij wijze van spreken, in de wielen rijden.

Een ander positief effect is dat eventueel tegenstrijdige regels zoveel mogelijk worden ondervangen. De integrale benadering heeft voor ons als voordeel dat informatie beter ontsloten wordt, waardoor er effectiever gewerkt kan worden. Hierdoor leren we van elkaar, ontstaan er nieuwe inzichten en kunnen we de zaken nog beter nuanceren.

Bij de uitvoering van onze toezicht- en handhavingstaak staat de menselijke maat centraal. We houden het op Hoeksche Waards niveau. We praten met elkaar en handelen niet uitsluitend naar de letter, maar vooral ook naar de geest van de wet.

Samenvatting

Gemeenten zijn verplicht om ten aanzien van toezicht en handhaving op het gebied van het omgevingsrecht beleid op te stellen. Met dit beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH) is het beleid van de vijf (voormalige) gemeenten geactualiseerd en omgevormd tot een uniform beleid met een nieuwe omgevingsanalyse en prioriteitenstelling.

In dit beleidsplan komen per hoofdstuk de volgende onderwerpen aan bod:

Inleiding

In de inleiding wordt kort beschreven hoe het beleidsplan is ontstaan en wat de reikwijdte hiervan is. Verder worden de definities van de begrippen vergunningverlening, toezicht en handhaving nader toegelicht.

Achtergronden VTH-beleid

In dit hoofdstuk worden de wettelijke kaders en de toelichting op een aantal keuzes die gemaakt zijn voor de uitvoering van het VTH-beleid beschreven.

Met dit beleid legt de Hoeksche Waard de basis voor de programmatische en integrale uitvoering van de wettelijke taken op het gebied van het omgevingsrecht. Dit beleid geeft de bestuurlijke uitgangspunten en beleidskeuzes weer. Het bevat een risicoanalyse met prioriteiten van alle taken op het gebied van omgevingsrecht. De prioritering bepaalt de mate van toetsing, toezicht en handhaving. Hierbij kan gedacht worden aan keuzes over op welk niveau vergunningaanvragen worden getoetst. Of op welke punten we controleren bij verschillende bouwprojecten en welke toezichts- en handhavingsmiddelen we inzetten.

Om ervoor te zorgen dat het beleid steeds blijft aansluiten op de uitvoeringspraktijk en andersom, wordt gebruik gemaakt van de BIG-8 cyclus. Deze beleidscyclus wordt toegelicht.

De concrete uitvoering van dit VTH-beleid wordt geregeld in het uitvoeringsprogramma. Dit programma wordt jaarlijks opgesteld en beschrijft de uitvoering tot op detailniveau.

Strategie en visie

In hoofdstuk 3 worden de strategische keuzes en algemene beleidsdoelstellingen toegelicht.

Kort samengevat gaat het om de volgende de strategische keuzes:

  • Het VTH-beleid wordt zoveel mogelijk geharmoniseerd.

  • De kwaliteit, leefbaarheid en veiligheid van de leefomgeving moet worden gewaarborgd en waar nodig verbeterd.

  • De algemene doelstellingen worden jaarlijks uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma.

  • Door middel van een zogenaamde risicomatrix wordt de prioritering van taken bepaald.

 

Vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht moet voldoen aan de wettelijke eisen en vindt risicogericht plaats door het stellen van prioriteiten. Deze taken vinden zoveel mogelijk gestandaardiseerd plaats, zodat willekeur en rechtsongelijkheid wordt voorkomen en het proces voorspelbaar is. Verder werken vergunningverleners, toezichthouders en juristen zoveel mogelijk samen met interne en externe partners, zoals de omgevingsdienst, de brandweer en politie.

 

De visie van de gemeenten in de Hoeksche Waard richt zich onder andere op een veilige, leefbare en aantrekkelijke woonomgeving en een hoog voorzieningenniveau waarbij de identiteit en eigenheid van de kernen behouden blijft.

 

De uitgangspunten voor taken op het gebied van VTH worden in hoofdstuk 3 verder uitgewerkt aan de hand van een aantal belangrijk kernwaarden.

 

Organisatie van vergunningen, toezicht en handhaving

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd waarom en op welke manier vergunningverlening en toezicht en handhaving zoveel mogelijk is gescheiden en deze vanwege de “ogen en oren” bij voorkeur zo dicht mogelijk bij elkaar worden gepositioneerd. Verder worden de benodigde middelen voor de uitvoering van taken en de bereikbaarheid aangestipt.

 

Relevante wet- en regelgeving

Voor de uitvoering van taken op het gebied van het omgevingsrecht moet worden voldaan aan de geldende wet- en regelgeving. In hoofdstuk 5 wordt kort ingegaan op deze wet- en regelgeving, waarbij (wanneer dit van toepassing is) onderscheid gemaakt wordt tussen vergunningen en toezicht en handhaving. Ten slotte wordt een toelichting gegeven op toekomstige ontwikkelingen op het gebied van omgevingsrecht.

 

Omgevings- en probleemanalyse, prioriteiten en doelen

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de prioriteiten en operationele doelen op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving voor de gemeente worden bepaald. De basis voor deze prioriteitenstelling wordt gevormd door een omgevings- en probleemanalyse. Hierin worden de problemen en risico’s binnen de fysieke leefomgeving van de gemeente in kaart gebracht. Vervolgens zullen deze in een matrix voor zowel vergunning als toezicht en handhaving geplaatst worden en zal bepaald worden welke prioriteit zij krijgen. In het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma VTH zullen de prioriteiten en operationele doelen nader uitgewerkt worden.

 

Vergunningenstrategie

De vergunningenstrategie heeft betrekking op omgevingsvergunningen op grond van de Wabo en vergunningen en ontheffingen op grond van de APV en DHW. De visie, doelstellingen en toetsingskaders ten aanzien van de behandeling en afhandeling van aanvragen om vergunningen, ontheffingen en meldingen worden in hoofdstuk 7 toegelicht.

 

De Hoeksche Waardse gemeenten hanteren een aantal uitgangspunten als het gaat om professionele en zorgvuldige dienstverlening. Naar aanleiding van deze uitgangspunten zijn doelstellingen geformuleerd voor de toetsing van aanvragen. De mate van toetsing is afhankelijk van de prioritering. Bij aanvragen met een hoge prioriteit is sprake van een relatief hoog risico dat er iets fout gaat of dat er sprake is van een slecht ingediende of slecht onderbouwde vergunningaanvraag. Deze aanvragen worden intensiever getoetst.

 

Op welke wijze aanvragen om vergunningen of ontheffing en de behandeling van meldingen getoetst worden, is per onderdeel uitgewerkt. Dit betreft de wijze waarop dit gebeurt, de prioritering en diepgang van de te toetsen elementen.

 

Nalevingsstrategie

De nalevingstrategie omvat alles wat nodig is om te komen tot een verbetering van de naleving van de wet- en regelgeving. In hoofdstuk 8 wordt toegelicht op welke wijze en met de inzet van welke instrumenten de naleving van de wet- en regelgeving en de gestelde doelen worden bereikt.

 

De nalevingstrategie bestaat uit een viertal instrumenten:

  • De preventiestrategie

    Hierbij is een goede communicatie over de wet- en regelgeving een belangrijk instrument. 

  • De toezichtstrategie

    Er wordt onderscheid gemaakt tussen actief toezicht (planmatig) en passief toezicht (ad hoc). De Hoeksche Waard streeft waar mogelijk naar integraal toezicht en naar integraal gebiedsgericht toezicht. De toezichtstrategie wordt per taakveld toegelicht. 

  • De handhavingstrategie

    Wanneer toezicht niet leidt tot beëindiging van een overtreding is de gemeente in beginsel verplicht om hiertegen op te treden. Het gaat hierbij om bestuursrechtelijke handhaving, zoals het opleggen van een last onder dwangsom, bestuursdwang, het intrekken van de vergunning, de bestuurlijke boete en de bestuurlijke strafbeschikking. Handhaving is een bevoegdheid. Vanwege de beperkte capaciteit moeten er keuzes worden gemaakt met betrekking tot de zaken die wel en niet oppakt worden. 

  • De gedoogstrategie

    Het bevoegd gezag heeft in principe de beginselplicht om te handhaven bij overtredingen van wet- en regelgeving. Gedogen is het niet optreden tegen overtredingen door een orgaan dat tot zodanig optreden juridisch gezien bevoegd is. Gedogen heeft uiteraard niet de voorkeur. Er zijn echter situaties denkbaar waarbij een uitzondering verantwoord is en het inzetten van een handhavingstraject niet in alle redelijkheid kan plaatsvinden. Er zijn dan twee mogelijkheden, namelijk gedogen of afzien van handhaving. Dit wordt in deze paragraaf verder uitgewerkt. 

Deze instrumenten kunnen niet los van elkaar gezien worden. Ze vullen elkaar aan en versterken elkaar.

 

Samenwerking

Op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving en op het gebied van advisering zijn de Hoeksche Waardse gemeenten afhankelijk van andere organisaties. Door regelmatig overleg en afstemming, zowel op bestuurlijk als op ambtelijk niveau, wordt de relatie met deze samenwerkingspartners onderhouden. Afspraken over procedures en verantwoordelijkheden worden zo nodig vastgelegd in dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s). Zo is er een DVO met de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (OZHZ) en met de Veiligheidsregio (VR). Tussen de Hoeksche Waardse gemeenten is er een gemeentelijke samenwerkingsovereenkomst voor de controles DHW.

De OZHZ en de VR stellen jaarlijkse werk- en uitvoeringsprogramma’s op. Daarin is ook ruimte voor gemeentelijke prioriteiten.

 

Monitoring en evaluatie

Er zal regelmatig worden terug gekeken naar zaken als de effectiviteit van het beleid in de praktijk en de mate waarin de doelen bereikt zijn. Verder wordt het gemeentebestuur door middel van verslaglegging op de hoogte gesteld van de resultaten van de inspanningen op het gebied van VTH. Dit vereist monitoring en evaluatie. Op welke manier dit wordt georganiseerd is uitgewerkt in het laatste hoofdstuk van het VTH-beleid.

1. Inleiding

1.1 Algemeen

 

In dit beleidsplan Vergunningen, Toezicht en Handhaving (hierna: VTH-beleid) wordt het strategische integrale beleid van de gemeenten in de Hoeksche Waard (hierna: de gemeente) op het gebied van de fysieke leefomgeving beschreven. Het begrip “fysieke leefomgeving” wordt hieronder in 1.2 nader gedefinieerd.

 

Het beleid en de keuzes van de uitvoering van dat beleid wordt grotendeels bepaald door het uitvoeren van een omgevingsanalyse (probleem- en risicoanalyse). Bij deze analyse is een inschatting gemaakt van de ernst van mogelijke effecten die overtredingen van regels kunnen hebben en de verwachte overtredingskans hiervan. Door de risico’s op deze manier in kaart te brengen is het mogelijk om de VTH-taken risicogericht aan te sturen. Ook kan hierdoor de beschikbare capaciteit ingezet worden op die gebieden waar de risico’s het grootst zijn. Tegelijkertijd wordt duidelijk welke taken een hoge, gemiddelde of lage prioriteit hebben. Op grond hiervan kan gemotiveerd worden waarom bepaalde taken minder intensief worden uitgevoerd. Dit wil overigens niet zeggen dat het bestuur geen keuzevrijheid meer heeft om bepaalde zaken ondanks hun lage prioriteit toch uit te voeren. Daarbij dient dan te worden meegewogen dat het maken van andere keuzes gevolgen heeft voor de capaciteit of dat deze ten koste gaan van de uitvoering van taken met een hogere prioriteit.

 

Het nu voorliggende beleidskader is opgesteld conform het gestelde in het Besluit omgevingsrecht (Bor) en bevat een preventie-, toezicht-, sanctie- en gedoogstrategie.

  

1.2 Afbakening

 

De fysieke leefomgeving kent veel aspecten die impact kunnen hebben op de openbare ruimte en daardoor de kwaliteit van die omgeving kunnen beïnvloeden. Onder de fysieke leefomgeving vallen in ieder geval de VTH-taken die voortvloeien uit wet- en regelgeving op het gebied van het omgevingsrecht (bouwen, ruimtelijke ordening) en regelgeving op het gebied van de openbare ruimte, zoals de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en bijzondere wetten zoals de Drank en Horecawet (DHW), de Opiumwet en de Wet op de kansspelen (Wok). Het beleid in deze nota richt zich overwegend op de VTH-taken die voortvloeien uit het omgevingsrecht zoals dat in wetten en andere regelgeving is vastgelegd. Taken die zich richten op de bijzondere wetten zijn eerder al op Hoeksche Waards niveau opgesteld.

 

De handhaving en uitvoering van andere wetgeving (bijvoorbeeld sociale wetgeving, leerplicht, belastingen etc.) valt niet onder deze nota.

De gemeenten in de Hoeksche Waard hebben al hun milieutaken ondergebracht bij de regionale uitvoeringsdienst, de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (hierna: de omgevingsdienst of OZHZ). Deze organisatie is dan ook verantwoordelijk voor vergunningverlening, toezicht en handhaving van milieuwetgeving. Beleid voor het milieudeel wordt apart vastgesteld en maakt geen onderdeel uit van dit beleidsplan.

   

1.3 Definities VTH

 

Ter definiëring van dit beleid wordt gebruik gemaakt van de termen vergunningen, toezicht en handhaving. In dat kader worden deze begrippen in deze nota als volgt gedefinieerd.

 

Vergunningverlening

In het omgevingsrecht wordt onder vergunningverlening verstaan het beoordelen en toetsen van aanvragen aan geldende wet- en regelgeving. Uiteindelijk moet dit resulteren in een kwalitatief goed besluit, eventueel onder voorwaarden en met voorschriften, binnen de hiervoor geldende proceduretijd. Belangrijk is dat men zich hierbij realiseert dat het vaak gaat om het toetsen aan landelijke wetgeving, dat wil zeggen dat afwijken lang niet altijd mogelijk is.

  

Toezicht

Onder toezicht verstaat men het uitvoeren van controles en het naar aanleiding van klachten of meldingen verzamelen van informatie, teneinde te beoordelen of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen in wet en/of regelgeving. Van toezicht kan een preventieve werking uitgaan: het resultaat van toezicht kan zijn dat voorschriften, zonder inzet van verdere handhavingsmiddelen, worden nageleefd.

Toezicht omvat een breed scala aan activiteiten, niet zelden ook in een voorlichtende, meedenkende en adviserende rol. Op deze wijze kan al in een vroeg stadium worden voorkomen dat een strijdige situatie ontstaat. Door middel van aansporing, overreding of een waarschuwing kan worden bereikt dat de voorschriften alsnog worden nageleefd. Indien desondanks het gewenste effect niet bereikt wordt gaan we over tot handhaving.

 

Handhaving

Bij handhaving wordt vaak gebruik gemaakt van de bestuursrechtelijke middelen die de gemeente, op grond van artikel 125 van de Gemeentewet, tot haar beschikking staan om de overtreding ongedaan te (laten) maken. De handhavingsmiddelen zijn het opleggen van een last onder dwangsom, het toepassen van bestuursdwang, het geheel of gedeeltelijk intrekken van een vergunning of ontheffing en, waar dit mogelijk is, het opleggen van een bestuurlijke boete. Niet altijd komt het in een handhavingstraject zover, omdat vaak na bijvoorbeeld een waarschuwing de strijdige situatie al wordt opgeheven. Bestuursrechtelijke handhaving is, met uitzondering van de bestuurlijke boete, niet gericht op het straffen van de overtreder, maar op het opheffen van de strijdige situatie. Waar nodig kan met samenwerkingspartners echter besloten worden om, naast bestuursrechtelijk, ook strafrechtelijk op te treden.

2. Achtergronden VTH-beleid

2.1  Wettelijke vereisten

Op grond van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn gemeenten verplicht om ten aanzien van toezicht en handhaving op het gebied van het omgevingsrecht beleid op te stellen. De Bor stelt eisen aan dit beleid. Gebaseerd op de beleidsnota dienen gemeenten jaarlijks een uitvoeringsprogramma op te stellen. Eveneens dient jaarlijks hierover verslaglegging aan de gemeenteraad plaats te vinden. Met de vaststelling van dit beleidsplan wordt aan deze wettelijke verplichtingen voldaan.

 

De Wet VTH beoogt voor de milieutaken de vorming van een landelijk netwerk van regionale uitvoeringsdiensten, het verbeteren van de kwaliteit van de uitvoering van milieu VTH-taken en de verbetering van de samenwerking en informatie-uitwisseling, zowel bestuurs- als strafrechtelijk. De Wet VTH vervangt paragraaf 5.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) door een nieuwe paragraaf over kwaliteitsbevordering en samenwerking bij de uitvoering en handhaving.

Op termijn wordt overigens de Wet VTH, samen met de hele Wabo, overgeheveld naar de Omgevingswet.

 

Voor de VTH-taken is in 2016 voor de zogenaamde basistaken (milieutaken OZHZ) een verordening door de vijf gemeenteraden vastgesteld. Voor de zogenaamde thuistaken heeft de gemeente een zorgplicht. Aan deze zorgplicht kan worden voldaan door bijvoorbeeld de kwaliteitsborging in handhavingsbeleid VTH-taken te verankeren. In dat kader is het voornemen om de kwaliteit borgen in een Hoeksche Waards VTH-beleid. De vaststelling van dat beleid is een bevoegdheid van de colleges.

 

Landelijke Handhavingsstrategie

In 2015 hebben het IPO en het Openbaar Ministerie een Landelijke Handhavingsstrategie (LHS) vastgesteld. Achtergrond van deze strategie is dat alle handhavende instanties (overheden, omgevingsdiensten, OM en politie) op een zelfde manier optreden bij geconstateerde overtredingen, waardoor een gelijk speelveld ontstaat. Hierdoor wordt het rechtsgevoel gerespecteerd en blijft de leefomgeving veilig, schoon en gezond. Implementatie van de LHS betekent dat de bevoegde overheden de LHS vaststellen als eigen strategie of dat zij hun eigen strategie in lijn brengen met de LHS en ook als zodanig toepassen. De Hoeksche Waard sluit in deze beleidsnota aan bij de LHS door de eigen strategie overeenkomstig de LHS in te vullen. Een korte samenvatting van de LHS is als bijlage 2 in dit beleidsplan opgenomen.

  

2.2 Terugblik en evaluatie

 

Op het moment van schrijven van deze nota hebben de gemeenten binnen de Hoeksche Waard elk hun eigen beleid. Met een nieuwe omgevingsanalyse en prioriteitenstelling, voor de hele Hoeksche Waard, is er voor gekozen om een geheel nieuwe beleidsnota op te stellen die actueel is en voldoet aan de hiervoor genoemde regelgeving. Dit betekent dat ook vergunningverlening hierin is opgenomen.

 

Met de vaststelling van deze beleidsnota vervallen alle eerder vastgestelde beleidsstukken en uitvoeringsprogramma’s omgevingsrecht van de gemeenten in de Hoeksche Waard en wordt voldaan aan de kwaliteitseisen die Wabo en Bor stellen.

2.3 Beleidscyclus

Het beleidsplan is gebaseerd op de zogenaamde BIG-8. Dit model is door KPMG ontworpen voor overheden in het kader van kwaliteitsmanagement. Het maakt vanuit een strategisch kader de vertaling naar operationeel beleid ten behoeve van kwaliteitsborging, samen met een sluitende planning- en controlcyclus.

Het evaluatieonderdeel van de cyclus zorgt ervoor dat het beleid steeds blijft aansluiten op de uitvoeringspraktijk en andersom.

De aanpak conform de BIG-8 is op grond van hoofdstuk 5 van de Wabo verplicht voor wat betreft toezicht en handhaving. In de Wet VTH is bepaald dat er ook ten aanzien van (omgevings-)vergunningen een dergelijk beleid vastgesteld dient te worden. In onderhavig beleidsstuk is dan ook het strategische vergunningenbeleid opgenomen. Deze werkwijze wordt ook doorgevoerd bij de taakvelden Drank- en Horecawet en de APV, hoewel het hiervoor niet verplicht is.

afbeelding binnen de regeling

2.4 Uitwerking

De strategische doelen, prioriteiten en de jaarlijkse operationele doelen vormen het kader voor programmering van de VTH-taken. Deze programmering wordt concreet en zichtbaar in het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma VTH, dat door het college wordt vastgesteld en ter informatie aan de gemeenteraad wordt voorgelegd. In dit programma wordt aangegeven welke activiteiten in dat jaar worden uitgevoerd.

 

Aan de hand van de doelen en budgetten uit de programmabegroting, de omgevings- en probleemanalyse, de gestelde prioriteiten, de incidentele bestuurlijke prioriteiten en het naleefgedrag wordt het jaarlijkse uitvoeringsprogramma opgesteld.

 

In het uitvoeringsprogramma VTH worden de volgende elementen opgenomen:

  • -

    een inschatting van het soort en aantal vergunningen en meldingen;

  • -

    de voorgenomen uit te voeren toezichts- en handhavingsactiviteiten voor dat jaar;

  • -

    de relatie met de gestelde ambities, doelen en prioriteiten.

 

Monitoring is het stelselmatig en systematisch verzamelen, bewerken en verstrekken van gegevens om na te gaan of en in hoeverre het gevoerde beleid effect heeft en/of de gestelde doel- en taakstellingen zijn of worden gehaald. Om verantwoording te kunnen afleggen over de inspanningen en resultaten zijn verschillende gegevens nodig.

Vastlegging van de handhavings- en vergunningsgegevens gebeurt in geautomatiseerde systemen. Voor Binnenmaas, Cromstrijen, Korendijk en Strijen is dit Squit-XO en Join, en voor Oud-Beijerland SBA en Join. In deze systemen worden resultaten van controles en toezicht bijgehouden. Ook de vergunningverleners werken hiermee, wat een integrale behandeling mogelijk maakt. Ook managementinformatie (hoeveelheden, doorlooptijden en dergelijke) is hieruit te halen.

3. Strategie en visie

3.1 Strategische keuzes

Hieronder worden de strategische keuzes kort uitgewerkt.

 

Harmonisatie

De gemeenten in de Hoeksche Waard kiezen er gezamenlijk voor om, in aanloop naar een mogelijke herindeling/versterkte samenwerking, het strategische VTH-beleid zoveel mogelijk te harmoniseren.

 

Strategische doelstelling

Strategische doelstelling is om de kwaliteit, de leefbaarheid en de veiligheid van de leefomgeving te waarborgen en waar nodig te verbeteren. De kern van het gemeentelijke VTH-beleid is om de risico’s van niet-naleving van wetgeving en beleid op het vlak van de fysieke leefomgeving tot een minimum te beperken, gegeven de beperkte beschikbare middelen en met een minimum aan overlast voor inwoners en bedrijven.

 

Programmatisch, planmatig en cyclisch

Jaarlijks worden de algemene doelstellingen uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma en vastgesteld door het college. Hierin wordt opgenomen welke concrete doelstellingen er zijn, gebaseerd op welke prioriteiten. Dit is ook gerelateerd aan de aanwezig capaciteit en (financiële) middelen. De prioriteiten zijn gebaseerd op de in dit beleid vastgestelde prioriteiten. Jaarlijks wordt een jaarverslag gemaakt, waarin het uitvoeringsprogramma en het beleid worden geëvalueerd. De resultaten hiervan dienen als input voor het nieuwe uitvoeringsprogramma.

 

Prioritering en risicomatrix

De prioritering van taken is bepaald met behulp van een zogenaamde risicomatrix. De risicomatrices voor vergunningen en handhaving zijn opgenomen in respectievelijk bijlage 3 en 4. Een nadere toelichting hierop is te vinden in hoofdstuk 6.

3.2 Algemene beleidsdoelstellingen

Met dit beleidsplan willen de gemeenten in de Hoeksche Waard de volgende algemene beleidsdoelstellingen realiseren.

 

Kwaliteitseisen

Er moet worden voldaan aan de wettelijke eisen die door Wabo, Bor, Mor en de Wet VTH worden gesteld aan vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht.

 

Risicogericht

Vergunningverlening, toezicht en handhaving vindt risicogericht plaats. Dit betekent dat er een omgevings- en risicoanalyse wordt uitgevoerd en prioriteiten gesteld worden. Deze activiteiten richten zich op die gebieden en onderwerpen waar de risico’s het grootst zijn en het naleefgedrag laag is. De gegevens van de risicoanalyse worden jaarlijks gebruikt bij het opstellen van het uitvoeringsprogramma. Hierin worden voor het betreffende jaar, op basis van de risicomatrix, de prioriteiten bepaald. Overigens betekent dit niet dat er voor het bestuur geen keuzevrijheid meer bestaat, maar dat men zich wel moet realiseren dat het maken van andere keuzes gevolgen heeft voor de beschikbare capaciteit. Met andere woorden: daardoor kunnen andere, misschien meer risicovolle zaken, niet uitgevoerd worden.

 

Efficiënte, heldere en transparantere uitvoering van taken

Vergunningverlening, toezicht en handhaving vindt zoveel mogelijk gestandaardiseerd plaats. Dit betekent dat er gebruik gemaakt wordt van protocollen, werkprocessen en instructies. Op die manier dient een uniforme werkwijze gegarandeerd te worden. Vergelijkbare situaties worden zoveel mogelijk op gelijke wijze afgehandeld: willekeur en rechtsongelijkheid wordt voorkomen en het proces is voorspelbaar. Dit betekent ook dat er vanuit de gemeente op een actieve manier gecommuniceerd moet worden. Dit moet bijdragen aan een verbeterd naleefgedrag. Op die manier kan ook worden overgedragen hoe de gemeente haar taken op het gebied van VTH uitvoert.

 

Integraal werken

Door het integrale karakter van dit beleidsplan wordt benadrukt dat uitvoering van taken op het gebied van VTH niet per deelaspect plaats vindt, maar dat alle van belang zijnde aspecten worden meegewogen. Zo nodig wordt bijvoorbeeld bij toezicht en handhaving ook op basis van verschillende wet- en regelgeving samen opgetreden. Vergunningverleners, toezichthouders en juristen werken zoveel mogelijk samen met interne en externe partners, zoals de omgevingsdienst, de brandweer en politie.

 

Verbeterd naleefgedrag

Het verbeteren van het naleefgedrag door burgers, bedrijven en instellingen is een niet onbelangrijk onderdeel van dit beleid, dat uiteindelijk moet leiden tot een veiligere en schone leefomgeving. 

3.3 Visie op taken omgevingsrecht

De gemeenten in de Hoeksche Waard willen een aantrekkelijke woonomgeving zijn met een hoog voorzieningenniveau. De identiteit en eigenheid van de kernen blijven behouden en worden waar mogelijk versterkt. De Hoeksche Waard zet o.a. structureel in op duurzaamheid. Inwoners, ondernemers en anderen worden nauw betrokken bij het gemeentelijk beleid en dragen ook zelf verantwoordelijkheid voor hun leefomgeving en voor elkaar.

 

De hieruit voortvloeiende missie bestaat uit borging, versterking en ontwikkeling van de hoge kwaliteit van wonen, werken en samenleven in een landelijk gebied. De samenwerking binnen de Hoeksche Waard biedt nieuwe kansen om deze missie te realiseren, door meer kwaliteit van bestuur en organisatie, minder kwetsbaarheid en meer mogelijkheden om kosteneffectief diensten aan te bieden. Er ligt ook een uitdaging om de in de samenleving aanwezige kennis en capaciteiten te benutten, zodanig dat dit als hefboom en hulpmiddel dient om de taken goed uit te kunnen voeren.

 

Op het gebied van het omgevingsrecht zijn met name de volgende thema’s relevant: een leefbare en veilige woonomgeving voor iedereen en het creëren van een harmonieuze en leefbare omgeving voor nu en in de toekomst.

 

Een relevant speerpunt is het harmoniseren van verschillende beleidsstukken/regelingen op het gebied van APV, Wabo en Drank – en Horecawet. Voor de APV en de Drank- en Horecawet heeft dat inmiddels in de Hoeksche Waard plaatsgevonden. Met de vaststelling van dit beleid is dat ook het geval voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving.

 

3.4  Kernwaarden en uitgangspunten

De kernwaarden en uitgangspunten om de strategische doelstelling te kunnen bereiken worden hieronder nader uitgewerkt.

3.4.1 Kernwaarden

De Hoeksche Waard streeft ernaar om in ieder geval te voldoen aan de minimale eisen die in wet- en regelgeving gesteld worden en hiervoor de eigen bedrijfsvoering op orde te hebben. Belangrijke kernwaarden om dit te bereiken zijn de volgende: 

  • -

    Vakkundigheid: de medewerkers hebben de gelegenheid zich te (blijven) ontwikkelen op hun vakgebied en worden hiertoe ook gestimuleerd;

  • -

    Betrokkenheid: medewerkers van de gemeente zijn betrokken bij hun werk, organisatie, bestuur en elkaar;

  • -

    Behoorlijk bestuur: medewerkers zijn integer en werken vanuit de principes van behoorlijk bestuur en de bijbehorende normen en waarden. Ze voelen zich verantwoordelijk, zijn betrouwbaar en werken doelgericht en doelmatig;

  • -

    Samenwerken: medewerkers zoeken actief de samenwerking, zowel intern als met externe partners om op die manier zo efficiënt en effectief mogelijk doelen te bereiken;

  • -

    Klantgerichtheid: er wordt gewerkt vanuit het oogpunt van de klant, zonder dat daarbij het algemeen belang uit het oog verloren wordt.

3.4.2 Uitgangspunten

Uit het bovenstaande worden voor de taken op het gebied van VTH de volgende uitgangspunten gedestilleerd.

 

Kwaliteit

In de eerste plaats voert de gemeente de taken op het gebied van vergunningen, toezicht en handhaving op een professionele wijze en op een kwalitatief adequaat niveau uit. Er wordt voldaan aan de eisen die hieraan gesteld worden in wet- en regelgeving. Het huidige niveau van taakuitvoering geldt daarbij als uitgangspunt. Daarnaast streven we ernaar om in Hoeksche Waards verband te voldoen aan de landelijke kwaliteitscriteria VTH-taken 2.1 waarin criteria zijn vastgelegd voor opleidingsniveau en kritieke massa. Deze eisen zijn voor de gemeentelijke Wabo-taken overigens niet verplicht, echter vanwege het feit dat onze partners zoals OZHZ, VR en Provincie ernaar streven om aan de kwaliteitseisen te voldoen, is het niet opportuun hierin achter te blijven. Bovendien voldoen we op Hoeksche Waardse schaal al aan het overgrote deel aan de criteria. Op de enkele onderdelen waar we niet aan de criteria voldoen, huren we kennis in bij marktpartijen.

 

Mogelijkheden

Op de tweede plaats geldt dat bij de uitvoering van taken op het gebied van vergunningen, toezicht en handhaving het uitgangspunt is dat gekeken wordt naar mogelijkheden, in plaats van te denken in beperkingen. Bij de uitvoering van taken op het gebied van omgevingsrecht betekent dit een omslag in het denken en een andere grondhouding: van alleen toetsen van een initiatief aan geldende regels naar meedenken om eventuele hindernissen te nemen. Hierin zit wel een spanningsveld. Regels zijn er ook in het algemeen belang en om derden te beschermen.

Daarnaast hebben we dan een uitdaging om ook de Provincie en de Omgevingsdienst in die andere grondhouding mee te krijgen.

 

Transparantie

Transparantie is een ander belangrijk uitgangspunt. Het helder, eenduidig en begrijpelijk formuleren van regels en deze uitdragen en uitleggen, om het op die manier voor burgers, bedrijven en instellingen makkelijker te maken hun eigen verantwoordelijkheid te nemen om de regels ook na te leven draagt bij aan begrip en een betere naleving. Daarbij geldt dat nadrukkelijk aandacht wordt besteed aan het voorkomen van overbodige regels en handhaafbare gemeentelijke regelingen en vergunningen. Ook is er aandacht voor de gevolgen van de uitvoering van regels voor zowel gemeente als initiatiefnemer.

 

Betrouwbare dienstverlening

Medewerkers van de gemeente stellen zich dienstbaar op. Vragen worden deskundig en tijdig beantwoord en er wordt meegedacht met initiatiefnemers in mogelijke oplossingen. Maar waar een initiatief echt niet mogelijk is leggen zij ook helder uit waarom dit het geval is. Aangevraagde vergunningen en ontheffingen worden binnen de wettelijke termijnen verleend. Bewoners en bedrijven die overlast in hun omgeving ervaren kunnen hiermee bij de gemeente terecht. Klachten kunnen een indicatie zijn dat regels niet goed worden nageleefd. Deze klachten worden altijd onderzocht en klagers krijgen een terugkoppeling. Naast een klacht of melding, kunnen burgers of bedrijven ook een verzoek tot handhaving indienen. Hierop dient de gemeente een besluit te nemen dat open staat voor bezwaar en beroep. Besluiten op verzoeken tot handhaving worden binnen de wettelijke termijn genomen.

 

Digitale dienstverlening

Steeds meer aanvragen om vergunning of ontheffing worden digitaal ingediend. Dit geldt zeker voor de omgevingsvergunning, die via het landelijke Omgevingsloket (OLO) worden ingediend. Digitaal ingediende aanvragen worden door de gemeente zoveel mogelijk digitaal be- en afgehandeld. Bij bouwtoezicht streven we naar gebruik van digitale tools. Op het gebied van de APV en de Drank- en Horecawet geldt dit nog niet. Echter, er wordt aan gewerkt om ook op deze werkvelden de aanvragen zoveel mogelijk te digitaliseren en te registreren. Onderzocht wordt in hoeverre het mogelijk is om ook hier over te gaan naar digitale verstrekking van vergunningen en ontheffingen.

 

Prioritering

De wet- en regelgeving op het gebied van VTH is omvangrijk en het is onmogelijk om overal op in te zetten. Het doel is risico’s voor de leefomgeving zoveel mogelijk te beperken. Hiervoor maken we onderbouwde keuzes ten aanzien van wat we doen en hoe we dat uitvoeren. Op die manier wordt de aanwezige capaciteit zo effectief en efficiënt benut. Dit gebeurt door middel van een omgevings- en probleemanalyse en door risico’s te inventariseren en deze te wegen in een prioriteitenmatrix. Veiligheids- en, gezondheidsrisico’s zijn daarbij zwaar wegende elementen. Het uitgangspunt is dat de grootste risico’s de meeste aandacht krijgen door deze prioriteit te geven. Op die manier wordt bepaald wat we gaan doen.

 

Naleving

Een goede naleving is belangrijk voor het beperken van de risico’s. Naleving wordt bevorderd door inzet van diverse middelen en een combinatie van preventieve (communicatie, vooroverleg, vergunningverlening en toezicht) en repressieve instrumenten (handhaving). Preventieve instrumenten hebben de voorkeur boven repressieve instrumenten. Indien het uiteindelijk komt tot een handhavingstraject, dan volgt de gemeente de Landelijke Handhavingsstrategie. Er kunnen echter omstandigheden of belangen zijn waardoor het gerechtvaardigd is om af te wijken van deze strategie. Indien dit het geval is, zal dit nadrukkelijk gemotiveerd worden.

 

Budget

De huidige gemeentelijke budgetten voor vergunningverlening, toezicht en handhaving en de op dit moment aanwezige formatieomvang vormt het vertrekpunt voor dit beleid. Binnen deze randvoorwaarden wordt de omvang van het vergunningenpakket inzichtelijk gemaakt, bepaald op welke onderwerpen toezicht en handhaving zich richt, welke doelen zijn gesteld en welke werkwijze is gekozen om deze te realiseren. Binnen deze capaciteit kan echter flexibel ingespeeld worden op incidenten en ontwikkelingen die vooraf niet voorzien zijn waardoor een herprioritering noodzakelijk is. Het uitgangspunt is dat vooraf de benodigde inzet inzichtelijk gemaakt is, maar dat voorkomen wordt dat er niet op incidenten en gewijzigde omstandigheden kan worden ingespeeld.

 

Eigen verantwoordelijkheid

Naast de hierboven genoemde inzet door de gemeente ten aanzien van de VTH-taken blijft een initiatiefnemer altijd zelf verantwoordelijk voor zijn project en de gevolgen daarvan. De gemeente neemt haar verantwoordelijkheid voor uitvoering van haar taken, maar neemt daarmee niet de eindverantwoordelijkheid over van de initiatiefnemer. Bewoners, bedrijven en instellingen die initiatieven ontplooien zijn zelf verantwoordelijk voor naleving van de regels. Dit kan soms op gespannen voet staan met de veranderende rol van de gemeente om initiatieven vanuit de samenleving mogelijk te maken. Hier is bij de uitvoering van de VTH-taken binnen de integrale belangenafweging die de gemeente daarbij moet maken oog voor.

4. Organisatie van vergunningen, toezicht en handhaving

4.1 Structuur en organisatie

Het college is op het gebied van de Wabo het bevoegde bestuursorgaan voor vergunningverlening, toezicht en handhaving. Binnen het college zijn portefeuillehouders aangewezen. Daarmee zijn zij bestuurlijk verantwoordelijk voor het gevoerde beleid en de uitvoering van taken die binnen hun portefeuille vallen.

In sommige gevallen (Drank- en Horecawet, enkele bepalingen in de APV) is de burgemeester het bevoegde bestuursorgaan. Hij zorgt er als coördinerend bestuurder ook voor dat waar nodig op bestuurlijk niveau afstemming plaatsvind. Het management heeft regelmatig overleg met bestuurders om beleidsmatige en lopende zaken te bespreken.

 

Het beleid wordt afgestemd op de beschikbare capaciteit waardoor prioritering plaats zal moeten vinden. De verantwoording voor de prioritering en de bewaking van voldoende (adequaat) toezicht is terug te vinden in het jaarlijks op te stellen VTH-uitvoeringsprogramma. De formatieplaatsen die binnen de organisatie van de gemeenten in de Hoeksche Waard betrokken zijn bij de uitvoering van de VTH-taken, zijn grotendeels werkzaam op de afdeling VTH.

4.2 Scheiding VTH-taken

Vergunningverlening en toezicht/handhaving is in de uitvoering zo veel mogelijk gescheiden. Dit is wettelijk bepaald, omdat het ongewenst is dat een vergunningverlener zijn of haar eigen vergunning zou kunnen controleren. Deze scheiding is op drie manieren gerealiseerd, namelijk door: 

  • -

    een duidelijke functieomschrijving;

  • -

    alleen en uitsluitend de toezichthouders als zodanig door het college aan te wijzen;

  • -

    de betreffende medewerkers in teamverband te organiseren.

 

Het bovenstaande houdt niet in dat deze taken op afstand van elkaar moet worden gezet. Sterker nog de onderlinge uitwisseling van informatie is onmisbaar om het functioneren van de organisatie te optimaliseren. Zo zijn de toezichthouders de oren en ogen van de handhavers, leveren de handhavers feedback aan de vergunningverleners en worden de handhavers op het gebied van specifieke regelgeving ondersteund door de vergunningverleners.

De taken op het gebied van vergunningverlening, meldingen en ontheffingen worden uitgevoerd door de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving (VTH). Dat geldt niet alleen voor de Wabo-taken, maar ook voor de APV en de Drank- en Horecawet. Ook parkeerontheffingen worden door deze afdeling verstrekt. Aanvragen voor milieuvergunningen, meldingen in het kader van het Activiteitenbesluit, ontheffingen in het kader van het Besluit mobiel puin breken en andere milieu gerelateerde zaken worden in mandaat uitgevoerd en afgehandeld door de omgevingsdienst (OZHZ).

 

Vergunningverlening op basis van de Drank- en Horecawet en de APV gebeurt door het team Bijzondere Wetten. Het  verdient ook de aanbeveling om juristen in de afdeling te plaatsen voor het voeren van juridische procedures en het uitvoeren van bestuursrechtelijke handhavingsprocedures. Tot slot is er een team Boa’s. Zij zijn verantwoordelijk voor toezicht in de openbare ruimte (APV, DHW), de Wegenverkeerswet. Daarnaast ondersteunen zij in enkele gemeenten de toezichthouders Bestaande Bouw en Fysieke Leefomgeving.

4.3 Middelen

Er dienen voldoende middelen ter beschikking te zijn om de risico’s die met de uitvoering van de VTH-taken worden tegengegaan tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. Zoals in paragraaf 3.2 als uitgangspunt is geformuleerd, vormen het huidige budget en de formatieomvang voor VTH voor het college het vertrekpunt. De budgetten en formatie zijn vrijwel allemaal met elkaar verweven. In slechts enkele gevallen is het budget voor vergunningverlening (externe advisering, abonnementen en contributies), het toezicht (gereedschappen, persoonlijke beschermingsmiddelen en materieel) en voor handhaving (inzet extra toezicht, uitvoering bestuursdwang en externe advisering) van elkaar gescheiden. Het verdient de voorkeur om de budgetten en in sommige gevallen ook de formatie beter te labellen.

  

Indien de taakuitvoering ten tijde van de looptijd van deze beleidsnota wijzigt, bijvoorbeeld door wetswijziging of anderszins, worden de budgettaire effecten daarvan meegenomen in de reguliere begrotingscyclus. De financiële kaders worden opgenomen in de begroting die aan de raad in de reguliere planning- en control cyclus wordt aangeboden. De daadwerkelijke uitvoering, vastgelegd in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s, vindt plaats binnen de in de begroting opgenomen kaders voor personeelskosten en directe budgetten.

4.4 Bereikbaarheid

De gemeente is uiteraard, op verschillende manieren, bereikbaar tijdens kantoortijden. Vragen en meldingen kunnen ook buiten kantoortijd gedaan worden via de website. Om ook bereikbaar te zijn voor spoedeisende klachten en/of meldingen buiten kantoortijden is het belangrijk om een bereikbaarheidsregeling te hebben. Op de website van de gemeente staat een speciaal telefoonnummer voor klachten en meldingen buiten kantoortijden voor spoedeisende meldingen. Buiten kantoortijden is er een piketdienst bereikbaar. De dienstdoende ambtenaar beschikt over telefoonnummers van collega’s op diverse vakgebieden die hij kan benaderen indien dat nodig mocht zijn. Klachten en/of meldingen die niet spoedeisend zijn worden zo snel mogelijk aan de vakafdeling doorgegeven. Hiermee is de gemeente 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar.

 

Voor milieu gerelateerde klachten en meldingen heeft de OZHZ eveneens een zogenaamde piketdienst. Op de website van de OZHZ staat een telefoonnummer dat 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar is. Op de gemeentelijke website staat dit nummer vermeld en wordt verwezen naar de website van de omgevingsdienst ZHZ.

5. Relevante wet- en regelgeving

In dit hoofdstuk wordt de voor deze beleidsnota relevante wet- en regelgeving kort toegelicht. Het gaat om de taken op het gebied van het omgevingsrecht die uitgevoerd moeten worden.

5.1 Wabo/omgevingsrecht

Vergunningen

In landelijke wet- en regelgeving zoals de Wabo, Bor en Mor is bepaald in welke gevallen burgers, bedrijven en instellingen een omgevingsvergunning nodig hebben. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning kan digitaal bij het landelijke omgevingsloket (OLO) ingediend worden. Er geldt daarbij een procedure waarop een besluit volgt voor mogelijk meerdere activiteiten.

 

Bij vergunningverlening worden activiteiten preventief getoetst. Hierbij worden de wettelijke (indienings-)eisen van onder andere de Bor, Mor en de Wabo gehanteerd. Zo wordt bijvoorbeeld voor de activiteit bouwen getoetst op constructieve veiligheid, gezondheid, energiezuinigheid en welstand en voor een in-/uitritvergunning op verkeersveiligheid en bruikbaarheid van de weg.

 

Toezicht en handhaving

Verleende vergunningen, ontheffingen en meldingen worden door toezichthouders gecontroleerd. Daarnaast zijn er toezichts- en handhavingstaken in de fysieke leefomgeving zoals controle op vergunningvrij bouwen, gebruik in relatie tot het bestemmingsplan, etc. Bij de activiteit bouwen is het van belang dat bouwwerken constructief- en brandveilig, bruikbaar en energiezuinig worden gebouwd en voldoen aan de eisen van welstand. De kwaliteit van bestaande gebouwen wordt gecontroleerd, zodat deze voldoen aan wet- en regelgeving. Wat betreft het gebruik van het bouwwerk (wonen of werken) is het van belang dat dit past binnen het bestemmingsplan. Daarnaast wordt op basis van meldingen, klachten en eigen waarnemingen toegezien op illegale bouwwerken, gebruik, leegstand en verrommeling.

5.2 Milieu

Zoals reeds eerder is aangegeven worden alle milieutaken voor de gemeente uitgevoerd door de OZHZ. Daarbij geldt wel dat de gemeente altijd het bevoegd gezag is en blijft voor deze taken. De van toepassing zijnde wet- en regelgeving heeft betrekking op milieuwetgeving uit de Wabo, de Wet milieubeheer, het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) en specifiekere besluiten zoals het Besluit bodemkwaliteit, het Vuurwerkbesluit en het Besluit mobiel puin breken. Namens het college neemt de OZHZ aanvragen om omgevingsvergunning voor de activiteit milieu in behandeling en beoordeelt zij meldingen in het kader van het Activiteitenbesluit en het Besluit mobiel puin breken. Daarnaast oefent de OZHZ toezicht uit en, waar nodig, handhaaft zij regelgeving.

 

Bij bezwaar- en beroepsprocedures valt de OZHZ terug op de gemeente. Deze procedures worden gecoördineerd door de gemeente. De vaktechnische input wordt geleverd door de OZHZ.

 

De OZHZ heeft een adviserende rol op diverse gebieden in relatie met milieu: zij adviseert over milieuaspecten bij het opstellen van bestemmingsplannen en het wijzigen hiervan, bij diverse geluidsaspecten, in het kader van externe veiligheid, luchtkwaliteit, etc. Milieuklachten worden door de OZHZ in behandeling genomen. Jaarlijks wordt een uitvoeringsprogramma opgesteld en wordt gerapporteerd over de uitgevoerde werkzaamheden. Beiden worden ter informatie voorgelegd aan de gemeenteraad.

5.3 Brandveiligheid

Om de kans op brand in gebouwen, en de gevolgen daarvan, te beperken worden aan gebouwen en het gebruik ervan brandveiligheidseisen gesteld. De Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid (VRZHZ) adviseert in het geval van vergunningen en meldingen brandveilig gebruik. Dit gebeurt niet alleen bij bouwwerken maar ook bij bijvoorbeeld evenementen. In het geval van omgevingsvergunningen met de activiteit bouwen en brandveilig gebruik gaat het om compartimentering van het gebouw om ontstane branden te isoleren en daarnaast om brandblusmiddelen en maatregelen die ervoor moeten zorgen dat personen in het geval van brand zo snel en veilig mogelijk kunnen vluchten. Ook de controles op brandveilig gebruik worden uitgevoerd door de VRZHZ. In het geval van overtredingen wordt in overleg met de juristen van team Vergunningen een handhavingsprocedure gestart. Overigens doet de VRZHZ ook aan preventie in de vorm van voorlichting, onder andere op scholen.

5.4 Algemene Plaatselijke Verordening

Vergunningen

In de APV is de gemeentelijke regelgeving op het gebied van leefbaarheid en openbare orde opgenomen. Het gaat met name om onderwerpen en activiteiten die in de openbare ruimte plaatsvinden zoals bijvoorbeeld exploitatievergunningen, (grote) evenementen, parkeren, hondenoverlast en collectevergunningen. De APV wordt door de gemeenteraad vastgesteld en is grotendeels gebaseerd op de modelverordening van de VNG. Niet voor alle zaken is het college het bevoegd gezag. Voor sommige zaken, zoals de exploitatievergunning en seksinrichtingen, is de burgemeester het bevoegd gezag.

 

Toezicht en handhaving

Het gaat bij de APV veelal om onderwerpen en activiteiten waar burgers direct hinder van kunnen ondervinden. Enkele voorbeelden hiervan zijn geluidoverlast bij evenementen, loslopende honden en het stallen van caravans en aanhangers. De gemeente ontvangt regelmatig klachten en meldingen van burgers over APV gerelateerde zaken. De Boa’s nemen klachten in behandeling en zijn in eerste instantie ook verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van verleende vergunningen en ontheffingen.

5.5 Drank- en Horecawet

Op 1 januari 2013 is de Drank- en Horecawet zodanig gewijzigd dat de toezichts- en handhavingstaken die uit deze wet voortvloeien overgeheveld zijn naar de gemeente. Meer specifiek geldt dat de burgemeester het bevoegd gezag is voor de DHW. De taken op het gebied van vergunningverlening lagen reeds bij de gemeente. Met de wetswijziging werden de toezichtstaken overgeheveld van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) naar de gemeente. Bovendien is op 1 januari 2014 de DHW opnieuw gewijzigd in die zin dat de leeftijdgrens voor de verkoop van alcoholische drank aan jongeren verhoogd is van 16 naar 18 jaar. Ook is het verboden voor personen jonger dan 18 jaar om in de openbare ruimte alcoholische drank in hun bezit te hebben en/of te gebruiken.

 

Vergunningen

De burgemeester is het bevoegd gezag als het gaat om het verstrekken van vergunningen op grond van de Drank- en Horecawet (DHW). Horecabedrijven waar alcohol verstrekt wordt voor gebruik ter plaatse (bijvoorbeeld cafés, restaurants en sportkantines) mogen niet in werking zijn zonder vergunning. Dat geldt ook voor slijterijen waar sterke alcoholische drank (meer dan 15% alcohol) verkocht wordt. Daarnaast worden er ook ontheffingen verleend, bijvoorbeeld in verband met het tijdelijk verstrekken van alcohol. Dit gaat vaak samen met evenementen. Het toetsingskader voor aanvragen op grond van de DHW ligt vast in de wet.

    

Toezicht en handhaving

Per 1 januari 2013 is de burgemeester behalve met vergunningverlening, ook belast met toezicht en handhaving op grond van de DHW. Voorheen werd dit uitgevoerd door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Gespecialiseerde drank- en horeca Boa’s voeren, op grond van een jaarplanning, controles uit bij alcoholverstrekkers. Het kan daarbij gaan om het controleren van de vergunning (is deze nog up-to-date, is de leidinggevende aanwezig, et cetera). Ook wordt toegezien op het (niet) schenken van alcoholhoudende dranken aan minderjarigen. Van de controlebezoeken wordt een rapportage opgesteld. Bij overtredingen wordt door de jurist van de team Vergunningen een handhavingsprocedure opgestart. Welke dit is, is afhankelijk van de overtreding. Er is een regionaal vastgestelde handhavingsmatrix. Dit is een stappenplan waarin is vastgelegd welke waarschuwing of sanctie volgt na een overtreding. Het vaststellen of het bedrijf voldoet aan de inrichtingseisen gebeurt door de toezichthouder van team Vergunningen.

5.6 Overige 

Vergunningen

Naast bovenstaande worden er ook vergunningen en toestemmingen verleend op grond van bijzondere wetten en lokale regelgeving. Er worden vergunningen verstrekt in het kader van de Wet op de kansspelen (veelal speelautomaten) en marktplaatsen op grond van de marktverordening. Tenslotte worden er diverse parkeervergunningen en –ontheffingen verleend.

 

Toezicht en handhaving

Het toezicht op parkeren, op grond van de Wegenverkeerswet, gebeurt door de Boa’s. Ook het toezicht op de kansspelen is bij hen ondergebracht. Het toezicht bij de markt wordt uitgevoerd door de marktmeester.

5.7 Toekomstige ontwikkelingen

De landelijke wetgeving op het gebied van het omgevingsrecht is voortdurend in beweging. Het van kracht worden van de Wabo had grote gevolgen voor de uitvoeringspraktijk. Bij de inwerkingtreding van deze wet, in 2010, was al duidelijk dat dit niet de laatste wetswijziging zou zijn. Voor de komende tijd zijn de volgende wetswijzigingen (met gevolgen voor de taakuitvoering) te voorzien. De verwachte ontwikkelingen worden hieronder kort aangegeven. In bijlage 1 worden ze nader toegelicht.

 

Omgevingswet

De Omgevingswet is op 16 maart 2016 door de Eerste Kamer aangenomen. Doel van de wet is wetgeving op het gebied van het omgevingsrecht vergaand te bundelen, waardoor dit inzichtelijker wordt en er veel meer sprake is van integraliteit. De wet geeft meer ruimte voor lokale bestuurlijke afweging. De verwachte inwerkingtreding is 1 januari 2021. Momenteel wordt de wet nader uitgewerkt, onder andere in een viertal AMvB’s en een ministeriele regeling. De Hoeksche Waardse gemeenten zijn gezamenlijk gestart met de implementatie van de Omgevingswet.

 

Wet private kwaliteitsborging

Dit wetsvoorstel heeft betrekking op bouwvergunningverlening en –toezicht. Het wetsvoorstel is in april 2016 naar de Tweede Kamer gestuurd. In februari 2017 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het voorstel en doorgestuurd naar de Eerste Kamer. De verwachting is dat de inwerkingtreding wordt gelijkgeschaard met de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het wetsvoorstel voorziet erin dat er vanuit de gemeente geen technisch inhoudelijke toets plaatsvindt bij de aanvraag om bouwvergunning. Ook zal de gemeente op dit punt geen toezicht meer uitvoeren. Begonnen wordt met de minst risicovolle bouwwerken. Private partijen ontwikkelen methodes voor kwaliteitsbewaking om te zorgen dat aannemers zich houden aan de bouwtechnische eisen uit het Bouwbesluit 2012. Datzelfde geldt ook voor de bouwaanvraag. Deze (gecertificeerde) aanbieders moeten, na afronding van de werkzaamheden, een certificaat afgeven dat overlegd moet worden aan de gemeente. Zonder een dergelijk certificaat mag het bouwwerk niet in gebruik genomen worden. Het wetsvoorstel beoogt een betere bescherming van de consument en heeft als uitgangspunt dat door deze marktwerking de kwaliteit van bouwen beter wordt. Het wetsvoorstel kan uiteraard ook gevolgen hebben voor de benodigde formatie op het gebied vergunningverlening bouwen en bouwtoezicht en ook voor de legesinkomsten.

 

Verdere deregulering

In de afgelopen jaren zijn door wetswijzigingen de mogelijkheden van vergunningsvrij bouwen vergroot. Ook is het brandveilig gebruik van bouwwerken meestal niet meer vergunningplichtig, net als milieu gerelateerde activiteiten. Het lijkt erop dat het bouwvergunningvrij bouwen nog verder uitgebreid gaat worden. Ook de Omgevingswet zou hiervoor mogelijkheden kunnen gaan geven. Ook binnen de eigen gemeente bestaat een wens naar deregulering.

 

Energietransitie

Eind december 2015 is in Parijs het Klimaatakkoord afgesloten. Doel van het akkoord is de klimaatverandering af te remmen, zodanig dat de opwarming van de aard beperkt blijft. Daartoe moet de CO2 uitstoot drastisch omlaag. Nederland loopt in Europa op dit gebied ver achter. De verwachting is dat er in de komende jaren grote stappen gezet moeten worden om de ambities waar te kunnen maken. Ook in Nederland zal de uitstoot flink naar beneden moeten. Een van de maatregelen kan zijn dat de bestaande woningvoorraad energieneutraal gemaakt moet worden. Dit betekent dat er ook op bouwgebied veel zal moeten gaan gebeuren, ook zaken die in strijd zijn met de huidige regelgeving op het gebied van omgevingsrecht. Verder zal duurzaamheid en energie in alle besluitvorming een steeds grotere rol gaan spelen. Overigens is reeds in 2013 in Nederland door de SER een Energieakkoord afgesloten. Daarin is aan gemeenten gevraagd prioriteit aan de energiebesparingsverplichting in de Wet milieubeheer te geven.

6. Omgevings- en probleemanalyse, prioriteiten en doelen

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de prioriteiten en operationele doelen op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving voor de gemeenten worden bepaald. De basis voor deze prioriteitenstelling wordt gevormd door een omgevings- en probleemanalyse. Hierin worden de problemen en risico’s binnen de fysieke leefomgeving van de gemeente in kaart gebracht. Vervolgens zullen deze in een matrix voor zowel vergunning als toezicht en handhaving geplaatst worden en zal bepaald worden welke prioriteit zij krijgen. In het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma VTH zullen de prioriteiten en operationele doelen nader worden uitgewerkt.

6.1 Omgevings- en probleemanalyse

Door middel van een analyse wordt inzicht verkregen in de problemen en risico’s die zich in de Hoeksche Waard voor (kunnen) doen op het gebied van het omgevingsrecht. Ook de rol van VTH bij het aanpakken en beheersen van deze risico’s komt met behulp van een dergelijke analyse in beeld. Deze analyse vormt de basis voor het stellen van prioriteiten, het formuleren van doelstellingen en uiteindelijk het hieruit voortvloeiende jaarlijkse uitvoeringsprogramma. De analyse bestaat uit een probleem- en risicoanalyse.

 

De omgevingsanalyse bestaat uit een beschrijving van de gemeenten in de Hoeksche Waard. Hierin wordt beschreven uit welke kernen de gemeenten bestaan en wat daarbij kenmerkend is. Hoe ziet bijvoorbeeld het woningen- en bedrijvenbestand eruit, is er sprake van veel horecagelegenheden, wat is de kwaliteit van de natuur en is er sprake van agrarische activiteiten? Het beeld dat deze beschrijving oplevert geeft een indruk van de te verwachten werkzaamheden. Dit wordt gevolgd door een analyse van vergunningverlening, waarbij inzicht gegeven wordt in het aantal te verwachten aanvragen om vergunningen en meldingen. Tenslotte wordt toezicht en handhaving nader bekeken: welke problemen worden grofweg onderscheiden in de Hoeksche Waard op het gebied van de fysieke leefomgeving? Er is dan sprake van een actuele inventarisatie en daardoor een probleemgerichte benadering.

 

Profiel van de Hoeksche Waard

De Hoeksche Waard bestaat uit de gemeenten Binnenmaas, Cromstrijen, Korendijk, Oud-Beijerland en Strijen. De Hoeksche Waard ligt in het zuiden van de provincie Zuid-Holland en is een van de Zuid-Hollandse eilanden. De Hoeksche Waard heeft sinds 2005 de status van Nationaal Landschap. Het oorspronkelijk karakter van het landschap met zijn openheid, beboomde dijken en kreken is hier nog duidelijk zichtbaar. De landelijke en waterrijke ligging van de Hoeksche Waard biedt zeer goede mogelijkheden voor recreatie. Het is een gebied van rust en ruimte, van gezelligheid en cultuur. Met kleine dorpjes met monumentale pandjes en knusse terrassen, jachthavens en watersport, nieuwe natuur en oude kreken.

 

Probleemanalyse

Concluderend en samenvattend kan van de Hoeksche Waard gezegd worden dat het heel veelzijdig en gemêleerd van karakter is. Eigenlijk heeft de Hoeksche Waard van alles wat, sommige dingen in meerdere, andere in mindere mate: een gemengde populatie, diverse verschillende typen wijken, natuur, belangrijke infrastructuur, bedrijventerreinen met zowel grote als kleine bedrijven, een grote hoeveelheid evenementen, sportverenigingen, etc. Op het gebied van het omgevingsrecht is dan ook een veelheid van allerlei risico’s en problemen te verwachten. Het spreekt voor zich dat, voordat een prioriteitenstelling kan plaatsvinden, eerst de mogelijke items in termen van problemen onderscheiden moeten worden. Dit is gedaan door uit te gaan van de leefomgeving en de taken die hiermee verbonden zijn aan de uitvoeringstaken van de afdeling VTH.

6.2 Prioriteitenstelling

Het spreekt voor zich dat de middelen waarmee de taken uitgevoerd moeten worden niet oneindig zijn. Hierbij moeten keuzes gemaakt worden. De beschikbare middelen worden zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet om risico’s voor de omgeving zoveel mogelijk te beperken. Dit gebeurt door prioriteiten te stellen op basis van een inventarisatie en weging van risico’s. Dit wil overigens niet zeggen dat de inzet uitsluitend gericht is op deze prioriteiten. Het betekent wel dat de grootste inspanning gericht is op deze prioriteiten. Om verder richting aan te geven aan de inspanningen worden doelen gesteld. Doelen die realistisch en meetbaar zijn.

Het is onmogelijk om in onze samenleving alle risico’s uit te sluiten. Het absoluut voorkomen van risico’s door middel van vergunningverlening of door toezicht en handhaving is niet voor 100% mogelijk. Niet elk detail van een vergunningverlening kan diepgaand getoetst worden, net zo min als het onmogelijk is om overal en altijd aanwezig te kunnen zijn om toezicht te houden op de naleving van wet- en regelgeving. Daarom worden doordachte keuzes gemaakt in wat wel en niet gedaan wordt en hoe dat uitgevoerd wordt.

Voor het uitvoeren van de risicoanalyse wordt gebruik gemaakt van het landelijk veel gebruikte risicomodel zoals dat door het voormalige ministerie van Justitie ontwikkeld is. Dit model heeft de volgende definitie:

 

Risico = negatief effect x de kans dat dit effect voorkomt

 

Het gaat hier kortweg om de, naar maatschappelijke normen, ongewenste gevolgen van een activiteit (het negatieve effect), verbonden met de kans dat deze zich bij niet naleven van de wet- en regelgeving zullen voordoen. Van alle te onderscheiden activiteiten wordt de kans bepaald dat dit voor komt en vervolgens afgezet tegen de ernst van de gevolgen daarvan. De risicoanalyse resulteert in een matrix waarin de omvang van het risico van de verschillende activiteiten inzichtelijk is gemaakt, zowel voor vergunningverlening als voor toezicht en handhaving. Met vergunningverleners en toezichthouders zijn de prioriteitenmatrixen ingevuld. De score die hieruit voortvloeit is vervolgens bepalend voor de mate van prioriteit die aan een item wordt toegekend. De matrices zijn opgenomen in bijlage 3 en 4.

 

Voor wat betreft het brandveilig gebruik van gebouwen wordt een andere systematiek gevolgd. Het toezicht op brandveilig gebruik wordt namens de gemeente uitgevoerd door de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid (VRZHZ). De VRZHZ hanteert voor het bepalen van de risico’s en het stellen van prioriteiten de landelijk gebruikte PREVAP methode. De bouwwerken worden op basis van functies van het bouwwerk, omvang van het bouwwerk, aantal aanwezige personen, hun zelfredzaamheid, etc. ingedeeld in een viertal prioriteitsklassen. In de omgevingsanalyse is de PREVAP risicoanalyse integraal opgenomen. Hieruit resulteert een planning van controles brandveilig gebruik, waarbij gebouwen, zoals verzorgingshuizen, met de grootste risico’s vaker gecontroleerd zullen worden. Dit resulteert in een jaarlijkse lijst van controles.

 

De inschatting van de risico’s voor de leefomgeving zijn doorslaggevend voor de prioriteiten die gesteld worden bij het stimuleren en/of afdwingen van het naleefgedrag. Omdat de beperkte capaciteit niet overal ingezet kan worden, wordt prioriteit gegeven aan die onderwerpen waarin de risico’s van niet naleving het grootst zijn. Dit betekent dat op grond van een prioriteitenstelling keuzes worden gemaakt. Er wordt nadrukkelijk gekozen voor deze pragmatische aanpak en niet voor een meer principiële aanpak waarbij het uitgangspunt “regel is regel” geldt.

 

Dit brengt echter ook een aantal onvermijdelijke nadelen met zich mee: 

  • -

    Niet alles wordt getoetst of gecontroleerd. Als uit de risicoanalyse blijkt dat een bepaalde activiteit weinig tot geen risico’s met zich meebrengen en/of het naleefgedrag heel goed is zal hier geen of minder aandacht aan geschonken worden. Dat geldt evenredig omgekeerd ten aanzien van risicovolle activiteiten;

  • -

    Bij constateringen van overtredingen zal niet in alle gevallen handhaving volgen, ondanks de beginselplicht tot handhaving. In sommige gevallen zal het bij een verzoek blijven om vrijwillig de overtreding ongedaan te maken.

 

Voor alle duidelijkheid: zodra er een handhavingsverzoek wordt ingediend dat betrekking heeft op een activiteit met een lage prioriteit moet er natuurlijk wel gehandhaafd worden. De heersende jurisprudentie is hier duidelijk over.

6.3 Operationele doelen

Op basis van de probleemanalyse zijn prioriteiten gesteld en zijn de onderstaande operationele doelen geformuleerd. In het jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma worden deze doelen verder geconcretiseerd.

 

Vergunningverlening

De gemeente handelt vergunningen, meldingen en ontheffingen op een kwalitatief hoog en adequaat niveau af.

 

Toezicht en handhaving

De gemeente voert het toezicht en de handhaving van de VTH-taken op een professionele wijze uit en op een kwalitatief hoog en adequaat niveau. Het effect hiervan is dat de naleving van regelgeving wordt verhoogd en dat het aantal incidenten, klachten en handhavingsverzoeken vermindert.

6.4 Landelijke prioriteiten

Voorheen werden ieder jaar in de landelijke overleggen voor handhavingssamenwerking meerjarige handhavingsprioriteiten vastgesteld, die de regionale partners verplicht dienden mee te nemen in provincie brede samenwerkingsprogramma’s. Binnen de landelijke herziening van het VTH-stelsel voor 2016 en verder heeft dit nog niet geleid tot landelijke prioriteiten. De enige landelijke afspraak tussen het Rijk en koepelorganisaties is dat alle betrokken instanties in hun uitvoering van de VTH-taken ook uitvoering geven aan de afspraken uit het in 2013 afgesloten energieakkoord. Dit betekent dat er aandacht is voor energie en duurzaamheid. In 2016 is een extra pakket maatregelen overeengekomen om de doelen uit het Energieakkoord te kunnen bereiken, zoals een verplichte energiebesparing voor de energie-intensieve industrie (per 1 januari 2018) en een pakket aan maatregelen voor energiebesparing in de gebouwde omgeving.

  

Andere landelijke handhavingsprioriteiten waar organisaties bij de uitvoering van hun werkzaamheden aandacht aan kunnen besteden zijn de volgende:

  • Asbest (milieu)

  • Bodem (milieu)

  • Risicovolle inrichtingen (milieu)

  • Brandveiligheid opslag gevaarlijke stoffen (milieu)

  • Indirecte lozingen (milieu)

  • Brandveiligheid (bouwtoezicht, brandweer)

  • Constructieve veiligheid (bouwtoezicht)

  • Handhaving bestemmingsplannen (ruimtelijke ordening, bouwtoezicht)

 

Een aantal van deze prioriteiten heeft betrekking op (milieu) taken die zijn ondergebracht bij de OZHZ. Dat geldt ook voor energiebesparing bij bedrijfsgebouwen. De hierboven genoemde opmerkingen hebben namelijk voor een belangrijk deel betrekking op de energie-intensieve industrie. Deze taken krijgen een plaats in het beleid dat de OZHZ in samenwerking met de partners zal opstellen en vastgesteld zal worden door het college.

 Brandveiligheid en constructieve veiligheid zijn onderwerpen die in de uitgevoerde risicoanalyses zijn meegenomen en die, vanwege de veiligheidsrisico’s, een hoge prioriteit hebben gekregen. Het toezicht op strijdig gebruik met bestemmingsplannen vindt plaats door middel van wijktoezicht: de toezichthouders rouleren in wijken in de gemeente en houden daarbij ook toezicht of gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Er wordt ook veel geacteerd op grond van meldingen, klachten en handhavingsverzoeken. Daar waar strijdigheden met het bestemmingsplan geconstateerd worden, wordt handhavend opgetreden conform de sanctiestrategie van deze beleidsnota.

7. Vergunningenstrategie

In dit hoofdstuk zijn de visie, uitgangspunten en doelstellingen opgenomen ten aanzien van de be- en afhandeling van aanvragen om vergunningen, ontheffingen en meldingen. Het gaat daarbij niet alleen om omgevingsvergunningen op grond van de Wabo. Ook vergunningen en ontheffingen op grond van de APV en de DHW vallen hieronder. Daarnaast wordt hier besproken op welke wijze vergunningaanvragen, ontheffingen en meldingen worden getoetst in relatie tot prioritering en diepgang van de te toetsen elementen van iedere aanvraag, ontheffing of melding.

7.1 Visie op vergunningverlening

De gemeenten in de Hoeksche Waard hanteren een aantal uitgangspunten als het gaat om professionele en zorgvuldige dienstverlening ten aanzien van vergunningen en meldingen.

 

Kwalitatief goede dienstverlening

De gemeente kiest voor een klantgerichte benadering, waarbij een goede, zoveel mogelijke digitale, dienstverlening en een snelle en zorgvuldige afhandeling van de aanvraag centraal staan. Aanvragers worden daarbij op een deskundige en vriendelijke wijze van informatie voorzien en het vergunningtraject is voor hen herkenbaar en transparant. De gemeente streeft naar een voortdurende verbetering van de dienstverlening richting aanvragers van vergunningen en ontheffingen.

 

Rechtszekerheid voor burgers en ondernemers

Rechtszekerheid voor burgers en ondernemers is van groot belang. Degene die een vergunning krijgt van de gemeente moet ervan uit kunnen gaan dat deze stand houdt bij eventueel bezwaar en beroep door derden. De gemeente streeft er dan ook naar vergunningen te verstrekken die helder, duidelijk en niet voor meerdere uitleg vatbaar zijn en daardoor de rechterlijke toets kunnen doorstaan. Daarnaast geldt als uitgangspunt dat het van rechtswege verlenen van vergunningen, als gevolg van overschrijding van de wettelijke afhandelingstermijn, voorkomen wordt.

 

Nut en noodzaak centraal

De gemeente kijkt bij gemeentelijke beleidsvrijheid voortdurend naar nut en noodzaak ten aanzien van het aanvraagproces en de vergunningsvoorwaarden. Overbodige toetsingskaders, procedurestappen en indieningsvereisten worden geschrapt indien deze niet noodzakelijk zijn voor een objectieve toets van de aanvraag. Echter, niet vergeten mag worden dat de gemeente een belangrijke taak heeft om het algemeen belang te bewaken. Dat kan uiteraard op gespannen voet staan met de belangen van een individuele aanvrager van een vergunning of ontheffing.

 

Redeneren vanuit oplossingen

Bij het beoordelen van vergunningaanvragen wordt gezocht naar de mogelijkheden om de aangevraagde activiteiten te vergunnen. De focus ligt dus niet op de beperkingen die voort kunnen vloeien uit wet- en regelgeving, maar juist op het zoeken naar wegen en oplossingen om binnen de wet en rekening houdend met de wensen van aanvrager en omgeving de activiteiten toch mogelijk te maken. Dit laat uiteraard onverlet dat het landelijke wettelijke kader, of gemeentelijke regels, er toch de reden van kunnen zijn dat aanvragen geweigerd dienen te worden.

 

Gedeelde verantwoordelijkheid

De gemeente is verantwoordelijk voor het tijdig afgegeven van kwalitatief goede vergunningen. De initiatiefnemers van vergunningaanvragen zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het (tijdig) indienen van een complete aanvraag. Ook zijn initiatiefnemers zelf verantwoordelijk voor het creëren van draagvlak en acceptatie van de voorgenomen plannen bij belanghebbenden zoals buren. De gemeente heeft begrip voor de wensen van de initiatiefnemer. Omgekeerd verwacht de gemeente ook begrip van de aanvrager indien een initiatief niet vergunbaar is. Van burgers en bedrijven mag worden verwacht dat zij zelf verantwoordelijkheid nemen om problemen op te lossen, bijvoorbeeld door overleg. Oplossingen die in gezamenlijkheid worden gevonden hebben de voorkeur boven oplossingen die van bovenaf worden opgelegd vanwege het grotere draagvlak dat hierdoor ontstaat.

7.2 Doelstellingen

Naar aanleiding van bovenstaande visie en uitgangspunten formuleren wij de volgende doelstellingen: 

  • Bouwwerken worden gerealiseerd op plaatsen conform het bestemmingsplan, voldoen aan redelijke eisen van welstand en zijn constructief veilig. Bouwwerken waar langere tijd mensen verblijven moeten ook gezond, bruikbaar en energiezuinig zijn.

  • Sloopwerkzaamheden worden veilig uitgevoerd in relatie tot de directe omgeving en gevaarlijke stoffen zoals asbest.

  • Bij activiteiten wordt voldoende rekening gehouden met aanwezige cultuurhistorische-, landschappelijke- en natuurwaarden.

  • Waar mogelijk worden vergunningen voor onbepaalde tijd of voor meerdere jaren verleend in plaats van deze jaarlijks te laten aanvragen. Daar waar sprake is van een schaarse vergunning zal moeten worden bezien voor hoe lang de vergunning in redelijkheid kan worden verleend.

 

Het spreekt voor zich dat de prioritering een doorwerking moet hebben bij vergunningverlening. Een hoge prioriteit betekent een relatief groot mogelijk risico in het geval er iets fout mocht gaan en/of een grote kans op een slecht ingediende en onderbouwde vergunningaanvraag. Aanvragen met een hoge prioriteit worden intensiever getoetst door de vergunningverleners dan aanvragen met een lage prioriteit.

 

In het geval van een lage prioriteit worden geen bijzondere eisen gesteld aan de volledigheid. De aanvraag doorloopt het reguliere werkproces. Indien nodig vindt er afstemming plaats met toezicht en handhaving. Bij een toetsaspect met lage prioriteit wordt een sneltoets uitgevoerd en vindt er steeksproefgewijs een intensievere toetsing plaats.

 

Bij een gemiddelde prioriteit worden er eveneens normale eisen aan de volledigheid gesteld. Dat is immers wettelijk geregeld. Ook wordt de aanvraag op de normale wijze inhoudelijk getoetst. Zo nodig vindt er afstemming met toezicht en handhaving.

 

Bij een hoge prioriteit is een goede en volledige aanvraag belangrijk. De volledigheidstoets wordt uitgebreid uitgevoerd. Een vooroverleg is hier een goed instrument om te bewerkstellingen dat de aanvraag volledig en correct is. De aanvraag wordt inhoudelijk uitvoerig getoetst.

7.3 Toetsingskaders vergunningaanvragen

In deze paragraaf zal per onderwerp kort worden aangegeven op welke wijze aanvragen om vergunningen of ontheffing en de behandeling van meldingen getoetst worden. Dit betreft de wijze waarop dit gebeurt, de prioritering en diepgang van de te toetsen elementen. Uitgangspunt is dat burgers, bedrijven en instellingen verantwoordelijk zijn voor het indienen van goede en volledige aanvragen. De aanvraag vormt immers de basis voor de te verlenen vergunning of ontheffing. De gemeente houdt zich bij de taakuitvoering aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het zorgvuldigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel.

 

De gemeente heeft de taak om de verschillende belangen vanuit de verschillende disciplines te coördineren. De komst van de Wabo heeft ertoe geleid dat bij het aanvragen van een omgevingsvergunning wordt gewerkt met casemanagement: bij elke aanvraag wordt een behandelend ambtenaar toegewezen. De aanvrager beschikt hierdoor over één vast aanspreekpunt. Deze draagt zorg voor het vragen van interne en externe adviezen en dat deze verwerkt worden in de aanvraag. Op deze manier ontstaat een integraal verleende vergunning, waarbij tegenstrijdige voorschriften in principe niet mogelijk zijn. Deze werkwijze is ook doorgevoerd bij de niet Wabo-vergunningen, zoals de Drank- en Horecawet en APV-vergunningen en –ontheffingen.

 

Omgevingsvergunning

Aanvragen om omgevingsvergunning op grond van de Wabo kennen verschillende aspecten waaraan getoetst kan worden. Afhankelijk van de prioriteit wordt er meer of minder diepgaand getoetst. Zo heeft een dakkapel in de prioriteitenmatrix een lage prioriteit toegekend gekregen en zal deze dus minder diepgaand getoetst worden. Een aanvraag voor de bouw van een zorginstelling of een schoolgebouw echter scoort juist hoog. Een dergelijke aanvraag zal dus diepgaand getoetst worden.

 

Toetsing aan ruimtelijke ordening/bestemmingsplan

Bij iedere aanvraag om omgevingsvergunning wordt altijd getoetst of deze past binnen het vigerende bestemmingsplan. Indien dit niet het geval is kan vergunning verleend worden als een zogenaamde binnenplanse mogelijk is: in veel bestemmingsplannen zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Daarnaast zijn er de zogenaamde buitenplanse afwijkingsmogelijkheden.

 

Toetsing aan welstand

Indien een aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen voldoet aan het bestemmingsplan en/of er geen sprake is van planologisch strijdig gebruik, wordt het plan voorgelegd ter advisering aan de welstandscommissie, waar het getoetst wordt aan redelijke eisen van welstand. Concreet betekent dit dat het plan moet voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota.

 

Bouwtechnische toetsing/Bouwbesluit 2012

Het Bouwbesluit 2012 geeft landelijk geldende regels voor de technische eisen waaraan bouwwerken dienen te voldoen. De gemeente hanteert voor het toetsen van vergunningaanvragen aan het Bouwbesluit 2012 de lijn van het landelijk toetsprotocol (LTP) zoals dit ontwikkeld is onder de verantwoordelijkheid van de Vereniging BWT Nederland (Vereniging BWT). Van deze vereniging zijn ook de gemeenten in de Hoeksche Waard lid. Het LTP is speciaal ontwikkeld om te kunnen differentiëren in toetsintensiteit per onderdeel van het Bouwbesluit, naar gelang het bouwwerktype en de risico’s die men daarbij voorziet. Hierdoor hoeft een aanvraag niet meer op alle onderdelen volledig aan het Bouwbesluit getoetst te worden. Binnen de methodiek van de LTP is landelijk een toetsniveau vastgesteld, dat door de beroepsgroep als een minimaal acceptabel niveau wordt gezien.

 

Toetsing aan Bouwverordening

Een aantal bouwregels zijn lokaal en daardoor opgenomen in een vastgestelde bouwverordening. Aangezien steeds meer regelgeving landelijk geregeld is, is het aantal regels in de bouwverordening nog maar minimaal. Het betreft met name normen en regels ten aanzien van de plaats van gevelaanzichten en rooilijnen voor zover bestemmingsplannen daarin niet voorzien. De verwachting is dat de bouwverordening met de komst van de Omgevingswet weer een nieuwe invulling zal krijgen. De aspecten die de gemeente met deze verordening probeert te regelen zullen overigens zoveel mogelijk worden ingebracht in de bestemmingsplannen en/of omgevingsplannen en bijbehorende regelgeving.  

 

Beoordelingskader monumenten

Aanvragen om omgevingsvergunningen voor monumenten (het wijzigen ervan) vraagt bijzondere aandacht om te voorkomen dat onomkeerbare schade wordt toegebracht aan cultuurhistorisch erfgoed. Dergelijke aanvragen worden altijd ter advisering voorgelegd aan de plaatselijke monumenten/erfgoed commissie . Verder wordt aangesloten bij de strategie voor aanvragen om omgevingsvergunning activiteit bouwen, aangezien voor vrijwel alle veranderingen aan een monument ook een dergelijke vergunning vereist is. Door de intensiteit van toetsing en toezicht ten aanzien van monumenten te vergroten worden voldoende waarborgen verkregen tegen onherstelbare schade aan of vernietiging van monumentale waarden in de Hoeksche Waard.

 

Meldingen sloop en asbestverwijdering

Toetsing vindt plaats door de eigen vergunningverleners aan de hand van de hiervoor bestemde regelgeving. Per 1 januari 2018 zijn (verplicht), in het kader van de uitvoering van de milieutaken, de uitvoering van het toezicht op saneringswerkzaamheden door gecertificeerde bedrijven belegd bij de OZHZ.

Sloopvergunningplichtige handelingen aan (delen van) monumenten worden door de gemeenten behandeld.

 

Bodem, bouwstoffen en grondstromen

Voor deze aspecten wordt advies gevraagd bij de OZHZ. Als het om zelfstandige aanvragen of meldingen gaat dan worden deze in behandeling genomen door de OZHZ.

 

Wet Natuurbescherming

Indien een aanvraag betrekking heeft op de activiteit handelen in een natuurbeschermingsgebied of dat deze activiteit nadelige gevolgen kan veroorzaken voor de aanwezige flora en fauna vanwege verstoring of vernietiging van de habitat van soorten dan dient hiervoor een verklaring van geen bedenkingen te worden aangevraagd bij de Provincie. De activiteit maakt onderdeel uit van de vergunning. De inhoudelijke toetsing ten aanzien van de Wet Natuurbescherming vindt plaats door de provincie. De resultaten van deze toets worden opgenomen in de uiteindelijke vergunning.

 

Aanleggen van een uitrit, vellen van een houtopstand en reclamevergunning

Voor aanvragen om omgevingsvergunningen op grond van de Wabo, die hun wettelijke basis in de APV hebben, vindt toetsing primair plaats op grond van de bepalingen in de APV. Naast deze publiekrechtelijke toetsing dienen ook privaatrechtelijke afspraken gemaakt te worden als de activiteiten plaatsvinden op publieke gronden. Dit is met name het geval bij het aanleggen van inritten. De omgevingsvergunningen worden behandeld in het registratiesysteem Squit XO/SBA. De casemanager neemt de aanvraag in behandeling, zet adviesvragen uit en zorgt uiteindelijk voor het opstellen en verzenden van de vergunning.

 

In het geval van uitritten wordt de aanvraag getoetst aan het bestemmingsplan en wordt advies gevraagd aan een van de verkeersdeskundigen. Van kappen is sprake als een boom of houtopstand geveld wordt of indien er zeer drastisch gaat worden gesnoeid, zoals bijvoorbeeld het verwijderen van een kroon uit een boom. In de Hoeksche Waard geldt alleen een vergunningplicht voor bomen die op de lijst waardevolle bomen zijn opgenomen. Bij iedere aanvraag hiervoor wordt advies gevraagd aan een boomdeskundige van de afdeling Openbare Werken / Beheer en Onderhoud die altijd ter plaatse gaat om zich te informeren en die vervolgens advies uitbrengt aan de casemanager.

De aanvragen voor bovenstaande activiteiten worden altijd 100% getoetst aan het hiervoor geldende toetsingskader.

 

Brandveilig gebruik

De toets op de aspecten die betrekking hebben op het brandveilig gebruik van een bouwwerk wordt, in het geval van complexe en risicovolle aanvragen, uitgevoerd door de VRZHZ. De eenvoudiger gevallen worden getoetst en beoordeeld door de behandelende vergunningverleners. Deze toets vindt plaats in de lijn van het hierboven benoemde LTP en op grond van het Bouwbesluit 2012.

 

Algemene Plaatselijke Verordening (APV)

In de APV heeft de gemeente de mogelijkheid om activiteiten die in de leefomgeving plaatsvinden aan extra regels te binden. Voor een aantal activiteiten eist de APV expliciet dat vooraf een vergunning wordt aangevraagd. Voor andere activiteiten dient een ontheffing te worden aangevraagd en bij weer andere kan volstaan worden met een melding. Het spreekt voor zich dat risicovolle evenementen, of evenementen die (grote) overlast veroorzaken voor de omgeving of die veiligheidsrisico’s met zich meebrengen, vergunningplichtig zijn. Op die manier kan preventief het risico en de overlast voor de omgeving op een acceptabel niveau gebracht worden. Door deregulering is het aantal vergunningplichtige activiteiten in de APV al afgenomen en het voornemen bestaat om, waar mogelijk, dit nog verder terug te dringen. De activiteiten die nog steeds vergunningplichtig zijn onder de APV worden als volgt getoetst.

 

Evenementen

De Hoeksche Waard onderscheidt drie categorieën evenementen, te weten A, B en C. Deze indeling wordt landelijk veel gebruikt:

 

  • De A-evenementen hebben een beperkte impact op de directe omgeving en zijn alleen meldingsplichtig. Deze meldingen worden door de gemeente getoetst op elementen waarvoor een ontheffing of ander besluit nodig is. Dit kan bijvoorbeeld een verkeersbesluit zijn of een ontheffing in het kader van de Drank- en Horecawet. De melder ontvangt een bericht van de acceptatie van zijn melding met daarbij eventuele aanvullende voorschriften en/of aandachtspunten bij het organiseren van het evenement.

  • De B-evenementen hebben een grotere impact op de directe omgeving en zijn om die reden vergunningplichtig. Aanvragen worden standaard getoetst op volledigheid, veiligheid en of er overlast beperkende maatregelen worden getroffen. Indien er constructies zoals tribunes of tenten geplaatst worden, dan wordt advies gevraagd aan de bouwvergunningverleners. Indien een organisator nog niet bekend is bij de gemeente als evenementenorganisator, dan wordt een afspraak gemaakt voor een overleg. Zo mogelijk wordt dit gedaan voordat de aanvraag formeel ingediend wordt.

  • De C-evenementen hebben een grote impact op de omgeving en kennen bovendien een hoog risico voor wat betreft veiligheid en openbare orde. Standaard wordt een vooroverleg gepland met de organisator om alle aspecten van het evenement met elkaar door te nemen. Vaak zijn ook hulpdiensten zoals politie, brandweer en GHOR bij dit overleg betrokken. Indien er constructies zoals tribunes of tenten geplaatst worden, dan wordt ook hier advies gevraagd aan de bouwvergunningverleners.

 

Overig APV-vergunningen, -ontheffingen en –meldingen

Alle overige vergunningen, ontheffingen en meldingen die op basis van de APV worden aangevraagd worden in principe getoetst aan de geldende regels. Zo nodig wordt bij collega’s en externe partijen om advies gevraagd. De diepgang van die toetsing hangt af van de prioriteit die hieraan is toegekend.

 

Overige gemeentelijke regelgeving

Aanvragen voor alle overige gemeentelijke regelgeving wordt altijd volledig getoetst. Het gaat hier bijvoorbeeld om (markt)standplaatsvergunningen en vergunningen voor de aanwezigheid van kansspelautomaten.

 

Drank- en Horecawet

De Drank- en Horecawet vereist dat ieder bedrijf of iedere instelling die alcoholhoudende dranken schenkt en/of verkoopt voor gebruik ter plaatse hiervoor een vergunning heeft. Voor slijterijen, waar alcohol verkocht wordt met een promillage van meer 15% voor gebruik elders dan ter plaatse geldt eveneens een vergunningplicht. Aanvragers van een DHW-vergunning worden altijd in persoon uitgenodigd om hun aanvraag toe te lichten. Bovendien is dit een gelegenheid om toe te lichten welke stukken op grond van de wet aangeleverd moeten worden bij de aanvraag en de aanvrager te wijzen op andere regelgeving op grond waarvan wellicht ook een vergunning aangevraagd moet worden. Dit kan bijvoorbeeld een exploitatievergunning zijn, een melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer of een vergunning in verband met de aanwezigheid van een speelautomaat. Bij wijziging van een bestaande vergunning wordt de aanvraag alleen getoetst aan het onderdeel dat gewijzigd wordt.

 

De Drank- en Horecawet bepaalt uitputtend welke bijlagen bij de aanvraag om vergunning gevoegd moeten worden. Elke aanvraag wordt volledig getoetst en zo nodig worden er voorschriften aan de vergunning verbonden. De inrichting wordt, voordat deze in gebruik wordt genomen, altijd gecontroleerd op de inrichtingseisen door een bouwtoezichthouder. Bovendien worden politie en brandweer altijd om advies gevraagd.

7.4 Wet Bibob

De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob) geeft de gemeente de mogelijkheid de achtergrond van een bedrijf of persoon te laten onderzoeken. Als er ernstig gevaar dreigt dat de vergunning of subsidie wordt misbruikt kan de gemeente de aanvraag weigeren of de afgegeven vergunning of subsidie intrekken.

 

Iedere gemeente heeft afzonderlijk een Bibob beleid vastgesteld.

8. Nalevingstrategie

In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze het naleefgedrag onder burgers, bedrijven en instellingen bevorderd wordt en zo nodig afgedwongen. Het effectief bevorderen van naleving van wet- en regelgeving begint bij een bewuste keuze van het instrument om die naleving te beïnvloeden. Dat betekent dat de verschillende instrumenten moeten zijn afgestemd op de doelgroep. Soms kan voorlichting en informeren voldoende zijn. In andere gevallen zal er meer druk moeten worden uitgeoefend om naleving af te dwingen.

De nalevingstrategie bestaat uit een viertal instrumenten:

  • -

    de preventiestrategie;

  • -

    de toezichtstrategie;

  • -

    de handhavingstrategie, en

  • -

    de gedoogstrategie.

Het spreekt voor zich dat deze instrumenten niet los van elkaar gezien kunnen worden, maar dat ze elkaar aanvullen en versterken. Per doelgroep kan de mate van inzet van een instrument verschillen. Hieronder zullen de verschillende instrumenten besproken worden, waarbij nadrukkelijk geldt dat een combinatie van deze instrumenten tot een betere naleving moet leiden.

Ten aanzien van de Drank- en Horecawet hebben de gemeenten in de Hoeksche Waard, een zogenaamd Preventie- en Handhavingsplan alcohol vastgesteld. Ook de brandweer combineert toezicht op brandveiligheid met voorlichting en preventie in het kader van het programma Veilig Leven.

8.1 Preventiestrategie 

Preventieve handhaving is een breed begrip. Hieronder valt alles dat bijdraagt aan het voorkomen van overtredingen. Als de regels bekend en begrijpelijk zijn, ze handhaafbaar zijn en als er draagvlak bestaat voor deze regels zal dit leiden tot een betere naleving. Om die reden is goede communicatie over wet- en regelgeving een belangrijk instrument.

 

Communicatie

Waar mogelijk wordt communicatie op verschillende manieren ingezet binnen de gemeentelijke organisatie. Actieve communicatie draagt bij aan een leefbare en veilige leefomgeving. Actieve communicatie kan een positief effect hebben op het veiligheidsgevoel van inwoners en kan ook bijdragen aan begrip. Zo wordt er door middel van het organiseren van voorlichtingsavonden informatie verstrekt over nieuwe regelgeving, bijvoorbeeld bij het op- en vaststellen van nieuwe bestemmingsplannen. Een ander voorbeeld hiervan is het voorlichten van sportverenigingen in het kader van alcoholmatiging.

 

Welke communicatiemiddelen ingezet worden, hangt af van de over te brengen boodschap. Waar mogelijk worden voorlichting en communicatie ingezet als middel van preventieve handhaving om naleving te bevorderen. Bij nieuwe wet- en regelgeving worden inwoners en bedrijven geïnformeerd. Dit kan zowel collectieve voorlichting zijn als individueel met inwoners en/of bedrijven of met afgebakende doelgroepen, zoals bijvoorbeeld sportverenigingen.

 

Communicatie wordt voorts op de volgende manieren ingezet door de gemeente:

  • -

    gebruik maken van de gemeentelijke website voor actuele informatie over diverse wet- en regelgeving;

  • -

    vergunningverleners informeren aanvragers over wet- en regelgeving en over de achtergronden daarvan. Ook maken zij duidelijk waarom bepaalde voorwaarden gesteld worden. Bij gecompliceerde aanvragen heeft het de voorkeur om vooroverleg of een intakegesprek te houden, zoals bijvoorbeeld bij aanvragen om een Drank- en Horecawetvergunning of bij grote evenementen;

  • -

    tijdens toezichtcontroles wordt eveneens ingegaan op de achtergronden van wet- en regelgeving;

  • -

    in samenwerking met collega’s van de afdeling communicatie worden zo nodig brochures en folders opgesteld en worden voorlichtingsbijeenkomsten voorbereid en gegeven;

  • -

    beleid op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving wordt openbaar gemaakt, net als het jaarlijkse uitvoeringsprogramma en het jaarverslag;

  • -

    media-aandacht voor handhavingszaken kan eveneens een preventief effect hebben. Het informeren van media over handhavingsacties gebeurt echter met enige terughoudendheid en met oog voor de privacybelangen van betrokkenen.

8.2 Toezichtstrategie

In de toezichtstrategie worden de verschillende vormen van toezicht onderscheiden en bepalen we wat daarbij de basiswerkwijze is. Niet voor elke situatie kan het toezicht hetzelfde zijn. De soort controle moet afgestemd zijn op de situatie.

 

Grofweg kan er een onderscheid gemaakt worden in actief toezicht en passief toezicht. Actief toezicht vindt planmatig plaats en kan onderverdeeld worden in routinematig toezicht, projectmatig toezicht en ook toezicht op tijdelijke activiteiten. Tijdelijke controles zijn de controles bouwtoezicht bij te realiseren bouwwerken en –werkzaamheden en bij evenementen. Routinematige controles vinden plaats bij doorlopende activiteiten. Voorbeelden hiervan zijn controles in het kader van milieutoezicht bij bedrijven, DHW-controles en de rondes van bouwtoezichthouder in wijken in het kader van bestemmingsplanregels en bijvoorbeeld de staat van monumenten. De frequentie en intensiteit waarop deze controles uitgevoerd worden is afhankelijk van de prioriteitenanalyse van het betreffende onderwerp. Projectmatig toezicht richt zich op een specifiek thema, branche of gebied en vraagt om een projectmatige aanpak.

 

Passief toezicht wordt ook wel ad hoc toezicht genoemd en dit vindt plaats naar aanleiding van klachten, meldingen, calamiteiten en handhavingsverzoeken. Klachten en meldingen van inwoners en bedrijven vormen een waardevolle aanvulling op het actieve toezicht. Immers, het is onmogelijk dat de toezichthouders altijd alles zelf kunnen constateren. Klachten en meldingen worden vrijwel direct na binnenkomst opgepakt: er wordt contact opgenomen met de indiener van klacht en/of melding, waarna de zaak inhoudelijk onderzocht wordt. Zo nodig wordt er handhavend opgetreden en de indiener wordt van de resultaten op de hoogte gesteld. Voor spoedeisende klachten en meldingen is de gemeente ook buiten kantoortijden 24 uur per dag bereikbaar (zie paragraaf 4.5). Ook de resultaten van de wijkschouwen die regelmatig gehouden worden in de wijken van de gemeente kunnen als input dienen voor het uitvoeringsprogramma en waardevolle informatie opleveren over mogelijke problemen en naleefgedrag.

 

In bijlage 8 en 9 worden de verschillende toezichtsvormen en de basiswerkwijze voor de voorbereiding van een toezichtsbezoek, de feitelijke uitvoering en de rapportage van het toezichtbezoek beschreven.

 

Integraal toezicht omgevingsrecht

De Hoeksche Waard streeft naar het invoeren van integraal toezicht, waarbij zoveel mogelijk tussen de verschillende toezichthouders wordt samengewerkt, waardoor het aantal contactmomenten met inwoners en bedrijven wordt beperkt. Integraal toezicht kan echter op verschillende manieren plaatsvinden, waarbij de vorm afhankelijk is van de complexiteit en context van de activiteit waarop het toezicht wordt gehouden. Niet elke taak leent zich namelijk voor een volledig integrale aanpak waarbij één toezichthouder op alle aspecten controleert. Zo kan het toezicht in de openbare ruimte eenvoudiger integraal worden uitgevoerd dan het toezicht bij complexe bedrijven. De eerste richt zich op relatief eenvoudig vast te stellen overtredingen, terwijl de tweede meer specialistische kennis vraagt van de toezichthouder en er dan al snel meerdere toezichthouders bij een controle betrokken moeten zijn.

   

Het integraal toezichtsmodel maakt onderscheid in drie niveaus van toezicht en is afhankelijk van de complexiteit van de wijze waarop toezicht wordt gehouden:

 

  • 1.

    Samen controleren: gezamenlijk controles uitvoeren in het kader van bouwen, brandpreventie, milieu en andere regelgeving. Dit is vooral van belang in complexere situaties waar de relevante aandachtspunten vragen om meerdere specialismen voor een goede beoordeling van de situatie;

  • 2.

    Voor elkaar controleren: integrale controle voor bouwen, brandpreventie, milieu en andere aspecten door één toezichthouder, vooral in relatief eenvoudige situaties waar geen bijzondere of specialistische kennis van de diverse vakgebieden vereist is;

  • 3.

    Voor elkaar signaleren: facetcontrole door één toezichthouder, waarbij deze op hoofdpunten ook kijkt naar andere aspecten en bijzonderheden en deze meldt aan de betrokken collega’s. Dit is vooral relevant in situaties waar een aspect om specialistische kennis vraagt en waar de overige aspecten op basis van meer algemene kennis en vaardigheden kunnen worden gecontroleerd. De collega die op de hoogte gesteld wordt kan natuurlijk vervolgens zelf altijd ook een controle uitvoeren naar aanleiding van het signaal dat hij ontvangen heeft als dat nodig wordt geacht.

 

Integraal gebiedsgericht toezicht

Om zo goed mogelijk in te kunnen spelen op de problemen die inwoners en bedrijven ervaren, zet de gemeente in op integraal gebiedsgericht toezicht. Afhankelijk van de aard van de problematiek die uit de probleemanalyse volgt, wordt jaarlijks bij het opstellen van het uitvoeringsprogramma bepaald in welke gebieden welke inzet benodigd is, hoeveel inzet nodig is en welke thema’s daarbij relevant zijn. Hierbij wordt samengewerkt tussen de verschillende toezichthouders, zowel intern als extern, om de resultaten van de inzet zo effectief mogelijk te laten zijn.

8.3 Toezichtstrategie per VTH-taakveld

In bijlage 4 is de prioriteitenmatrix toezicht en handhaving opgenomen. Hieronder zal in het kort de toezichtstrategie per taakveld nader toegelicht worden.

 

Wabo/omgevingsrecht

Voor het toezicht op de realisatie van initiatieven, waarvoor een omgevingsvergunning is afgegeven, wordt voor de activiteit bouwen gebruik gemaakt van het landelijk toezichtsprotocol (LTP). De Hoeksche Waard zal dit protocol in 2018 aanpassen aan de onderscheiden items uit de prioriteitenmatrix en dan ook bepalen in hoeverre het toezichtsniveau in het LTP overeenkomt hiermee.

 

Het toezicht op de realisatie van bouwwerken vormt voor het team bouwtoezicht de grootste taak. Daarnaast is uit de prioriteitenmatrix gebleken dat ook toezicht bij bestaande gebouwen aandacht verdiend. Het gaat dan met name om gebouwen waar veel (kwetsbare) mensen verblijven. In het uitvoeringsprogramma zal hierop nader worden ingegaan. Het zal dan met name gaan om thematisch toezicht.

 

Brandveiligheid

Uit de risico-inventarisatie komt naar voren dat brandveiligheid een hoge prioriteit heeft. De brandweer stelt op basis van het landelijke Prevab-model, die eveneens een sterke risicobenadering heeft, zelf een lijst op met te controleren gebouwen en instellingen. In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma zal het aantal voor dat jaar vastgestelde aantal controles worden opgenomen. In sommige gevallen zullen de controles samen met een toezichthouder uit het team bouwtoezicht worden uitgevoerd.

 

APV/evenementen

Het toezicht op bepalingen uit de APV, of naar aanleiding van verleende vergunningen en/of ontheffingen op grond van de APV, wordt uitgevoerd door de Boa’s. In hun werkplan (zie hieronder) zal dit onderdeel speciaal worden opgenomen. Zeker als het gaat om zaken met een hoge prioriteit zal er tijd voor vrij gemaakt hiervoor worden. De APV-vergunningverleners zetten alle verleende vergunningen en ontheffingen door naar de Boa’s zodat zij op de hoogte zijn. Zo nodig worden de Boa’s gevraagd naar de handhaafbaarheid van eventuele vergunningvoorschriften. Verder speelt de samenwerking met politie en andere hulpdiensten een rol als het gaat om bijvoorbeeld verkeersbesluiten of besluiten die invloed kunnen hebben op het verkeer. Dat geldt des te meer voor grote evenementen.

 

Drank en Horecawet

Zoals reeds eerder is aangegeven worden de controles Drank- en Horecawet bij inrichtingen voor de hele regio uitgevoerd door de Hoeksche Waardse Boa’s. Op grond van de prioriteitenmatrix, maar ook door zogenaamde hotspots te onderscheiden, wordt jaarlijks een controlelijst opgesteld met te bezoeken alcoholverstrekpunten. Hotspots zijn plaatsen waarvan bekend is dat jongeren er proberen alcohol te kopen of er veel komen of waarvan bekend is dat het naleefgedrag slecht is. In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma wordt het aantal controles en de soort controle opgenomen.

 

Boa’s

Voor de Boa’s wordt in het uitvoeringsprogramma eveneens een planning van activiteiten gemaakt, dat dienst doet als werkplan. In dit werkplan zal de prioritering terug te vinden zijn uit de matrix. De werkzaamheden van de Boa’s lenen zich bij uitstek voor een gebiedsgerichte benadering, waarbij dan specifiek aandacht uit kan gaan naar de items die volgens de prioriteitenmatrix extra aandacht moeten krijgen. De Boa’s verrichten daarnaast ook werkzaamheden ten aanzien van de controles op en het toezicht bij evenementen en andere APV-vergunningen en –ontheffingen. Ook zijn zij belast met het toezicht op kansspelautomaten en het hebben van een aanwezigheidsvergunning hiervoor.

8.4 Handhavingstrategie

Indien toezicht niet leidt tot beëindiging van de overtreding is de gemeente in beginsel verplicht om hiertegen op te treden. Professionele handhaving kenmerkt zich onder andere door een consequente uitvoering. Handhaving kan zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk. Voor het laatste zijn de mogelijkheden beperkt: naast de politie kunnen alleen de Boa’s strafrechtelijk optreden. Als zij dat doen, handelen zij echter niet in naam van het college van B&W maar doen zij dat namens het Openbaar Ministerie. Strafrechtelijk optreden zal, als het om andere werkvelden gaat dan de APV en de Wegenverkeerswet, veelal in samenwerking met externe partners als de politie moeten plaatsvinden. Onder handhaving zoals dat bedoeld is in dit beleidsplan wordt de bestuursrechtelijke handhaving verstaan: het afdwingen van normconform gedrag door de inzet van juridische/bestuursrechtelijke maatregelen zoals het opleggen van een last onder dwangsom, bestuursdwang, het intrekken van de vergunning, de bestuurlijke boete en de bestuurlijke strafbeschikking. Handhaving is een bevoegdheid. Dit betekent dat het college, of in sommige gevallen de burgemeester, ook kan afzien van handhaving. Vanwege de beperkte capaciteit moeten er keuzes gemaakt worden met betrekking tot de zaken die men wel en niet oppakt. In deze paragraaf worden de kaders geschetst op basis waarvan keuzes gemaakt kunnen worden.

 

In 2014 is de definitieve versie van de Landelijke Handhavingstrategie (LHS) vastgesteld. Deze strategie is opgesteld door IPO en het OM, in samenwerking met de VNG, de UvW, het ministerie van I&M, de Inspectie Leefomgeving en Transport, ISZW, politie en de vereniging van omgevingsdiensten. De LHS komt voort uit de wens van alle betrokken instanties om de organisatie en uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving te verbeteren en om een gelijk speelveld te creëren voor natuurlijke personen en rechtspersonen voor wie bepaalde voorschriften gelden. Een ander doel van de LHS is dat de samenleving ervan uit mag gaan dat handhavers zo optreden dat het rechtsgevoel wordt gerespecteerd en de leefomgeving veilig, schoon en gezond blijft. De LHS geeft hier inhoud aan door een kader te scheppen voor het passend interveniëren bij iedere bevinding. Een korte samenvatting van de LHS is weergegeven in bijlage 2.

 

Afhankelijk van de situatie kan op basis van de LHS weloverwogen gekozen worden welk instrument ingezet wordt. Om de strategie van sanctie-instrumenten te bepalen wordt in de LHS enerzijds naar het gedrag van de overtreder gekeken en anderzijds naar de ernst van de overtreding. Bewust gemaakte overtredingen met ernstige gevolgen worden zwaarder aangepakt, bijvoorbeeld met een mix van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke middelen. Bij de inzet van strafrechtelijke middelen is nauwe samenwerking met politie en Openbaar Ministerie vereist.

 

De gemeente onderschrijft de LHS en geeft hier op onderstaande wijze invulling aan. Op het gebied van het omgevingsrecht wordt het volgende stappenplan gevolgd:

 

  • 1.

    Na constatering van de overtreding wordt de overtreder uitgenodigd voor een gesprek. In dat gesprek wordt de overtreder uitgelegd dat er een overtreding is en hoe hij die ongedaan kan maken. De overtreder wordt verzocht om zo spoedig mogelijk de nodige maatregelen te nemen om de overtreding te beëindigen.

    Het gesprek wordt bevestigd met een brief waarin de betrokkene (nogmaals) geïnformeerd wordt over de geconstateerde overtreding en de termijn om de overtreding ongedaan te maken. Ook wordt aangekondigd dat als bij hercontrole blijkt dat de overtreding niet ongedaan is gemaakt, er bestuursrechtelijke maatregelen kunnen worden getroffen.

  • 2.

    Indien bij hercontrole blijkt dat de overtreding niet of niet geheel ongedaan is gemaakt, ontvangt de betrokkene een voornemen tot het opleggen van een bestuursrechtelijk maatregel. Dat is meestal een last onder dwangsom. Betrokkene krijgt de mogelijkheid om ten aanzien van dit voornemen binnen een gestelde termijn een zienswijze in te dienen.

  • 3.

    Indien na beoordeling van de zienswijze niet wordt afgezien van handhaving, en de overtreding voortduurt, wordt het besluit genomen tot het opleggen van een bestuursrechtelijke maatregel.

 

Dit stappenplan is het uitgangspunt bij reguliere situaties. Er zijn echter situaties waarbij hiervan kan worden afgeweken: 

  • -

    Gevaar: bij acuut gevaar voor personen en/of de omgeving, is direct optreden noodzakelijk;

  • -

    Onherstelbare schade: indien onherstelbare schade plaatsvindt of dreigt plaats te vinden zal direct dan wel versneld optredende meest aangewezen werkwijze zijn;

  • -

    Ernstige hinder: in deze situatie wordt stap 1 overgeslagen om de overtreding snel ongedaan te laten maken;

  • -

    Herhaling van (vergelijkbare) overtredingen: indien optreden tegen een eerdere overtreding geen effect heeft gehad, kan bij herhaling van de overtreding gekozen worden voor een versnelde/direct aanpak. Het informeren van de betrokkene (stap 1) is in deze gevallen weinig zinvol omdat de eerdere waarschuwing niet tot het gewenste gedrag heeft geleid.

In een schema ziet dit er als volgt uit:

 

Stappenplan

Aantal stappen

Omschrijving stappen

Regulier

3

De 3 stappen zoals hierboven omschreven worden doorlopen.

Versneld

2

Stap 1 uit het reguliere stappenplan wordt overgeslagen. Bij de eerste constatering van de overtreding wordt stap 2 ingezet (nemen voorgenomen besluit).

Direct

1

Stap 1 en 2 uit het regulieren stappenplan worden overgeslagen. Bij de eerste constatering van de overtreding volgt direct stap 3 (nemen besluit).

 

Voor de hoogte van dwangsommen en de verleende begunstigingstermijn geldt, dat deze veelal afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. Aanknopingspunten voor de bepaling van de begunstigingstermijn zijn bijvoorbeeld de tijd die nodig is om de overtreding ongedaan te maken en de mate van gevaarzetting voor de omgeving. Voor de hoogte van de dwangsom wordt bijvoorbeeld gekeken naar de zwaarte van de overtreding, de mate van economisch gewin en of de last een voldoende financiële prikkel vormt.

 

Voor een aantal beleidsvelden wordt een ander kader gevolgd. In het kader van de Drank- en Horecawet is voor de Hoeksche Waard een handhavingsstrategie en stappenplan opgesteld. Bij overtredingen zijn bestuurlijke boetes aan de orde die rechtstreeks voortvloeien uit het landelijke Besluit bestuurlijke boete Drank- en Horecawet.

 

Voor het beleidsveld milieu is toezicht en handhaving gemandateerd aan de OZHZ.

8.5 Gedoogstrategie

Volgens inmiddels vaste jurisprudentie heeft een bevoegd gezag in principe de beginselplicht om te handhaven in het geval van overtredingen van wet- en regelgeving. Gedogen is het niet optreden tegen overtredingen door een orgaan dat tot zodanig optreden juridisch gezien bevoegd is. Er wordt in dat geval bewust afgezien van het sanctioneren van overtredingen. Het uitgangspunt in de gemeente is dat er altijd handhavend opgetreden wordt. Gedogen is de uitzondering. Er zijn echter situaties denkbaar waarbij een uitzondering verantwoord is en het inzetten van een handhavingstraject niet in alle redelijkheid kan plaatsvinden. Er zijn dan twee mogelijkheden, namelijk gedogen of afzien van handhaving.

 

  • -

    Een bestuursorgaan mag afzien van handhaving als er sprake is van een concreet zicht op legalisatie of uit de belangenafweging is gebleken dat handhaven zo onevenredig zwaar de belangen van de overtreder schaadt in verhouding tot het te beschermen belang, dat je niet meer mag handhaven.

  • -

    Gedogen is aan de orde als ook het te beschermen belang zwaar weegt en er uiteindelijk wel handhavend mag en moet worden opgetreden. Hieronder kan ook het voorkomen van precedentwerking vallen. In dat geval wordt (tijdelijk) bewust afgezien van handhavend optreden en wordt het gedogen schriftelijk vastgelegd in een gedoogbeschikking.

 

De Hoeksche Waard onderschrijft het in 1996 door de Minister van het toenmalige ministerie van VROM en het ministerie van V&W vastgestelde beleidskader “ Grenzen aan gedogen” (TK 1996-1997, 25 085, nr. 2). Daar waar ruimte is voor een afweging volgt de gemeente dit kader. Volgens deze nota is grote terughoudendheid geboden bij gedogen en is dit slechts in uitzonderlijke gevallen aanvaardbaar. Dit betekent ook dat er nooit sprake kan zijn van passief gedogen maar dat dit altijd actief dient plaats te vinden. Hiermee wordt bedoeld dat de gemeente bewust en schriftelijk besluit tot het (onder voorwaarden) niet handhavend optreden in situaties van een overgangssituatie of overmacht. Gedogen kan in uitzonderlijke gevallen en met een zorgvuldige belangenafweging, indien dit zoveel mogelijk in omvang en tijd beperkt wordt.

 

Het is onmogelijk om op een zinvolle manier allerlei specifieke en concrete situaties te gaan omschrijven waarop het gedoogbeleid van toepassing kan zijn. Het is veel meer van belang om vast te leggen langs welke lijn, op een met rechtswaarborgen omklede wijze, naar het oordeel van het bestuur in sommige situaties gedogen kan plaatsvinden.

       

Uitgangspunt voor gedogen is het uitzonderlijke karakter en is alleen mogelijk als wordt voldaan aan een of meerdere van de volgende voorwaarden: 

  • 1.

    De te gedogen activiteit is verantwoord uit het oogpunt van bescherming van de fysieke leefomgeving;

  • 2.

    Er bestaat binnen afzienbare termijn concreet zicht op legalisatie van de te gedogen activiteit;

  • 3.

    Indien vooruitlopend op besluitvorming rond vergunningverlening wordt gedoogd, is een ontvankelijke vergunningaanvraag ingediend;

  • 4.

    Er dient sprake te zijn van bijzondere omstandigheden die gedogen in het concrete geval rechtvaardigen.

 

Naast deze inhoudelijke criteria zijn er ook nog procedurele criteria waaraan moet worden voldaan in het geval er wordt gedoogd: 

  • -

    gedogen dient schriftelijk en uitdrukkelijk te gebeuren en is een besluit in de zin van de Awb;

  • -

    gedogen moet zoveel mogelijk worden beperkt in omvang en/of in tijd;

  • -

    er moet een zorgvuldige, expliciete en kenbare belangenafweging (inspraak, publicatie, etc.) hebben plaatsgevonden;

  • -

    gedogen dient aan controle onderhevig te zijn;

  • -

    aan de gedoogbeschikking kunnen voorwaarden verbonden worden.

 

Indien mogelijk wordt in de beschikking aangegeven onder welke omstandigheden het besluit zal worden ingetrokken en alsnog handhavend opgetreden zal worden. Wanneer blijkt dat de voorwaarden die zijn opgenomen in de gedoogbeschikking niet worden nageleefd, dan moet deze worden ingetrokken en dient er handhavend te worden opgetreden om de overtreding te beëindigen.

9. Samenwerking

De Hoeksche Waardse gemeenten werken samen. Daarbij zijn ze voor de realisatie van haar doelen mede afhankelijk van andere organisaties. Dat kan zijn op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving maar ook op het gebied van advisering. Op het gebied van de Wabo worden diverse taken door andere partijen uitgevoerd en/of mee samengewerkt, maar niet alleen op dat gebied. Deze samenwerkingen zijn vaak gebaseerd op een opdrachtgever-opdrachtnemer relatie. De uitvoeringspartners hebben ook eigen wettelijke bevoegdheden en –taken. Samenwerking bestaat bij die taken voor een belangrijk deel uit signaaltoezicht, waarbij men elkaar attendeert op mogelijke overtredingen. Door regelmatig overleg en afstemming, zowel op bestuurlijk als op ambtelijk niveau, wordt de relatie met deze samenwerkingspartners onderhouden. Afspraken over procedures en verantwoordelijkheden worden zo nodig vastgelegd in dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s). Zo is er een DVO met de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (OZHZ) en met de Veiligheidsregio (VR). Tussen de Hoeksche Waardse gemeenten is er een samenwerkingsovereenkomst voor de controles DHW. In overleg met deze partners worden jaarlijkse werk- en uitvoeringsprogramma’s opgesteld, zodat de gemeentelijke prioriteiten en doelen gewaarborgd.

9.1 Externe samenwerking

Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (OZHZ)

Een deel van de Wabo-taken, namelijk het verlenen en wijzigen van milieuvergunningen, de toezichttaken bij inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer in de Hoeksche Waard, de bodemtaken en het be- en afhandelen van milieuklachten en –meldingen wordt namens het college uitgevoerd door de OZHZ. Verder heeft de OZHZ een adviserende taak op milieugebied. Dat geldt bijvoorbeeld voor geluidaspecten bij evenementen, diverse milieuaspecten bij aanvragen om bouwvergunningen, het vaststellen van nieuwe bestemmingsplannen, ruimtelijke plannen, externe veiligheid, etc.

Tenminste vier keer per jaar vindt overleg plaats over de lopende zaken op het gebied van vergunningverlening en handhaving. Daarnaast is er regelmatig overleg met de accounthouders van de OZHZ. Tenslotte is de wethouder met de portefeuille vergunningen en handhaving lid van het Dagelijks Bestuur van de OZHZ. Ambtelijk zijn de Hoeksche Waardse gemeenten vertegenwoordigd in het opdrachtgeversoverleg OZHZ. De Hoeksche Waardse gemeenten hebben in het voorjaar van 2016 een verordening kwaliteitscriteria vastgesteld waarin is bepaald dat de OZHZ voor wat betreft de taken die de gemeente bij haar heeft ondergebracht dient te voldoen aan de kwaliteitscriteria 2.1. De OZHZ stelt, in overleg met de Hoeksche Waardse gemeenten, jaarlijks een uitvoeringsprogramma op, evenals een jaarverslag.

Binnen het grondgebied van de Hoeksche Waard bevinden zich een aantal zogenaamde BRZO-bedrijven (vallend onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen), waardoor dit valt onder het bevoegd gezag van de provincie Zuid-Holland. Ook hier wordt het toezicht uitgevoerd door de OZHZ

De gemeenten in de Hoeksche Waard zijn met een wethouder zowel in het Algemeen Bestuur als het Dagelijks Bestuur van de omgevingsdienst vertegenwoordigd. Daarnaast vinden er regelmatig ambtelijke overleggen plaats met gemeenten en omgevingsdienst.

 

Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid

De Veiligheidsregio (te weten de regionale brandweerorganisatie Zuid-Holland Zuid, hierna: VRZHZ) adviseert bij groter bouwaanvragen en ruimtelijke plannen voor wat betreft de brandveiligheidsaspecten. Ook adviseert de VRZHZ bij vergunningen en meldingen ten aanzien van brandveilig gebruik. De gemeente verleent deze vergunningen en handelt de meldingen af. De VRZHZ geeft een advies en bijbehorende voorschriften die in de vergunningen worden opgenomen. Daarnaast adviseert de VRZHZ ook bij aanvragen in verband met grootschalige evenementen. Indien wordt afgeweken van het advies van de VRZHZ wordt deze hiervan op de hoogte gesteld.

 

De VRZHZ houdt ook toezicht op de regels rond brandveilig gebruik en adviseert de gemeente in het geval van handhaving. Bij overtreding van voorschriften verstuurt de VRZHZ zelf een eerste waarschuwingsbrief, waarin een hersteltermijn gegeven wordt. Bij het niet ongedaan maken van de overtreding, en constatering hiervan door de VRZHZ, start de gemeente op advies van de VRZHZ een handhavingsprocedure. De RBO geeft ook veel aandacht aan preventie (project Brandveilig Leven), waardoor een accentverschuiving plaatsvindt van toezicht naar preventie.

 

Provincie Zuid-Holland

De provincie heeft verschillende rollen ten aanzien van de Hoeksche Waardse gemeenten:

 

Bevoegd gezag Wet milieubeheer

In de eerste plaats is Zuid-Holland het bevoegd gezag voor enkele inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer.

 

Interbestuurlijk Toezicht (IBT)

Sinds oktober 2011 hebben de provincies een rol gekregen in het kader van het interbestuurlijk toezicht op de uitvoering van medebewindstaken. Voorheen werd deze rol uitgevoerd door de Inspectie Leefomgeving & Transport (ILT) en daarvoor door de VROM-Inspectie. Primair heeft de gemeenteraad de taak het college te controleren op het juist uitvoeren van haar taken op het gebied van het omgevingsrecht. Dit wordt horizontaal toezicht genoemd. De provincie voert in principe haar taak in het kader van het verticale toezicht om die reden terughoudend uit. De provincie heeft in een verordening vastgelegd welke gegevens gemeenten aan de provincie moet overleggen. Verder is de provincie op grond van paragraaf 5.2 van de Wabo verantwoordelijk voor de coördinatie tussen alle organisaties in de provincie die zich bezig houden met omgevingsrecht. Hiertoe dienen zij een of meerdere overlegorganen in te stellen. Tenslotte is de provincie op grond van dezelfde paragraaf in de Wabo de wettelijk regisseur kwaliteitseisen en ziet zij erop toe dat hieraan voldaan wordt.

 

Naast deze rollen is de provincie, net als de Hoeksche Waardse gemeenten, mede-eigenaar en opdrachtgever van de OZHZ en in die rol ook een partner van de gemeente.

 

Politie en Openbaar Ministerie

Naast een bestuursrechtelijke aanpak van overtredingen van de Wabo kan een strafrechtelijk optreden gewenst zijn; dit kan bijdragen aan een betere naleving. De Hoeksche Waardse gemeenten beschikken over een aantal Boa’s, die bevoegd zijn om (op beperkte schaal) strafrechtelijk op te treden. Opgemerkt moet worden dat Boa’s weliswaar in dienst zijn van de gemeente maar dat zij, als zij strafrechtelijk optreden, dat doen onder de verantwoordelijkheid en uit naam van het Openbaar Ministerie. Strafrechtelijk optreden vindt vooral plaats ten aanzien van milieuovertredingen. De Boa’s treden, naast de Wegenverkeerswet, strafrechtelijk op ten aanzien van openbare orde feiten op grond van de APV.

 

In het driehoeksoverleg vindt ook zeer regelmatig overleg plaats tussen politie, de officier van Justitie en burgemeester. Het zwaartepunt van dit overleg is openbare orde en veiligheid. Specifieke handhavingsproblemen kunnen worden ingebracht, met name wanneer een strafrechtelijke aanpak gewenst is.

 

De politie heeft ook agenten die zich vooral met milieufeiten bezig houden. Echter, deze activiteiten richten zich met name op de zware milieucriminaliteit, bijvoorbeeld ten aanzien van illegale grondstromen. Als dat nodig is vindt er overleg plaats tussen politie en Boa’s of andere medewerkers van de Hoeksche Waardse gemeenten. Dit gebeurt bijvoorbeeld ook op het gebied van de Drank- en Horecawet en met name voor wat betreft advisering bij vergunningverlening van de Drank en Horecawet.

 

Drank- en Horeca BOA’s

Alle gemeenten in de Hoeksche Waard hebben in een samenwerkingsovereenkomst vastgelegd dat de controles in het kader van de Drank- en Horecawet uitgevoerd worden door hiervoor gespecialiseerde toezichthouders. Deze BOA’s worden ingehuurd. Jaarlijks wordt een lijst opgesteld van te bezoeken alcoholverstrekpunten. De toezichthouder stelt naar aanleiding van een controle een rapport op en stuurt dit naar de gemeente. De afzonderlijke gemeenten handelen, in het geval van een overtreding, verder de handhavingsprocedure af op grond van de Handhavingsmatrix Drank- en Horecawet. Tenminste vier keer per jaar vindt er een werkgroep overleg plaats waarbij vertegenwoordigers van alle gemeenten aanwezig zijn.

 

Samenwerking met andere gemeenten

Zowel op formele als informele wijze wordt samengewerkt binnen de regio op diverse gebieden. Zo is bijvoorbeeld het preventie- en handhavingsplan op grond van de Drank- en Horecawet in regionaal verband opgesteld. Dat geldt ook voor de sanctiestrategie en de handhavingsmatrix van deze wet. Dit zijn slechts voorbeelden van de regionale samenwerking.

9.2 Interne samenwerking

De vergunningverlenende en toezichthoudende taken worden uitgevoerd binnen de diverse afdelingen van de gemeenten. Zo zijn er de adviseurs in het kader van het Omgevingsrecht, Bijzondere Wetten, de APV en de Drank- en Horecawet. Tussen de afdelingen onderling vindt regelmatig overleg plaats, zowel ten aanzien van lopende zaken als over meer beleidsmatige aspecten. Voor het overige worden er, voor wat betreft de uitvoering van de Wabo-taken, ook ondersteunende taken uitgevoerd door andere afdelingen. Daarbij moet gedacht worden aan financiële diensten (legesheffing, invordering verbeurde dwangsommen), juridische diensten (Wob-verzoeken, commissie voor de bezwaarschriften) en administratieve diensten (postregistratie) en automatisering.

10. Monitoring en evaluatie

In paragraaf 2.3 is de beleidscyclus besproken, waarbij ook is aangegeven dat op grond van deze beleidsnota een jaarlijks uitvoeringsprogramma op- en vastgesteld zal worden. De Hoeksche Waardse gemeenten willen lerende organisaties zijn en vanuit dat principe zal regelmatig moeten worden terug gekeken naar zaken als de effectiviteit van het beleid in de praktijk en de mate waarin de doelen bereikt zijn. Ook dient het gemeentebestuur door middel van verslaglegging op de hoogte gesteld te worden van de resultaten van de inspanningen op het gebied van VTH. Dit vereist monitoring en evaluatie.

10.1 Monitoring

Om te kunnen beoordelen of de beleidsdoelstellingen en de geplande werkzaamheden uit het uitvoeringsprogramma gehaald en uitgevoerd zijn, is het belangrijk dat de activiteiten geregistreerd worden. Monitoring is het stelselmatig en systematisch verzamelen, bewerken en verstrekken van gegevens om na te gaan of en in hoeverre het gevoerde beleid slaagt en of de gestelde doel- en taakstellingen behaald zijn of gaan worden. Om verantwoording te kunnen afleggen over de inspanningen en resultaten zijn verschillende gegevens nodig. Deze gegeven moeten periodiek opvraagbaar zijn voor zowel managementdoeleinden (voortgang van de uitvoering) als voor periodieke verantwoording naar het college en de gemeenteraad.

 

Bij de registratie van werkzaamheden wordt van verschillende systemen gebruik gemaakt. Allereerst is er het brede zaaksysteem Join dat in de Hoeksche Waard gebruikt wordt. Als het gaat om activiteiten op Wabo-gebied (omgevingsvergunningen activiteit bouwen, slopen, kappen, in- en uitrit, etc.) wordt gebruik gemaakt van Squit XO (SBA in Oud-Beijerland).

Zowel de vergunningverleners als de toezichthouders registreren hierin alles.

De vergunningprocedure wordt hierin in zijn geheel doorlopen, compleet met alle documenten. De toezichthouders maken zo veel mogelijk bij hun toezichtcontroles gebruik van een tablet waardoor zij alle informatie over een vergunning kunnen uploaden en hun bevindingen registreren. Dit wordt tenslotte weer in Squit XO geregistreerd. Squit XO en Join kennen een koppeling waardoor informatie over een vergunning ook in Join is terug te vinden.

 

Het proces rond de Drank- en Horecawet is ingericht in Join. Dit betekent dat alle informatie (vergunning, leidinggevenden, controles, handhaving, etc.) gekoppeld zal worden aan de inrichting. Hieruit kan de managementinformatie worden verzameld ten behoeve van het jaarverslag. Na afsluiting van het jaar wordt een jaarverslag VTH opgesteld. Vergunningen en ontheffingen in het kader van de APV (evenementen en andere vergunningen) worden eveneens geregistreerd in Join.

 

De Boa’s verwerken de gegevens van de uitgeschreven strafbeschikkingen in de transactiemodule van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Het CJIB verstrekt jaarlijks een overzicht van de strafbeschikkingen en processen verbaal die door de gemeentelijke Boa’s zijn uitgevaardigd. Daarnaast registreren de Boa’s hun werkzaamheden en bevindingen in een logboek, waaruit jaarlijks een rapportage wordt samengesteld.

 

De OZHZ en de Welstandscommissie tenslotte stellen ieder jaar een jaarverslag op dat ter vaststelling naar het college wordt gestuurd en, samen met / dan wel in het jaarverslag VTH, ter kennisname voorgelegd aan de gemeenteraad.

10.2 Evaluatie

Met een goede verantwoording over de uitvoering van de activiteiten kan zowel de effectiviteit als de efficiëntie van de uitgevoerde taken worden beoordeeld en kan tijdig worden bijgestuurd. Jaarlijks wordt door het college verantwoording afgelegd over de uitvoering van de VTH-taken en het behalen van de doelstellingen. Deze verantwoording vindt plaats door het vaststellen van het jaarverslag VTH. In dit verslag wordt gerapporteerd over de in het uitvoeringsprogramma geplande en werkelijk uitgevoerde activiteiten. Ook wordt in dit verslag het gevoerde beleid geëvalueerd, waarbij met name beoordeeld wordt in hoeverre de uitgevoerde activiteiten hebben bijgedragen aan het realiseren van de doelstellingen. Hiermee wordt de beleidscyclus van de BIG 8 gesloten. Het jaarverslag VTH wordt ter kennisname aangeboden aan de gemeenteraad. Dit is in lijn met de structuur van de horizontale verantwoording die door de rijksoverheid wordt nagestreefd. Daarnaast wordt het jaarverslag aan de interne en externe partners ter kennisname aangeboden. Het jaarverslag wordt in het kader van het Inter Bestuurlijk Toezicht tenslotte ook nog doorgestuurd naar de provincie Zuid-Holland en de Direct Toezichthouder op de BOA’s (politie).

Ondertekening

De burgemeesters van de Hoeksche Waard,

Binnenmaas,

mr.drs. A.J. Borgdorff mpm

Cromstrijen,

dhr. J. Luteijn

Korendijk,

drs. S. Stoop

Oud-Beijerland,

mevr. J.H.M. Hermans-Vloedbeld

Strijen,

mr. drs. Waaijer

Bijlage 1:

AMvB Algemene Maatregel van Bestuur

APV Algemene Plaatselijke Verordening

Boa Buitengewoon opsporingsambtenaar

Bor Besluit omgevingsrecht

BRZO Besluit Risico Zware Ongevallen

BW Burgerlijk Wetboek

CJIB Centraal Justitieel Incassobureau

College College’s van burgemeester en wethouders van de Hoeksche Waardse gemeenten

DHW Drank- en Horecawet

IBT Interbestuurlijk toezicht

IPO Interprovinciaal Overleg

KCC Klant Contact Centrum

LHS Landelijke Handhavingsstrategie

Mor Ministeriele regeling omgevingsrecht

OZHZ Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid

Raad Gemeenteraden van de Hoeksche Waardse gemeenten

SER Sociaal Economische Raad

VRZHZ Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid (Brandweer)

VTH Vergunningen, Toezicht en Handhaving

Wabo Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wko Wet op de kinderopvang

Wm Wet milieubeheer

Wob Wet openbaarheid bestuur

Wok Wet op de kansspelen

Wro Wet ruimtelijke ordening

Wvo (voormalige) Wet verontreiniging oppervlaktewater

Ww Woningwet

Bijlage 2: Landelijke Handhavingsstrategie (LHS)

Als er een overtreding wordt geconstateerd, danwordt uitvoering gegeven aan het 5-stappenplan, dat in landelijk verband is opgesteld (handhavingsstrategie):

Stap 1: positioneren bevindingen in de interventiematrix.

De handhaver bepaalt ten eerste in welk segment van de in de hieronder opgenomen figuur opgenomen interventiematrix hij de bevinding positioneert door: het beoordelen van de gevolgen van de bevinding voor milieu, natuur, water, veiligheid, gezondheid en/of maatschappelijke relevantie en het typeren van de overtreder.

afbeelding binnen de regeling

Legenda

afbeelding binnen de regeling

Bij de typering van de overtreder kijkt de handhaver dus verder dan de bevinding op zich en neemt hij diens gedrag en toezicht- en handhaving historie mee in beschouwing. Als de handhaver niet in staat is om deovertreder te typeren, dan is typering B (onverschillig/reactief) het vertrekpunt. De handhaver bepaalt tot slot of er sprake is van verzachtende of verzwarende argumenten. Bij verzachtende argumenten wordt de in de interventiematrix gepositioneerde bevinding één segment naar links en vervolgens één segment naar onder verplaatst. Bij verzwarende argumenten, waaronder recidive, is de verplaatsing éénsegment naar rechts en vervolgens één segment naar boven. Als er meer verzachtende of verzwarende argumenten zijn, levert dit toch maar één verplaatsing op.

Als legalisatie van de bevinding mogelijk is, is dat de aangewezen weg gelet op de hieruit voortvloeiende rechtszekerheid voor alle betrokkenen. Dit laat het toepassen van de landelijke handhavingstrategie en de interventiematrix onverlet, omdat er maatregelen nodig kunnen zijn om de overtreding te beëindigen en de gevolgen te beperken of weg te nemen. Bij het toepassen van de interventiematrix is de mogelijkheid van legalisatie een verzachtende omstandigheid. Er kunnen tot slot omstandigheden zijn om bij een bevinding van handhaven af te zien op basis van een vastgestelde gedoogstrategie. Onder gedogen wordt verstaan het expliciete besluit van een bestuursorgaan om tegen een bepaalde overtreding niet handhavend op te treden. De nota ‘Gedogen in Nederland’ bevat het landelijke kader voor gedogen: een gedoogsituatie is van tijdelijke aard doordat het handelen  binnen  afzienbare  tijd  ophoudt  dan  wel  doordat  waarschijnlijk een  vergunning  zal  worden verleend. Ingeval tot gedogen wordt besloten dient het landelijke kader voor gedogen onverkort te worden gevolgd. Gedogen laat eventuele strafvervolging door het OM overigens onverlet.

Stap 2: Bepalen verzwarende aspecten

De handhaver bepaalt of er verzwarende aspecten zijn die moeten worden betrokken bij de afweging om het bestuurs- en/of strafrecht toe te passen. Hoe meer verzwarende aspecten, des te groter de reden om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk te handhaven. Vooral voor bevindingen die na stap 1 in de middensegmenten van de interventiematrix zijn gepositioneerd (A4, B3, B4, C2 en D2), kunnen de verzwarende aspecten reden zijn om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk op te treden. De volgende verzwarende aspecten worden afgewogen:

  • 1.

    Verkregen financieel voordeel (winst of besparing). De overtreder heeft door zijn handelen financieel voordeel behaald of financieel voordeel halen was het doel.

  • 2.

    Status verdachte / voorbeeldfunctie. De overtreder is: een regionaal of landelijk maatschappelijk aansprekende of bekende (rechts)persoon, een overheid, een toonaangevend brancheonderdeel, eencertificerende instelling, een persoon die een openbaar ambt bekleedt, de eigen organisatie.

  • 3.

    Financiële sanctie heeft vermoedelijk geen effect. Een bestuurlijke boete kan waarschijnlijk niet geïnd worden of iswaarschijnlijk door de overtreder als (bedrijfs)kosten ingecalculeerd.

  • 4.

    Combinatie met andere relevante delicten. Andere handelingen zijn gepleegd ter verhulling van de feiten, zoals valsheid in geschrift, corruptie of witwassen.

  • 5.

    Medewerking van deskundige derden. De overtreder is bij zijn handelen ondersteund door deskundige derden, zoals vergunningverlenende of certificerende instellingen, keuringsinstanties en brancheorganisaties. De handhaver moet onderbouwen op grond van welke aanwijzingen hij het vermoeden heeft dat de deskundige derde op de hoogte was en/of medewerking heeft verleend aan de geconstateerde bevinding(en).

  • 6.

    Normbevestiging. Bij dit aspect geldt dat het doel van de handhaving ligt in het onder de aandacht brengen van het belang van een bepaalde norm bij de branche of bij het bredere publiek. Strafrechtelijke handhaving vindt mede plaats in het kader van normhandhaving of normbevestiging met het oog op grotere achterliggende te beschermen rechtsbelangen. Hierbij speelt de openbaarheidvan het strafproces een grote rol. Als in het openbaar, door middel van een onderzoek ter terechtzitting of de publicatie van een persbericht bij een transactie of strafbeschikking, verantwoording wordt afgelegd van gepleegde strafbare feiten krijgt de normhandhaving of normbevestiging het juiste effect.

  • 7.

    Waarheidsvinding. Soms kan strafrechtelijk optreden met toepassing van opsporingsbevoegdheden met het oog op de strafrechtelijke waarheidsvinding en afdoening aangewezen zijn. Bijvoorbeeld als een controle of inspectie aanwijzingen aan het licht brengt dat er meer aan de hand is, maar de bestuursrechtelijke instrumenten ontoereikend zijn om de waarheid aan het licht te brengen.

Stap 3: Bepalen of overleg van het bestuur met politie en OM, dan wel van politie en OM met het bestuur, over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is.

De handhaver bepaalt of overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is op basis  van  de  beoordeling van  de  bevinding met  de  interventiematrix (stap  1)  en  de  afweging 

van verzwarende aspecten (stap 2). Dit overleg beoogt een weloverwogen inzet van het bestuursrecht, het bestuurs- én strafrecht of alleen het strafrecht. Ditoverleg is derhalve tweerichtingsverkeer: bestuursrechtelijke handhavers zoeken indien noodzakelijk het overleg op met politie en OM en omgekeerd.

Overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht is altijd noodzakelijk als de handhaver de bevinding na stap 1 heeft gepositioneerd in de middensegmenten (A4,B3, B4, C2, D2 en D1) of zware segmenten (C3, C4,D3 en D4) van de interventiematrix. Overleg kan ook zinvol zijn bij bevindingen die de handhaver weliswaar heeft gepositioneerd in de lichte segmenten van de interventiematrix (A1, A2, A3, B1,B2 en C1), maar waarbij er op grond van stap 2 sprake is van één of meer verzwarende aspecten.

In situaties waarin een handhavingsinstantie een BSBm oplegt is overleg met het OM niet geïndiceerd en is strafrechtelijk optreden door het OM niet aan de orde. Als de handhaver concludeert dat overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is, wordt gehandeld op basis van vooraf tussen bestuursrechtelijke handhavingsinstanties, politie en OM gemaakte algemene afspraken over hun samenspel. Alleen zo kan accuraat en effectief optreden in voorkomende gevallen worden gewaarborgd, in het bijzonder als er sprake is van spoed en heterdaad. Situaties waarin de vooraf gemaakte algemene afspraken niet voorzien zullen apart door handhavingsinstantie, politie en OM worden beoordeeld, in een regulier overleg of door middel van ad hoc overleg als snelheid vereist is. Uit het overleg volgt hoe de betreffende bevinding wordt opgepakt: alleen bestuursrechtelijk, bestuurs- én strafrechtelijk of alleen strafrechtelijk. Het laatste veelal startend met een opsporingsonderzoek onder leiding van de Officier van Justitie.

Tenslotte is, afgezien van de interventiematrix, aangifte bij het OM standaard als toezichthouder de volgende ernstige bevindingen doen:

  • Situaties waarin bewust het toezicht onmogelijk wordt gemaakt, zoals het weigeren van toegang, intimidatie, geweldsdreiging, fraude vernietiging van bewijs en poging tot omkoping;

  •  Situaties waarin de toezichthouder constateert dat er opzettelijk mensen in gevaar worden gebracht, door onder andere: sabotage, vernieling of het bewust verstrekken van verkeerde informatie.

 

Stap 4: Optreden met de interventiematrix

De landelijke handhavingstrategie gaat uit van het in principe zo licht mogelijk starten met interveniëren gericht op herstel en het vervolgens snel inzetten van zwaardere interventies als naleving uitblijft. De handhaver gebruikt de interventiematrix van figuur 3 daarbij als volgt:

  • 1.

     De handhaver kijkt naar de interventies in het segment van deze interventiematrix waarin hij de bevinding eerder met behulp van stap 1 (paragraaf 3.1) heeft gepositioneerd.

  • 2.

    De handhaver kiest voor de minst zware (combinatie) van de in het betreffende segment  opgenomen interventies tenzij de handhaver motiveert dat een andere (combinatie van interventie(s) in de betreffende situatie passender is.

De interventies in de (segmenten van de) matrix lopen van beneden naar boven op in zwaarte.

 

Waar in de matrix van figuur 3 ‘PV’ staat betreft het de middelzware en zware segmenten die in stap 3 zijn afgestemd tussen handhavingsinstantie en OM. Als in overleg is besloten dat het OM niet optreedt, zijn er in deze situaties de onderstaande figuur aangegeven op herstel en/of op bestraffing gerichte bestuursrechtelijke interventies om te overwegen, en ook de BSBm als strafrechtelijke interventie.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

De handhaver zet de betreffende (combinatie van) interventie(s) in totdat sprake is van naleving. Als naleving binnen de door de handhaver bepaalde termijn uitblijft, pakt de handhaver direct door, door middel van het inzetten van een zwaardere (combinatie van) interventie(s). In algemene zin geldt voor termijnen het volgende:

  • Gedragsvoorschriften dienen direct in acht genomen te worden. Hiervoor dient geen of hooguit een zeer korte termijn te worden gesteld om de overtreding te beëindigen en/of herhaling ervan te voorkomen.

  • In alle andere gevallen – waaronder ook plannen of voorzieningen waarvoor investeringen vereist zijn – geldt: hoe urgenter de situatie des te korter de termijn. Daarbij rekening houdend met de technische en organisatorische realiseerbaarheid in die termijn.

Het optreden in stap 4, zoals tot nu toe beschreven, heeft betrekking op gedane bevinding(en) die op grond van de interventiematrix worden aangepakt. Uiteraard kunnen handhavingsinstanties aanvullend ook hun toezichtstrategie bij het betreffende bedrijf als zodanig aanpassen, in dezin van bijvoorbeeld het verhogen/verlagen van de toezichtfrequentie, het initiëren van de herijking van de vergunningensituatie, et cetera.

Stap 5: Vastlegging

De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden verifieerbaar en transparant vastgelegd volgens de binnen de handhavingsinstantie geldende administratieprocedures en -systemen, zodanig dat hieruit kan worden afgeleid dat is voldaan aan: het motiveringsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het verbod van willekeur en het verbod van misbruik van bevoegdheid.

Bijlage 3: Prioriteitenmatrix vergunningverlening

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

*Collectevergunningen moeten alleen aangevraagd worden door organisaties die niet ingeschreven staan bij het Centraal Bureau Fondswerving (CBF)

Bijlage 4: Prioriteitenmatrix toezicht en handhaving

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Drank en Horeca matirx hoeksche Waard Drank en horeca verordening

Bijlage 5: Toelichting prioriteitenmatrixen

Om gericht te werken aan beschermen van de leefomgeving is een risicoanalyse uitgevoerd. Er is daarbij een relatie gelegd tussen de kans dat een regel of voorschrift niet wordt nageleefd en de negatieve effecten die zich voor kunnen doen hij het uitvoeren van activiteiten. Deze risicoanalyse heeft als doel om objectief in beeld te brengen wat de risico’s zijn als de regelgeving niet nageleefd en/0f gehandhaafd wordt. In deze analyse worden dus de mogelijke negatieve gevolgen van regelovertredingen, de ernst van deze effecten en de kans dat die negatieve effecten zich voordoen betrokken.

Er wordt gebruik gemaakt van de methodiek risico = negatief effect x kans, waarmee een mogelijk risico wordt berekend. Hierbij worden de volgende vragen gesteld:

  • -

    Hoe groot is de kans dat een regel of voorschrift wordt nageleefd?

  • -

    Hoe groot zijn de effecten op de leefomgeving bij niet naleving?

 

Deze methodiek is een gangbare landelijke risicobeoordelingsmethode, die door veel overheidsorganen wordt toegepast en is gebaseerd op de methode “Programmatisch handhaven – Gids voor gemeenten, waterschappen en provincies” van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV).

 

De negatieve effecten kunnen als volgt onderverdeeld worden:

1. Fysieke veiligheid

In welke mate draagt het voldoen aan de voorschriften bij aan de fysieke veiligheid/zijn de gedragsvoorschriften bedoeld om de fysieke veiligheid te beschermen? 

2. Schade aan de volksgezondheid

In welke mate draagt het voldoen aan de voorschriften bij aan de bescherming van de volksgezondheid/zijn de gedragsvoorschriften bedoeld om de volksgezondheid te beschermen? 

3. Natuurschoon

In welke mate draagt het voldoen aan de voorschriften bij aan de bescherming van het natuurschoon/zijn de gedragsvoorschriften bedoeld om het natuurschoon te beschermen? 

4. Financieel-economische schade

Hoe groot is de financieel-economische schade voor de gemeenschap/voor de gemeente als de bedoelde groepen de voorschriften overtreden? 

5. Kwaliteit sociale leefomgeving

In welke mate draagt het voldoen aan de voorschriften bij aan de kwaliteit van de sociale leefomgeving/zijn de gedragsvoorschriften bedoeld om de kwaliteit van de sociale leefomgeving te beschermen? 

6. Schade aan het bestuurlijke of gemeentelijke imago

Hoe groot is de politiek-bestuurlijke afbreuk als de voorschriften uit dit thema niet worden nageleefd? 

In de systematiek wordt per handhavingsthema aan de negatieve effecten een waarde toegekend aan de hand van een 5-puntsschaal:

 

1 = heel klein 2 = klein

3 = gemiddeld 4 = groot

5 = heel groot

 

Ten aanzien van de vraag hoe groot de kans is dat een regel of voorschrift wordt nageleefd, wordt in de risicoanalyse ook de kans op niet spontane naleving betrokken. Immers, als de kans op spontane naleving heel groot is, is het risico bij een mogelijk gevaarlijke situatie gering. In de beoordeling hiervan in de matrix wordt de volgende weging aan de kans op naleving gegeven:

 

1 = goed naleefgedrag, weinig kans op overtredingen

2 = gemiddeld naleefgedrag (niet goed, niet slecht)

3 = slecht naleefgedrag, grote kans op overtredingen

 

Het onderstaande schema maakt duidelijk hoe gekomen kan worden tot een prioriteitenstelling op grond van bovenstaande risico-elementen.

afbeelding binnen de regeling

De hoogte van de score bepaalt de prioriteit, variërend van laag (L), gemiddeld (M) en hoog (H). Daarbij gelden de volgende bandbreedten om te bepalen welke prioriteit een item krijgt:

0,8 – 3,3 lage prioriteit (L)

3,4 – 5,5 gemiddelde prioriteit (M)

5,6 en hoger hoge prioriteit (H)

Bijlage 6: Vormen van toezicht

Er zijn verschillende vormen van toezicht. De keuze voor een toezichtsvorm is afhankelijk van het onderwerp waarop toezicht wordt gehouden. Grofweg wordt onderscheid gemaakt in actief en passief toezicht. In onderstaand overzicht zijn de verschillende vormen van actief toezicht weergegeven:

Actief toezicht

Verbijzondering

Toelichting

1.  Routine-matig toezicht

 

Systematisch toezicht op eenzelfde object, bedrijf of gebied, waarbij de controlefrequentie jaarlijks (opnieuw) wordt bepaald. De

controlefrequentie is afhankelijk van prioriteit en naleefgedrag.

 

Volledig

Controle van alle aspecten op detailniveau

 

Selectief

Aspectcontrole/diepteonderzoek

 

Representatief

Beoordeling op hoofdlijnen en kenmerkende details

 

Marginaal

Visuele inspectie, vluchtige beoordeling op het oog

 

Steekproefsgewijs

Controle a.d.h.v. een aselecte of selecte steekproef

2.  Toezicht op tijdelijke activiteiten

 

Toezicht op tijdelijke activiteiten, zoals bodemsaneringen en bouw- en sloopactiviteiten

 

Volledig Selectief Representatief Marginaal Steekproefsgewijs

Controle van alle aspecten op detailniveau

Aspectcontrole/diepteonderzoek

Beoordeling op hoofdlijnen en kenmerkende details Visuele inspectie, vluchtige beoordeling op het oog Controle a.d.h.v. een aselecte of selecte steekproef

3.  Projectmatig

  toezicht

 

Toezicht dat zich richt op een specifiek thema, branche of gebied en een projectmatige aanpak vergen. De basis voor de keuze van projectmatige aanpak kan liggen in landelijke en/of regionale thema’s, zaken die binnen de gemeentegrenzen in een bepaald gebied of

binnen een bepaalde branche spelen.

4.  Surveillance/schouw

 

Betreft gebiedsgericht toezicht, zoals bij parkeertoezicht

5.  Administratief 

Toezicht

 

Beoordelen van administratieve bescheiden, zoals rapportages, bewijsstukken e.d. De beoordeling kan zowel tijdens een controlebezoek als vanachter het bureau (wanneer gegevens worden

opgestuurd in geval van een rapportageverplichting).

6.  Audits

 

In het geval dat een bedrijf over een (gecertificeerd) kwaliteitszorgsystemen beschikt en zichzelf laat auditten door een externe daartoe erkende organisatie wordt alleen gecontroleerd op

uitgevoerde audits.

Passief toezicht

Controles naar aanleiding van klachten, meldingen, calamiteiten of een handhavingsverzoek

De toezichtstrategie wordt in sterke mate bepaald door de prioriteittoekenning. De gegeven prioriteit bepaalt hoe vaak (inspectiefrequentie) geïnspecteerd wordt,op welke thema’s en met welke diepgang, of in het kader van surveillances, op welke aspecten specifiek gelet wordt.

In de toezichtstrategie wordt onderscheid gemaakt naar twee clusters van toezicht:

  • toezicht op locatie gebonden objecten en activiteiten (kortdurend en voortdurend);

  • gebiedsgericht toezicht.

 

Dit onderscheid wordt gemaakt omdat er wezenlijke verschillen zijn in de wijze waarophet toezicht wordt uitgevoerd. Het kenmerkende van toezicht op locatiegebonden objecten en activiteiten is dat deze objecten en activiteiten bij de gemeente bekend zijn en er gerichte inspecties kunnen worden uitgevoerd. Bij gebiedsgericht toezicht zijn de activiteiten minder locatie gebonden en zijn surveillances en schouwen de meest geschikte toezichtsvorm.

 

Hieronder is aangegeven welke toezichtsvorm geschikt is afhankelijk van de prioriteit.

 

Toezicht op locatie gebonden objecten en activiteiten (kortdurend en voortdurend)

Afhankelijk van de problematiek rondom de naleving van de wet- en regelgeving wordt bepaald in welke fasen van de uitvoering, (inspectiefrequentie) wordt geïnspecteerd en op welke thema’s met welke diepgang.

 

Aard toezicht

Toelichting

Volledige inspectie

Beoordeling van alle onderdelen op detailniveau

Aspectcontrole/ diepteonderzoek

Controle van specifieke thema's of aspecten

Representatief/beperkt

Beoordeling op hoofdlijnen en kenmerkende details

Marginaal

Visuele inspectie, vluchtige beoordeling op het oog

Steekproefsgewijs / Ad hoc

Er vinden geen, steekproefsgewijs of op basis van klachten, meldingen, handhavingsverzoeken of calamiteiten inspecties plaats. Dit kan ook gelden voor

gevallen waarin een vergunning- of meldingsplicht ontbreekt.

 

Gebiedsgericht toezicht

Afhankelijk van de omvang van de problematiek wordt bepaald hoe vaak en op welke thema’s een gebied wordt gecontroleerd.

 

Aard toezicht

Toelichting

Projectmatig

Gericht specifieke overtredingen opsporen op thema of gebied.

Surveillance/schouw

Controle op direct opvallende zaken tijdens een algemene toezichtronde (met auto, (brom-)fiets of lopend)

Ad-hoc controle

Controle op basis van klachten of meldingen

 

De gekozen vorm van toezicht kan variëren en is mede afhankelijk van het gewenste en reeds bereikte naleefgedrag.

Bijlage 7: Basiswerkwijze toezicht

Een onderdeel van de toezichtstrategie is de beschrijving van de basiswerkwijze voor toezichtsbezoeken of toezichtsacties. Hieronder wordt de basiswerkwijze voor de voorbereiding van eentoezichtsbezoek, de feitelijke uitvoering en rapportage van het toezichtsbezoek beschreven.

a. Voorbereiding

Algemeen: afhankelijk van de toezichtstrategie wordt de toezichtactie voorbereid.

Type toezicht

Voorbereiding

Tijdelijke en voortdurende activiteiten

Dossieronderzoek: vergunningen, bezoekrapportages, correspondentie en andere relevante documenten.

-  Inzicht in de voor handhaving relevante kernmerken van het bedrijf of object, zoals relevante technische aspecten van de bedrijfsvoering, de meest risicovolle aspecten en het naleefgedrag. Zo nodig vindt intern afstemming plaats met

vergunningverlening.

Gebiedsgericht werken

Waar mogelijk dossieronderzoek: rapportages, klachten en meldingen, registratiesysteem en andere relevante bronnen.

-  Inzicht in de voor handhaving relevante kernmerken van het gebied, zoals de meest risicovolle locaties of probleemlocaties c.q. naleefgedrag. Zo nodig vindt intern afstemming plaats met relevante organisatieonderdelen die meer achtergrondinformatie hebben over het gebied, zoals de financiële administratie

(o.a. parkeervergunningen) en ontheffing- en vergunningverleners.

 

b. Uitvoering

 

Type toezicht

Uitvoering

Tijdelijke en voortdurende activiteiten

De toezichthouder stelt zich waar mogelijk en wenselijk voor, legt het doel van het toezichtsbezoek uit en legitimeert zich op verzoek. De toezichthouder neemt ter plekke geldige regels (bezoekersreglement, etc.) in acht. De toezichthouder controleert of wordt voldaan aan de geldende (vergunning) voorschriften. De onder toezicht staande wordt geïnformeerd over de bevindingen van het toezichtsbezoek en welke vervolgacties hij of zij n.a.v. dit bezoek kan verwachten. Naast de feitelijke controle

kan tijdens het toezichtsbezoek voorlichting (bijvoorbeeld actuele ontwikkelingen, de gehanteerde sanctiestrategie) en advies (wijze waarop verbetering/correctie kan worden doorgevoerd) gegeven worden. Er worden termijnen gesteld en meegedeeld waarbinnen overtredingen ongedaan gemaakt moeten worden. Ook wordt

aangegeven wat de bezwaar- en beroepsmogelijkheden voor de overtreder zijn.

Gebiedsgericht werken

Bij het constateren van een overtreding wordt waar mogelijk de overtreder te woord gestaan en geïnformeerd over de overtreding en de sanctieprocedure. Daarnaast wordt eventueel voorlichting gegeven over het sanctiebeleid en advies gegeven over alternatieven (zoals parkeermogelijkheden). Ook wordt aangegeven wat de bezwaar-

en beroepsmogelijkheden voor de overtreder zijn.

               

c. Rapportage

Type toezicht

Rapportage

Tijdelijke activiteiten

- Registratie controlegegevens in registratiesysteem.

- Vanwege de vaak beperkte duur van de activiteit is het lang niet altijd zinvol om over de bevindingen met de overtreder tecorresponderen.

Er wordt wel een constateringsbrief verstuurd indien:

- de overtuiging bestaat dat afspraken niet zullen worden nagekomen;

- het een politiek zeer gevoelig dossier betreft;

- er sprake is van onwil / de betrokkene bekend staat als recidivist.

Voortdurende activiteiten

- Registratie controlegegevens in registratiesysteem.

- Toesturen constateringsbrief (goed- en foutbrief) naar gecontroleerde.

Gebiedsgericht werken

- Registratie overtredingen in registratiesysteem.

Bijlage 8: Richtlijn hoogtebepaling dwangsommen Wabo

Overtreding

 

Dwangsom

 

 

 

 

In alle gevallen geldt dat de hoogte van de dwangsom

wordt afgestemd op een percentage van de investeringskosten van een legale variant.

 

 

 

 

 

 

 

percentage

éénmalig

per constatering

per

dag

per

week

maximum

Sloop van een bouwwerk zonder vergunning:

 

 

 

 

 

 

- waarbij geen asbest wordt

verwijderd

 

€ 2.500,--

 

 

 

 

- waarbij asbest wordt verwijderd

 

€ 5.000,--

 

 

 

 

- van een monument

 

€ 10.000,--

 

 

 

 

Gedeeltelijk slopen/beschadigen van een monument

 

€ 5.000,--

 

 

 

 

Bouwen zonder vergunning

(per bouwwerk):

 

 

 

 

 

 

- bouwwerken tot € 10.000,--

50%

 

 

 

€ 500,--

€ 5.000,--

- bouwwerken tot € 25.000,--

50%

 

 

 

€ 750,--

€ 12.500,--

- bouwwerken tot € 100.000,--

50%

 

 

 

€1.000,--

€ 50.000,--

- bouwwerken vanaf € 100.000,--

50%

 

 

 

€2.000,--

€100.000,--

Aanleggen van werken zonder vergunning:

 

 

 

 

 

 

- uitrit

 

 

 

 

€  500,--

 

- dempen van een watergang

 

 

 

 

€1.000,--

 

- watergang

 

 

 

 

€  500,--

 

- insteekhaven

 

 

 

 

€1.000,--

 

Gebruik in strijd met bestemmingsplan:

 

 

 

 

 

 

- permanente bewoning

recreatieverblijf

 

 

 

€ 250,-

 

€ 50.000,--

- strijdig gebruik perceel

en/of bouwwerk door

particulier

 

 

 

€ 250,-

 

€ 50.000,--

- strijdig gebruik perceel en/of

bouwwerk door bedrijf,

per perceel:

 

 

 

€ 500,-

 

€100.000,--

Negeren stilleggingsbevel van toezichthouder:

 

 

 

 

 

 

- bouw

 

 

€ 10.000,--

 

 

 

- sloop

 

 

€ 5.000,--

 

 

 

- kap van bomen (per boom)

 

 

€ 2.500,--

 

 

 

- aanleg uitrit, watergang,

haven en dempen watergang

 

 

€  500,--

 

 

 

Handelen in strijd met :

 

 

 

 

 

 

- gebruiksbesluit

 

 

€ 2.500,--

 

 

 

- bouwbesluit

 

 

€ 2.500,--

 

 

 

Overhangend groen

 

 

 

 

€ 100,--

 

Bijlage 9: Kengetallen

Gemeente Binnenmaas

Dorpen: Heinenoord, ’s-Gravendeel, Maasdam, Mijnsheerenland, Puttershoek en Westmaas

Oppervlakte

89,75 km2

Aantal inwoners 31-12-2017

29.131

Aantal woningen 31-12-2017

12712

Aantal rijksmonumenten 31-12-2017

53

Aantal gemeentemonumenten 31-12-2017

55

Aantal aanvragen omgevings-vergunning in 2017

251

met de activiteit: Bouw

191

Kap

16

Aanleg

0

In/uitrit

19

Monument

6

Reclame

0

RO (Afwijken van de bestemming)

73

Brandveilig gebruik

3

Milieu

4

Aantal milieu vergunning plichtige bedrijven in 2017

5

Aantal horecagelegenheden (incl. slijterijen en para- commerciële instellingen)

103

Aantal aangevraagde D&H vergunningen in 2017

25

Aantal aangevraagde Exploitatievergunningen in 2016

14

Aantal aangevraagde Evenementenverg. in 2017

168

Aantal aanvragen vooroverleg in 2017

4

Aantal conceptaanvragen in 2017

31

Sloopmeldingen in 2017

69

Gebruiksmeldingen in 2017

1

Aantal handhavingszaken in behandeling in 2017

56

 

Gemeente Cromstrijen

Dorpen: Klaaswaal en Numansdorp

Oppervlakte

70,3 km2

Aantal inwoners 1-1-2017

12.828

Aantal woningen 1-1-2017

5635

Aantal rijksmonumenten 1-1-2017

13

Aantal gemeentemonumenten 1-1-2017

1

Aantal aanvragen omgevings-vergunning in 2017

 

met de activiteit: Bouw

108

Kap

4

Aanleg

5

In/uitrit

21

Monument

1

Reclame

3

RO (Afwijken van de bestemming)

49

Brandveilig gebruik

-

Milieu

1

Aantal milieu vergunningplichtige bedrijven in 2017

6

Aantal horecagelegenheden (incl. slijterijen en para- commerciële instellingen)

64

Aantal aangevraagde D&H vergunningen in 2017

12

Aantal aangevraagde Exploitatievergunningen in 2017

11

Aantal aangevraagde Evenementenverg. in 2017

73

Aantal aanvragen vooroverleg in 2017

-

Aantal conceptaanvragen in 2017

80

Sloopmeldingen in 2017

51

Gebruiksmeldingen in 2017

-

Aantal handhavingszaken in behandeling in 2017

43

   

Gemeente Korendijk

Dorpen: Goudswaard, Nieuw-Beijerland, Piershil en Zuid-Beijerland

Oppervlakte

100,5 km2

Aantal inwoners 1-1-2017

10.959

Aantal woningen 1-1-2017

4.520

Aantal rijksmonumenten 1-1-2017

37

Aantal gemeentemonumenten 1-1-2017

-

Aantal aanvragen omgevings-vergunning in 2016

102

met de activiteit: Bouw

67

Kap

7

Aanleg

6

In/uitrit

14

Monument

3

Reclame

0

RO (Afwijken van de bestemming)

39

Brandveilig gebruik

1

Milieu

0

Aantal milieu vergunningplichtige bedrijven in 2016

7

Aantal horecagelegenheden (incl. slijterijen en para- commerciële instellingen)

71

Aantal aangevraagde D&H vergunningen in 2016

31

Aantal aangevraagde Exploitatievergunningen in 2016

35

Aantal aangevraagde Evenementenverg. in 2016

58

Aantal aanvragen vooroverleg in 2016

20

Aantal conceptaanvragen in 2016

8

Sloopmeldingen in 2016

25

Gebruiksmeldingen in 2016

1

Aantal handhavingszaken in behandeling in 2016

54

  

Gemeente Oud-Beijerland

Dorpen: Oud-Beijerland

Oppervlakte

19,6 km2

Aantal inwoners 1-1-2017

24.015

Aantal woningen 1-1-2017

10.122

Aantal rijksmonumenten 1-1-2017

28

Aantal gemeentemonumenten 1-1-2017

92

Aantal aanvragen omgevings-vergunning in 2016

209

met de activiteit: Bouw

172

Kap

10

Aanleg

0

In/uitrit

16

Monument

8

Reclame

0

RO (Afwijken van de bestemming)

59

Brandveilig gebruik

6

Milieu

5

Aantal milieu vergunning- plichtige bedrijven in 2016

5

Aantal horecagelegenheden (incl. slijterijen en para- commerciële instellingen)

95

Aantal aangevraagde D&H vergunningen in 2016

11

Aantal aangevraagde Exploitatievergunningen in 2016

10

Aantal aangevraagde Evenementenverg. in 2016

96

Aantal aanvragen vooroverleg in 2016

57

Aantal conceptaanvragen in 2016

-

Sloopmeldingen in 2016

49

Gebruiksmeldingen in 2016

VRZHZ

Aantal handhavingszaken in behandeling in 2016

38

  

Gemeente Strijen

Dorpen: Strijen

Oppervlakte

57,7 km2

Aantal inwoners 1-1-2017

8.785

Aantal woningen 1-1-2017

3,908

Aantal rijksmonumenten 1-1-2017

 

Aantal gemeentemonumenten 1-1-2017

 

Aantal aanvragen omgevings-vergunning in 2016

63

met de activiteit: Bouw

55

Kap

6

Aanleg

3

In/uitrit

2

Monument

2

Reclame

0

RO (Afwijken van de bestemming)

20

Brandveilig gebruik

0

Milieu

1

Aantal milieu vergunning- plichtige bedrijven in 2016

5

Aantal horecagelegenheden (incl. slijterijen en para- commerciële instellingen)

 

Aantal aangevraagde D&H vergunningen in 2016

 

Aantal aangevraagde Exploitatievergunningen in 2016

 

Aantal aangevraagde Evenementenverg. in 2016

 

Aantal aanvragen vooroverleg in 2016

21

Aantal conceptaanvragen in 2016

-

Sloopmeldingen in 2016

36

Gebruiksmeldingen in 2016

-

Aantal handhavingszaken in behandeling in 2016

21