Regeling vervallen per 09-02-2024

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Culemborg houdende regels omtrent bijzondere bijstand (Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Culemborg juli 2020)

Geldend van 07-08-2020 t/m 08-02-2024

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Culemborg houdende regels omtrent bijzondere bijstand (Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Culemborg juli 2020)

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Asielstatushouders: nieuwe inwoners van Culemborg die een verblijfsvergunning hebben gekregen en zich voor het eerst vestigen in Nederland en door het COA via een AZC aan Culemborg zijn gekoppeld en de bij hen horende gezinsherenigers

    • b.

      Bijstandsnorm: norm zoals bedoeld in artikel 5, aanhef en onder c van de wet, met uitzondering van de kostendelersnorm;

    • c.

      College: het college van burgemeester en wethouders van Culemborg

    • d.

      Hergevestigde vluchtelingen: nieuwe inwoners van Culemborg die via het UNHCR zijn voorgedragen en door het IND zijn geselecteerd en asiel hebben gekregen en door Culemborg worden uitgenodigd en door het COA zijn gekoppeld.

    • e.

      Inkomen: het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 en 33 van de wet;

    • f.

      Maximale huurgrens: de maximale huurgrens zoals omschreven in de Wet op de huurtoeslag;

    • g.

      Rekenhuur: de rekenhuur zoals omschreven in de Wet op de huurtoeslag;

    • h.

      Vermogen: het vermogen zoals bedoeld in artikel 34 van de wet;

    • i.

      Vermogensgrens: de vermogensgrens zoals bedoeld in artikel 34, lid 3 van de wet;

    • j.

      Wet: Participatiewet;

  • 2. De begripsbepalingen van de wet zijn op deze beleidsregels van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2. De vorm van de bijstand

  • 1. Het College verstrekt de bijzondere bijstand als een uitkering om niet, tenzij deze beleidsregels anders bepalen.

  • 2. Het College kan bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening verstrekken als en voor zover de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.

Artikel 3. Terugwerkende kracht

  • 1. Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt met terugwerkende kracht, tenzij bijzondere omstandigheden of de aard van de kosten het onmogelijk maken om een aanvraag in te dienen voordat de kosten opkomen. Dan kan bijzondere bijstand worden verstrekt met terugwerkende kracht tot maximaal drie maanden voor de indieningsdatum van aanvraag.

  • 2. Voor bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering wordt een uiterste aanvraagdatum gesteld op drie maanden na de datum waarop de uitspraak is gedaan. Voor aanvragen die later dan drie maanden na de uitspraak gedaan worden, is de ingangsdatum van de bijzondere bijstand de eerste van de maand van aanvraag.

Artikel 4. Bewindvoering

  • 1. De vergoeding vanuit de bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering mag maximaal voor drie jaar worden vastgesteld. Waarbij de bewindvoerder gedurende deze periode jaarlijks aantoont dat bijzondere bijstand voor de bewindvoering noodzakelijk is op grond van de draagkracht, naast de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 17 van de wet.

  • 2. De hoogte van de vergoeding vanuit de bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering wordt vastgesteld op basis van de Regeling beloning, curatoren, bewindvoerders en mentoren.

  • 3. Vergoeding vanuit de bijzondere bijstand voor kosten die verbonden zijn aan de intake van een bewindvoerder en de eindkosten van bewindvoering worden maximaal één keer in de zeven jaar per belanghebbende als bijzondere bijstand om niet verstrekt.

  • Tenzij er sprake is van overmacht voor c.q. niet verwijtbare omstandigheden voor de belanghebbende waardoor deze noodgedwongen moet wisselen van bewindvoerder.

  • In alle andere gevallen kan voor een herhaling van bijzondere kosten voor een intake en afronding van bewindvoering alleen bijstand in de vorm van een geldlening worden verstrekt.

Artikel 5. Draagkracht en drempelbedrag

  • 1. Bij verstrekking van bijzondere bijstand wordt rekening gehouden met de draagkracht van belanghebbende(n) per kalenderjaar.

  • 2. Bij aanvragen die worden ingediend na 1 oktober, wordt de draagkrachtperiode vastgesteld vanaf de maand waarin de aanvraag is ingediend tot en met 31 december van het daaropvolgende kalenderjaar.

  • 3. Bij de draagkrachtberekening wordt uitgegaan van inkomen inclusief vakantietoeslag.

  • 4. Voor de bepaling van het inkomen worden alle inkomsten van belanghebbende en diens partner bij elkaar geteld, voor zover die niet op grond van artikel 31 lid 2 van de wet buiten beschouwing worden gelaten.

  • 5. De draagkracht wordt als volgt berekend: 100% van het inkomen boven 110% van de toepasselijke bijstandsnorm wordt in aanmerking genomen als draagkracht.

  • 6. Indien het vermogen van de aanvrager en diens partner hoger is dan het volgens artikel 34 van de wet toegestane bescheiden vermogen, wordt 100% van het vermogen boven de grens in aanmerking genomen als draagkracht.

  • 7. De individuele inkomenstoeslag en de individuele studietoeslag worden voor de vaststelling van de draagkracht buiten beschouwing gelaten.

  • 8. Indien een belanghebbende een wettelijk of minnelijk schuldsaneringstraject doorloopt, dan geldt een afwijkende berekening van de draagkracht. De norm is het Vrij Te Laten Bedrag (VTLB) plus een reservering voor schuldeisers volgens de aflostabel van de NVVK. Alle inkomsten boven dit bedrag wordt in aanmerking genomen als draagkracht.

  • 9. Het college hanteert geen drempelbedrag.

  • 10. In geval van deelname aan een pilot programma (leenbijstand voor kleine schulden) kan het college aanvullende toepassingscriteria opstellen.

Artikel 6. Woonkostentoeslagen

  • 1. Een woonkostentoeslag kan tijdelijk worden verstrekt als het inkomen van de belanghebbende tijdelijk en buiten zijn schuld is gedaald, waardoor de woonkosten in verhouding tot het inkomen te hoog zijn geworden en de belanghebbende geen of onvoldoende beroep kan doen op de Wet op de huurtoeslag.

  • 2. Aanvullende voorwaarden

    • a.

      Het College kan bij het verstrekken van een woonkostentoeslag een verhuisverplichting opleggen aan belanghebbende. Belanghebbende moet dan op zoek naar een goedkopere woning.

    • b.

      Indien geen verhuisverplichting wordt opgelegd kan het College wel andere verplichtingen opleggen om zorg te dragen dat de noodzaak voor woonkostentoeslag qua duur wordt beperkt.

  • 3. Duur van de woonkostentoeslag

    • a.

      Het College verstrekt een woonkostentoeslag voor maximaal 12 maanden.

    • b.

      De periode van 12 maanden kan twee keer met maximaal 6 maanden worden verlengd als de belanghebbende zich heeft ingespannen om goedkopere woonruimte te vinden, maar hierin niet is geslaagd (verhuisverplichting) en het belanghebbende ook niet is gelukt om, ondanks verplichte inspanningen, zijn inkomen te verhogen .

  • 4. Hoogte woonkostentoeslag voor een huurwoning.

    • a.

      De woonkostentoeslag kan alleen worden verstrekt als de rekenhuur hoger is dan de huurgrens of als de belanghebbende buiten zijn schuld de eerste huurtoeslag vanaf een latere datum ontvangt dan de ingangsdatum van de huur.

    • b.

      De hoogte van de woonkostentoeslag wordt berekend overeenkomstig de berekening van de Wet op de huurtoeslag. De woonkostentoeslag voor de huur boven de maximale huurgrens bedraagt 100%.

  • 5. Woonkostentoeslag bij een woning in eigendom.

    • a.

      Voor het vaststellen van de rekenhuur bij een eigen woning worden de volgende kosten van de door belanghebbende daadwerkelijk bewoonde woning in ogenschouw genomen:

      • Hypotheekrente (niet de aflossing) min de voorlopige teruggaaf (voorheffing) bij de Belastingdienst via maandelijkse uitbetaling.

      • Opstalverzekering

      • rioolrecht en onroerendezaakbelasting (eigenaarsgedeelte, tenzij kwijtschelding mogelijk is)

      • erfpachtcanon

      • onderhoudskosten van € 550,00 per jaar.

    • b.

      De hoogte van de woonkostentoeslag wordt berekend overeenkomstig de berekening van de Wet op de huurtoeslag. De woonkostentoeslag voor de woonkosten boven de maximale huurgrens bedraagt 100%.

    • c.

      De woonkostentoeslag wordt als uitkering om niet verstrekt, tenzij

      • Er een verhuisverplichting wordt opgelegd

      • De (ingeschatte) overwaarde bij verkoop van het huis hoger ligt dan de Vermogengrens.

    • d.

      Indien de woonkostentoeslag wordt verstrekt als een lening dan;

      • Wordt bij feitelijke verkoop van het huis met overwaarde de verstrekte lening voor woonkostentoeslag teruggevorderd tot de Vermogensgrens

      • De hoogte van de overwaarde is het bedrag waarvoor het huis verkocht is minus de nog af te lossen hypothecaire lening en overige kosten direct gerelateerd aan verkoop en aflossing hypothecaire lening.

Artikel 7 Reiskosten

  • 1. In beginsel zijn reiskosten algemene kosten van bestaan en komen deze niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

  • 2. De volgende reiskosten kunnen worden vergoed voor reizen langer dan twaalf kilometer enkele reis, als de reis noodzakelijk is en voortvloeit uit bijzondere omstandigheden. Hieronder wordt het volgende verstaan;

    • a.

      Bezoek aan uit huis geplaatst kind maximaal tweemaal per maand.

    • b.

      Bezoek aan in een ziekenhuis opgenomen persoon behorende tot het gezin van belanghebbende, voor maximaal twee gezinsleden per bezoekdag.

    • c.

      Bezoek aan gedetineerd familielid in de eerste graad in een gesloten inrichting voor maximaal 2 keer per maand voor maximaal 2 gezinsleden per bezoekdag.

    • d.

      Reiskosten naar de Internationale Schakelklas voor statushouderskinderen.

    • e.

      Reiskosten naar inburgeringsexamens- en inburgeringscursussen van statushouders, wanneer dit door Werkzaak Rivierenland als noodzakelijk wordt geacht en de enkele reisafstand meer is dan 12 km en de (cumulatieve) kosten meer zijn dan € 50,--.

  • 3. De vergoeding betreft:

    • a.

      De kosten voor reizen binnen Nederland, maar buiten de gemeente.

    • b.

      De kosten van de goedkoopste vorm van openbaar vervoer.

    • c.

      Als gebruik van openbaar vervoer niet mogelijk is, geldt een kilometervergoeding, conform de belastingvrije kilometervergoeding welke de belastingdienst hanteert voor gebruik eigen vervoer door werknemer.

    • d.

      Als het reizen met eigen vervoer in een individuele geval goedkoper blijkt dan reizen met openbaar vervoer, kan de vergoeding op het reizen met eigen vervoer worden afgestemd.

Artikel 8. Medische kosten

  • 1. Bijzondere bijstand voor medische kosten wordt afgewezen op grond van artikel 15 van de Participatiewet

  • 2. In de volgende situaties kan er éénmaal bijzondere bijstand worden verstrekt voor medische kosten:

    • a.

      Als de belanghebbende staat geregistreerd als wanbetaler bij het CAK

  • 3. In de situatie van artikel 8 lid 2 sub a geldt de voorwaarde dat belanghebbende de volledige medewerking verleent aan het op orde brengen van de financiën en het aflossen van schulden door middel van budgetcoaching, een schuldhulpverleningstraject en/of het zich onder bewind laten stellen, afhankelijk van de individuele situatie.

  • 4. Vergoeding van medische kosten zijn nooit hoger dan de extra vergoedingen zoals opgenomen in Gemeentepolis Garant Verzorgd 2 en/of Garant Tand verzorgd 2. De vergoeding waar belanghebbende recht op heeft op basis van zijn of haar huidige verzekering wordt hierop in mindering gebracht

Artikel 9. Babyuitzet

Bijzondere bijstand voor de kosten van een babyuitzet kan slechts worden verleend als door bijzondere omstandigheden de kosten hoger zijn dan gebruikelijk, bijvoorbeeld in verband met medische complicaties, of de geboorte van een meerling. De kosten van bijstand zijn vastgesteld op maximaal € 500,--.

Artikel 10. Rechtsbijstand

  • 1. Er kan bijzondere bijstand worden verleend voor de kosten van rechtsbijstand, waaronder wordt begrepen de voor rekening van belanghebbende komende eigen bijdrage conform de Wet op de rechtsbijstand, het griffierecht en de kosten van getuigen en deskundige, voor zover deze niet op de wederpartij kunnen worden verhaald.

  • 2. Niet voor bijzondere bijstand komen in aanmerking: kosten voor het bijwonen van zittingen van de bestuursrechter en vertaalkosten.

  • 3. Van inwoners wordt verwacht dat ze gebruik maken van de diensten van het Juridisch Loket. Als in het diagnosedocument van het Juridisch Loket is vastgesteld dat verder procederen noodzakelijk is, wordt door de Raad voor Rechtsbijstand een korting verleend op de eigen bijdrage. Dit is een voorliggende voorziening waar een beroep op gedaan kan worden en betekent dat per toevoeging bijzondere bijstand verstrekt wordt ter hoogte van de eigen bijdrage minus de korting.

  • 4. De volgende kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand:

    • a.

      vertaalkosten in strafzaken. Advocaten kunnen namelijk (in geval er een toevoeging is verleend) kosteloos gebruik maken van een tolkencentrum;

    • b.

      kosten tijdens bezwaarfase, anders dan de eigen bijdrage op grond van de Wet op de rechtsbijstand (telefoon, porti, tolk- en reis- en verblijfskosten);

    • c.

      een uitzondering op lid b. kan worden gemaakt in het geval het een bezwaarprocedure tegen gemeentelijke beschikkingen betreft.

Artikel 11. Uitvaartkosten

  • 1. Er kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor uitvaartkosten aan nabestaanden voor een erfrechtelijk evenredig deel, voor zover de kosten niet uit de nalatenschap kunnen worden voldaan en er geen voorliggende voorziening voor de kosten zijn.

  • 2. Het gaat om een sobere uitvaart. Dit betekent voor bijzondere bijstandsverlening uitvaartkosten wordt uitgegaan van een vergoeding van maximaal € 3.500.

Artikel 12. Inrichtingskosten

  • 1. Het college kan aan Asielstatushouders en Hervestigde vluchtelingen bijzondere bijstand om niet verstrekken voor inrichtingskosten ter hoogte van 50% van de norm uit de meest recente Nibud prijzengids.

  • 2. In zeer uitzonderlijke gevallen kan ook aan niet-statushouders bijzondere bijstand voor inrichtingskosten worden verstrekt. Ook dan wordt uitgegaan van 50% van de norm uit de meest recente Nibud prijzengids.

Artikel 13. Inherente afwijkingsbevoegdheid

Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Artikel 14. Overgangs- en Slotbepalingen

  • 1. Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Culemborg juli 2020.

  • 2. Deze beleidsregels treden in werking op 1 augustus 2020

  • 3. Voor aanvragen om bijzondere bijstand die zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze beleidsregels en waarop het College op een datum na inwerkingtreding beslist, geldt dat deze beleidsregels van toepassing zijn, tenzij toepassing van de oude beleidsregels gunstiger is voor de belanghebbende.

  • 4. Indien reeds een draagkrachtperiode, welke doorloopt tot na 1 augustus 2020, is vastgesteld, blijft de toegepaste draagkrachtberekening van toepassing, tenzij het een nieuwe aanvraag betreft die op of na 1 augustus 2020 wordt ingediend.

Ondertekening

Toelichting

Artikel 1

Niet van toepassing

Artikel 2

Lid 2 Het college kan besluiten bijzondere bijstand te verlenen in de vorm van een geldlening. U krijgt dan wel bijzondere bijstand maar zult deze moeten terugbetalen aan de gemeente. Het college kan dat doen als er sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid bij betrokkene.

Betrokkene heeft volgens het college een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid als betrokkene handelingen verricht of nalaat waardoor een onnodig beroep op de bijzondere bijstand wordt gedaan. Bijvoorbeeld: betrokkene had recht op een andere regeling of uitkering. Maar door de eigen schuld van betrokkene krijgt deze de regeling of uitkering niet (meer).

Het gaat ook om het onverantwoord snel opmaken van vermogen door bijvoorbeeld een schenking of door uitgaven te doen die niet horen tot algemeen noodzakelijke kosten van bestaan. Of het onvoldoende reserveren van geld voor voorzienbare uitgaven door een onverantwoordelijk uitgavenpatroon, dat wil zeggen dat inkomen is uitgegeven aan niet noodzakelijke kosten van bestaan in plaats van aan het maken van reserveren voor voorzienbare kosten.

Artikel 3

Lid 1 Bij bijzondere omstandigheden kan worden gedacht aan ingrijpende levensgebeurtenissen waarop betrokkene geen of nauwelijks invloed heeft gehad, zoals een ernstige ziekte of ongeluk van betrokkene of gezinslid, en/of het overlijden van een gezinslid, waardoor het leefritme van betrokkene dusdanig abrupt verstoord is geweest dat het begrijpelijk is dat de aanvraag later is ingediend.

Lid 2 Omdat de bewindvoerder of curator pas na de uitspraak van de rechter kennis kan nemen van de hoogte van het inkomen van de onder bewind gestelde en dit in de praktijk pas echt kan na een inventarisatie en beoordeling van de financiële gegevens, is het redelijk dat deze aanvragen met terugwerkende kracht gedaan kunnen worden tot drie maanden.

Artikel 4

Lid 2. Er is sprake van overmacht bij bijvoorbeeld het ontslag van de bewindvoerder/bewindvoerderskantoor door de rechtbank vanwege nalatigheid of frauduleus gedrag van de bewindvoerder/bewindvoerderskantoor. Of als bewindvoerder/bewindvoerderskantoor failliet is verklaard of om andere reden stopt met het uitvoeren van zijn bewindvoeringstaken in het algemeen (niet in individuele gevallen).

Artikel 5

N.v.t.

Artikel 6

Artikel 2.A Dit betreft een kan bepaling.

Het opleggen van een verhuisverplichting is met name aan de orde als de terugval in inkomsten langdurig is (langer dan driekwart jaar) of dat daar in ieder geval sterke aanwijzingen voor zijn ( bijvoorbeeld door ziekte, scheiding, overlijden, verlies van werk in een sector met lage werkgelegenheid/beperkte omscholingsmogelijkheden). Dan is het verhuizen naar een goedkopere woning een duurzame oplossing.

Het opleggen van een verhuisverplichting is minder aan de orde als de terugval in inkomsten meer tijdelijk van aard is (bijvoorbeeld door de tijdelijke Corona-maatregelen, kortdurende ziekte, verlies van werk in een sector met goede werkgelegenheid/brede mogelijkheden voor omscholing). Het opleggen van een verhuisverplichting moet dan goed afgewogen worden tegen de bredere kosten, zoals toename stress bij belanghebbende en de invloed daarvan op zijn of haar participatiemogelijkheden, als het ontstaan van onnodige (verhuis)kosten.

Artikel 2B. Ook dit betreft een kan bepaling.

Zoals blijkt uit de toelichting bij artikel 2A kan het College ervoor kiezen om geen verhuisverplichting op te leggen. Dit is aan de orde als de terugval in inkomsten tijdelijk van aard is. In sommige situaties is de tijdelijkheid mede afhankelijk van de keuzes van belanghebbende. Om te voorkomen dat de tijdelijke terugval in inkomsten door keuzes van belanghebbende toch langdurig van aard wordt kan het College, op voorstel van de consulenten, wel besluiten om aanvullende verplichtingen op te leggen (bijvoorbeeld inzicht in activiteiten om inkomen te verhogen) c.q. de duur van de woonkostentoeslag te beperken tot in eerste instantie een half jaar.

Artikel 4 en 5. Wij hanteren voor de begrippen rekenhuur, huurtoeslag en huurgrens dezelfde definities en bedragen als de Wet op de huurtoeslag

De rekenhuur is de kale huur die u betaalt plus servicekosten. Deze kunt u meestal terugvinden in uw huurcontract of in de brief over de jaarlijkse huurverhoging. De belastingdienst, en wij in het verlengde, hanteren maximale bedragen als het gaat om de servicekosten. Meer informatie hierover vindt u op de website van de belastingdienst (www.belastingdienst.nl).

Huurtoeslag is een bijdrage in de huurkosten van uw woning. U kunt deze bijdrage aanvragen bij de belastingdienst, specifiek toeslagen.

De huurgrens is een huurbedrag. Ligt uw rekenhuur boven de huurgrens? Dan heeft u voor een deel geen recht meer op huurtoeslag. De huurgrens is afhankelijk van uw leeftijd en gezinssamenstelling. U kunt de huurgrens terugvinden op de website van de belastingdienst (www.belastingdienst.nl

Artikel 5 c.

Indien een verhuisverplichting wordt opgelegd aan een belanghebbende met een koophuis, ontstaat de vraag of de woonkostentoeslag een uitkering om niet moet zijn, of een geldlening.

Immers, bij een verkoop kan het zijn dat belanghebbende komt te beschikking over een aanzienlijk geldbedrag uit overwaarde op het koophuis, terwijl hij tegelijkertijd geholpen is met gemeenschapsgeld.

Hier is de afweging gemaakt om te kiezen voor een geldlening zodra er een bepaalde mate van overwaarde op het koophuis zit. Daarmee wordt rekening gehouden met de Vermogensgrens zoals die door de Wet is bepaald. De Wetgever heeft immers niet voor niets gesteld dat vermogen dat daaronder ligt niet mee wordt geteld als financiële draagkracht. Het kan niet de bedoeling zijn dat het verstrekken van een woonkostentoeslag in de vorm van een geldlening leidt tot een te laag eigen vermogen van belanghebbende.

De terugvordering vindt plaats tot die financiële grens. In sommige gevallen betekent dat, dat er achteraf alsnog kwijtschelding plaats kan vinden voor een deel van de lening. Maar alles wat kan worden terugbetaald, wordt wel gevorderd.

Artikel 7

NVT

Artikel 8

Artikel 8 lid 2 sub a. Als belanghebbende geregistreerd staat als wanbetaler bij het CAK kan hij of zij zich niet aanvullend verzekeren en/of gebruik maken van de collectieve aanvullende verzekering van de gemeente. Er kan dan éénmalig bijzondere bijstand worden verstrekt voor kosten die zijn opgenomen in Gemeentepolis Garant Verzorgd 2 en/of Garant Tand verzorgd 2.

Artikel 9

NVT

Artikel 10

Lid 1. Bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage wordt noodzakelijk geacht als er een toevoeging door de Raad voor rechtsbijstand is afgegeven.

Artikel 11

NVT

Artikel 12

Lid 2. Met zeer uitzonderlijke gevallen worden bijvoorbeeld bedoeld gevallen waarin de verhuizing noodzakelijk en onvermijdelijk is én op korte termijn moet plaatsvinden, terwijl dit niet te voorzien was, en het mede door de tijdsdruk niet mogelijk is voor belanghebbende om voldoende te kunnen reserveren. Het kan bijvoorbeeld gaan om situaties waarin veranderingen qua veiligheid of de gezondheid van belanghebbende en/of thuiswonende kinderen vraagt om een snelle verhuizing.