Regeling vervallen per 01-01-2024

Parkeerverordening Culemborg 2002

Geldend van 01-10-2002 t/m 31-12-2023

Intitulé

Parkeerverordening Culemborg 2002

De raad der gemeente Culemborg;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 september 2002

gelet op artikel 149 van de gemeentewet en artikel 6 van de Wegenverkeerswet,

besluit :

vast te stellen de volgende verordening:

Parkeerverordening 2002

Artikel 1 Definities en begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • b.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • c.

    voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het RVV 1990;

  • d.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van eenvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan ingevolge een wettelijke voorschrift is verboden;

  • e.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • f.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeerders en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • g.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • h.

    belanghebbendeplaats: een parkeerplaats die:

    • 1.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 of

    • 2.

      gelegen is binnen een zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd; vergunning:

  • i.

    een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • j.

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

  • k.

    huishouden: een op het woonadres woonachtige eenheid van één of meer in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven inwoners van de gemeente

Artikel 2 Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit,

  • a.

    weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor vergunninghouders.

  • b.

    de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3 Vergunningen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkend verzoek een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of op parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2.

    Een vergunning kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze:

    • a.

      woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, dan wel

    • b.

      een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en die kan aantonen dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk in dat gebied een motorvoertuig te parkeren.

  • 3.

    De eigenaar of houder van een motorvoertuig die voldoet aan beide in het tweede lid gestelde voorwaarden wordt, voor wat betreft de eerste aangevraagde vergunning, geacht te beantwoorden aan de onder lid 2 onder a genoemde voorwaarde.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een vergunning ook één van de in tweede lid genoemde voorwaarden.

  • 5.

    Een vergunning wordt geweigerd wanneer de aanvrager woont c.q. werkt in een gebouw of gebouwencomplex, waartoe parkeergelegenheid behoort in een omvang, die strookt met de ter zake geldende gemeentelijke richtlijnen.

  • 6.

    In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders ten gunste van de aanvrager afwijken van het gestelde in lid 5.

  • 7.

    Aan de vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

  • 8.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 4 Vorm vergunning

  • 1.

    De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

  • 2.

    Een vergunning wordt ten hoogste één jaar verleend.

Artikel 5 Intrekking vergunning

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitoefende beroep of bedrijf beëindigt;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • f.

    wanneer blijkt dat hij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g.

    om redenen van openbaar belang

Artikel 6 Verplichtingen vergunninghouder

  • 1.

    Wanneer een vergunninghouder zijn/haar motorvoertuig parkeert op een parkeerapparatuurplaats of een belanghebbendenplaats, is deze verplicht de parkeervergunning duidelijk zichtbaar achter de voorruit van het motorvoertuig te plaatsen, op een zodanige wijze dat de daarop afgedrukte tekst van buitenaf duidelijk leesbaar is

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt eveneens voor degene die parkeert op een parkeerapparatuurplaats, indien hem/haar door middel van parkeerapparatuur, een kaart of ander middel met opdruk wordt verstrekt waaruit blijkt gedurende welke tijd of tot welk tijdstip hij/zij kennelijk wenst te parkeren.

Artikel 7 Ongeoorloofd gebruik parkeerapparatuur

Het is verboden parkeerapparatuur in werking te stellen of handelingen te verrichten met het oogmerk de parkeerapparatuur in werking te stellen of te houden op een andere wijze, met andere middelen of andere mensen dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven.

Artikel 8 Verbodsbepalingen

  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een voertuig, te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats

    • b.

      op een belanghebbendenplaats

  • 2.

    Het is verboden een fiets, bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd

  • 3.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren is toegestaan, aldaar een voertuig te parkeren of geparkeerd te houden

    • a.

      zonder vergunning

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste en het derde lid

Artikel 9 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in de artikelen 7 en 8 van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Artikel 10 Opsporing

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door de burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast.

Artikel 11 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand na de datum van bekendmaking.

  • 2.

    De Parkeerverordening vastgesteld op 19 november 1992 laatstelijk gewijzigd op 1 juli 1999 wordt op diezelfde datum ingetrokken

Artikel 12 Overgangsbepaling

Vergunningen verleend krachtens de Parkeerverordening Culemborg blijven van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Parkeerverordening Culemborg 2002.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 26 september 2002
de secretaris, de voorzitter,
J. van Aken A. van Vugt