Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Culemborg houdende regels omtrent jeugdhulp (Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Culemborg 2020)

Geldend van 24-06-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Culemborg houdende regels omtrent jeugdhulp (Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Culemborg 2020)

Hoofdstuk 1. Algemeen

1.1 Definities en begrippen

In deze beleidsregels en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a)

    Specialistische behandelaar: psychiater, klinisch psycholoog, klinisch neuropsycholoog, psychotherapeut, verslavingsarts ingeschreven in profielregister KNMG (enkel specialistisch behandelaar in de verslavingszorg), verpleegkundig specialist GGZ, GZ-psycholoog, VG arts, orthopedagoog-generalist NVO, kinder- en jeugdpsycholoog NIP, medisch specialist en gedragswetenschapper (basis orthopedagoog of ontwikkelpsycholoog)

  • b)

    Ouders: degene(n) die gezag heeft/hebben over de jeugdige

  • c)

    Sociaal netwerk: een netwerk van betekenisvolle personen (bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige en/of het gezin behoren) dat functioneert als ondersteuningsbron voor het eigen welzijn en welbehagen en dat van de personen in het netwerk.

  • d)

    Consulent: medewerker van de gemeente Culemborg die gemandateerd is om beschikkingen over de inzet van maatwerkvoorzieningen af te geven

Alle begrippen die niet nader zijn omschreven maar wel in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet en de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Culemborg 2020 (hierna de verordening).

1.2 Algemene inleiding

De gemeente heeft in december 2019 de “Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Culemborg 2020” vastgesteld. In deze verordening staat in hoofdlijnen aangegeven hoe de gemeente invulling geeft aan de uitvoering van de Jeugdwet. Voor de verdere uitwerking van deze verordening heeft de gemeente Culemborg deze nadere beleidsregels voor jeugdhulp opgesteld. Deze beleidsregels geven meer in detail aan op welke wijze de gemeente uitvoering geeft aan wat er in de verordening is beschreven. In beleidsregels wordt bijvoorbeeld nader omschreven welke voorzieningen onder de jeugdwet vallen en met welk doel deze worden ingezet. De beleidsregels geven inwoners inzicht in de afwegingen die gemaakt worden bij de inzet van jeugdhulp.

Hoofdstuk 2 Verantwoordelijkheid jeugdigen en ouders

2.1 Algemeen

In de Jeugdwet is het uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt. Ouders hebben een zorgplicht voor hun jeugdige(n). Dit houdt in dat zij zorgen voor het mentale en lichamelijke welzijn van de jeugdige(n) en bijdragen aan het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid. Deze zorgplicht strekt zich uit over opvang, vervoer, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van de jeugdige, normaal gesproken geeft aan zijn jeugdige. Vandaar dat zorg die naar algemeen aanvaardbare opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders, inwonende jeugdigen of andere huisgenoten niet ondersteund wordt met een maatwerkvoorziening. Er moet daarbij wel sprake zijn van een leefeenheid die gemeenschappelijk een woning bewoond.

In het onderzoek dat uitgevoerd wordt door de consulent wordt beoordeeld of de gevraagde zorg of ondersteuning naar algemeen aanvaardbare opvattingen in redelijkheid verwacht mag worden van ouders, inwonende jeugdigen, of andere huisgenoten en of de zorg ook daadwerkelijk geleverd kan worden door deze personen. Ook wordt gekeken naar mogelijkheden voor ondersteuning door van familie en/of vrienden.

Hierbij wordt onderscheid gemaakt in kortdurende en langdurige situaties:

  • Kortdurend: er is uitzicht op herstel. Het gaat hier over een periode van in principe maximaal drie maanden;

  • Langdurig: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de hulp langer dan drie maanden nodig zal zijn.

In kortdurende situaties is het uitgangspunt dat deze zorg onder de verantwoordelijkheid van de ouders, inwonende jeugdigen of andere huisgenoten valt. Door het kortdurend karakter treedt doorgaans geen overbelasting op. Hiervoor zal dan ook geen beschikking afgegeven worden. In die (uitzonderlijke) situaties waarin toch overbelasting optreedt, wordt gekeken hoe hierop ingespeeld kan worden (maatwerk).

Bij langdurige situaties bepaalt de consulent of de zorg naar algemene aanvaardbare opvattingen in alle redelijkheid mag worden verwacht of dat er een beschikking afgegeven moet worden voor een maatwerkvoorziening.

2.2 Mogelijkheden van ouders en hun netwerk

Bij het bepalen van de inzet en de omvang van jeugdhulp zijn de mogelijkheden en vaardigheden van ouders en het omringende netwerk mede bepalend. Wat kunnen ouders of het netwerk zelf betekenen en doen? Naarmate ouders meer vaardig zijn of het netwerk meer ondersteunend is, kan dit betekenen dat er minder ondersteuning in de vorm van een maatwerkvoorziening wordt ingezet.

Voor veel ouders/verzorgers blijkt het moeilijk te zijn om mensen vanuit hun eigen netwerk in te schakelen. Om ouders/verzorgen te ondersteunen om het netwerk te benutten kan de Gemeente Culemborg twee instrumenten inzetten: de inschakeling van het Sociaal Wijkteam en de “Eigen Kracht Conferentie”(EKC). Tijdens een EKC gaan ouders onder begeleiding van een Eigen Kracht Coördinator in gesprek met mensen uit hun netwerk. Uitkomst van een EKC kan zijn dat ouders veel meer steun uit hun eigen netwerk ontvangen. De gemeente Culemborg kan stellen dat de inzet van het Sociaal Wijkteam en/of een EKC vooraf gaat aan het verstrekken van een maatwerkvoorziening jeugdhulp.

2.3 Kan het probleem worden opgelost zonder de inzet van jeugdhulp?

Bij het opgroeien en opvoeden van een jeugdige kunnen zich zorgen of problemen voordoen. Veruit de meeste zorgen en/of problemen hebben betrekking op opvoedingsopgaven die horen bij de ontwikkelingsfase waarin een jeugdige zich bevindt.

In hoofdstuk 4 is omschreven welke zorgen of problemen normale leeftijdspecifieke problemen zijn waarvan wordt verwacht dat ouders voldoende competent zijn om hun jeugdigen in te begeleiden. Soms kan het zijn dat ouders en/of jeugdigen toch advies of een lichte vorm van ondersteuning nodig hebben om goed om te kunnen gaan met leeftijdspecifieke problematiek.

Hoofdstuk 3 Algemene voorzieningen

3.1 Algemene voorziening

Wanneer blijkt dat jeugdigen en/of hun ouders niet op eigen kracht of met hulp van het sociaal netwerk tot een oplossing kunnen komen, wordt beoordeeld of er zogenaamde algemene voorzieningen zijn die de problemen die jeugdigen en ouders ervaren (gedeeltelijk) kunnen oplossen. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op welke diensten er onder algemene voorzieningen vallen, welke algemene voorzieningen voor jeugdigen en/of ouders voortvloeien uit andere wetten en wat de (wettelijke) mogelijkheden zijn vanuit het onderwijs en de kinderopvang.

3.2 Algemene voorzieningen vrij toegankelijk voor iedere jeugdige en/of ouder

Algemene voorziening is een breed begrip. Het betreft voorzieningen waar iedereen, zonder beschikking of andere vorm van toegang, gebruik van kan maken. Algemene voorzieningen zijn dus vrij toegankelijk. Het kunnen commerciële diensten zijn, maar ook diensten zonder winstoogmerk, zoals sportclubs of jeugdactiviteiten in de buurt. Ook maatschappelijk werk, schuldhulpverlening, GGD, Welzijnswerk en Jongerenwerk en voorzieningen als het Jeugdfonds voor Sport en Cultuur behoren tot de algemene voorzieningen.

In elke individuele situatie moet worden beoordeeld of een algemene voorziening passend en toereikend is. Als dit zo is, komen jeugdigen en ouders niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening. Dit geldt indien de algemene voorziening:

  • daadwerkelijk beschikbaar is voor de jeugdige en/of de ouder;

  • passend en toereikend is voor de jeugdige en/of de ouder;

  • financieel gedragen kan worden door het gezin. Het college beoordeelt of het gezin in redelijkheid de algemene voorziening kan betalen. Het is vervolgens aan de ouders om dit te weerleggen. De ouders moeten aannemelijk maken dat de algemene voorziening financieel niet gedragen kan worden.

Is dit niet het geval, dan zal alsnog een (aanvullende) individuele jeugdhulpvoorziening worden aangeboden. Indien jeugdigen en/of hun ouders geen gebruik wensen te maken van een beschikbare algemene voorziening leidt dat niet automatisch tot het verlenen van een maatwerkvoorziening.

De gemeente Culemborg biedt vrij toegankelijke voorzieningen gericht op het versterken van ouders en jeugdigen. Deze vormen van advies en ondersteuning vallen niet onder de maatwerkvoorzieningen jeugdhulp zoals in deze beleidsregels nader worden toelicht. De website www.culemborgkanmeer.nl geeft inzicht in deze mogelijkheden. Het Sociaal Wijkteam ondersteunt inwoners die moeite hebben om de weg naar deze voorzieningen te vinden.

De gemeente Culemborg verstrekt geen maatwerkvoorziening jeugdhulp als uit het gesprek met ouders/verzorgers, jeugdigen blijkt dat met de inzet van vrij toegankelijke ondersteuning ook invulling kan worden gegeven aan de vraag.

Bij een kleine groep jeugdigen is sprake van ernstige problematiek. De opvoeding vraagt meer van ouders en ook de jeugdige ondervindt hinder met betrekking tot het eigen functioneren. In die situaties kan wel een maatwerkvoorziening jeugdhulp worden ingezet. In hoofdstuk 4 staat per leeftijdsgroep aangegeven welke ontwikkelingsopgaven, opvoedingsopgaven en veel voorkomende normale en ernstige problemen per leeftijdsgroep er zijn. Deze beschrijving is van Van Yperen (2009) en gebruikt de gemeente Culemborg om te beoordelen wat normale en wat ernstige problemen zijn.

Kinderopvang is ook een algemene en vrij toegankelijke voorziening. Het biedt jeugdigen in een georganiseerd verband een ontwikkelingsgericht aanbod op het moment dat ouders werken, studeren of als jeugdigen een taal- of ontwikkelingsachterstand hebben. De kinderopvang is de verantwoordelijkheid van ouders, werkgever en overheid. Een kinderopvang is ook voor jeugdigen met een (lichte) beperking. Het leren omgaan van leidsters met een jeugdige met een beperking is in eerste instantie de taak van ouders. Alleen in uitzonderlijke situaties; als een jeugdige extra begeleiding nodig heeft die niet door leidsters kan worden geboden en niet van ouders kan worden verwachten, kan begeleiding vanuit de Jeugdwet worden geïndiceerd.

3.3 Algemene voorzieningen voor jeugdige en/of ouder voortvloeiend uit andere wetten

Algemene voorzieningen voor jeugdigen en ouders die niet voortvloeien uit de Jeugdwet, vloeien met name voort uit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015), de Wet langdurige zorg (Wlz), de Zorgverzekeringswet (ZVW), het minimabeleid van de gemeente Culemborg en de Beginselenwet Justitiële jeugdinrichtingen (Beginselenwet JI) en de onderwijswet. Hieronder wordt dit kort toegelicht.

Wmo 2015

Ondersteuning, wonen/verblijf en persoonlijke verzorging voor jeugdigen tot 18 jaar zijn in de Jeugdwet ondergebracht. De hulpmiddelen en rolstoelen voor jeugdigen vallen onder het lokale beleid behorend bij de Wmo 2015. Hetzelfde geldt voor de woningaanpassingen voor jeugdigen onder de 18 jaar, die thuis blijven wonen.

Aangezien de gemeente zelf verantwoordelijk is voor zowel de uitvoering van de Jeugdwet als van de Wmo 2015, zorgen we ervoor dat jeugdigen die zowel vóór als ná hun 18e verjaardag hulp nodig hebben, geen last hebben van de overgang naar een ander wettelijk kader.

Minimabeleid gemeente Culemborg

Het minimabeleid van de gemeente Culemborg is gericht op het bieden van talentontwikkeling van jeugdigen. Het programma van de Brede School Culemborg is voor iedereen toegankelijk. Voor populaire onderdelen van het programma kunnen wachtlijsten zijn. Via hulpverleners kunnen jeugdigen voorrang krijgen voor wie deelname aan het programma belangrijk is in het kader van jeugdzorg.

Wlz, ZVW, Beginselenwet JI

Voorliggend op de Jeugdwet is een voorziening op grond van een andere wettelijke regeling, zoals de Wet langdurige zorg (Wlz), Zorgverzekeringswet (ZVW) of Beginselenwet Justitiële jeugdinrichtingen, mogelijk. Jeugdigen die gebruik kunnen maken van voorzieningen in het kader van deze genoemde wetten maken geen aanspraak op jeugdhulp in het kader van de Jeugdwet. Ouders en jeugdigen die een aanvraag voor jeugdhulp doen, worden verwezen naar de instantie waar een aanvraag voor een voorziening op basis van de voornoemde wetten kan worden behandeld.

Als een jeugdige zorg vanuit de Wlz ontvangt is het niet mogelijk om zorg vanuit de jeugdwet te ontvangen. Pleegzorg is hierop een uitzondering.

Wet passend onderwijs

Bij een vraag om jeugdhulp op school in te zetten is altijd afstemming nodig met school. Er wordt eerst gekeken welke zorg de school biedt vanuit de wet passend onderwijs. Deze wet heeft tot doel alle jeugdigen een plek te bieden die past bij hun kwaliteiten en mogelijkheden. Daarbij worden ook de mogelijkheden van het speciaal basisonderwijs, of het speciaal voortgezet onderwijs in het bieden van passende ondersteuning onderzocht. In Culemborg zorgt het samenwerkingsverband Betuws Primair Passend Onderwijs (BePO) en het SWR (Samenwerkingsverband Rivierenland, voor Voortgezet onderwijs) voor een passende onderwijsondersteuning voor alle leerplichtige leerlingen. Zij stellen middelen beschikbaar om voor leerlingen een passend onderwijsprogramma en passende onderwijsplek te bieden. Het BePO geeft de toelaatbaarheidsverklaring af waarmee leerlingen met een extra zorgbehoefte naar het bijzonder onderwijs kunnen. Hiervoor is een routekaart ontwikkeld die te vinden is op www.swvbepo.nl.

Daarnaast wordt onderzocht of de jeugdige in aanmerking komt voor een indicatie voor de WLZ (Wet Langdurige Zorg).

Als deze vragen beantwoord zijn kan worden bepaald of extra inzet vanuit jeugdhulp noodzakelijk is.

Inzet van jeugdhulp binnen het onderwijs gebeurt altijd in de vorm van een onderwijs/zorgarrangement. Zie verder onder het kopje onderwijs zorgarrangement.

Bij jeugdigen die in de leeftijd 3 tot 6 jaar dagbehandeling vanuit de jeugdwet ontvangen wordt standaard gekeken naar de mogelijkheden om onderwijs te (gaan)volgen. Uitgangspunt is dat jeugdigen in het kader van passend onderwijs zo snel mogelijk een passende plek binnen het onderwijs vinden. Om te komen tot een goede aansluiting tussen dagbehandeling en passend onderwijs wordt in een onderwijszorgarrangement vastgelegd hoe de overgang vorm krijgt.

Is de jeugdige nog geen vier jaar dan wordt uiterlijk 3 maanden voor de vierde verjaardag een onderwijszorgarrangement opgesteld met de afspraken hoe de jeugdige goed kan instromen in het basisonderwijs.

Jeugdhulp kan ook worden ingezet in combinatie met extra ondersteuning vanuit het (speciaal)onderwijs. Deze gecombineerde inzet wordt een onderwijszorgarrangement genoemd. Bij onderwijszorgarrangementen wordt ondersteuning ingezet vanuit zowel de wet op het passend onderwijs als de jeugdwet. Dit betekent dat school en gemeente gezamenlijk met ouders in gesprek gaan over de ondersteuning die nodig is. Met een onderwijszorgarrangement wordt de jeugdhulp en de ondersteuning vanuit school goed op elkaar afgestemd en in één plan beschreven. Voor het inzetten van een onderwijszorgarrangement is samen met een onderwijs een routekaart ontwikkeld.

Bij een onderwijszorgarrangement gelden voor de inzet van jeugdhulp dezelfde afwegingen die eerder in deze beleidsregels zijn beschreven.

3.4 Algemene voorzieningen vanuit onderwijs

Dit zijn andere wettelijke regelingen vanuit onderwijs waarop de jeugdige aanspraak kan maken als zij maatschappelijke ondersteuning nodig hebben. Ondersteuning van jeugdigen met een hulpvraag gerelateerd aan school is de verantwoordelijkheid van school zelf. Samen met de school kan worden gekeken naar de mogelijkheden die vanuit de Wet passend onderwijs aangereikt worden. Alleen in uitzonderlijke situaties; als toezicht en aansturen meer vraagt dan wat van school en ouders kan worden verwacht én de mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs ontoereikend zijn, kan begeleiding worden geïndiceerd vanuit de Jeugdwet.

Hoofdstuk 4 Maatwerkvoorziening

4.1 Jeugdhulp volgens de jeugdwet

Volgens de Jeugdwet is de gemeente Culemborg verantwoordelijk voor de toegang tot alle vormen van jeugdhulp. Het gaat om opvoedondersteuning, preventieve taken, wijk- of jeugdteams, geestelijke gezondheidszorg voor de jeugd, zorg voor jeugdigen met een beperking en jeugd- en opvoedhulp. De rechter beslist of jeugdbescherming of jeugdreclassering ingezet moet worden. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering daarvan.

Ouders en/of verzorgers zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding en ondersteuning van hun jeugdigen. Soms is het nodig om extra of meer gespecialiseerde ondersteuning in te zetten zodat jeugdigen zich veilig en gezond kunnen ontwikkelen.

De beleidsregels jeugdhulp gaan over het verstrekken van deze extra ondersteuning ook wel maatwerkvoorzieningen jeugdhulp genoemd. Het woord maatwerk geeft aan dat het wordt ingezet naar aanleiding van een vraag van een ouders/verzorgers, jeugdigen of eventueel een jeugdbeschermer of voogd. Het kan ook zijn dat de rechter ouders, jeugdigen jeugdhulp oplegt. Ook in die gevallen is de jeugdhulp er op gericht op een situatie te verbeteren in belang van de ontwikkeling van jeugdigen en jongeren.

Volgens de wet is een maatwerkvoorziening jeugdhulp gericht op:

  • -

    ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen;

  • -

    het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en

  • -

    het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt.

De gemeente Culemborg is verantwoordelijk voor de volgende vormen van Jeugdhulp:

  • -

    Ambulante jeugdhulp

  • -

    Begeleiding thuis bij problemen in het gezin (ambulante jeugdhulp)

  • -

    Pleegzorg (hulp door pleegouders)

  • -

    Jeugdzorgplus (hulp voor jongeren met ernstige problemen)

  • -

    Hulp in een instelling voor jeugd- en opvoedhulp

  • -

    Jeugd-ggz (hulp voor jeugdigen met psychische problemen)

  • -

    Jeugdzorg voor jeugdigen met een verstandelijke beperking

  • -

    Ondertoezichtstelling en voogdij/ jeugdbescherming

  • -

    Jeugdreclassering

4.2 Beschikking voor Jeugdhulp

Om gebruik te maken van jeugdhulp is een beschikking nodig. Een beschikking (ook wel indicatie of verwijzing genoemd) geeft toegang tot de jeugdhulp. In de jeugdwet staat aangegeven wie mogen verwijzen naar jeugdhulp: een jeugdconsulent van de gemeente, jeugdarts, huisarts of medisch specialist. Ook een jeugdbeschermer of rechter mag verwijzen naar jeugdhulp als sprake is van een onder toezichtstelling.

Voordat een jeugdige een beschikking krijgt, wordt samen met de ouders/verzorgers en/of jeugdigen gekeken naar de aard en de ernst van de problemen. De verwijzer doet onderzoek: wat is de oorzaak? Welke extra ondersteuning is nodig, welk resultaat moet worden bereikt met de extra ondersteuning en welke ondersteuning is het meest passend? Het kan ook zijn dat de verwijzer een verwijzing voor nader onderzoek afgeeft.

Van alle verwijzers vragen wij als gemeente dit gesprek goed te voeren. Verwijzers zijn mede verantwoordelijk voor de effectieve inzet van de Jeugdhulp. Deze effectiviteit moet leiden tot de juiste en spoedige hulp, maar ook tot efficiënte inzet van de beschikbare middelen voor Jeugdhulp.

4.3 Afwegingen bij het toekennen van jeugdhulp

Een maatwerkvoorziening jeugd is geen voorziening waar inwoners zondermeer recht op hebben. Om te onderzoeken of de inzet van jeugdhulp noodzakelijk is wordt in het gesprek met ouders de volgende vragen gesteld:

  • wat de ernst en de aard is van de problemen die worden ervaren?

  • welke factoren het probleem veroorzaken of instandhouden?

  • wat de gevolgen nu en in de toekomst zijn er geen hulp wordt geboden?

  • wat er wel goed gaat?

Bij het al dan niet verwijzen naar jeugdhulp spelen een aantal overwegingen een rol:

  • Kan de zorg of het probleem ook worden opgelost zonder de inzet van jeugdhulp?

  • Wat zijn de mogelijkheden en het zelfoplossend vermogen van ouders en hun netwerk?

  • Betreft het gebruikelijke of bovengebruikelijke zorg?

  • Is er andere wetgeving van toepassing? Zoals bijvoorbeeld ondersteuning vanuit de wet langdurige zorg, de zorgverzekeraar of de wet op het passend onderwijs?

In het onderstaande overzicht staat per leeftijd aangegeven wat de opvoedingsopgave van de ouder is en wat ernstige problemen zijn:

+/- 0-2 jaar, belangrijke opvoedmilieus: gezin, opvang

Ontwikkelingsopgave jeugdige

  • Fysiologische zelfregulatie

  • Veilige hechting

  • Exploratie

  • Autonomie en individuatie

Opvoedingsopgave ouder

  • Soepele verzorging

  • Sensitieve en responsieve interactie bieden

  • Beschikbaarheid

  • Ruimte en steun geven

Normale problemen

  • Voedingsproblemen

  • Slaapproblemen

  • Scheidingsangst

  • Angst voor vreemden, donkerte en geluiden

Ernstige problemen

  • Eet/slaapstoornis

  • Reactieve hechtingsstoornis

  • Huilbaby

+/- 2-4 jaar, belangrijke opvoedmilieus: gezin, opvang, (voor)school

Ontwikkelingsopgave jeugdige

  • Representionale vaardigheden (o.a. taal)

  • Constructieve omgang met leeftijdsgenoten

  • Internaliseren van eisen (w.o. zindelijkheid)

  • Sekse rol-identificatie

Opvoedingsopgave ouder

  • Sensitiviteit voor cognitief nivo

  • Positieve en bevestigende omgang

  • Omgaan met ambiguïteit jeugdige

  • Disciplinering

  • Seksespecifieke benadering

Normale problemen

  • Angst voor vreemden, donkerte en geluiden

  • Driftbuien

  • Agressie

  • Ongehoorzaamheid

  • Druk gedrag/overactiviteit

  • Angst i.s.m. sekse rol en identiteit

  • Niet zindelijk

Ernstige problemen

  • Scheidingsangst

  • Fobische/sociale angststoornis

  • Stoornis in taal, spraak, motoriek

  • Encopresis

  • ADHD

  • Gedragsstoornis beperkt tot gezin

  • Oppositionele gedragsstoornis jonge jeugdige

+/- 5-12 jaar, belangrijke opvoedmilieus, gezin, school, vriendengroep, verenigingen

Ontwikkelingsopgave jeugdige

  • Decentratie

  • Schoolvaardigheden

  • IJver (industry)

  • Acceptatie door leeftijdsgenoten

Opvoedingsopgave ouder

  • Gelegenheid geven voor omgang met leeftijdsgenoten

  • Schools onderricht

  • Waardering voor schoolwerk

  • Democratische en warme opvoedingsstijl

Normale problemen

  • Ruzies

  • Concentratieproblemen

  • Laag prestatienivo

  • Schoolweigering

  • Stelen of vandalisme als incident

  • Ritualistisch gedrag

Ernstige problemen

  • Enuresis

  • Stoornissen in schoolvaardigheden

  • Sociale terugtrekking

  • Persistente schoolweigering

  • Geslachtsidentiteit

  • Gedragsstoornis of vroege delinquentie

  • Neurosen en somatoforme stoornissen

+/- 12-19 jaar, belangrijke opvoedmilieus

Ontwikkelingsopgave jeugdige

  • Emotionele (en praktische) zelfstandigheid

  • Omgaan met eigen en andere sekse

  • Ontwikkeling van waardesysteem

  • Persoonlijkheidsontwikkeling school, beroep en samenleving

Opvoedingsopgave ouder

  • Emotionele steun bieden

  • Tolerantie voor experimenten

  • Leeftijdsadequate grenzen stellen

  • Voorbeeldfunctie vervullen

  • Meer symmetrische relatie met jeugdige aangaan

Normale problemen

  • Gebruik psychoactieve stoffen (alcohol, drugs)

  • Twijfels over identiteit en/of toekomst

  • Problemen met uiterlijk

  • Problemen met autoriteiten

  • Incidenteel spijbelen

Ernstige problemen

  • Alcohol en drugs

  • Stoornis in de identiteit

  • Anorexia en boulimia (nervosa)

  • Problemen bij seksuele oriëntatie

  • Suïcide

  • Oppositionele gedragsstoornis puber

  • Gedragsstoornis in groepsverband

  • Delinquentie

  • Schooluitval

Bij het bepalen van de inzet van jeugdhulp wordt ook gekeken of er sprake is van gebruikelijk zorg die van ouders verwacht kan worden of dat sprake is van bovengebruikelijke zorg. Deze afweging is aan de orde als er sprake is van chronische lichamelijke, zintuigelijke, verstandelijke en psychische beperkingen bij jeugdigen.

De omvang van de bovengebruikelijke zorg is afhankelijk van de leeftijd van het jeugdige. Voor het bepalen van het aandeel bovengebruikelijke zorg maakt de gemeente Culemborg gebruik van het afwegingskader van het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg). In onderstaand overzicht is per leeftijdsgroep aangegeven wat als gebruikelijke zorg wordt gezien. Bijvoorbeeld continue toezicht is voor de leeftijdsgroep 0-2 jaar gebruikelijke zorg maar voor de leeftijd 4-12 deels bovengebruikelijk.

Bij gebruikelijke zorg wordt uitgegaan van een zekere bandbreedte waarin jeugdigen zich kunnen ontwikkelen. Zo is het niet zindelijk zijn op een leeftijd van 4 jaar niet per definitie bovengebruikelijke zorg.

Als er sprake is van langdurige bovengebruikelijke zorg dan wordt gekeken of een jeugdige valt onder de Wet Langdurige Zorg (WLZ) valt. Als een jeugdig een WLZ indicatie van het CIZ krijgt vervalt het recht op ondersteuning vanuit de jeugdwet.

Uitgangspunten hulp/zorg van ouder(s) voor jeugdigen bij het bepalen van gebruikelijke zorg volgens het afwegingskader van het CIZ:

Jeugdigen van 3 tot 3 jaar:

Hebben bij alle activiteiten zorg van een ouder nodig

Ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig

Zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen

Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling

Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden

Jeugdigen van 3 tot 5 jaar:

Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer)

Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling

Kunnen zelf zitten en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen

Ontvangen zindelijkheidstraining en ouders/verzorgers

Hebben gedeeltelijk hulp en volledig stimulans en toezicht nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen

Hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding

Zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven

Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden

Jeugdigen van 5 tot 12 jaar:

Jeugdigen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur per week

Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. jeugdige kan buiten spelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is)

Hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij hun persoonlijke verzorging

Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling

Zijn overdag zindelijk en ’s nachts merendeel ook. Ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers

Hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan.

Hebben een beschermde woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden

Jeugdigen van 12 to 18 jaar:

Hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen

Kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden

Kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden

Kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen

Hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig

Hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding

Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen)

Hebben tot 18 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden

4.4 Inzet van jeugdhulp op een kinderdagverblijf of naschoolse opvang

Jeugdhulp is niet bedoeld voor de bekostiging van kinderopvang. Jeugdhulp op een kinderdagverblijf of na-schoolse opvang is alleen mogelijk als dit voorziet in de zorg die de jeugdige nodig heeft.

De inzet van Jeugdhulp op een kinderdagverblijf of naschoolse opvang is alleen mogelijk in groepsvorm. De inzet van Jeugdhulp voor behandeling is vastgesteld op maximaal 4 dagdelen per week. De inzet van Jeugdhulp voor begeleiding is vastgesteld op maximaal 6 dagdelen per week. Het aantal dagdelen dat in totaal voor een jeugdige bekostigd kan worden vanuit de Jeugdwet is maximaal 6 dagdelen per week. De onderbouwing hiervoor is dat het veelal om jonge tot zeer jonge jeugdigen gaat. De belasting van de jeugdige voor begeleiding van meer dan zes dagdelen is groot. Daarnaast is het beoogde effect van behandeling van meer dan vier dagdelen gering. Met het oog op het effectief inzetten van de beschikbare middelen is de inzet van jeugdhulp op kinderdagverblijven en na-schoolse opvang op deze manier gemaximeerd.

4.5 Andere wetgeving en voorliggende voorzieningen

Naast de jeugdwet bestaan meerdere wetten op basis waarvan ondersteuning worden ingezet. Bijvoorbeeld de zorgverzekeringswet, de wet op het passend onderwijs en de wet langdurige zorg. Als er aanspraak op één van deze wetten kan worden gedaan vervalt de aanspraak op de jeugdwet.

Jeugdconsulenten van de gemeente Culemborg hebben kennis van andere wetgeving en kunnen met ouders/verzorgers meedenken welke wet van toepassing is op een ondersteuningsvraag.

4.6 Overbelasting ouders

Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening is er aandacht voor de draagkracht en draaglast van ouders. Als ouders te zwaar belast zijn om de zorg voor hun jeugdigen op een goede wijze nog uit te voeren zal de inzet van ondersteuning er mede op gericht zijn om de balans voor ouders weer te herstellen. In deze situaties kan o.a. respijtzorg worden ingezet. Dit is een vorm van zorg waarbij de jeugdige tijdelijk (van één weekend in de maand tot een beperkte periode) ergens anders wordt opgevangen. Uitgangspunt is en blijft dat een jeugdige thuis kan opgroeien.

Als de overbelasting van ouders/verzorgers voortkomt uit bijvoorbeeld zorgen over schulden/rondkomen of werk dan wordt met ouders gekeken hoe dit als eerste kan worden aangepakt. Hiervoor schakelt de jeugdconsulent het Sociaal Wijkteam of team Schuldhulpverlening in. Het doel is om ouders te ondersteunen om hun zelfredzaamheid en belastbaarheid duurzaam te vergroten.

Ook bij overbelasting van ouders geldt dat eerst gekeken wordt of algemene voorzieningen of het netwerk ingezet kunnen worden. Voor dit doel kan ook een Eigen Kracht Conferentie georganiseerd worden.

4.7 Vervoersvoorzieningen

Ouders/verzorgers zijn zelf verantwoordelijk voor het vervoer van hun jeugdige naar en van afspraken voor jeugdhulp. De kosten van vervoer zijn voor eigen rekening. Ook de vervoerskosten die worden gemaakt als een jeugdige (tijdelijk) niet thuis woont zijn voor rekening van de ouders/verzorgers.

Alleen als er aantoonbare beperkingen zijn in de zelfredzaamheid van ouders kan er een vervoersvoorziening worden verstrekt naar jeugdhulp buiten de gemeente Culemborg. Voor vervoer naar jeugdhulp binnen de gemeente Culemborg wordt geen vergoeding vergoed. Het werk of de werktijden van ouders zijn geen reden om een vervoersvoorziening te verstrekken.

Vervoer van en naar gespecialiseerde buitenschoolse opvang valt onder de jeugdwet en niet onder het leerlingvervoer. Dat betekent dat ouders zelf verantwoordelijk zijn voor het halen en brengen van hun jeugdige.

Hoofdstuk 5 Overgang 18+

5.1 Jeugdhulp na 18e levensjaar

De inzet van jeugdhulp vindt plaats op basis van de Jeugdwet en het Burgerlijk Wetboek, waarbij de leeftijdsgrens van 18 jaar wordt gehanteerd. De Wet geeft in artikel 1.1 onder de definitie ‘jeugdige’ aan dat jeugdhulp soms ook mogelijk is tot de leeftijd van 23 jaar (verlengde jeugdhulp). Dit kan voorkomen als:

  • De hulp niet onder een ander wettelijk kader valt, bijvoorbeeld: WLZ, Zvw of Wmo (in geval van begeleiding);

  • De hulp al voor het 18e jaar is begonnen en er een verleningsbesluit is genomen voor het 18e jaar;

  • Na het afsluiten van jeugdhulp binnen een half jaar blijkt dat opnieuw jeugdhulp nodig is;

  • De cliënt het ermee eens is;

  • Wanneer de jeugdhulp wordt geboden in het kader van straffen en maatregelen of van reclasseringstoezicht. De kinderrechter kan een machtiging gesloten jeugdhulp verlengen. Dit kan tot maximaal 6 maanden na de 18e verjaardag.

5.2 Procedure jeugdhulp na 18e levensjaar

De zorgaanbieder die de ondersteuning voor het 18e jaar levert stelt vroegtijdig (minimaal 12 maanden voor de 18e verjaardag) een plan op waarin de doorloop van ondersteuning na het 18e levensjaar centraal staat. Het opstellen van het plan gebeurt in samenspraak met de jeugdige en/of ouders en samen met een eventuele aanbieder die na het 18e levensjaar wordt ingezet. In het plan is expliciet aandacht voor veranderingen in:

  • benodigde ondersteuning en indien van toepassing een zorgvuldige en geleidelijke overdracht naar een andere zorgverlener/behandelaar (NB: uitdrukkelijke wens is om hier zo min mogelijk in te wisselen);

  • huisvesting;

  • financiën;

  • school/werk/dagbesteding.

In het plan wordt bekeken of ondersteuning die na het 18e levensjaar wordt ingezet gefinancierd kan worden uit de Wmo, ZVW of WLZ. Als de zorgbehoefte van een 18-jarige jeugdige niet onder een van deze wetten valt, dan kan de verlengde Jeugdwet worden ingezet. Daarvoor moet in elk geval worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • Jeugdige krijgt jeugdhulp en voortzetting van deze hulp na 18 jaar is noodzakelijk.

  • Vóórdat jeugdige 18 jaar is, is bepaald dat jeugdhulp na het 18e noodzakelijk is.

  • Na beëindiging jeugdhulp - die startte voordat de jeugdige 18 jaar was -, is bepaald dat hervatting van deze hulp binnen 6 maanden noodzakelijk is. Daarnaast valt alle jeugdhulp die verleend wordt in het kader van een strafrechtelijke beslissing of jeugdreclassering onder de Jeugdwet. Dit geldt ook als de jeugdige ouder is dan 18 jaar en/of als de hulp ook door een andere wet kan worden gefinancierd.

5.3 Verlengde pleegzorg

Een pleegzorgrelatie kan alleen eindigen voor het 21e jaar wanneer pleegkinderen dit zelf willen. Pleegzorg als vorm van verlengde jeugdhulp, zoals beschreven in de Jeugdwet, blijft mogelijk vanaf 21 jaar tot 23 jaar. Pleegkinderen kunnen tot een half jaar na hun 21e verjaardag een beroep doen op verlengde jeugdhulp zoals beschreven in Verordening WMO Jeugd 2020.

Hoofdstuk 6 Beschikking

6.1 Algemeen

De jeugdige of zijn ouders moet(en) met de beschikking de informatie krijgen die nodig is om hun rechtspositie te bepalen en te begrijpen. Hiervoor is nodig dat de beschikking de jeugdige of zijn ouders goed en volledig informeert.

Bij het toekennen of afwijzen van een maatwerkvoorziening door de gemeente, of het tussentijds wijzigen van de rechten en plichten rondom een jeugdhulpvoorziening, zal het college een schriftelijke beschikking afgeven. Bij toekenning door een huisarts, medisch specialist of jeugdarts wordt op verzoek van de jeugdige en/of zijn ouders een beschikking afgegeven. In dit hoofdstuk wordt de inhoud van de beschikking voor een maatwerkvoorziening alsmede de geldigheidsduur besproken.

6.2 Beschikking

In de beschikking voor het verstrekken van een maatwerkvoorziening wordt daarom het volgende vastgelegd:

  • a)

    de maatwerkvoorziening die wordt verstrekt;

  • b)

    het beoogde resultaat daarvan;

  • c)

    de ingangsdatum en duur van de verstrekking;

  • d)

    de directe tijd die met de voorziening gepaard gaat;

  • e)

    een zo concreet als nodige beschrijving van de toegekende zorg;

  • f)

    of de voorziening in natura of in PGB wordt verstrekt, en indien van toepassing;

  • g)

    welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn en welk resultaat daarmee wordt beoogd.

Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een PGB vermeldt de beschikking naast de bovengenoemde zaken bovendien:

  • a)

    hoe de bekwaamheid van de aanvrager is getoetst en dat PGB passend wordt geacht;

  • b)

    de hoogte van het PGB

  • c)

    het PGB-plan waarin staat beschreven welke ondersteuning voor welk doel wordt ingezet en wat de beoogde resultaten zijn

  • d)

    welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het PGB

  • e)

    hoe de feitelijke betaling ten laste van het te verstrekken PGB plaatsvindt

  • f)

    de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB

Een door de zorgaanbieder ingevuld afsprakenoverzicht, waarin onder andere is vastgelegd aan welke doelen gewerkt gaat worden, is onderdeel van de beschikking.

6.3 Bezwaar en beroep

In de beschikking wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt. De mogelijkheid om bezwaar in te dienen tegen de beschikking en ook de daarop volgende mogelijkheid van beroep bij de rechter is geregeld in de Awb en geldt in beginsel voor alle beschikkingen.

6.4 Langdurige inzet van jeugdhulp

Bij een kleine groep zorgintensieve jeugdigen kan de inzet van jeugdhulp langdurig zijn. Een beschikking voor jeugdhulp wordt voor maximaal één jaar afgegeven. Bij langdurige hulp wordt jaarlijks aan de hand van een evaluatie een nieuwe beschikking verleend. Aan de hand van de hulpvraag en de doelen bespreken de jeugdconsulenten samen met ouders/verzorgers of de inzet van zorg nog passend is en/of tussentijds bijstelling van zorg moet plaatsvinden.

6.5 Veiligheid en vertrouwen

Aan de hand van ervaringen van ouders en jeugdigen wil de gemeente Culemborg continu leren en verbeteren om zo de toegang tot jeugdhulp als de jeugdhulp zo goed mogelijke te organiseren. Dit doet de gemeente door in het contact met ouders actief te vragen naar ervaringen als ook door middel van onderzoek of focusgroepen door een extern bureau.

De Gemeente wil dat ouders, jeugdigen zich veilig voelen om minder goede ervaringen delen. Dit doet de gemeente door open te luisteren en in samenspraak te kijken op welke punten verbeteringen nodig zijn en daar ook uitvoering aan te geven.

Voor elke inwoner is het mogelijk om gebruik te maken van een onafhankelijk vertrouwenspersoon

Een ouder of jongere kan een vertrouwenspersoon benaderen als er al hulp is en daar vragen, problemen of klachten over ontstaan. De vertrouwenspersoon ondersteunt een cliënt bij het bespreekbaar maken van vragen, problemen of klachten en daarover helderheid te krijgen. Als dit is opgelost, dan stopt ook de ondersteuning van de vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon ondersteunt niet bij inhoudelijke hulpverleningsgesprekken, maar enkel bij vraag/klachtgesprekken.

6.6 Delen informatie

Het kan zijn dat er meerdere jeugdhulpaanbieders betrokken zijn bij de zorg rond een jeugdige. De gemeente Culemborg wil dat de inzet van de aanbieders in onderlinge afstemming gebeurt waarbij het belang van de ontwikkeling van het jeugdige voorop staat.

Om tot goede afstemming te komen is het van belang dat er informatie onderling wordt gedeeld. Uitgangspunt is dat het onderling delen van informatie gebeurd met toestemming van ouders/verzorgers.

Indien er redenen zijn waarbij het belang van het delen van informatie van groot belang is voor de ontwikkeling en veiligheid van de jeugdige kan dit ook zonder toestemming plaatsvinden. De professional kan in dat geval altijd aan ouders uitleggen waarom er voor is gekozen om informatie zonder toestemming van ouders te delen.

Hoofdstuk 7 Persoonsgebonden Budget (PGB)

7.1 Algemeen

Tijdens het onderzoek wordt onderzocht welke behoefte er is aan jeugdhulp. In principe wordt deze verstrekt in de vorm van Zorg in Natura (ZIN). De jeugdhulp kan tevens verstrekt worden in de vorm van een persoonsgebonden budget (PBG). Het PGB is beschikbaar voor alle inwoners die in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening op basis van de Jeugdwet.

Het is van belang dat de aanvrager van het PGB een bewuste keuze maakt en weet welke verantwoordelijkheden daarmee samenhangen. Voor wat betreft het laatste gaat het naast het beheren van het budget ook om het aansturen van de hulp (regievoeren). De toekenning van een PGB is gebaseerd op de individuele situatie van de aanvrager. Als een aanvrager aangeeft dat hij/zij een PGB wil, wordt gekeken of de aanvrager de verantwoordelijkheden kan dragen. Ook wordt gekeken of hij/zij zich heeft georiënteerd op het aanbod in natura en of het voorstel voor invulling van de ondersteuning aansluit op de resultaten die worden beoogd. Als de aanvrager niet zelf beschikt over de benodigde vaardigheden om de regie te voeren over het PGB, kan iemand uit het netwerk of een wettelijk vertegenwoordiger de regierol op zich nemen. Een PGB kan alleen verstrekt worden indien sprake is van een plan (het PGB-plan) waarin beschreven staat welke resultaten behaald moeten worden en welke voorwaarden daaraan zijn verbonden.

Samengevat kan een PGB worden verstrekt als:

  • De jeugdige in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening

  • De aanvrager in staat is om een PGB te (laten) beheren

  • De aanvrager kan motiveren waarom hij/zij een PGB wil

  • De gekozen zorgverlener voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen

  • Er geen weigeringsgronden van toepassing zijn

Een PGB wordt niet verstrekt wanneer:

  • De aanvrager niet voldoet aan bovenstaande voorwaarden

  • De aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt bij een bestaande verstrekking en de verstrekking van juiste of volledige gegevens zou leiden tot een andere beslissing

  • Een onderzoek loopt naar mogelijke fraude door de aanvrager

  • De zorgaanbieder onder toezicht staat

  • De jeugdconsulent weet dat de aanvrager in het verleden een PGB gehad heeft en dit PGB niet of voor andere doeleinden gebruikt heeft

De volgende voorzieningen zijn wettelijk uitgesloten van een PGB:

  • Bemiddeling

  • Als een PGB niet doelmatiger is dan de zorg in natura en de gemeentelijke inkoopvoordelen wegvallen als veel aanvragers kiezen voor een PGB

7.2 PGB plan

Een persoonsgebonden budget wordt veelal ingezet als er van andere zorgaanbieders gebruik wordt gemaakt dan de gemeente heeft ingekocht. Dit kan een professionele zorgverlener zijn of een niet professionele zorgverlener. In het PGB plan wordt vastgelegd welke ondersteuning voor welk doel wordt ingezet en wat de beoogde resultaten zijn. Dit plan is de onderbouwing van de beschikking van de gemeente voor een PGB. In het plan staat tevens welke voorwaarden er aan de inzet verbonden zijn. Bij het toekennen van een PGB gelden dezelfde afwegingen die eerder in deze beleidsregels zijn beschreven. De PGB-budgethouder dient zich te houden aan dat wat er in het PGB-plan beschreven staat. Een PGB-budgethouder dient direct in overleg te treden met de jeugdconsulent als er veranderende omstandigheden zijn. Het is niet mogelijk om achteraf toestemming te vragen voor afwijkingen in het PGB-plan.

7.3 Verantwoording PGB

De financieel-administratieve afhandeling van het PGB gebeurt verplicht voor alle PGB-budgethouders door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB betaalt de zorgverleners in opdracht van de PGB-houder uit. De SVB houdt alle bestedingen bij. Deze bestedingen zijn inzichtelijk voor de PGB-budgethouder en de gemeente Culemborg. Facturen van zorgverleners worden pas betaald na goedkeuring van de gemeente en de SVB. Omdat de gemeente vooraf toetst kan het geld alleen besteed worden aan hetgeen is afgesproken in het PGB-plan. Dit maakt de verantwoording voor de PGB-budgethouder eenvoudig. De jeugdconsulent ziet toe of de doelen in het PGB-plan worden behaald en toetst of de zorgaanbieder de benodigde kwaliteit biedt.

De PGB-budgethouder is zelf verantwoordelijk voor het sluiten van een zorgovereenkomst met de zorgverlener. DE SVB stelt hiervoor formats beschikbaar. De SVB toetst de arbeidsrechtelijke juistheid van deze zorgovereenkomsten.

7.4 Zorgverlening uit PGB binnen een gezin

Het is alleen mogelijk om vanuit het PGB zorg in te kopen die staat beschreven in het PGB-plan. Het is niet mogelijk om zorg te bekostigen uit het PGB die valt onder informele of gebruikelijke zorg.

De procedure rond de aanvraag en de tarieven die worden gehanteerd zijn beschreven in de verordening Maatschappelijke Ondersteuning en jeugdhulp Gemeente Culemborg.

Met een PGB kan ook een niet professionele zorgverlener worden ingezet. Bijvoorbeeld ouders die extra begeleiding bieden aan hun jeugdige. Bij het toekennen van begeleiding door een niet professionele zorgverlener wordt net als bij andere vormen van jeugdhulp gekeken of deze inzet de meest passende vorm is.

7.5 Formele en informele zorgverlening

De hoogte van het PGB voor dienstverlening is afhankelijk van de vraag of er sprake is van formele (professionele) of informele (sociaal netwerk) ondersteuning, zoals beschreven in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg. Wanneer de zorg verleend wordt door een minderjarige huisgenoot wordt het minimum loon gehanteerd om de hoogte van het PGB te bepalen.

Hoofdstuk 8 Woonplaatsbeginsel

8.1 Toepassing woonplaatsbeginsel in de jeugdwet

De verantwoordelijke gemeente is in beginsel de gemeente waar de ouder met gezag (gezagsdrager) woont. Als een jeugdige en zijn of haar ouders hulp nodig hebben, wordt eerst bekeken waar het gezag ligt. Daarna wordt vastgesteld wat het adres is. Zo wordt duidelijk welke gemeente verantwoordelijk is voor de desbetreffende jeugdige. Bij een verhuizing, een wijziging in het gezag of als de jeugdige meerderjarig wordt, verandert de situatie. Voor de nieuwe situatie moet opnieuw met behulp van het stappenplan worden bepaald welke gemeente op dat moment de verantwoordelijke gemeente is.

8.2 Stappenplan

Stap 1 Het vaststellen van de woon- of verblijfplaats

Bij het bepalen van het woonadres wordt aangesloten bij de inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP). Als een jeugdige zelf, of zijn of haar gezagsdrager, niet heeft gezorgd voor de inschrijving in de BRP, moet hij of zij gewezen worden op zijn of haar wettelijke plicht om zich in te schrijven. Als er geen inschrijving in de BRP is, wordt gekeken naar het werkelijke verblijf van de gezagsdrager. In sommige gevallen is de werkelijke verblijfplaats van de jeugdige bepalend voor de verantwoordelijke gemeente. Soms komt het voor dat het werkelijke verblijf van een jeugdige bij een nevenvestiging van een jeugdhulpaanbieder is. In die gevallen is het adres van de nevenvestiging het adres dat geldt. Als het moment van de hulpvraag wordt gehanteerd, geldt het eerste contact van de jeugdige bij de toegang.

Stap 2 Verhuizing

Een wijziging van de inschrijving in de BRP betekent de start van overleg tussen gemeente die verantwoordelijk was en de gemeente die verantwoordelijk wordt. Dit overleg is gericht op de feitelijke overdracht. Bij acute situaties wordt direct jeugdhulp aan de jeugdige geleverd of een kinderbeschermingsmaatregel uitgesproken. De gemeente die de acute hulp levert, stelt via het stappenplan vast welke gemeente formeel verantwoordelijk is. De kosten van alle geleverde acute hulp zijn immers voor rekening van die gemeente. Wanneer de Jeugdwet niet van toepassing is, is er geen gemeente direct verantwoordelijk voor de desbetreffende jeugdige.

Stap 3 Gescheiden ouders in verschillende gemeenten

Als ouders na een echtscheiding in verschillende gemeenten wonen en de jeugdige bij beide ouders woont, moet er een hoofdverblijf worden aangewezen. De rechter kan bij de

scheidingsuitspraak het hoofdverblijf bepalen. Als het hoofdverblijf niet door de rechter is bepaald, geven de ouders aan wat het hoofdverblijf van de jeugdige is. Kunnen of willen de ouders dit niet aangeven dan gaan de twee desbetreffende gemeenten met elkaar in overleg. Daarbij hanteren zij het criterium: de verantwoordelijke gemeente is die gemeente waar de jeugdhulp in het belang van de

jeugdige binnen zijn sociale netwerk (school, sport en vriendenkring) georganiseerd kan worden.

Stap 4 Voorlopige voogdij

De kinderrechter kan om verschillende redenen een voorlopige voogdij uitspreken. Het gaat daarbij altijd om acute noodsituaties waarin een snel ingrijpen ter (tijdelijke) bescherming van de minderjarige nodig is. Zo kan het nodig zijn om een medische behandeling voor een jeugdige mogelijk te maken, als toestemming door de ouder(s) wordt geweigerd. Voorlopige voogdij kan ook een tussenmaatregel zijn wanneer deze wordt uitgesproken gedurende het onderzoek naar een beëindiging van het ouderlijk gezag. Dan is het gezag van de ouder(s) geschorst, in afwachting van een definitieve maatregel. Bij de situatie van voorlopige voogdij is voor het bepalen van de woonplaats gekozen voor een praktische oplossing. Uitgangspunt is de situatie die gold voordat sprake was van voorlopige voogdij. De gemeente waar de ouder die het gezag had woont is verantwoordelijk. Als die ouder tijdens de duur van de situatie van voorlopige voogdij verhuist, wordt de gemeente waar deze ouder naar toe gaat verantwoordelijk.

Stap 5 Tijdelijke voogdij

Bij de situatie van tijdelijke voogdij is er tijdelijk in de voogdij voorzien. Deze situatie kan onbeperkt duren, tot het moment waarop ouders terugkeren, bijvoorbeeld na het uitzitten van een gevangenisstraf in het buitenland, of totdat een jeugdige terugkeert naar het land van herkomst (Nidos heeft dan meestal de tijdelijke voogdij) of tot het moment waarop een jeugdige meerderjarig wordt. De verblijfplaats van de jeugdige is in deze situaties bepalend.

Stap 6 Instellingsvoogdij

Als de voogdij door een gecertificeerde instelling wordt uitgeoefend is het werkelijke verblijf van de jeugdige bepalend. Vaak woont deze jeugdige in een pleeggezin of in een residentiële instelling. Als de jeugdige in een residentiële instelling woont, geldt niet het adres van de hoofdvestiging van de jeugdhulpaanbieder maar het werkelijke verblijf van een jeugdige bij de nevenvestiging.

Stap 7 Meerderjarige jeugdige

Als een jeugdige 18 jaar wordt, is er volgens het burgerlijk wetboek geen gezagsrelatie meer. Daarom wordt in dat geval uitgegaan van het adres van de jeugdige.

Stap 8 Woonplaats van gezagsdrager(s) onbekend of in het buitenland

Als de woonplaats van de gezagsdrager(s) onbekend is, geldt het werkelijk verblijf van de jeugdige op het moment van de hulpvraag. Als de gezagsdrager(s) in het buitenland wonen en de jeugdige in Nederland verblijft, geldt het werkelijk verblijf van de jeugdige. Er is dus altijd een gemeente verantwoordelijk.

Stap 9 Woonplaats gezagsdrager en jeugdige in buitenland

Als ouders en jeugdige in het buitenland wonen, is er geen recht op jeugdhulp. Gemeenten hoeven dan geen jeugdhulp te leveren.

Stap 10 Woonplaats gezagsdrager in Nederland en jeugdige in buitenland

De gemeente waar de gezagsdrager woont is verantwoordelijk.

Stap 12 Briefadres

Soms wordt iemand op een briefadres en niet op een woonadres ingeschreven in de BRP. Dit kan voorkomen als iemand bijvoorbeeld in een psychiatrische instelling, een Blijf van mijn Lijf-huis of in een gevangenis verblijft. Bij een briefadres geldt het werkelijke verblijf van de jeugdige op het moment van de hulpvraag. Wanneer zowel het briefadres als het woonadres bekend zijn in de BRP, wordt het woonadres gehanteerd.

Hoofdstuk 9 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van deze beleidsregels, indien toepassing gelet op het doel en strekking van deze regeling leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Hoofdstuk 10 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking. De beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Culemborg 2020”.

Ondertekening

Culemborg, 26 mei 2020

Het college van burgemeester en wethouders van Culemborg,

Secretaris,

G. Vlekke

Burgemeester,

G. van Grootheest