Regeling vervallen per 01-01-2024

Parkeerverordening Cuijk 2004

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2023

Intitulé

Parkeerverordening Cuijk 2004

De Raad van de gemeente Cuijk

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 juli 2009;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994,

Overwegende, dat het wenselijk is om regels vast te stellen voor een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte en voor het uitgeven van ontheffingen aan belanghebbenden bij parkeerplaatsen:

B e s l u i t :

Vast te stellen de

Verordening tot 1e wijziging van de Parkeerverordening Cuijk 2004

Afdeling I Begripsomschrijvingen

Artikel A

  • 1 In deze verordening wordt verstaan onder:

    A. RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

    B. Motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

    C. Parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

    D. Houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

    E. Parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeerders en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

    F. Parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorend bij parkeerapparatuur;

    G. Belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die:- is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of- gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

    H. Vergunning: onder vergunning worden de volgende vergunningen verstaan:- Bedrijfsvergunning: een vergunning als bedoeld in afdeling II, artikel C, lid 2;- Bewonersvergunning: een vergunning als bedoeld in afdeling II, artikel C, lid 3;- Tijdelijk vergunning: een vergunning als bedoeld in afdeling II, artikel C, lid 4;

    I. Vergunninghouder: De natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

    J. Eigen parkeerplaats: een parkeergelegenheid die ter beschikking staat aan de houder van een voertuig krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of een persoonlijk recht.K Straatgedeelten: Een straat, plein, terrein of zone.

Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel B

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen bij openbaar te maken besluit weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel C

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op een belanghebbendenplaats of parkeerapparatuurplaats.

  • 2 Een bedrijfsvergunning kan worden verleend aan diegene die een beroep of bedrijf uitoefent en is gevestigd in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.

  • 3 Een bewonersvergunning kan worden verleend op basis van zwaarwegende gezondheidsredenen aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig die volgens het bevolkingsregister als bewoner op een adres ingeschreven staat in een gebied waar belanghebbendenparkeerplaatsen aanwezig zijn.

  • 4 Een tijdelijke vergunning kan worden verleend aan diegene die:a. een beroep of bedrijf uitoefent en die een motorvoertuig bezigt bij het verrichten van herstelwerkzaamheden, onderhoudswerkzaamheden of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden in een gebied met belanghebbendenplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen en aantoont dat het noodzakelijk is dit motorvoertuig voor het uitoefenen van die werkzaamheden in de onmid-dellijke omgeving van de betreffende locatie op een belanghebbende en/of parkeerapparatuurplaatsen te parkeren, dan wel;b. door herstelwerkzaamheden, onderhoudswerkzaamheden of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden zijn of haar eigen parkeerplaatsen niet kan bereiken.

  • 5 De eigenaar of houder van een motorvoertuig die naast de in het tweede lid genoemde voorwaarde tevens voldoet aan in het derde lid gestelde voorwaarde wordt, voor wat betreft de eerste aangevraagde vergunning, geacht te beantwoorden aan de in het derde lid genoemde voorwaarden.

  • 6 Burgemeesters en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare ruimte.

Artikel D

  • 1 Burgemeester en wethouders beslissen binnen 8 weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste 4 weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel E

  • 1 a. een bedrijfsvergunning wordt voor ten hoogste één kalenderjaar verleend.b. een bewonersvergunning wordt voor ten hoogste één kalenderjaar verleend.c. een tijdelijke vergunning wordt voor ten hoogste 12 weken verleend.

  • 2 De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:a. de periode waarvoor de vergunning geldt;b. het gebied waarvoor de vergunning geldt;c. de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel F

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:

    A. op verzoek van de vergunninghouder;

    B. wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

    C. wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

    D. wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

    E. wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

    F. wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    G. om redenen van openbaar belang.

  • 2 Een besluit tot het intrekken of wijzigen van een vergunning is met redenen omkleed. De betrok-kene wordt van het intrekken of wijzigen van de vergunning schriftelijk in kennis gesteld.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel G

  • 1 Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig te plaatsen of te laten staan:

    A. op een parkeerapparatuurplaats;

    B. op een belanghebbendenplaats.

  • 2 Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel H

  • 1 Het is verboden te parkeren bij parkeerapparatuur zonder dat voor de parkeerduur is betaald.

  • 2 Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere betaalmiddelen dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel I

  • 1 Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    A. zonder vergunning;

    B. zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    C. in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV Strafbepaling

Artikel J

  • 1 Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel K

  • 1 Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door de burgemeester en wethouders aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren, als bedoeld in artikel 142 van het wetboek van strafvordering, belast.

Artikel L

  • 1 Deze verordening kan aangehaald worden als: "Verordening tot 1e wijziging van de Parkeerverordening Cuijk 2004"

  • 2 Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2010;

  • 3 Tegelijk met de inwerking van de originele verordening uit 2004 wordt de “Parkeerverordening Cuijk 2001” ingetrokken;

  • 4 Vergunningen en ontheffingen welke zijn verleend krachtens de “Parkeerverordening Cuijk 2001” worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

  • 5

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Cuijk in zijn openbare vergadering van 28 september 2009.
De raad voornoemd,
C.W.G.M. Selman L.M. SchootsDe griffier De voorzitter