Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Culemborg houdende regels omtrent de heffing en de invordering van rioolheffing (Verordening op de heffing en invordering rioolheffing 2020)

Geldend van 28-12-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Culemborg houdende regels omtrent de heffing en de invordering van rioolheffing (Verordening op de heffing en invordering rioolheffing 2020)

De Gemeenteraad van de gemeente Culemborg;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders nr. GEM 1946119/657;

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

“Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2020”

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • -

    belastingobject: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • -

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • -

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater;

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam 'rioolheffing' wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • 1.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • 2.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

Onder de naam ‘rioolheffing’ worden geheven:

  • 1.

    een heffing van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een belastingobject dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering;

  • 2.

    voor de heffing als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt als het belastingobject een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld belastingobject blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de rechten geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één belastingobject worden aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De rioolheffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt geheven per belastingobject.

Artikel 6 Belastingtarieven

  • 1. De rioolheffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, bedraagt per belastingobject € 244,00.

  • 2.

    • a.

      Aanslagen minder dan € 5,00 worden niet opgelegd;

    • b.

      Voor de toepassing van het bepaalde in lid a. wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is verschuldigd bij aanvang van het belastingjaar.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt dat betaling via automatische incasso in acht termijnen mogelijk is, mits wordt voldaan aan de daaraan verbonden en in het Incasso Reglement van Belastingsamenwerking Rivierenland (BSR) opgenomen voorwaarden.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De “Verordening op de heffing en invordering rioolheffing 2019” van 13 december 2018 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening op de heffing en invordering rioolheffing 2020”.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van de Raad,

gehouden op 19 december 2019

De griffier

C.L.I. van Ruitenbeek-van Schaik

De voorzitter

G. van Grootheest