Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Culemborg houdende regels omtrent de heffing en de invordering van precariobelasting (Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2020)

Geldend van 28-12-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Culemborg houdende regels omtrent de heffing en de invordering van precariobelasting (Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2020)

De Gemeenteraad van de gemeente Culemborg;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders nr. GEM 1946119/657;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

“Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2020”

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

  • -

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • -

    maand: een kalendermaand;

  • -

    jaar: een kalenderjaar;

  • -

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

  • 2. Deze verordening is niet van toepassing op belastbare feiten die vallen onder de Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting ter zake van buizen, kabels, draden of leidingen 2017.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • b.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • c.

    voorwerpen, welke op grond van een wettelijk voorschrift, een overeenkomst of anderszins rechtens moeten worden gedoogd.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1. Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2. Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaar overschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2. In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing

De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. In de gevallen bedoeld in artikel 7, tweede lid, is de precariobelasting verschuldigd bij het einde van het belastingtijdvak.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

De aanslag moet worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede termijn een maand later.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De “Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2019” van 13 december 2018 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2020”.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van de Raad,

gehouden op 19 december 2019

De griffier

C.L.I. van Ruitenbeek-van Schaik

De voorzitter

G. van Grootheest

Bijlage 1: tarieventabel precariobelasting 2020 conform artikel 5.

Tarieventabel precariobelasting 2020

Tarieventabel behorend bij de "Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2020"

nr.

omschrijving

eenheid

tarief

per dag

tarief

per week

tarief

per maand

tarief

per jaar

tarief anders

1a

Motorbrandstofverkooppunt van de Rijksstraatweg en de Wethouder Schoutenweg

per installatie

€ 187,25

1b

Motorbrandstofverkooppunt in de overige straten en wegen

per installatie

€ 93,35

1c

Voor dubbele installaties bedraagt het tarief het tweevoud van de tarieven vermeld onder 1a en 1b

2

Luifel aan of bij een motorbrandstofverkooppunt

per stuk

€ 93,35

3

Benzine, LPG of olietank, of dergelijke inrichting

per m2, per grootste lengte

en breedtedoorsnede

€ 12,65

4

Vaste standplaatsen, anders dan het innemen van standplaatsen op de Markt,

per m2 ingenomen grond,

of op andere voor de openbare dienst bestemde, als markten, aan te wijzen

plaatsen, als bedoeld in de vigerende verordening op de heffing en invordering

voor 1 dag

€ 1,17

van marktgelden.

voor 2 dagen

€ 0,89

voor 3 dagen

€ 0,80

voor 4 dagen

€ 0,79

voor 5 dagen

€ 0,75

voor 6 dagen

€ 0,73

5

Uitstallen van goederen, anders dan door het innemen van een standplaats als

hiervoor bedoeld onder 4.

per m2 ingenomen grond

€ 1,40

€ 5,85

€ 28,65

6

Voor een terras

per m2 ingenomen grond

€ 1,40

€ 5,85

€ 28,65

7a

Sandwich-reclameborden aan lantaarnpalen en dergelijke

per bord per keer

€ 14,00

7b

reclame of andere aankondigingsborden (anders dan onder 7a)

per bord per m2

€ 1,40

8

"Voorwerpen waarvoor niet elders in deze tabel een tarief is opgenomen in deze

tabel of in de Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting

ter zake van buizen, kabels, draden of leidingen 2017".

per m2

€ 0,12

€ 0,38

€ 1,07

€ 10,48

Behorende bij het raadsbesluit van 19 december 2019

De griffier

C.L.I. van Ruitenbeek-van Schaik