Regeling vervallen per 14-04-2011

Monumentenverordening Dalfsen (2008)

Geldend van 21-05-2008 t/m 13-04-2011

Intitulé

Monumentenverordening Dalfsen (2008)

De raad van de gemeente Dalfsen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 maart 2008, nummer 18;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 15 en 38 van de Monumentenwet 1988,

b e s l u i t :

vast te stellen de "Monumentenverordening Dalfsen (2008)"

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • Deze verordening verstaat onder:

  • 1. de wet: Monumentenwet 1988;

  • 2. burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dalfsen;

  • 3. monument:

    • a.

      zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • b.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder a;

  • 4. archeologisch waardevol gebied: door burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan op grond van historische gegevens of door archeologische vondsten en onderzoek vast staat dat het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg;

  • 5. archeologisch onderzoeksgebied: door burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan op grond van historische gegevens of door archeologische vondsten en onderzoek vermoed wordt dat het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg;

  • 6. gemeentelijke archeologische beleidskaart: kaart waarop de gemeentelijke archeologische gebieden zijn geregistreerd;

  • 7. beschermd gemeentelijk monument: onroerend monument dat is ingeschreven in de ingevolge deze verordening vastgestelde gemeentelijke monumentenlijst;

  • 8. gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen zaken;

  • 9. beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

  • 10. kerkelijk monument: onroerend monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

  • 11. geïntegreerde welstands-en monumentencommissie: de op basis van artikel 15, lid 1 van de wet ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de wet, de verordening en het eventueel van toepassing zijnde monumentenbeleid;

  • 12. bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument;

  • 13. archeologisch onderzoek: in een schriftelijke rapportage vastgelegd veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden;

  • 14. archeologische monumentenzorg: zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland;

  • 15. bodemverstorende activiteiten: het plegen van ingrepen die de bestemming van de grond veranderen en waardoor het grondwaterpeil verandert of het uitvoeren van grondbewerkingen.

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk 2 Beschermde gemeentelijke monumenten

Paragraaf 1 De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument en de registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 3 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een onroerend monument aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een terrein of object aanwijzen als:

    • a.

      gebied met gekende maar nader te waarderen en/of te begrenzen archeologische waarden (archeologisch waardevol gebied);

    • b.

      gebied met een middelhoge tot hoge verwachtingswaarde (archeologisch onderzoeksgebied);

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de aanwijzing van een onroerend monument als beschermd gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de aanwijzing van een archeologisch waardevol gebied of archeologisch onderzoeksgebied bepalen dat archeologisch onderzoek wordt verricht.

  • 5. Voordat burgemeester en wethouders een kerkelijk monument aanwijzen, voeren zij overleg met de eigenaar.

  • 6. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de wet.

  • 7. De aanwijzing als archeologisch waardevol of archeologisch onderzoeksgebied kan geen terrein of object betreffen dat in het bestemmingsplan een bestemming kent als archeologisch waardevol of archeologisch onderzoeksgebied.

Artikel 4 Termijn advies en aanwijzingsbesluit

Burgemeester en wethouders beslissen binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.

Zij winnen hierbij advies in van een onafhankelijk deskundige.

Artikel 5 Mededeling en voorbescherming

  • 1. De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

  • 2. Met ingang van de datum waarop de mededeling als bedoeld in lid 1 van dit artikel heeft plaatsgevonden tot het moment dat inschrijving in het register, bedoeld in artikel 6, plaatsvindt dan wel vaststaat dat het monument niet wordt ingeschreven op de gemeentelijke monumentenlijst, kunnen burgemeester en wethouders de artikelen 9 tot en met 15 van overeenkomstige toepassing verklaren.

Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1. Burgemeester en wethouders registreren het beschermde gemeentelijke monument, archeologisch waardevol gebied of archeologisch onderzoeksgebied op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het beschermde gemeentelijke monument, archeologisch waardevol gebied of archeologisch onderzoeksgebied.

  • 3. Burgemeester en wethouders geven de tot archeologisch waardevol gebied en archeologisch onderzoeksgebied aangewezen terreinen aan op de gemeentelijke archeologische beleidskaart.

Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2. Artikel 3, derde en vijfde lid, alsmede artikel 4, zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging, tenzij de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, derde en vijfde lid, alsmede artikel 4 achterwege.

  • 3. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing intrekken.

  • 2. Artikel 4 is van overeenkomstige toepassing op de intrekking.

  • 3. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de wet.

  • 4. De aanwijzing tot archeologisch waardevol of archeologisch onderzoeksgebied wordt geacht te zijn ingetrokken, indien de tot archeologisch gebied aangewezen terreinen in het bestemmingsplan de bestemming archeologisch waardevol gebied of archeologisch onderzoeksgebied kent.

  • 5. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 9 Verbodsbepaling

  • 1. Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders:

    • a.

      een beschermd gemeentelijk monument, archeologisch waardevol gebied of archeologisch onderzoeksgebied af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een beschermd gemeentelijk monument, archeologisch waardevol gebied of archeologisch onderzoeksgebied te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3. Het is in een ‘archeologisch waardevol gebied A’ verboden bodemverstorende activiteiten te verrichten voorzover het betreft grondwerken met een bodemverstoring dieper dan 0,3 m.

  • 4. Het is in een ‘archeologisch waardevol gebied B’ verboden bodemverstorende activiteiten te verrichten voorzover het betreft grondwerken met een bodemverstoring dieper dan 0,3 m en met een oppervlakte van meer dan 50 vierkante meter.

  • 5. Het is in een ‘archeologisch onderzoeksgebied A’ verboden bodemverstorende activiteiten te verrichten voorzover het betreft grondwerken met een bodemverstoring dieper dan 0,3 m en met een oppervlakte van meer dan 250 vierkante meter.

  • 6. Het is in een ‘archeologisch onderzoeksgebied B’ verboden bodemverstorende activiteiten te verrichten voorzover het betreft grondwerken met een bodemverstoring dieper dan 0,5 m en met een oppervlakte van meer dan 500 vierkante meter.

Artikel 10 De aanvraag

  • 1. De aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 9, tweede lid, wordt ingediend bij burgemeester en wethouders op een daartoe te verstrekken formulier.

  • 2. De aanvraag om vergunning bestaat tenminste uit:

    • a.

      tekening(en) van de plattegrond(en) (bestaande en nieuwe situatie) waarop is aangegeven de functie van onderdelen van het bouwwerk

    • b.

      tekening(en) met de lengte- en dwarsdoorsneden (bestaande en nieuwe situatie)

    • c.

      tekening(en) met alle gevelaanzichten (bestaande en nieuwe situatie)

    • d.

      tekening(en) met principedetails die verband houden met het uiterlijk van het bouwwerk

    • e.

      situatietekening (bestaande situatie)

    • f.

      kleurenfoto's van het object, de belendingen / directe omgeving

    • g.

      bestek of uitgebreide werkomschrijving

  • 3. Voor wat betreft een wijziging aan een beschermd gemeentelijk monument van

    a.ondergeschikte aard kan van het bepaalde in lid 2 worden afgeweken.

Artikel 11 Advies van de geïntegreerde welstands- en monumentencommissie en beslissing op de aanvraag

  • 1. Burgemeester en wethouders vragen advies aan de geïntegreerde welstands- en monumentencommissie voordat zij beslissen op de aanvraag als bedoeld in artikel 10.

  • 2. Binnen acht weken na de adviesaanvraag brengt de commissie schriftelijk advies uit aan burgemeester en wethouders.

  • 3. Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na ontvangst van het advies van de commissie, maar in ieder geval binnen 16 weken na ontvangst van de aanvraag, op de aanvraag om vergunning.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen de in het derde lid genoemde termijn van 16 weken met ten hoogste tien weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geven binnen de in het derde lid genoemde termijn van 16 weken.

  • 5. Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op het bezwaar is beslist.

  • 6. De aanvrager om vergunning voor wijziging of afbraak van een beschermd gemeentelijk monument, archeologisch waardevol gebied of archeologisch onderzoeksgebied als bedoeld in artikel 9 van deze verordening wordt in de gelegenheid gesteld zijn aanvraag in de vergadering van de commissie nader toe te lichten, wanneer hij hierom heeft verzocht.

  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van het behoud van archeologische waarden bepalen dat voorafgaand aan de vergunningverlening archeologisch onderzoek wordt verricht.

  • 8. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen indien is gebleken dat de activiteiten in het archeologisch waardevol gebied of archeologisch onderzoeksgebied waarvoor vergunning wordt verleend niet zullen leiden tot een verstoring van de eventueel aanwezige archeologie.

  • 9. Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunningverlening in een archeologisch waardevol gebied of archeologisch onderzoeksgebied in ieder geval de volgende voorschriften verbinden:

    • a.

      de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of

    • b.

      de verplichting tot het doen van opgravingen; of

    • c.

      de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een gekwalificeerd deskundige.

Artikel 12 Kerkelijk monument

Burgemeester en wethouders geven met betrekking tot een beschermd kerkelijk monument geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 9, tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 13 Intrekken van de vergunning

  • 1. De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 9, tweede lid, niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

    • d.

      niet binnen een jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt.

  • 2. De beschikking tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de geïntegreerde welstands- en monumentencommissie.

Hoofdstuk 3 Beschermde rijksmonumenten

Artikel 14 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1. De aanvraag van de vergunning als bedoeld in artikel 11, lid 2 van de wet wordt ingediend bij burgemeester en wethouders op een daartoe te verstrekken formulier.

  • 2. Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk na ontvangst een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de geïntegreerde welstands- en monumentencommissie.

  • 3. De aanvraag om vergunning bestaat tenminste uit:

    • a.

      tekening(en) van de plattegrond(en) (bestaande en nieuwe situatie) waarop is aangegeven de functie van onderdelen van het bouwwerk

    • b.

      tekening(en) met de lengte- en dwarsdoorsneden (bestaande en nieuwe situatie)

    • c.

      tekening(en) met alle gevelaanzichten (bestaande en nieuwe situatie)

    • d.

      tekening(en) met principedetails die verband houden met het uiterlijk van het bouwwerk

    • e.

      situatietekening (bestaande situatie)

    • f.

      kleurenfoto's van het object, de belendingen / directe omgeving

    • g.

      bestek of uitgebreide werkomschrijving

  • 4. Voor wat betreft een wijziging aan een beschermd rijksmonument van ondergeschikte aard kan van het bepaalde in lid 3 worden afgeweken.

  • 5. De commissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 6. Bij overschrijding van de in het vijfde lid genoemde termijn wordt de commissie geacht geadviseerd te hebben.

  • 7. De aanvrager om vergunning voor wijziging of afbraak van een beschermd rijksmonument als bedoeld in artikel 11 van de wet wordt in de gelegenheid gesteld zijn aanvraag in de vergadering van de commissie nader toe te lichten, wanneer hij hierom heeft verzocht.

Hoofdstuk 4 Slot en overgangsbepalingen

Artikel 15 Strafbepaling

Hij, die handelt in strijd met artikel 9 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 16 Opsporingsbevoegdheid

De opsporing van de in artikel 15 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 17 Binnentreden

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking met uitzondering van de bepalingen die betrekking hebben op beschermde rijksmonumenten.

  • 2. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de wet.

  • 3. De monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 20 december 2004, vervalt op de eerste dag na bekendmaking, met uitzondering van de bepalingen die betrekking hebben op beschermde rijksmonumenten.

  • 4. De monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 20 december 2004, voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop het tweede lid toepassing vindt.

Artikel 19 Overgangsbepaling

  • 1. De op grond van de ingevolge artikel 18, derde lid vervallen verordening geregistreerde beschermde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2. De beschermde gemeentelijke monumenten, geregistreerd op de monumentenlijst van de ingevolge artikel 18, derde lid, genoemde vervallen verordening, worden geacht geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 3. Aanvragen om vergunning als bedoeld in artikel 9 van de in artikel 18, derde lid genoemde vervallen verordening die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van artikel 9 van de artikel 18, derde lid genoemde vervallen verordening.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Monumentenverordening Dalfsen (2008)’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Dalfsen in zijn openbare vergadering van 21 april 2008.
De raad voornoemd,
de voorzitter, de griffier,
L.V. Elfers H.C. Lankman

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Hoofdstuk 2 Beschermde gemeentelijke monumenten

Paragraaf 1 De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument en de registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 3 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument

Artikel 4 Termijn advies en aanwijzingsbesluit

Artikel 5 Mededeling en voorbescherming

Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing

Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 9 Verbodsbepaling

Artikel 10 De aanvraag

Artikel 11 Advies van de geïntegreerde welstands- en monumentencommissie en beslissing op de aanvraag

Artikel 12 Kerkelijk monument

Artikel 13 Intrekken van de vergunning

Hoofdstuk 3 Beschermde rijksmonumenten

Artikel 14 Vergunning voor beschermd rijksmonument

Hoofdstuk 4 Slot en overgangsbepalingen

Artikel 15 Strafbepaling

Artikel 16 Opsporingsbevoegdheid

Artikel 17 Binnentreden

Artikel 18 Inwerkingtreding

Artikel 19 Overgangsbepaling

Artikel 20 Citeertitel