Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Culemborg houdende regels omtrent het toetsingskader van uitritten

Geldend van 03-03-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Culemborg houdende regels omtrent het toetsingskader van uitritten

1 Inleiding

Een uitweg, ook wel uitrit, oprit of inrit genoemd, is een aansluiting van een perceel op de openbare weg. Om verwarring te voorkomen, gebruiken we in deze nota het woord ‘uitrit’. In deze nota worden alleen uitvoeringsvoorschriften voor uitritten naar bestemmingen (bijvoorbeeld woningen of bedrijven) behandeld.

In de gemeente Culemborg is het verboden zonder toestemming een uitrit te maken of te veranderen. Voor de verplaatsing, verandering van iedere uitrit moet u een vergunning aanvragen. Het geldt dus niet alleen voor uitritten in de stad, maar ook voor uitritten buiten de bebouwde kom. Ook na invoering van de Omgevingswet blijft dit zo.

Als u een uitrit wilt, dan vraagt u hiervoor een vergunning aan via het omgevingsloket. Het aanvragen van een vergunning kost geld. Het is dan ook prettig dat u vooraf weet op welke punten de gemeente uw aanvraag toetst. Zo kunt u zelf inschatten of een aanvraag kans maakt, zonder meteen kosten te moeten betalen.

Bij de beoordeling of u wel/geen recht heeft op een vergunning, maakt de gemeente een afweging tussen de voor- en nadelen van een uitrit op de aangevraagde locatie. Er wordt naar uw belang, maar ook naar het algemeen belang gekeken. In deze nota zijn de toetsingscriteria en uitvoeringsvoorschriften vastgelegd.

2 De wettelijke basis

Met betrekking tot het aanleggen, verplaatsen of wijzigen van een inrit is diverse wet- en regelgeving van belang. Hieronder wordt kort op deze wet- en regelgeving ingegaan. Aankomende jaren wordt hier ook de Omgevingswet aan toegevoegd.

WABO

In de Wabo is in artikel 2.2. lid 1 sub e het volgende opgenomen:

“Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen, geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.”

Wegenwet

Op grond van artikel 14 van de Wegenwet moet de eigenaar van een weg, het uitwegen, hierop in beginsel gedogen. Ten einde van de bruikbaarheid van de weg te waarborgen is het toegestaan een vergunning te eisen en via voorschriften de wijze waarop wordt aangesloten te regelen. Deze regeling is opgenomen in de APV, artikel 2.12 “maken en/of veranderen van een uitweg” En vormt daarmee de wettelijke taak voor dit uitrittenbeleid.

APV

In de APV is het volgende bepaald;

Artikel 2:12 Maken en/of veranderen van een uitweg

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een uitweg te maken naar de weg of een verandering aan te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 kan de vergunning worden geweigerd:

    • a.

      Indien de bruikbaarheid van de weg onvoldoende wordt gewaarborgd;

    • b.

      Indien de uitweg gevaar oplevert voor het overige verkeer;

    • c.

      Indien de uitweg onnodig of onaanvaardbaar ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

    • d.

      Indien de uitweg onnodig of onaanvaardbaar ten koste gaat van het openbaar groen;

    • e.

      Indien het betreffende perceel reeds over een uitrit beschikt.

  • 3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, de Waterschapskeur of de Wegenverordening Gelderland.

Bestemmingsplannen

Aanvragen worden altijd getoetst aan het vigerende bestemmingsplan. In sommige bestemmingsplannen zijn voorwaarden opgenomen voor uitritten.

Precedentwerking

Door anderen in het verleden verworven rechten op het maken/hebben van een (vergelijkbare) uitrit in de directe omgeving, kunnen niet leiden tot een andere conclusie dan die op grond van de in deze beleidsregels omschreven criteria is getrokken. De gemeente heeft te allen tijde het recht de aanvraag te weigeren, ook als er sprake lijkt van een precedent.

Hardheidsclausule

In de uitzonderlijke gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, of wanneer strikte toepassing van deze beleidsregels leiden tot een bijzondere hardheid die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt, kan door het college van burgemeester en wethouders ontheffing verleend worden van bepalingen uit deze beleidsregels.

3 Toetsingskader

Zoals in artikel 14 van de Wegenwet staat geschreven, moet de eigenaar van de weg, de aanleg van een uitrit in principe toestaan. Maar niet op elke locatie is een uitrit gewenst. Daarom mag de gemeente een vergunning eisen en voorschriften stellen aan de aanleg van een uitrit.

In Culemborg geldt dat;

Voor iedere aanleg, verplaatsing of verandering van een uitrit een vergunning moet worden aangevraagd bij de gemeente of een door de gemeente aanwezen instantie.

Iedere uitrit-aanvraag wordt getoetst aan de volgende doelen:

  • 1.

    Bruikbaarheid van de weg

  • 2.

    Verkeersveiligheid

  • 3.

    Doorstroming

  • 4.

    (openbare) parkeergelegenheid

  • 5.

    Waterhuishouding

  • 6.

    Openbaar groen

  • 7.

    Bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving

Omdat deze doelen op verschillende manieren kunnen worden uitgelegd, vindt u hieronder nog een nadere uitleg per doel.

3.1 Bruikbaarheid en verkeersveiligheid van de weg

De bruikbaarheid van de weg mag nooit worden aangetast. Een vergunningaanvraag die niet aan de bruikbaarheid en verkeersveiligheid voldoet wordt geweigerd.

Dit is het geval indien de uitrit:

  • de doorstroming van het verkeer beperkt;

  • de verkeersveiligheid aantast;

  • zorgt voor onvoldoende veilige manoeuvreerruimte;

  • uitkomt op een gebiedsontsluitingswegen (50 km/uur binnen bebouwde kom met uitzondering van wegen op bedrijven Pavijen, 80 km/uur buiten bebouwde kom;

  • op een plaats komt waar het zicht vanaf de uitrit op de weg/fietspad/voetpad onvoldoende is;

  • zorgt dat de weg/fietspad/voetpad niet gebruikt kan worden waarvoor deze/dit is aangelegd of wanneer je over het fietspad/voetpad moet rijden om de uitrit te kunnen bereiken.

  • op of bij een rotonde

  • op of bij een kruising/splitsing van wegen ligt of minder dan 5 meter daar vandaan;

  • binnen 5 meter van het tangentpunt van een bocht uitkomt;

  • op of binnen een afstand van 5 meter van een voetgangersoversteekplaats (zebra) ligt;

  • op of binnen een afstand van 5 meter van een bushalte ligt;

  • op een plaats komt waar verlichting of bebording staat en deze in verband met veiligheid niet kan worden verplaatst;

  • tot gevolg heeft dat staatmeubilair/nutsvoorzieningen/andere obstakels verplaatst moeten worden als hiervoor in de directe omgeving geen geschikte alternatieve locatie voorhanden is en/of er goedkeuring is van de wegbeheerder en/of eigenaar van het object.

  • belemmeringen veroorzaakt voor het in-/uitrijden van één of meerdere bestaande uitritten of garages.

3.2 Openbare parkeergelegenheid

Openbare parkeergelegenheid gaat boven het belang van parkeren van een individu op eigen terrein.

Een uitrit wordt geweigerd wanneer deze één of meerdere openbare parkeerplaatsen doorkruist of raakt, waardoor de parkeerplaats niet meer gebruikt kan worden voor het plaatsen van een voertuig.

3.3 Waterhuishouding

Een vergunningaanvraag wordt geweigerd wanneer de aan te leggen uitrit de waterhuishouding verstoort. Dit is het geval indien:

  • Door de uitrit de weg niet meer goed naar de daarvoor bestemde voorzieningen afwatert;

  • De afvoer en doorstroming in de naastgelegen sloot door de uitrit wordt belemmerd of niet kan worden gewaarborgd;

  • De uitrit op een plaats komt waar voorzieningen zijn aangebracht die het algemeen belang dienen (zoals een uitstroomvoorziening van het HWA of een overstort);

  • Het aanleggen van de uitrit na realisatie leidt tot een slootlengte van minder dan 8,00 meter;

  • Het aanleggen van de uitrit leidt tot het belemmeren van de afwatering van aanliggende voorzieningen;

  • Het aanleggen van de uitrit overlast veroorzaakt van de afwatering van particuliere terreinen;

3.4 Openbaar groen

Openbaar groen is belangrijk voor de leefbaarheid, gezondheid en het klimaat. Een vergunning voor een uitrit wordt geweigerd als:

  • Schade aan een boom of de groeiplaats van een boom wordt toegebracht. Onder de groeiplaats verstaan wij de ondergrondse (wortelpakket) en bovengrondse (stam en kroon) ruimte van een boom die deze inneemt bij het volledig uitgroeien van de boom.

  • De groenstrook waar de uitrit doorheen gaat, onderdeel uitmaakt van een belangrijke (hoofd)groenstructuur;

  • Door het maken of veranderen van de uitrit het openbare groenvak aangetast wordt, waarbij ook sprake is van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

  • Reststukken haag (<5m1) of reststukken groen(<5m2) ontstaan door aanleg van de uitrit. Dit is ter voorkoming van snippergroen.

  • Beplanting verwijderd moet worden om de verkeersveiligheid bij gebruik van de uitrit te borgen.

3.5 Bescherming van het uiterlijk van de omgeving

Een vergunning voor een uitrit van een woning wordt geweigerd indien:

  • Aansluitend aan de uitrit op eigen terrein onvoldoende ruimte is om te parkeren, instappen en uitstappen. De minimale ruimte hiervoor bedraagt 6,00 meter lang en 3,50 meter breed, bestaande uit de omvang van een parkeerplaats (5,00 meter lang en 2,50 breed) en een in-uitstapstrook van 1m over de lengte van één zijde van de parkeerplaats. Deze strook is mede bedoeld voor het bereiken van de woning

  • Er minder dan 3,50 meter ruimte is op eigen terrein naast de woning zodat het leidt tot parkeren in de voortuin van de woning, dan wel dat de uitrit leidt tot parkeren in de voortuin van tussenwoningen;

  • De aanvraag een tweede of meerdere uitrit betreft;

  • De uitrit wat betreft breedte of materiaalgebruik afwijkt van andere inritten in de straat;

  • De uitrit niet past binnen het geldende inrichtings- bestemmings- en/of beeldkwaliteitsplan;

  • Er naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders sterk afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke belevingswaarde van het desbetreffende gebied.

Voor een uitrit naar een landbouwperceel gelden dezelfde regels als voor een enkele particuliere uitrit.

Een vergunning voor een uitrit van een bedrijf wordt geweigerd indien:

  • Een uitrit bij een bedrijf afwijkt van de maximale breedte van 8,00 meter;

  • De aanvraag betrekking heeft op meerdere uitritten;

    • o

      Bij bedrijven met een kavelbreedte van het perceel van minder dan 32,00 meter wordt maximaal 1 uitrit toegestaan. Twee uitritten, welke samen een maximale breedte van 8,00 meter hebben wordt toegestaan, indien dit voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is. Er moet dan minimaal 8,00 meter tussen beide uitritten aanwezig zijn en de kavelbreedte van het perceel bedraagt tenminste 16,00 meter. Tevens moet, in het geval van de aanwezigheid van een watergang, de afstand tussen twee duikers minimaal 8,00 meter bedragen.

    • o

      Bij bedrijven met een kavelbreedte van het perceel van meer dan 32,00 meter worden maximaal 2 uitritten toegestaan, mits er minimaal 8,00 meter tussen beide uitritten aanwezig is.

    • o

      De werkzaamheden waarvoor de uitrit bedoeld is niet volledig op eigen terrein uitgevoerd kunnen worden.

    • o

      Bij laad en/los voorzieningen vanaf de openbare weg achteruit de voorziening in gereden moet worden

    • o

      Voertuigen op de openbare weg moeten opstellen voordat gebruik van de voorziening gemaakt kan worden

Er geldt dat buiten de bedrijventerreinen alleen uitritten voor bedrijven worden aangelegd als de vestiging van het bedrijf is toegestaan binnen het vigerende bestemmingsplan.

Bij uitritten buiten bedrijventerreinen wordt een onderscheid gemaakt tussen de zogenaamde aan-huis gebonden beroepen en de overige bedrijven. Voor aan-huis gebonden beroepen gelden dezelfde regels als voor een woning.

4 Uitvoeringsaspecten

Bij het verlenen van de uitritvergunning hanteert de gemeente een aantal algemene en specifieke uitgangspunten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen uitritten buiten de bebouwde kom en binnen de bebouwde kom, onderverdeeld naar particulier, nieuwbouw en bedrijfsmatig.

4.1 Algemene uitvoeringsaspecten

Algemene uitgangspunten bij de aanleg van uitritten:

  • Voor iedere uitrit dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Indien mogelijk dient de vergunning gelijktijdig met de omgevingsvergunning activiteit bouwen te worden aangevraagd;

  • Legeskosten ten behoeve van de vergunning komen voor rekening van de aanvrager;

  • Alle kosten ten behoeve van de aanleg van de uitrit (inclusief eventuele extra maatregelen zoals verplaatsen van een lichtmast, kolken, straatmeubilair, groenvoorziening en kabels en leidingen) komen voor rekening van de aanvrager, tenzij:

    • -

      Sprake is van een reconstructie of (her)inrichting;

    • -

      Sprake is van een nieuwbouwlocatie waarbij de fase woonrijp maken nog niet is afgerond.

4.2 Binnen de bebouwde kom

Voor uitritten binnen de bebouwde kom gelden specifieke uitgangspunten, onderverdeeld in bestaande locaties en nieuwbouwlocaties.

De exacte plaats van de nieuw aan te leggen uitrit is vastgelegd in de vergunning. De uitrit wordt in principe volgens tekening van de vergunning aangelegd. Eventueel noodzakelijke afwijkingen in het werk worden in overleg met de gemeente Culemborg bepaald;

  • De aanleg van een uitrit op/over gemeentegrond wordt door of namens de gemeente uitgevoerd, in verband met uniformiteit en aansprakelijkheid. Er mag dus niet zelf overgegaan worden tot het aanleggen van een uitrit;

  • Eventuele compensatie wordt aangelegd of geplant door de gemeente, hiervoor vindt financiële compensatie door de aanvrager plaats;

  • Tussen particulier of bedrijfsmatig (beoogd) gebruik van de uitrit wordt geen onderscheid gemaakt.

  • Onderhoud aan uitritten op gemeentegrond geschiedt door de gemeente.

  • Door de gemeente worden eenheidsprijzen vastgesteld, op basis waarvan de kosten voor aanleg, verplaatsing, wijziging of onderhoud worden berekend.

Inritten op nieuwbouwlocaties

  • In de fase woonrijp maken legt de gemeente of projectontwikkelaar zelf en op eigen kosten een standaard uitrit aan voor woningen met een garage of carport.

  • De exacte locatie van de uitrit wordt door de gemeente bepaald aan de hand van het door de gemeente vastgestelde matenplan.

  • Indien een wijziging (tweede uitrit of verbreden) van de standaard uitrit na de fase woonrijp maken wordt aangevraagd, geldt dat de kosten voor de aanleg van de wijziging in rekening worden gebracht bij de aanvrager. Hiervoor is dan een nieuwe uitritvergunning nodig.

4.3 Buiten de bebouwde kom

Onderstaande eisen gelden uitsluitend voor gemeentelijke wegen buiten de bebouwde kom. Bij wegen van andere wegbeheerders zoals bijvoorbeeld de Provincie Gelderland, wordt verwezen naar de door de betreffende wegbeheerder gestelde eisen.

Voor uitritten buiten de bebouwde kom dan wel uitritten naar landbouwpercelen, geldt dat de aanvrager, na het verkrijgen van een vergunning de uitrit zelf mag (laten) aanleggen voor eigen rekening. Hier zijn onderstaande voorwaarden aan verbonden:

  • Als er gegraven wordt moet er een KLIC melding gedaan worden. De KLIC melding kan worden gedaan via www.Kadaster.nl/klic. Voor vragen is het Kadaster telefonisch bereikbaar op telefoonnummer 0800- 0080;

  • De exacte plaats van de nieuw aan te leggen uitrit is vastgelegd in de vergunning. De inrit wordt in principe volgens tekening van de vergunning aangelegd. Eventueel noodzakelijke afwijkingen in het werk worden in overleg met de gemeente Culemborg;

  • De te gebruiken verhardingsmaterialen voor de uitrit behoeven de goedkeuring van het team Ontwerp en realisatie;

  • De uitrit moet, binnen de gestelde maximum breedtes, voldoende breed aangelegd worden om zo schade aan de verhardingen, bermen en groenstroken, ook aan de overzijde van de weg, te voorkomen;

  • Bij de werkzaamheden moet ervoor worden gezorgd dat er geen beschadigingen aan houtopstanden, boomwortels, wegmeubilair en nutsleidingen plaatsvinden;

  • Bij aanleg door een door aanvrager ingehuurde aannemer is de bij aanleg ontstane schade aan ondergrondse en bovengrondse infra, ook aan opstal, voor rekening van de aanvrager;

  • De eigenaar moet na aanleg zijn volledige uitrit tot aan de ontsluitende weg goed beheren, inclusief het constructief onderhoud van eventueel aangelegde voorzieningen ten behoeve van de uitrit, inclusief (een) eventuele duiker(s). En zorg dragen voor een goed gebruik van de uitrit en schade zoveel mogelijk voorkomen;

  • Indien de eigenaar zijn uitrit niet goed beheert, wordt de uitrit op kosten van de eigenaar hersteld;

  • Wanneer de uitrit over een sloot of watergang gaat, moet ook een dam met duiker dan wel een brug worden aangelegd. Hiervoor moet een watervergunning aangevraagd worden of een melding gedaan moet worden bij het waterschap op basis van de Keur. In die gevallen dat de gemeente eigenaar/aangelande is van de sloot of watergang, kunnen aanvullende eisen van toepassing zijn.

Minimaal één week voordat gestart wordt met de werkzaamheden, moet een melding gedaan worden bij de wegbeheerder. Dan moet ook een afspraak worden gemaakt over het toezicht op de werkzaamheden.

Ondertekening