Ondermandaatbesluit van de directeur DCMR Milieudienst Rijnmond voor provinciale bevoegdheden 2019 De directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond.

Geldend van 26-01-2019 t/m heden

Intitulé

Ondermandaatbesluit van de directeur DCMR Milieudienst Rijnmond voor provinciale bevoegdheden 2019 De directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond.

Gelet op:

Het besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 8 januari 2019, PZH-2018-671299077 (DOS02015-0007878), houdende regels omtrent het toekennen van mandaat en machtiging aan de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond (Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de DCMR Milieudienst Rijnmond 2019);

Afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

De Gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst Rijnmond;

Artikel 4 van de Instructie directeur DCMR Milieudienst Rijnmond 2016.

BESLUIT

Vast te stellen het Ondermandaatbesluit van de directeur DCMR Milieudienst Rijnmond voor provinciale bevoegdheden 2019.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

Bureauhoofd: hoofd van het bureau Milieu van de provinciale organisatie Zuid-Holland;

Basistaken Brzo-inrichtingen: de taken en activiteiten, bedoeld in artikel 7.1, derde lid, van het Besluit omgevingsrecht, voor zover deze betrekking hebben op de categorieën van inrichtingen, bedoeld in artikel 5.3, vierde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, met inbegrip van de daaraan verbonden bevoegdheid tot het nemen van besluiten;

Directeur Omgevings: directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond;

Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland;

Geografisch gebied van de Omgevingsdienst: gebied behorende tot de gemeenten van de deelnemers als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst Rijnmond 2015;

Inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer;

Omgevingsdienst: DCMR Milieudienst Rijnmond;

Vervanger: de door de directeur Omgevingsdienst aangewezen vervanger voor het informeren en het overleg als bedoeld in de artikelen 4 en 5 van dit besluit zijnde het hoofd van de afdeling Reguleren en Advies, het hoofd van de afdeling Inspectie en Handhaving en het hoofd van de afdeling Account en Omgeving;

Portefeuillehouder: lid van Gedeputeerde Staten dat zich bezighoudt met het betreffende beleidsterrein;

Provinciale Staten: Provinciale Staten van Zuid-Holland;

Secretaris: secretaris van de provincie Zuid-Holland.

Leidinggevenden: afdelingshoofden, bureauhoofden en coördinatoren van de DCMR.

Artikel 2 Ondermandaat

1. Aan leidinggevenden van de DCMR wordt ondermandaat verleend tot het nemen van besluiten, welke verbonden zijn aan de basistaken Brzo-inrichtingen. Voorts wordt aan leidingggevenden mandaat verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende mandaatlijst zulks voor zover de daarin benoemde bevoegdheden niet vallen onder de basistaken Brzo-inrichtingen

2. Het ondermandaat heeft betrekking op het geografisch gebied van de Omgevingsdienst, tenzij in dit besluit of de bij dit besluit behorende ondermandaatlijst anders is bepaald.

3. Het ondermandaat houdt zowel een beslissings- als een ondertekeningsmandaat in.

4. De algemene ondermandaten zoals omschreven in de ondermandaatlijst, kunnen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van besluiten die voortvloeien uit of verband houden met een ander besluit waartoe de leidinggevende bevoegd is krachtens dit ondermandaatbesluit.

5. Indien ten gevolge van wijziging van wet- en regelgeving bevoegdheden als bedoeld in dit besluit en de bij dit besluit behorende ondermandaatlijst gaan strekken ter uitvoering van andere wet- of regelgeving dan waarvan zij ten tijde van het in werking treden van dit besluit strekten, dan wel indien in de uitoefening ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de bevoegdheden zoals genoemd in dit besluit en de bij dit besluit behorende ondermandaatlijst, die aan de Omgevingsdienst zijn opgedragen.

Artikel 3 Ondermachtiging

1. De leidinggevenden aan wie overeenkomstig artikel 2 eerste lid, ondermandaat is gegeven zijn gemachtigd om namens Gedeputeerde Staten aan de ondergemandateerde bevoegdheden gelieerde feitelijke handelingen te verrichten, zijnde handelingen die geen rechtsgevolg hebben.

2. Aan coördinatoren wordt ondermachtiging verleend voor het verrichten van feitelijke handelingen, zijnde handelingen die geen rechtsgevolgen hebben..

3. Aan medewerkers van de DCMR wordt ondermachtiging verleend voor het verrichten van feitelijke handelingen, zijnde handelingen die geen rechtsgevolgen hebben, voor zover het standaardbrieven betreft zoals ontvangstbevestigingen, procedurebrieven.

4. Onder het eerste lid wordt mede verstaan het uitoefenen van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, alsmede het bepaalde bij of krachtens de in artikel 5.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde wetten, juncto artikel 5.2 van die wet.

5. De feitelijke handelingen bedoeld in het eerste lid, omvatten in ieder geval de basistaken Brzo-inrichtingen en de overige basistaken, voor zover deze betrekking hebben op de in dit mandaatbesluit begrepen bevoegdheden.

Artikel 4 Kaders en beleid

1. De leidinggevende betrekt bij de uitoefening van de aan hem ondergemandateerde bevoegdheden de relevante door Provinciale Staten vastgestelde kaders, alsmede het door Gedeputeerde Staten gehanteerde beleid en de door Gedeputeerde Staten gehanteerde bestendige gedragslijn(en).

2. Indien de leidinggevende het noodzakelijk acht af te wijken van de in het eerste lid bedoelde kaders of beleid, maakt hij – in afwachting van de uitkomsten van het in het derde lid bedoelde overleg - geen gebruik van zijn ondermandaat.

3. De directeur of een vervanger treedt in overleg met het afdelingshoofd, indien hij het noodzakelijk acht af te wijken van de in het eerste lid bedoelde kaders of beleid.

Artikel 5 Informatieplicht

De leidinggevende neemt bij de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden de volgende door Gedeputeerde Staten voor de directeur Omgevingsdienst gestelde regels in acht:

1. De directeur of een vervanger informeert het bureauhoofd en de portefeuillehouder indien de uitoefening van een gemandateerde bevoegdheid naar verwachting politieke of maatschappelijke gevolgen kan hebben of indien een besluit tot consequentie kan hebben dat de provincie of Gedeputeerde Staten aansprakelijk worden gesteld of anderszins aangesproken worden. In de gevallen bedoeld in de vorige volzin verschaft de directeur of diens vervanger tijdig vooraf alle benodigde informatie en voert hij overleg met het bureauhoofd en de portefeuillehouder alvorens de bewuste bevoegdheid uit te oefenen.

2. Van een situatie zoals bedoeld in het eerste lid is in ieder geval sprake bij de volgende besluiten en/of situaties:

a. Bij overschrijden van de wettelijke beslistermijn bij vergunningverleningsprocedures zonder wederzijdse overeenstemming over termijnverlenging;

b. Een vergunningverleningsprocedure bij een aandachtsbedrijf, een nieuw te vestigen bedrijf of een uitbreiding waardoor er meer milieugebruiksruimte wordt aangevraagd dan reeds vergund;

c. Wob- en/of informatieverzoeken vanuit de media;

d. Wanneer tijdens een vergunningverleningsproces er een samenloop is met andere overheden die een negatieve invloed heeft op de procesgang;

e. Bij risico op ernstige gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu;

f. Bij onderwerpen waarvan het redelijkerwijs voorzienbaar is dat deze op de agenda komen te staan van de Tweede Kamer of van Provinciale Staten;

g. Bij situaties met mediagevoelige casuïstiek;

h. Bij mogelijke financiële aansprakelijkheidsstelling of andere niet voorziene kosten voor de provincie.

3. De directeur Omgevingsdienst pleegt altijd vooroverleg met het bureauhoofd en de portefeuillehouder bij toepassing van mandaten die door de directeur Omgevingsdienst niet in ondermandaat mogen worden gegeven aan onder zijn verantwoordelijkheid vallende leidinggevenden, tenzij dat ten aanzien van een concreet mandaat in de mandaatlijst anders is bepaald.

4. Van een situatie zoals bedoeld in het derde lid is in ieder geval sprake bij de volgende besluiten en/of situaties:

a. Bij bezwaar- en beroepsprocedures waarbij Gedeputeerde Staten op voorhand een (overwogen) bestuurlijke risicoafweging maken;

b. Het opleggen last onder dwangsom en/of het, na het bedrijf gehoord te hebben (hoorbrief), besluit tot afzien van opleggen last onder dwangsom;

c. Het voornemen tot opleggen en het opleggen van een last onder bestuursdwang

d. Het vaststellen van een gedoogbeschikking;

e. De voortgang van bezwaar- en beroepsprocedures, inclusief mediationgesprekken.

5. De directeur Omgevingsdienst en de secretaris, of hun plaatsvervangers, overleggen minimaal twee keer per jaar over de uitvoering en voortgang van de opgedragen taken, de toepassing van de mandaten, het budget, en de werkzaamheden in het kader van dit besluit.

6. De directeur Omgevingsdienst en de secretaris, of diens plaatsvervanger, overleggen minimaal één keer per jaar over de samenwerking tussen de omgevingsdienst en de provincie.

7. De directeur Omgevingsdienst brengt drie keer per jaar schriftelijk verslag uit aan Gedeputeerde Staten over de gebruikmaking van de in mandaat uitgeoefende bevoegdheden. Hierbij wordt gerapporteerd over alle mandaten die niet ondergemandateerd mogen worden, met een toelichting over elk onbevoegd genomen besluit, de (mogelijke) financiële en juridische risico’s hiervan, de genomen maatregelen ter reparatie van het besluit, alsmede de genomen maatregelen om herhaling te voorkomen.

Tevens wordt gerapporteerd over alle overige mandaten; waarbij een a-selecte steekproef van 5%. met een minimum van één besluit, per mandaatnummer wordt genomen. Indien hierbij onbevoegd genomen besluiten worden geconstateerd, wordt een toelichting gegeven over de (mogelijke) financiële en juridische risico’s, de genomen maatregelen ter reparatie van het besluit, alsmede de genomen maatregelen om herhaling in de toekomst (idem) te voorkomen.

Artikel 6 Ondertekening

Indien een besluit wordt genomen op grond van artikel 2, eerste lid, wordt voor de ondertekening het volgende model gebruikt:

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

namens dezen,

gevolgd door de handtekening, naam en functie van de directeur of functionaris, of gevolgd door middel van naam-functieaanduiding en een automatisch gegenereerde disclaimer.

Artikel 7 Intrekking mandaatbesluit

Het Ondermandaatbesluit directeur DCMR Milieudienst Rijnmond voor provinciale bevoegdheden 2018 (Blad gemeenschappelijke regeling 2017, nr. 780) wordt ingetrokken.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Blad gemeenschappelijke regeling..

Artikel 9 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Ondermandaatbesluit directeur DCMR Milieudienst Rijnmond voor provinciale bevoegdheden 2018.

Schiedam, 17 januari 2019.

Drs. M.M. de Hoog

Plaatsvervangend directeur DCMR Milieudienst Rijnmond

Tekst

Ondermandaatlijst DCMR milieudienst Rijnmond 2019

 

 

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

Algemeen

TOELICHTING/VOORWAARDEN

Ondermandaat bureauhoofd, tenzij anders vermeld

RAA01

Besluiten in bestuursrechtelijke procedures:

  • 1.

    Proceshandelingen in bestuursrechtelijke procedures zoals het voeren van verweer, indien het besluit in mandaat is genomen door de directeur Omgevingsdienst of een onder zijn verantwoordelijkheid vallende leidinggevende.

  • 2.

    Besluiten inzake verzoeken om toepassing van rechtstreeks beroep (art. 7:1a Awb).

N.B. Op een verzoek om toepassing van rechtstreeks beroep kan op grond van art. 10:3 Awb niet worden beslist door degene die het besluit waartegen een bezwaar zich richt in mandaat heeft genomen.

 

RAA02

Besluiten op grond van:

  • 1.

    art. 4:5 en 4:6, Awb (vereenvoudigde wijze van afdoen en afdoen herhaalde aanvraag);

  • 2.

    art. 4:7 en 4:8, Awb (horen);

  • 3.

    afdeling 4.1.3, Awb (opschorten beslistermijn);

  • 4.

    besluiten over dwangsommen bij niet tijdig beslissen;

  • 5.

    titel 4.4, Awb (bestuursrechtelijke geldschulden) met uitzondering van afdeling 4.4.4, Awb (aanmaning en invordering bij dwangbevel);

  • 6.

    art. 8:51a, 8:51b, 8:51c, 8:80a en 8:80b, Awb (bestuurlijke lus en tussenuitspraak);

  • 7.

    afdeling 3.4 Awb (openbare voorbereidingsprocedure van toepassing verklaren).

 

 

Ondertekening

RAA03

  • 1.

    Het eenmalig dan wel doorlopend machtigen van medewerkers of externe adviseurs om Gedeputeerde Staten te vertegenwoordigen in bestuursrechtelijke procedures.

  • 2.

    Het eenmalig dan wel doorlopend machtigen van medewerkers of externe adviseurs om namens Gedeputeerde Staten ter zitting, binnen de grenzen van het geschil en het daarmee gepaarde gaande financiële belang, mee te werken aan finale geschillenbeslechting en toezeggingen ten aanzien daarvan te doen.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Artikel 5, derde lid van het mandaatbesluit is niet van toepassing.

 

Directeur

RAA04

  • 1.

    Het aanwijzen van functionarissen voor het voeren van mediationgesprekken en voor het aangaan en ondertekenen van mediationovereenkomsten.

  • 2.

    Het maken van afspraken en het aangaan en ondertekenen van vaststellingsovereenkomsten naar aanleiding van mediationgesprekken.

Vaststellingsovereenkomsten als resultaat van mediationgesprekken mogen alleen in mandaat worden aangegaan en ondertekend, indien het conflict zijn oorsprong vindt in een besluit dat is genomen door de directeur Omgevingsdienst of een onder zijn verantwoordelijkheid vallende leidinggevende.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Artikel 5, derde lid van het mandaatbesluit is voor wat betreft het aanwijzen van functionarissen voor het voeren van mediationgesprekken niet van toepassing.

 

Directeur

RAA05

Besluiten op bezwaarschriften op grond van de Awb conform advies van de bezwarencommissie (art. 7:11, Awb), indien het primaire besluit genomen is door een onder de verantwoordelijkheid van de directeur Omgevingsdienst vallende leidinggevende.

Omvat mede besluiten in het kader van de voorbereiding, zoals toepassing van art. 2:2 (weigeren raadsman of vertegenwoordiger) en 7:10 (verdagen beslistermijn), Awb.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Artikel 5, derde lid van het mandaatbesluit is niet van toepassing.

 

Directeur

RAA06

Het aanwijzen van personen belast met het houden van toezicht.

 

 

Directeur

RAA07

Het aanvragen en verantwoorden van subsidies op basis van regelingen van andere overheidsorganen, het Rijk en de Europese Unie, alsmede het aangaan van uitvoeringsovereenkomsten ter verkrijging van deze subsidies.

Het mandaat heeft geen betrekking op:

  • 1.

    Het besluit om als leadpartner op te treden en daarmee (mede) de verantwoordelijkheid te dragen voor de uitvoering van projecten door derden.

  • 2.

    Het besluit om Gedeputeerde Staten te committeren aan het vaststellen van een subsidieregeling.

De uitgezonderde besluiten blijven voorbehouden aan Gedeputeerde Staten.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

 

Directeur

RAA08

Besluiten in het kader van het beheren van een zekerheidstelling.

 

 

RAA09

Het uitoefenen van de bevoegdheden op grond van de Wet Bibob, met uitzondering van het verwerken van het advies “ernstig gevaar” van het Landelijk Bureau Bibob.

Het vragen van advies aan het Landelijk Bureau Bibob en het verwerken van dit advies kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Artikel 5, derde lid van het mandaatbesluit is niet van toepassing op het vragen van advies.

N.B. Het mandaat omvat mede het, voorafgaand aan het vragen van advies aan het Landelijk Bureau Bibob, uit te voeren eigen onderzoek. Het verwerken van het advies “ernstig gevaar” van het Landelijk Bureau Bibob is voorbehouden aan Gedeputeerde Staten.

     

Bureauhoofd, m.u.v. het vragen van advies aan het Landelijk Bureau Bibob (LBB) en het verwerken van dit advies, dan directeur.

RAA10

Het uitoefenen van bevoegdheden op grond van de Wob

Het mandaat omvat zowel de bevoegdheid tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen strekkend tot passieve openbaarmaking (art. 3 Wob), als tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen strekkend tot actieve openbaarmaking (art. 8 Wob).

Uitoefening van het mandaat vindt plaats met inachtneming van een door het college van Gedeputeerde Staten te geven werkinstructie Wob, alsmede met inachtneming van de door het college van Gedeputeerde Staten vastgestelde beleidsregels inzake actieve openbaarheid, zoals deze op het moment waarop het onderhavige mandaat wordt uitgeoefend geldend zijn.

Onverminderd het bepaalde in artikel 5, eerste lid van het mandaatbesluit, zendt de directeur van de omgevingsdienst in de eerste week van elke kalendermaand een overzicht aan Gedeputeerde Staten van alle bij de omgevingsdienst ingediende verzoeken om passieve openbaarheid, alsmede informatie over de stand van zaken van in de behandeling zijnde verzoeken.

 

 

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

Vergunningverlening

TOELICHTING/VOORWAARDEN

RMV01

Besluiten omtrent:

  • 1.

    vergunningen op grond van de Wabo, tenzij sprake is van besluiten op grond van art 3.1 Bor of besluiten die strijdig zijn met een provinciaal ruimtelijk belang;

  • 2.

    het stellen van nadere voorwaarden na een gebruiksmelding brandveilig gebruik of sloopmelding op grond van het Bouwbesluit 2012;

  • 3.

    maatwerkvoorschriften en besluiten op gelijkwaardigheidsverzoeken op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

  • 4.

    goedkeuringsbesluiten

Geldt niet voor besluiten op grond van:

- art. 3 Wet Bibob; 

- hoofdstuk 2 van de Wabo met betrekking tot provinciale wegen, en voor zover betrekking hebbend op omgevingsvergunningen voor wegaansluitingen op provinciale wegen, reclame-uitingen op gebouwen, beplantingen en enkelvoudige uitwegen (enkelvoudige omgevingsvergunning).

Dit mandaat is niet van toepassing op inrichtingen waarop het Brzo van toepassing is of waartoe een installatie behoort voor een industriële activiteit in cat. 4 van Bijlage 1 van de RIE.

Betreft:

- procedurestappen;

- ontwerpbesluit;

- besluit.

Daaronder vallen zowel vergunningverlening als intrekking van de vergunning.

RMV02

Besluiten op grond van de Wabo:

  • 1.

    - een wettelijk advies op grond van art. 2.26, Wabo;

  • 2.

     een verklaring van geen bedenkingen op grond van art. 2.27 of 2.28, Wabo , aan het bevoegd gezag voor een onderdeel van de omgevingsvergunning zoals bedoeld in de artikel 6.8 Bor, behoudens als het wettelijk verplicht advies uitsluitend betrekking heeft op een provinciale weg;

  • 3.

    - een verzoek aan de gemeente tot wijziging of intrekking van een door de gemeente afgegeven omgevingsvergunning, voor zover dit verzoek betrekking heeft op één of meerdere provinciale taken, behoudens als deze taak uitsluitend betrekking heeft op het provinciale wegbeheer.

Bevestigingen op grond van artikel 11 Interimwet stad-en-milieubenadering.

Geldt niet voor besluiten op grond van art 6.6 lid 1 Bor.

Daaronder vallen zowel de verklaring van geen bedenkingen voor één onderdeel van de omgevingsvergunning als de verklaring van geen bedenkingen voor het totaal van de onderdelen van de omgevingsvergunning.

 

Afdelingshoofd

RMV03

Besluiten op grond van de Wet luchtvaart:

  • 1.

    voorbereiden van luchthavenbesluiten en -regelingen;

  • 2.

    ontheffingen voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik op grond van art. 8a.51 van de Wet luchtvaart.

Alsmede aanvraag van een verklaring veilig gebruik luchtruim (VVGL) op grond van art. 8.49 Wet luchtvaart, dan wel art. 8.64, zesde lid, gelezen in samenhang met art. 8.49.

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

De bevoegdheid tot besluiten op grond van art. 8.45 en 8.22, derde lid, Wet luchtvaart kan niet in ondermandaat worden gegeven.

 

Directeur indien het betreft besluiten o.g.v. artikel 8.45 en 8.22, derde lid Wet luchtvaart.

Andere besluiten: bureauhoofd.

RMV04

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens hoofdstuk 8, 10, 13, 14, 17 en 19 Wm, de Wabo en het Bouwbesluit 2012, voor zover betrekking hebbend op inrichtingen waarop het Brzo van toepassing is of waartoe een installatie behoort voor een industriële activiteit in cat. 4 van Bijlage 1 van de RIE.

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

Geldt niet voor artikel 10:63 Wm

NB: De vergunningverlenende taak op grond van artikel 10:63 Wm is opgedragen aan Omgevingsdienst Midden-Holland

 

RMV06

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen.

Betreft het verlenen van ontheffing voor bepaalde afvalstoffen

 

RMV09

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens het Vuurwerkbesluit.

Het vuurwerkcoördinatorschap geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

Betreft mede het goedkeuren van het jaarprogramma vuurwerk.

 

RMV12

Besluiten omtrent vaststelling hogere waarden (artt. 110a, zevende lid, 65 en 66 Wet geluidhinder).

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

 

 

RMV13

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens hoofdstuk 7 Wm (MER).

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland, voor zover het gaat om plannen en structuurvisies welke zijn aangewezen in de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage en voor het geografisch gebied van de Omgevingsdienst voor zover het gaat om de in de bijlage bij dat besluit genoemde activiteiten en besluiten.

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland, voor zover betrekking hebbend op inrichtingen waarop het Brzo van toepassing is of waartoe een installatie behoort voor een industriële activiteit in cat.4 van Bijlage 1 van de RIE.

Betreft mede:

- procedurestappen;

- advies reikwijdte en detailniveau MER;

- besluit MER-beoordeling;

- aanvaardbaarheidsverklaring (op grond van overgangsregels).

Ingeval het besluit betrekking heeft op een activiteit die plaatsvindt op het

grondgebied van meerdere omgevingsdiensten, geldt het mandaat voor de gehele activiteit. In dat geval wordt in overleg tussen de betrokken omgevingsdiensten en het bureauhoofd van de provincie bepaald wie het besluit in mandaat neemt.

 

RMV15

Besluiten omtrent ontheffing op grond van art. 4.1 van bijlage 10A PMV (milieubeschermingsgebieden voor stilte).

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

 

 

RMV16

Besluiten omtrent ontheffing op grond van het Besluit geluidproductie sportmotoren.

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

 

 

 

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

Toezicht en Handhaving

TOELICHTING/VOORWAARDEN

 

RH01

Besluiten omtrent gedoogbeschikkingen.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

 

Directeur

RH02

Besluiten betreffende het uitoefenen van toezicht op naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet- en regelgeving zoals gemandateerd in dit besluit in de mandaatnummers RMV01 t/m RMV16, alsmede artikel 10:63 Wm.

Betreft mede:

  • 1.

    voorwaarschuwingsbrief;

  • 2.

    accepteren van een melding of beoordelen van rapportages op grond van vergunningvoorschriften;

  • 3.

    nemen van goedkeuringsbesluiten op basis van vergunningvoorschriften;

  • 4.

    beoordelen van milieujaarverslagen overeenkomstig de bij of krachtens titel 12.3 Wm gestelde regels;

  • 5.

    vorderingen om informatie in het kader van de controle op de naleving van regelgeving, alsmede de reacties op de in dit verband toegezonden informatie (art. 5:16, Awb).

 

RH02A

Het naar aanleiding van de kenbaar gemaakte zienswijze(n) afzien van bestuursrechtelijk handhavend optreden.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

 

Directeur

RH03

Besluiten op verzoeken van derden om bestuursrechtelijk handhavend op te treden.

 

 

RH04

Besluiten op grond van Titel 5.3 en Titel 5.4, Awb (herstelsancties en bestuurlijke boete).

Betreft mede het besluit tot het opleggen van een spoedeisende last onder bestuursdwang, dan wel het toepassen van spoedeisende bestuursdwang, conform art. 5.31, Awb juncto 5.17, Wabo, dan wel de schriftelijke bekrachtiging van de mondelinge aanzegging daartoe.

De verplichting tot het plegen van vooroverleg, als bedoeld in artikel 5, eerste en derde lid van het mandaatbesluit, is niet van toepassing bij een direct gevaar voor de menselijke gezondheid, dan wel dreiging daarvan, dan wel bij aanmerkelijke gevolgen voor het milieu. In dat geval worden de portefeuillehouder en het bureauhoofd van de provincie zo spoedig mogelijk door de directeur Omgevingsdienst geïnformeerd over de toepassing van het mandaat.

Besluiten tot het opleggen van een last onder dwangsom en tot het opleggen van een last onder bestuursdwang kunnen niet in ondermandaat worden gegeven.

                       

Directeur

RH05

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens de Wabo.

 

 

RH06

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens het Vuurwerkbesluit.

 

 

RH06A

Besluiten omtrent het toepassen van bestuursdwang op grond van artikel 122 van de Provinciewet en het opleggen van een dwangsom overeenkomstig artikel 5:22 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met de artikelen 8.44 (luchthavenbesluiten) en 8.64 (luchthavenregelingen), dan wel artikel 8.1a, eerste lid, juncto 8a.51 van de Wet luchtvaart (ontheffingen voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik) en het opleggen van een bestuurlijke boete op grond van artikel 11.23 van de Wet luchtvaart.

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

 

   

Directeur

RH07

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens artikel 1.1a, hoofdstuk 8, 10 (artikel 10:63 Wm uitgezonderd), 13, 14, 17 en 19 Wm, de Wabo, en het Bouwbesluit 2012, voor zover betrekking hebbend op inrichtingen waarop het Brzo van toepassing is of waartoe een installatie behoort voor een industriële activiteit in cat. 4 van Bijlage 1 van de RIE.

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

Bij ongewone voorvallen en gevallen waarbij de stabiliteit van afvalvoorzieningen in het geding is, zal in spoedeisende gevallen voorafgaand vooroverleg niet altijd mogelijk zijn. Artikel 5, eerste en derde lid van het mandaatbesluit, is dan niet van toepassing. In dat geval worden portefeuillehouder en bureauhoofd van de provincie zo spoedig mogelijk geïnformeerd over de toepassing van het mandaat.

 

Directeur

RH08

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens:

  • 1.

    de Ontgrondingenwet;

  • 2.

    de PMV;

  • 3.

    het Besluit geluidproductie sportmotoren.

 

 

RH09

  • 1.

    Toezicht/handhaving op het aanwezig hebben van een begeleidingsbrief bij het vervoer van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.

  • 2.

    Vorderingen om informatie in het kader van de controle op de naleving van regelgeving, alsmede de reacties op de in dit kader toegezonden informatie.

Betreft een mandaat op grond van art. 18.2c Wm (taak om zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de bij of krachtens hoofdstuk 10 gestelde verplichtingen, voor zover zij betrekking hebben op het aanwezig hebben van een begeleidingsbrief bij het vervoer van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 10.44 Wm).

Dit mandaat heeft met name betrekking op vervoer tussen bedrijven.

 

RH10

Besluiten in het kader van omgevingsvergunningen voor zover het betreft de PMV, waarbij Gedeputeerde Staten niet het bevoegd gezag zijn.

Betreft mede:

  • 1.

    Het verzoek om handhaving bij een gemeente als bedoeld in art. 5.20, eerste lid, Wabo (Indien na ambtelijk/bestuurlijk overleg door de gemeente geen gevolg wordt gegeven aan het handhavingsadvies kan een formeel verzoek om handhaving worden ingediend bij de gemeente).

  • 2.

    Het ingebreke stellen van een gemeente indien niet tijdig wordt besloten op het handhavingsverzoek (Alvorens tot ingebrekestelling wordt overgegaan, dient eerst nog ambtelijk/bestuurlijk overleg plaats te vinden).

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

 

Directeur

RH11

Besluiten omtrent het afgeven van stankcodes.

Geldt alleen voor het kerngebied van Rijnmond, zoals gedefinieerd in het beleidsstuk “Geuraanpak kerngebied Rijnmond juli 2005”.

N.B. De besluitvorming berust bij de DCMR.

   

Afdelingshoofd

 

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

Bodem

TOELICHTING/VOORWAARDEN

 

 

Onderzoeksfase bodemsaneringsprojecten

 

 

RBS01

Besluiten op grond van art. 48 en 49, Wbb.

Betreft het uitvoeren van onderzoek en van saneringen, alsmede stakings- en gedoogbevelen.

 

 

Besluiten op basis van de Wet bodembescherming

 

 

RBS02

Besluiten op grond van art. 30, 32, Wbb, met betrekking tot het treffen van maatregelen bij ongewone voorvallen.

 

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

 

Directeur

RBS03

Het uitvoeren van maatregelen bij ongewone voorvallen als bedoeld in de art. 30, 32, Wbb, die zijn genomen met behulp van RBS02.

Omvat niet de besluiten tot het nemen van maatregelen bij ongewone voorvallen als bedoeld in de art. 30en 32, Wbb

 

RBS04

Besluiten in het kader van meldingen nieuwe verontreinigingen en historische verontreinigingen voor wat betreft:

a. procedurestappen:

b. ontwerpbesluiten:

c. definitieve besluiten.

 

Omvat niet de besluiten tot inzet van het bevelsinstrumentarium.

 

RBS05

Besluiten op grond van art. 43 Wbb, met betrekking tot de inzet van het bevelsinstrumentarium.

 

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

 

Directeur

RBS06

Het voorbereiden en uitvoeren van besluiten op grond van art. 43 Wbb, met betrekking tot de inzet van het bevelsinstrumentarium, die zijn genomen met RBS05.

 

Omvat niet de besluiten tot de inzet van het bevelsinstrumentarium.

 

RBS06A

Besluiten op grond van de art. 55ab en 55b, Wbb (handhaving onderzoeksplicht en saneringsplicht)

 

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

 

Directeur

RBS07

Besluiten op grond van de art. 70 en 71, Wbb (gedogen van onderzoek en inzet middelen).

 

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

 

Directeur

RBS08

Het voorbereiden en uitvoeren van besluiten op grond van art. 70 en 71, Wbb (gedogen van onderzoek en inzet middelen), die zijn genomen met behulp van RBS07.

Omvat niet de besluiten tot het gedogen van onderzoek en inzet middelen.

 

RBS09

Besluiten op grond van art. 50, lid 1, Wbb (vordering van gebruik of eigendom onroerende zaken of beperkte rechten).

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

 

Directeur

 

Besluit Verbond/Bsb

 

 

RBS10

Besluiten in het kader van de uitvoering van het besluit Verbond c.q. Bsb-operatie met uitzondering van de in RBS11 bedoelde besluiten.

 

 

RBS11

Ontwerpaanwijzing ex. Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen op grond van verkennend onderzoek van art. 4, Besluit Verbond.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Directeur

 

Overig

 

 

RBS12

Vaststellen/aanpassen meldingsformulier als bedoeld in art. 6.2, PMV.

 

 

RBS13

Besluiten inzake subsidieverstrekking voor de sanering van bedrijfsterreinen, zoals bedoeld in het Besluit financiële bepalingen bodemsanering tot een bedrag van max. € 100.000.

 

 

RBS13A

Besluiten inzake subsidieverstrekking voor de sanering van bedrijfsterreinen zoals bedoeld in het Besluit financiële bepalingen bodemsanering waarbij een bedrag boven de € 100.000 is gevraagd/toegekend, voor zover het betreft:

  • 1.

    verlenging beslistermijn;

  • 2.

    wijziging uitvoeringstermijn;

  • 3.

    vaststelling subsidie;

  • 4.

    wijzigingen van ondergeschikt belang.

 

 

RBS14

Besluiten omtrent het afstand doen van recht van kostenverhaal op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging artikel 75 lid 6 Wet bodembescherming.

 

 

RBS15

Besluiten op grond van de Wet bodembescherming in het kader van de nazorg van gesaneerde bodemsaneringslocaties.

Betreft:

  • 1.

    meldingen en adviesaanvragen;

  • 2.

    verzoek om toestemming voor bodemonderzoek, monitoring en nazorgmaatregelen;

  • 3.

    aanmeldingen schademelding bij verzekeraar of schade-expert.

 

Lijst van afkortingen

  • 1.

    Art.: artikel

  • 2.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht

  • 3.

    Bibob: bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

  • 4.

    Bor: Besluit omgevingsrecht

  • 5.

    Brzo: Besluit risico's zware ongevallen 2015

  • 6.

    Bsb: Bodemsanering bedrijfsterreinen

MER: Milieueffectrapportage

Ondertekening