Regeling vervallen per 01-10-2010

Coördinatieverordening 2009 Gemeente Cuijk

Geldend van 01-04-2010 t/m 30-09-2010

Intitulé

Coördinatieverordening 2009 Gemeente Cuijk

De raad van de gemeente Cuijk;

Gezien het voorstel van het college van 15 december 2009;

Gelet op artikel 3.30 Wet ruimtelijke ordening;

Besluit vast te stellen de

Coördinatieverordening 2009 Gemeente Cuijk

Hoofdstuk 1: Algemeen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1 In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a College: het college van burgemeester en wethouders;

  • b Gecoördineerde behandeling: de toepassing van de in hoofdstuk 3, afdeling 3.6, van de Wet ruimtelijke ordening bedoelde besluiten

  • c Gemeentelijk ruimtelijk beleid: ruimtelijk beleid zoals neergelegd in ruimtelijke visies, ruimtelijke plannen, beleidsnota’s en andere bestuursdocumenten en -handelingen;

  • d Raad: de gemeenteraad;

  • e Verordening: Coördinatieverordening 2009 Gemeente Cuijk;

  • f Wro: Wet ruimtelijke ordening

  • g Ander bestuursorgaan: elk ander bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 Awb , niet het college betreffende;

  • h Melding: kennisgeving aan het bevoegd gezag van een voorgenomen activiteit voorafgaand aan de uitvoering van deze activiteit, dan wel kennisgeving aan het bevoegd gezag van een gewijzigde omstandigheid;

  • i Project: één of meer bouwwerken, of één of meer werken geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden en het daarbij behorende gebruik.

    Hoofdstuk 2: Projecten en besluiten

Artikel 2 Projecten

  • 1 Het college kan besluiten tot een gecoördineerde behandeling van alle projecten ter verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk beleid.

Artikel 3 Besluiten

  • 1 Het college kan tot een gecoördineerde behandeling besluiten met betrekking tot alle besluiten ter verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk beleid.

    Hoofdstuk 3: Coördinatie

Artikel 4 Toepassing van coördinatie

  • 1 Het college kan ambtshalve of op aanvraag beslissen tot een gecoördineerde behandeling.

  • 2 Het college beslist bij besluiten op aanvraag tot een gecoördineerde behandeling indien de aanvrager daarom verzoekt, tenzij het college binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag beslist dat geheel of gedeeltelijk van gecoördineerde behandeling wordt afgezien.

  • 3 Het college kan besluiten geheel of gedeeltelijk van gecoördineerde behandeling af te zien indien:

    A. aan het bepaalde in artikel 6 van de verordening niet is voldaan, of;

    B. de besluitvorming omvangrijk en complex is, hetgeen coördinatie belemmert.

  • 4 Het college gaat niet over tot een gecoördineerde behandeling als de aanvrager het college binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag voor een besluit schriftelijk te kennen heeft gegeven geen gebruik te willen maken van de mogelijkheid van gecoördineerde behandeling.

Artikel 5 Verzoek tot coördinatie

  • 1 De aanvrager richt een verzoek tot gecoördineerde behandeling aan het college.

  • 2 Als de aanvrager voorafgaand aan een verzoek tot gecoördineerde behandeling een aanvraag voor een besluit heeft ingediend, beslist het college over de afstemming met de eerder door aanvrager gedane aanvraag.

  • 3 Het college kan op verzoek van aanvrager de besluitvorming over het al dan niet overgaan tot een gecoördineerde behandeling opschorten.

Artikel 6 Informeren aanvrager bij coördinatie

  • 1 Het college stelt de aanvrager van een besluit binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag in kennis van andere op aanvraag te nemen besluiten waarvan het college redelijkerwijs kan aannemen dat deze nodig zijn voor de door de aanvrager te verrichten activiteit en welke onder de gecoördineerde behandeling kunnen vallen.

  • 2 De aanvragen worden zoveel mogelijk gelijktijdig bij het college ingediend om tot een gecoördineerde behandeling te komen. De laatste aanvraag wordt niet later ingediend dan zes weken na ontvangst van de eerste aanvraag.

  • 3 Het college kan besluiten geheel of gedeeltelijk van een gecoördineerde behandeling af te zien indien aanvrager niet binnen de in lid twee gestelde termijn de aanvragen voor de besluiten heeft ingediend, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het college gestelde termijn alsnog de aanvragen in te dienen.

  • 4 Het college schort de behandeling van de aanvraag op tot de dag waarop aanvrager aan het in lid twee bepaalde heeft voldaan, de door het college gestelde termijn voor indienen van de aanvragen ongebruikt is gelaten of de aanvrager schriftelijk te kennen heeft gegeven van een gecoördineerde behandeling af te willen zien.

  • 5 Het college kan op verzoek van aanvrager besluiten tot afwijking van de in het tweede lid genoemde termijn en een nieuwe termijn bepalen

Artikel 7 Onvolledige aanvraag

  • 1 1. Het college kan beslissen geheel of gedeeltelijk van een gecoördineerde behandeling af te zien, indien ten aanzien van één of meer van de betreffende besluiten:

    A. aanvrager bij de aanvraag van het besluit niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of;

    B. de verstrekte gegevens of bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag voor het besluit of de voorbereiding van het betreffende besluit, of;

    C. de aanvraag of de bijbehorende gegevens of bescheiden in een vreemde taal zijn gesteld, of;

    D. de aanvraag of de bijbehorende gegevens of bescheiden omvangrijk en complex zijn en een noodzakelijke samenvatting ontbreekt. 

  • 2 Het college kan aan het eerste lid toepassing geven, mits aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag voor het besluit binnen een door het college gestelde termijn aan te vullen of te herstellen.

  • 3 De besluitvorming over de aanvragen waarop de gecoördineerde behandeling betrekking heeft, wordt opgeschort tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld c.q. hersteld of de dag waarop de daartoe gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 8 Relatie met besluiten van andere bestuursorganen

  • 1 Het college verzoekt de medewerking van andere betrokken bestuursorganen, die voor het welslagen van de gecoördineerde behandeling nodig is.

  • 2 Het college zendt na ontvangst van een aanvraag welke betrekking heeft op de gecoördineerde behandeling onverwijld een afschrift daarvan aan de andere betrokken bestuursorganen.

  • 3 De andere betrokken bestuursorganen bevestigen schriftelijk binnen zes weken of zij wel of niet aan de gecoördineerde behandeling zullen deelnemen. Indien deze termijn is verstrekken, wordt aangenomen dat het andere betrokken bestuursorgaan heeft aangegeven niet mee te werken aan gecoördineerde behandeling.

  • 4 Het college kan besluiten geheel of gedeeltelijk van gecoördineerde behandeling af te zien indien een ander betrokken bestuursorgaan heeft aangegeven niet aan een gecoördineerde behandeling te zullen meewerken of niet tijdig op een verzoek hiertoe heeft gereageerd. Indien het andere betrokken bestuursorgaan geen medewerking verleent aan de gecoördineerde behandeling, vallen de besluiten van dat bestuursorgaan buiten de gecoördineerde behandeling.

Artikel 9 Relatie met meldingen

  • 1 Het college verzoekt aanvrager de vereiste meldingen in het kader van een project waarop een gecoördineerde behandeling van toepassing is, zo veel mogelijk gelijktijdig te doen met aanvragen om besluiten.

    Hoofdstuk 4: Besluitvorming

Artikel 10 Procedure

  • 1 Op de besluiten vallende onder de gecoördineerde behandeling is afdeling 3.4 Awb van toepassing, in samenhang met artikel 3.31, derde lid, Wro.

Artikel 11 Besluitvorming

  • 1 In afwijking van artikel 3:18 Awb neemt het college de besluiten welke vallen onder de gecoördineerde behandeling, binnen een nader te bepalen termijn na de terinzage legging van de ontwerpbesluiten.

  • 2 Deze termijn wordt bepaald in overeenstemming met de andere bestuursorganen, indien deze bestuursorganen hebben aangegeven mee te willen werken aan de gecoördineerde behandeling.

  • 3 Het college maakt de termijn waarbinnen de besluiten worden genomen bekend in de kennisgeving van de procedure als bedoeld in artikel 10.

Artikel 12 Bekendmaking

  • 1 Het college maakt de kennisgevingen bedoeld in artikel 10 en de genomen besluiten welke onder de gecoördineerde behandeling vallen ook bekend door middel van publicatie in de Staatscourant en langs elektronische weg.

Artikel 13 Beroep

  • 1 Tegen de gecoördineerde besluiten is rechtstreeks beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspaak van de Raad van State.

    Hoofdstuk 5: Beëindiging coördinatie

Artikel 14 Verzoek tot beëindiging

  • 1 De aanvrager kan bij het college een verzoek indienen om geheel of gedeeltelijk van een verdere gecoördineerde behandeling af te zien ten aanzien één of meerdere besluiten.

  • 2 Het college beslist binnen acht weken op het in lid 1 bedoelde verzoek. Het college beslist binnen acht weken op het in lid 1 bedoelde verzoek.

  • 3 Indien het college beslist dat behandeling van een besluit buiten de gecoördineerde behandeling mogelijk is, wordt de aanvraag behandeld overeenkomstig de geldende wettelijke voorschriften voor de behandeling van deze aanvraag, met inachtneming van artikel 16 van deze verordening.

Artikel 15 Beëindiging door bevoegd gezag

  • 1 Het college kan de gecoördineerde behandeling op eigen initiatief geheel of gedeeltelijk beëindigen indien een meer uitgebreide behandeling van een aanvraag is vereist en dit zich verzet tegen de voortgang van de gecoördineerde behandeling van de andere aanvragen.

  • 2 Indien het college beslist dat een bepaalde aanvraag buiten de gecoördineerde behandeling wordt gelaten, wordt deze aanvraag behandeld overeenkomstig de geldende wettelijke voorschriften voor de behandeling van deze aanvraag, met inachtneming van artikel 16 van deze verordening.

    Hoofdstuk 6: Slotbepalingen

Artikel 17 Verslaglegging

  • 1 Het college brengt jaarlijks verslag uit aan de raad over de projecten welke met een gecoördineerde behandeling zijn doorlopen.

  • 2 Het jaarlijkse verslag bevat in elk geval:

    A. een overzicht en een omschrijving van de projecten welke met een gecoördineerde behandeling zijn doorlopen;

    B. een overzicht van de termijnen waarbinnen de besluitvorming heeft plaatsgevonden. 

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 april 2010.

Artikel 19 Intrekken Coördinatieverordening

  • 1 Deze verordening wordt ingetrokken met ingang van inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 2 Indien het college ambtshalve of op aanvraag heeft besloten tot een gecoördineerde behandeling over te gaan en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht inmiddels in werking is getreden blijft deze verordening specifiek voor die gecoördineerde behandeling van kracht totdat voor die gecoördineerde behandeling een onherroepelijk geworden besluit is genomen.

Artikel 20 Citeertitel

  • 1 Deze verordening wordt aangehaald als: Coördinatieverordening 2009 Gemeente Cuijk.

    Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 januari 2010.

    De griffier,                       De voorzitter,

    C.G.W.M. Selman         L.M. Schoots

    Algemene toelichting

    Voor de realisering van projecten zijn vaak tal van besluiten nodig. Op gemeentelijk niveau valt te denken aan bouwvergunningen, sloopvergunningen, kapvergunningen, in- en uitritvergunningen, ontheffingen voor verschillende doeleinden. De benodigde besluiten kunnen soms van meerdere bestuursorganen afhankelijk zijn. Voor de burger is het steeds onoverzichtelijker geworden welke besluiten zijn vereist en welke procedures moeten worden gevolgd. De besluitvorming ondervindt vaak vertraging doordat elk besluit afzonderlijk moet worden behandeld, met eigen procedures, met eigen voorschriften en met eigen rechtsbescherming. De belangenafweging wordt steeds complexer. Het resultaat is dat ruimtelijke initiatieven van burgers in een stroperige besluitvorming terechtkomen.

    De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt gemeenten de mogelijkheid efficiënter en meer inzichtelijk besluiten te nemen over projecten in de ruimtelijke ordening: de coördinatie van ambtshalve of op aanvraag te nemen besluiten, in het belang van de verwezenlijking van onderdelen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid. Eén en ander is neergelegd in artikel 3.30, 3.31 en 3.32 Wro. Met de coördinatieregeling kan het gemeentebestuur de voorbereiding, vaststelling en bekendmaking van een tal aan besluiten bundelen. Voor de gecoördineerde besluitvorming staat direct beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

    Artikel 3.30 Wro geeft de gemeenteraad de bevoegdheid een coördinatieregeling vast te stellen. Deze regeling kan in de vorm van een verordening. Enige randvoorwaarde voor het gemeentebestuur bij de vaststelling hiervan is dat coördinatie wenselijk moet zijn voor de verwezenlijking van onderdelen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid. Eén coördinatieregeling maakt het voor de burger meer inzichtelijk voor welke projecten of welke besluiten coördinatie kan plaatsvinden en welke voorwaarden hierbij gelden.

    Het college geeft uitvoering aan de in artikel 3.30 Wro bedoelde coördinatie en de coördinatieregeling van de raad. Het college kan, afhankelijk van hoe de gemeenteraad de toepassing van coördinatie heeft ingekaderd, een gecoördineerde behandeling gebruiken voor alle initiatieven, zolang dit is gericht op de verwezenlijking van onderdelen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid. Het college kan, met de eventuele inperkingen van de gemeenteraad in het oog houdend, tal van besluiten coördineren, voor zover het college dit wenselijk en mogelijk acht.

    Het college behoeft niet alleen de eigen bevoegdheden te coördineren, maar kan ook coördineren met betrekking tot de bevoegdheden van andere bestuursorganen. Zo kunnen ook besluiten van andere bestuursorganen in de bundel aan te coördineren besluiten worden betrokken. Het spreekt voor zich dat het college met de andere bestuursorganen eerst tot afstemming komt, voordat het college overgaat tot coördinatie van de besluiten van deze bestuursorganen. Het college kan niet beslissingen nemen over de bevoegdheid van andere bestuursorganen. Wél kan het college andere bestuursorganen verzoeken mee te werken aan het welslagen van de gecoördineerde behandeling (artikel 3.31, lid 1, Wro).

    Met de procedure van gecoördineerde behandeling worden overige ‘eigen’ procedures voor besluiten opzij gezet. In de plaats hiervan is een geheel aparte procedure van toepassing: de procedure voor de gecoördineerde behandeling. Hoofdstuk 3, Afdeling 3.5 van de Awb is van overeenkomstige toepassing. Op de voorbereiding van gecoördineerde besluiten is afdeling 3.4 Awb van toepassing. Artikel 3.31 Wro bevat enkele aanvullingen op de toepassing van afdeling 3.4 Awb.

    De coördinatieregeling doet denken aan de aankomende omgevingsvergunning. Het verschil is dat de gecoördineerde behandeling ziet op bundeling van verschillende besluiten in één procedure, terwijl de omgevingsvergunning verschillende besluiten zal bundelen in één besluit, met één bevoegd gezag, één aanvraag, één procedure.

    Artikelsgewijze toelichting

    Hoofdstuk 1: Algemeen 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • a Het college van burgemeester en wethouders is het verantwoordelijke orgaan voor de uitvoering van de gecoördineerde behandeling van besluiten voor gevallen of categorieën van gevallen die bij besluit van de gemeenteraad daartoe zijn aangewezen. Het college bevordert een gecoördineerde behandeling van de besluiten die onderdeel zijn van de coördinatie. Voorts verzoekt het college andere betrokken bestuursorganen medewerking te verlenen aan een goed verloop van de coördinatie. Het college draagt zorg voor de voorbereidingsprocedure van de gecoördineerde besluiten en de bekendmaking daarvan. Het college kan zijn bevoegdheden bedoeld in de artikelen 3.30, 3.31 en 3.32 Wro aan een door het college aangewezen persoon of instantie mandateren.

  • b Gecoördineerde behandeling: de toepassing van de in artikelen 3.30, 3.31 en 3.32 Wro bedoelde besluiten en procedures is in de verordening met deze omschrijving verkort aangeduid.

  • c Ter verwezenlijking van onderdelen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid kan het wenselijk zijn dat de voorbereiding en bekendmaking van bepaalde besluiten gecoördineerd wordt. Het gemeentelijk ruimtelijk beleid is gedefinieerd als ruimtelijk beleid zoals is terug te vinden in verschillende relevante beleidsstukken, als structuurvisies, bestemmingsplannen en nota’s. Het begrip is ruim gedefinieerd om te voorkomen dat onderdelen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid afkomstig van de bestuursorganen van de gemeente bij voorbaat van coördinatie worden uitgesloten.

  • d De gemeenteraad besluit welke gevallen of categorieën van gevallen worden aangewezen waarin, in het belang van de verwezenlijking van onderdelen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid, coördinatie van ambtshalve of op aanvraag te nemen besluiten kan plaatsvinden. De raad kan over de coördinatie binnen de aangewezen gevallen nadere regels geven. Het college voert de procedures van coördinatie uit voor de door de raad aangewezen gevallen en onder door de raad opgestelde nadere regels.

  • e Verordening: de voorliggende verordening met coördinatiebepalingen, gelet op artikel 3.30 Wro.

  • f Wro: Wet ruimtelijke ordening. Artikel 3.30 is de grondslag voor deze verordening.

  • g Ander bestuursorgaan: gecoördineerde behandeling kan ook besluiten van andere bestuursorganen omvatten dan het college. Het college kan andere bestuursorganen om medewerking verzoeken. Voor het begrip ‘ander bestuursorgaan’ is aangesloten bij de definitie van ‘bestuursorgaan’ in de Awb. Een ander bestuursorgaan waarmee het college kan samenwerken in het belang van de coördinatie, kan elk orgaan, persoon of college zijn dat aan de definitie van bestuursorgaan uit artikel 1:1 Awb voldoet.

  • h Melding: een melding houdt een kennisgeving aan een bevoegd gezag in, die voorafgaand aan een activiteit moet worden gedaan. De melding kan ook een kennisgeving van gewijzigde omstandigheden inhouden. Een meldingsplicht kan betekenen dat een belanghebbende na de melding vrij zijn gang kan gaan, tenzij het bestuur gronden heeft om in te grijpen. Een meldingsplicht kan echter ook betekenen dat de behanghebbende verplicht is een gewijzigde omstandigheid te melden, zodat het bestuursorgaan een passend besluit over de gewijzigde omstandigheid kan nemen.

  • i Project: de omschrijving van dit begrip is samengesteld aan de hand van gangbare opvattingen over dit begrip en de definitie van ‘projectbesluit’ uit het de Wro.

    Hoofdstuk 2: Projecten en besluiten

Artikel 2 Projecten

  • 1 De coördinatieverordening kan alle denkbare besluiten in projecten omvatten, mits de coördinatie van de besluiten is gericht op verwezenlijking van een onderdeel van het ruimtelijk beleid van de gemeente.

Artikel 3 Besluiten

  • 1 Het college kan aan de hand van de coördinatieverordening de voorbereiding en bekendmaking van de samenhangende besluiten bundelen en coördineren. De soms vele vergunningen of andere besluiten, noodzakelijk voor de realisering van een project, kunnen in één traject worden ondergebracht. Soms is een ander bestuursorgaan bevoegd een noodzakelijke vergunning te verlenen. Het college kan binnen de gecoördineerde behandeling van aanvragen voor besluiten, met andere betrokken bestuursorganen tot afstemming komen.

    Bij besluiten die geschikt zijn voor coördinatie met andere besluiten kan gedacht worden aan tal van vergunningen (bouw-, sloop-, kap-, uitrit-, lozings-, of monumentenvergunning), of aan verschillende ontheffingen.

    Hoofdstuk 3: Coördinatie 

Artikel 4 Toepassing van coördinatie

  • 1 In de formulering is gekozen voor een verplichting voor het college in beginsel tot een gecoördineerde behandeling van de aanvraag te komen als de aanvrager daartoe heeft verzocht. Het college kan echter vanwege de in lid 3 genoemde redenen besluiten geheel of gedeeltelijk van coördinatie af te zien. Sub a ziet op procedurele redenen termijnstelling en volledigheid van de aanvraag. Sub b geeft het college vrijheid bij de beoordeling van de vraag of het voorliggende geval zich vanwege de complexiteit leent voor een gecoördineerde behandeling.

    Het college ziet eveneens af van een gecoördineerde behandeling van de aanvraag voor besluiten als de aanvrager zelf binnen een gegeven termijn aangeeft dat gecoördineerde behandeling voor hem niet nodig is. De aanvrager kan hem moverende redenen hebben om liever een ‘normale’ besluitvorming te doorlopen. 

Artikel 5 Verzoek tot coördinatie

  • 1 Een aanvrager van besluiten staat het vrij een verzoek tot gecoördineerde behandeling in te dienen voor de behandeling van de aangevraagde besluiten. Voor projecten op een gemeentelijk niveau richt de aanvrager zich tot het college met een verzoek tot coördinatie. Het college kan vervolgens, voor het welslagen van de coördinatie, andere bestuurorganen om medewerking verzoeken.

    Wanneer aanvrager voorafgaand aan een verzoek om coördinatie een aanvraag heeft ingediend en voor deze aanvraag nog niet tot gecoördineerde behandeling is gekomen, kan het college een besluit nemen over de afstemming van deze eerdere aanvraag met de gecoördineerde behandeling.

    Als aanvrager verzoekt om opschorting van besluitvorming om op diens verzoek tot coördinatie te komen, kan het college hierover een besluit nemen. Opschorting zal de periode van besluitvorming verlengen. 

Artikel 6 Informeren aanvrager bij coördinatie

  • 1 Voor een gecoördineerde behandeling van de besluiten binnen een bepaald project, is het nodig dat de aanvrager de nodige aanvragen heeft ingediend. De aanvrager zal wèl op de hoogte moeten zijn van de benodigde aanvragen voor besluiten waarmee hij een project kan realiseren. In het eerste lid is dan ook bepaald dat het college de aanvrager, na ontvangst van diens aanvraag voor een besluit, op de hoogte stelt van andere besluiten waarvan het college redelijkerwijs kan aannemen dat de aanvrager die nodig heeft voor de realisering van het project en die onder een gecoördineerde behandeling kunnen vallen. Het college doet dit binnen twee weken.

    In het tweede lid is aangegeven dat, in het belang van een gecoördineerde behandeling, de aanvragen voor besluiten zoveel mogelijk tegelijkertijd worden ingediend. De laatste benodigde aanvraag binnen een gecoördineerde behandeling wordt niet later ingediend dan een gegeven termijn na ontvangst van de eerste aanvraag.

    Het derde lid sluit aan bij artikel 4, lid 3, sub a: geheel of gedeeltelijk afzien van coördinatie omdat de aanvrager niet de nodige aanvragen heeft ingediend om tot een gecoördineerde behandeling te komen. Het is, gelet op de Awb-bepalingen over de aanvulling van een aanvraag, redelijk dat de aanvrager een gelegenheid krijgt alsnog binnen een termijn de aanvragen in te dienen. Het college bepaalt hiertoe een redelijke termijn. Als aanvrager alsnog een redelijke termijn wordt gegund om de benodigde aanvragen in te dienen, zodat tot coördinatie kan worden gekomen, dan wordt de termijn totdat daadwerkelijk tot een gecoördineerde behandeling wordt gekomen, verlengd.

    Ingevolge het vierde lid wordt de besluitvorming over de aanvraag opgeschort totdat de aanvrager de andere nodige aanvragen heeft ingediend. De aanvrager kan de andere aanvragen indienen binnen de termijnen die in de vorige leden zijn aangegeven. Meerdere uitkomsten zijn mogelijk. 1) De aanvrager vult binnen de termijn de benodigde aanvragen aan en de gecoördineerde behandeling kan doorgaan. 2) De aanvrager vult niet de benodigde aanvragen aan; het college kan besluiten dat coördinatie niet mogelijk is. 3) De aanvrager geeft te kennen dat hij wil afzien van gecoördineerde behandeling. Als niet tot coördinatie wordt gekomen, ‘herleeft’ de gebruikelijke wettelijke procedure voor de eerste en andere ingediende aanvragen.

    In het vijfde lid is aangegeven dat het college van de termijn voor het aanvullen van de aanvragen kan afwijken. Het college zal zich hierbij moeten realiseren dat de verruiming van de termijn, de procedure verlengt en in strijd kan komen

    met andere termijnen. 

Artikel 7 Onvolledige aanvraag

  • 1 De aanvraag of aanvragen van de aanvrager kunnen om verschillende redenen onvolledig zijn. In deze bepaling is aangesloten bij artikel 4:5 Awb over buiten behandeling laten van onvolledige aanvragen. De bepaling in de Awb ziet op buiten behandeling laten van een enkele aanvraag, op de in die bepaling genoemde gronden. Artikel 7 ziet op een geheel of gedeeltelijk afzien van coördinatie op vergelijkbare gronden. Zie ook artikel 3:24, lid 3, Awb.

    Ten eerste zou van de gecoördineerde behandeling van een aanvraag voor een besluit kunnen worden afgezien als deze aanvraag niet voldoet aan wettelijke voorschriften. Ten tweede kunnen de gegevens of bescheiden voor de beoordeling van die aanvraag onvoldoende zijn. Ten derde kunnen de gegevens of bescheiden in een vreemde taal zijn gesteld, waarbij een vertaling ontbreekt. Ten vierde kunnen de gegevens of bescheiden omvangrijk en complex zijn en kan een bruikbare samenvatting ontbreken.

    Het is denkbaar dat het college de onvolledige aanvraag buiten gecoördineerde behandeling plaatst, overeenkomstig de bevoegdheid in artikel 4:5 Awb om een aanvraag niet in behandeling te nemen. In artikel 4:5 Awb is voorgeschreven dat het bestuursorgaan de aanvrager een termijn gunt waarin alsnog de aanvraag kan worden aangevuld. Overeenkomstig dit voorbehoud uit artikel 4:5 Awb, is aanvrager een termijn te gunnen waarin hij de aanvraag aanvult of herstelt om op deze wijze tot gecoördineerde behandeling te kunnen komen (lid 3). Zie ook artikel 3:24, lid 3, Awb.

    Het derde lid bevat een opschortingsbepaling. De besluitvorming over de onvolledige aanvraag wordt opgeschort totdat de aanvrager de onvolledige aanvraag heeft aangevuld of hersteld of totdat de aanvrager de daartoe gestelde termijn ongebruikt heeft gelaten.

     

Artikel 8 Relatie met besluiten van andere bestuursorganen

  • 1 Voor het welslagen van de coördinatie kan de medewerking van andere bestuursorganen nodig zijn. Denk aan besluiten die van andere bestuursorganen dan de gemeentelijke bestuursorganen moeten komen. In artikel 3.31 Wro is voorgeschreven dat het college andere bestuursorganen verzoekt tot medewerking, nodig voor het welslagen van de coördinatie. Het eerste lid van artikel 8 herhaalt dit uitgangspunt. Zie ook artikel 3:27 Awb.

    Het tweede lid schrijft voor dat het college na ontvangst van de aanvraag onverwijld een afschrift van de aanvraag aan de andere betrokken bestuursorganen zendt. ‘Onverwijld’ hoeft in deze bepaling niet in te houden dat het afschrift onmiddellijk bij binnenkomst van de aanvraag wordt toegezonden, maar zal wel inhouden dat een afschrift spoedig wordt toegezonden nadat de aanvraag de gebruikelijke interne procedure voor binnenkomst van aanvragen heeft doorlopen. Dit in het belang van een spoedig verloop van de gecoördineerde behandeling.

    In het derde lid is bepaald dat de andere betrokken bestuursorganen binnen een termijn schriftelijk te kennen geven wel of niet met coördinatie mee te werken. De in lid 3 bedoelde termijn zal met andere betrokken bestuursorganen moeten worden afgestemd. De termijn is in de modelverordening daarom opengelaten. Om te voorkomen dat de andere bestuursorganen vanwege een te korte termijn voor een reactie ‘afhaken’, zal aan de andere betrokken bestuursorganen een redelijke termijn geboden moeten worden. Het punt is echter hierbij, dat de lengte van deze termijn bijdraagt aan de totale lengte van de periode totdat tot gecoördineerde behandeling wordt gekomen. Het college kan met andere betrokken bestuursorganen afspreken dat geen bericht binnen de termijn, geen medewerking betekent.

    Wanneer andere betrokken bestuursorganen te kennen geven niet aan coördinatie te willen meewerken en coördinatie daarom niet meer of nog deels zinnig is, kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van coördinatie af te zien. In ieder geval blijven de besluiten van de andere betrokken bestuursorganen die niet aan coördinatie willen meewerken, buiten de gecoördineerde behandeling. 

Artikel 9 Relatie met meldingen

  • 1 Soms is aanvrager verplicht van een bepaalde omstandigheid melding te doen aan een bevoegd gezag. Voor zover de melding relevant is voor de realisering van het project, kan de melding in de coördinatie worden betrokken. Het college kan de aanvrager verzoeken meldingen zoveel mogelijk gelijktijdig met het indienen van de aanvragen te doen.

    Hoofdstuk 4: Besluitvorming

Artikel 10 Procedure

  • 1 Artikel 3.31 Wro bepaalt dat voor de besluiten in het kader van de gecoördineerde behandeling de procedure van afdeling 3.4 Awb wordt gevolgd. Artikel 3.31, lid 3, Wro geeft op de procedure van afdeling 3.4 enkele specifieke aanvullingen. Zo wordt de kennisgeving, bedoeld in artikel 3:12 Awb, in de Staatscourant en tevens langs elektronische weg gedaan. Indien een aanvraag voor een besluit niet of niet langer deel is van de gecoördineerde behandeling, is de ‘eigen’ wettelijke procedure op dat besluit van toepassing. Voor de besluiten die buiten coördinatie vallen, herleeft de ‘eigen’ procedure.

Artikel 11 Besluitvorming

  • 1 Het nemen van gecoördineerde besluiten wijkt af van de hoofdregels uit artikel 3:18 Awb, over het nemen van besluiten waarop afdeling 3.4 Awb van toepassing is. Artikel 3.31, lid 3, sub e, Wro stelt dat de gecoördineerde besluiten worden genomen binnen een door het college in samenspraak met een ander betrokken bestuursorgaan te bepalen termijn.

Artikel 12 Bekendmaking

  • 1 De bekendmaking van gecoördineerde besluiten is geregeld in artikel 3.32 Wro: het college maakt de vaststelling van de gecoördineerde besluiten gelijktijdig bekend, door mededeling van die besluiten in de Staatscourant en langs elektronische weg. De elektronische weg houdt in dat het college de gecoördineerde besluiten op een openbare website bekendmaakt.

Artikel 13 Beroep

  • 1 De aanvrager dan wel andere belanghebbenden kunnen tegen gecoördineerde besluiten rechtstreeks beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit volgt uit artikel 8.2, lid 1, sub e, Wro. Voorafgaand bezwaar bij het college en beroep bij de rechtbank is niet aan de orde.

    Hoofdstuk 5: Beëindiging coördinatie

Artikel 14 Verzoek tot beëindiging

  • 1 De aanvrager kan verzoeken de aanvraag van een bepaald besluit uit de gecoördineerde behandeling te onttrekken. Het college kan binnen een termijn een besluit nemen over de onttrekking. Na onttrekking uit de coördinatie herleven de ‘eigen’ wettelijke procedures en voorschriften voor het betreffende besluit, zoals de ‘eigen’ beslistermijnen.

Artikel 15 Beëindiging door bevoegd gezag

  • 1 Het college kan het noodzakelijk vinden dat de gecoördineerde behandeling van een bepaald besluit wordt beëindigd, bijvoorbeeld als uitvoerig nader onderzoek is vereist. Het resultaat afwachten kan de gehele voortgang van de coördinatie verstoren. Het college kan in dat geval besluiten dat de aanvraag voor dat besluit buiten de coördinatie wordt geplaatst. De ‘eigen’ procedures en voorschriften voor het bestreffende besluit zullen gelden op het moment dat het besluit buiten de coördinatie valt.

Artikel 16 Algemene terugvalregeling

  • 1 Als het college ambtshalve of op verzoek beslist dat een aanvraag voor een besluit uit de coördinatie wordt gehaald, dan zou dit grote onduidelijkheid kunnen opleveren over de juridische status van de besluitvormingsprocedure van deze aanvraag. Voor besluiten die uit de coördinatie worden gehaald geldt de hoofdregel dat de ‘eigen’ procedures en voorschriften herleven. De vraag is echter in welke fase van besluitvorming met de ‘eigen’ procedures en voorschriften moet worden verdergegaan. Dit artikel geeft een algemene terugvalregeling voor gevallen waarin de aanvraag voor een besluit uit de coördinatie wordt gehaald: het tijdstip waarop wordt beslist dat de aanvraag voor het besluit uit de coördinatie wordt gehaald, wordt geacht het tijdstip te zijn waarop de aanvraag is ingediend. Anders gezegd, de gebruikelijke wettelijke voorschriften en termijnen voor deze aanvraag vangen aan op het tijdstip dat het college beslist de aanvraag uit de coördinatie te halen; dit moment wordt immers geacht het moment van indiening van de aanvraag te zijn.

    Hoofdstuk 6: Slotbepalingen 

Artikel 17 Verslaglegging

  • 1 Het college doet jaarlijks verslag over de projecten waarop coördinatie is toegepast. In dit verslag vermeldt het college in elk geval om welke projecten het gaat en welke termijnen zijn gevolgd. Dit overzicht kan nuttig blijken voor toekomstige afwegingen over gecoördineerde behandeling.

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1 Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening.

Artikel 19 Intrekken coördinatieverordening

  • 1 Zoals voormeld vertoont de coördinatieverordening veel verwantschap met de aankomende omgevingsvergunning. Het verschil met de omgevingsvergunning is dat de gecoördineerde behandeling ziet op een bundeling van verschillende besluiten in één procedure, terwijl de omgevingsvergunning verschillende besluiten zal bundelen in één besluit, met één bevoegd gezag, één aanvraag en één procedure.

    Omdat de coördinatieverordening slechts ten doel heeft een tussenoplossing te zijn vanwege de opschorting van de inwerkingtreding van de Wabo is ervoor gekozen de verordening in te trekken met ingang van inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Specifiek voor die procedures waarbij het college heeft besloten tot een gecoördineerde behandeling over te gaan en waarbij de Wabo inmiddels in werking is getreden blijft de verordening van kracht. Voor het overige wordt verwezen naar het aankomende overgangsrecht Wabo. 

Artikel 20 Citeertitel

  • 1 Deze verordening wordt aangehaald als: Coördinatieverordening 2009 Gemeente Cuijk.